DOSSIERS
Alle dossiers

Overige onderwerpen  

IT 1268

Onderzoek van Capgemini ter monitoring Europese egovernment actieplan

Brief van de minister betreffene informatie- en communicatietechnologie (ICT),Kamerstukken II 2012/13, 26643 nr. 289.
In reactie op de publicatie "Public Service Online; digital by default of by detour?" van Capgemini. Het gaat om een onderzoek dat Capgemini heeft uitgevoerd in opdracht van de Europese Commissie, om de doelstellingen uit het Europese egovernment actieplan te monitoren. Eerder heeft het Kabinet het belang het Europese egovernment actieplan onderschreven (Kamerstuk 22 112, nr. 1135). Het onderzoek, waarin de digitale overheidsdiensten van 32 Europese landen zijn betrokken, kent drie onderdelen: een onderzoek onder burgers, een analyse van de dienstverlening rond drie levensgebeurtenissen en een beoordeling van de toepassing van technologische bouwstenen (zoals basisregistraties).

Belangrijkste bevindingen
De stukken die Capgemini de Kamer heeft gestuurd bevatten naast het algemene Engelstalige Europese rapport, dat de Europese Commissie op haar website heeft gepubliceerd, tevens een Nederlandstalig rapport dat zich toespitst op de Nederlandse situatie.

Het onderzoek, waarin de digitale overheidsdiensten van 32 Europese landen zijn betrokken, kent drie onderdelen: een onderzoek onder burgers, een analyse van de dienstverlening rond drie levensgebeurtenissen en een beoordeling van de toepassing van technologische bouwstenen (zoals basisregistraties).

Uit het burgeronderzoek blijkt dat bijna de helft (46%) van de Europese internetpopulatie gebruik maakt van online publieke dienstverlening. In Nederland is dat 54%. Daarmee staat Nederland op de 8e plaats. Een vierde deel van de laatste groep heeft aangegeven de volgende keer een ander kanaal te gebruiken. Iets meer dan de helft van de Nederlandse burgers heeft voorkeur voor persoonlijk contact. Als belangrijkste voordelen voor digitale dienstverlening zien ze tijdwinst en flexibiliteit. Als belangrijkste barrières worden genoemd, gebruikersproblemen en onwetendheid over de dienst. Nederlandse burgers maken zich minder zorgen over de veiligheid van digitale dienstverlening. De meest gebruikte digitale diensten zijn digitale belastingaangifte en aanvraag studiefinanciering/inschrijving hoger onderwijs. De meest gewaardeerde diensten zijn digitale diensten van bibliotheken en digitale belastingaangifte. Digitale diensten rond werkloos worden en vergoeding aanvragen voor invaliditeit worden het laagste gewaardeerd. Lokale digitale diensten worden lager gewaardeerd dan nationale. Tevredenheid over publieke digitale diensten blijft achter bij commerciële digitale diensten.

Het tweede deel van het onderzoek betreft de beoordeling van de online overheidsdiensten rond drie levensgebeurtenissen. De beoordeelde levensgebeurtenissen zijn: het opstarten van een bedrijf; het verliezen en vinden van een baan; het volgen van hoger onderwijs. Er is gekeken naar beschikbaarheid van digitale diensten, gebruiksvriendelijkheid en transparantie. Er zijn in Nederland veel diensten rond de levensgebeurtenis verliezen en vinden van een baan online beschikbaar (Nederland komt op de 2e plaats). Bij de levensgebeurtenis «volgen van hoger onderwijs» scoort Nederland ook hoog (5e plaats). Voor de levensgebeurtenis opstarten van een bedrijf ligt de beschikbaarheid van diensten rond het Europese gemiddelde.

Nederland scoort goed omtrent diensten aan buitenlandse ondernemers die in ons land willen starten, met name door support, help en feedback functionaliteiten.

Op het gebied van transparantie bieden overheden basisinformatie over hun organisatie online aan, maar kunnen overheden transparantie over het dienstverlening proces (prestatie normen), deelname in het beleidsproces en de toegang tot klachtenprocedures verbeteren.

Wat betreft de technologische bouwstenen hebben de onderzoekers beoordeeld in hoeverre de vijf bouwstenen e-identity, e-documenten, basisregistraties, e-safe en single sign on beschikbaar zijn in de 3 bovengenoemde levensgebeurtenissen. De onderzoekers rapporteren dat hergebruik van gegevens uit basisregistraties in vergelijking goed is ontwikkeld. Wel concluderen de onderzoekers dat de toepassing van de bouwstenen nog verder kan toenemen.

Het rapport komt tot drie centrale bevindingen:

– Digitale overheidsdiensten sluiten nog onvoldoende aan bij de behoeften van gebruikers. Zo worden deze diensten minder gewaardeerd dan de elektronische dienstverlening door bedrijven.

– Het gebruik van digitale overheidsdiensten blijft achter. Hoewel er steeds meer digitale diensten beschikbaar komen, neemt het aantal digitale transacties maar langzaam toe.

– Een nieuwe generatie van overheidsdiensten moet worden ontwikkeld vanuit het gezichtspunt van de gebruiker en niet langer vanuit het gezichtspunt van de dienstaanbieder.

 

Reactie op de bevindingen

De conclusies uit het onderzoek kan ik op hoofdlijnen onderschrijven. De gegevens met betrekking tot de opvattingen van burgers over digitale dienstverlening en over het daadwerkelijk gebruik hiervan zijn in lijn met het onderzoeksrapport «Hoe beleven burgers de iSamenleving» dat ik u toezond bij mijn brief van 2 april 2013 (Kamerstuk 26 643, nr. 271). Ook deel ik de conclusie dat er doelmatigheidswinst kan worden geboekt door het gebruik van bestaande digitale voorzieningen te vergroten en dat de burger meer centraal moet staan bij het ontwikkelen van overheidsdiensten.

Op 23 mei heb ik u de visiebrief digitale overheid 2017 toegezonden (Kamerstuk 26 643, nr. 280), met daarin de ambities van het Kabinet op het gebied van de digitale overheidsdienstverlening, bovenop de bestaande afspraken die gemaakt zijn in het kader van het i-NUP. In de visiebrief is de ambitie geformuleerd om te komen tot een gezamenlijke en effectieve aanpak van Rijk, medeoverheden en ZBO’s. Daarbij geldt als uitgangspunt «digitaal waar mogelijk en persoonlijk waar nodig».

In de brief ga ik ook in op de thema’s die de centrale bevindingen vormen in de rapportage van Capgemini. Graag verwijs ik u hiervoor verder naar de visiebrief. Eind dit jaar kunt u een nadere uitwerking daarvan tegemoet zien.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

R.H.A. Plasterk

IT 1266

SGOA / Hans Frankenprijs 2014

Uit het persbericht:  De Stichting Geschillenoplossing Automatisering is het onafhankelijk en landelijk instituut dat zich sinds 1989 bezig houdt met conflictmanagement op het gebied van ICT-geschillen, onder meer in de vorm van ICT-mediation, arbitrage, deskundigenberichten en conflictpreventie. De SGOA zal eens per twee jaar een scriptieprijs uitreiken. De scriptieprijs is vernoemd naar Prof. dr. mr. Hans Franken, mede-oprichter van de SGOA, voormalig bestuursvoorzitter van de SOGA, hoogleraar informatierecht aan de Universiteit Leiden en lid van de Eerste Kamer.

Innovatie scriptie ICT-recht
De Hans Frankenprijs is bedoeld voor de HBO/WO student die in de afgelopen 2 jaar de meest innovatieve afstudeerscriptie op het gebied van ICT-recht heeft geschreven. Onder ICT-recht wordt in dit kader verstaan: ICT-recht inclusief Internetrecht, Telecommunicatierecht en specifieke toepassingsgebieden van het recht in algemene zin op de ICT-sector: zoals ICT-arbeidsrecht, ICT-belastingrecht en ICT-aanbestedingen enz. Maar ook geschilbeslechting, mediation, arbitrage of conflict management op het gebied van ICT.

Inzendingen

Afstudeerscripties welke met tenminste een voldoende zijn beoordeeld en zijn geschreven aan een Nederlandse HBO-instelling of ter afronding van een universitaire master-opleiding, zijn geschreven tussen 1 januari 2012 en 30 november 2013 en welke voldoen aan de inzendingscriteria, vastgelegd in het reglement, kunnen tot uiterlijk 30 december 2013 worden ingezonden. De ingezonden scripties zullen worden beoordeeld door een jury waarin diverse vooraanstaande vertegenwoordigers uit het ICT-recht gebied zijn opgenomen, onder leiding van Prof. dr. mr. C. Stuurman. Inzendingen voor de Hans Frankenprijs 2014 kunnen tot uiterlijk 30 december 2013 worden verzonden aan: hansfrankenprijs@sgoa.eu

Prijsuitreiking

De winnaar van de Hans Frankenprijs zal door de jury bekend worden gemaakt tijdens een feestelijke bijeenkomst in 2014, het vijfde lustrumjaar van de SGOA. Naast een eervolle vermelding, ontvangt de prijswinnaar een bedrag van € 2.500,--. Ook zal de winnende scriptie worden uitgegeven in boekvorm.

Nadere informatie over de Hans Frankenprijs is opgenomen in het reglement (www.sgoa.org). Ook kunt u contact opnemen via: hansfrankenprijs@sgoa.eu.

IT 1262

Berichten plaatsen op Facebook is geen lastigvallen

Vzr. Rechtbank Limburg 31 juli 2013, ECLI:NL:RBLIM:2013:4624 (Via Facebook lastigvallen)
Facebook, smaad, lastigvallen. Te ruime vordering: noemen van de naam op familiefeest. Partijen hadden gedurende ongeveer veertien jaren een relatie met elkaar gehad en hieruit zijn twee thans nog minderjarige kinderen geboren. De vrouw heeft reeds eerder jegens de man een kort geding procedure geëntameerd (zaaknummer 178734 / KG ZA 13-83 [red. opgevraagd bij de Rechtbank]).

Ter zitting van 20 maart 2013 hebben partijen afspraken gemaakt, waarna de vrouw haar vorderingen - met instemming van de man - heeft ingetrokken. Al vrij snel na 20 maart 2013 hield de man zich niet meer aan de gemaakte afspraken: hij viel de vrouw lastig via Whatsapp en verspreidde via Facebook informatie over de vrouw en de kinderen.

 

De vrouw vordert dat de voorzieningenrechter de man verbiedt om de vrouw telefonisch danwel via internet of enig elektronisch berichtenverkeer lastig te vallen en/of privégegevens van de vrouw en/of de kinderen van partijen, waaronder begrepen haar naam in het openbaar te doen circuleren op welke wijze dan ook met name via internet en ander elektronisch verkeer, onder verbeurte van een dwangsom.

Volgens de voorzieningenrechter kan er niet, althans niet zonder nadere toelichting, worden geoordeeld dat de door de man geplaatste berichten op Facebook waarin hij zich richt tot derden/bekenden, als het “lastigvallen van de vrouw” kunnen worden gekwalificeerd.

De beoordeling
4.3 Voor wat betreft het eerste deel van de vordering onder 1 overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Er kan niet, althans niet zonder nadere toelichting, worden geoordeeld dat de door de man geplaatste berichten op Facebook waarin hij zich richt tot derden/bekenden, als het “lastigvallen van de vrouw” kunnen worden gekwalificeerd.

 

4.4 Het tweede deel van de vordering onder 2 dient te worden afgewezen, nu dit deel van de vordering te ruim is geformuleerd en te onbepaald is. Toewijzing van dit deel van de vordering zou bijvoorbeeld betekenen dat de man zelfs niet de naam van de vrouw zou mogen noemen op Facebook of tijdens een familiefeest.
Overigens heeft de man heeft ter zitting toegezegd dat hij op de dag van de zitting vóór 24.00 uur de zijdens hem over de vrouw geplaatste berichten op Facebook zal verwijderen voor zover die nog niet door hem waren verwijderd en dergelijke berichten ook niet meer zal plaatsen.

Lees de uitspraak hier: Rechtspraak.nl.

IT 1261

Juridische uitdagingen van 3D of additive manufacturing

Redactioneel artikel ingezonden door Ernst-Jan Louwers, Louwers IP|Technology advocaten.
3D printing/additieve manufacturing wordt bestempeld als de Derde Industriële Revolutie. Naast interessante nieuwe business modellen, introduceren deze baanbrekende technologieën ook nieuwe juridische uitdagingen. Daarbij kunt u vertrouwen op onze expertise.

De juridische uitdagingen omvatten zaken als illegale reproductie, namaak, piraterij en andere IP-kwesties; open source hardware-modellen; (product) aansprakelijkheid; strafbare feiten en handhaving.

De omvang van inbreuk op intellectuele eigendom wordt gestimuleerd door het gemak van de verspreiding van illegale kopieën via internet en het feit dat 3D-scanners en -printers beschikbaar zijn voor thuisgebruik tegen betaalbare prijzen.

Wat is 3D printing/additive manufacturing?
3D printen wordt bereikt met behulp van een additief proces, waarbij de opeenvolgend lagen materiaal in verschillende vormen op elkaar worden gelegd. 3D printen onderscheidt zich van traditionele bewerkingstechnieken, die vooral vertrouwen op de verwijdering van materiaal door methodes zoals zagen of boren (subtractieve processen). Bron: https://en.wikipedia.org/wiki/3D_printing.

Dit omvat niet alleen het afdrukken van 3-dimensionale output van polymeer of kunststof materiaal, maar ook bijvoorbeeld metaal 'sinteren', Electron Beam Melting (EBM) of Selective Laser Melting (SLM).

3D printing technologie wordt al commercieel gebruikt voor 3D-productontwerp en prototyping, bijvoorbeeld door Shapeways, een spin-out van de lifestyle incubator van Koninklijke Philips Electronics.

De technieken worden ook toegepast om tandheelkundige implantaten te printen en kunnen dienen voor de vervaardiging van protheses op maat. En waarom geen 3D-print van een huis (zie de website van de Nederlandse DUS architecten)? In hun opzet om een ​​heel Nederlandse grachtenpand te printen, zijn zij er - naar verluidt - recent in geslaagd om een 3D-print van meer dan 2,5 meter te maken.

Illegaal kopiëren en gemak van verspreiding
Vrijwel iedereen kan ervoor kiezen om slechts één enkel exemplaar van een bepaald product (bijvoorbeeld een vaas of speelgoed konijn) te kopen, een 3D-scan van het product te maken, het gescande ontwerp met 3D processing software te verwerken en meerdere, identieke exemplaren te printen in 3D. Printen kan thuis plaatsvinden of op drukkerijen die snel in opkomst zijn. Om de zaken nog erger te maken, kan de resulterende digitale 3D-scan gemakkelijk worden verspreid via internet of andere digitale middelen, zodat anderen ook getrouwe 3D-kopieën kunnen afdrukken.

Wet en -regelgeving over intellectuele eigendom, zoals auteursrecht, modelrecht, octrooi- en merkenrecht, zijn van toepassing op deze nieuwe ontwikkelingen. En deze wetten en regels gelden ook in cyberspace en andere digitale omgevingen.

Deze ontwikkelingen zijn fascinerend vanuit intellectueel eigendomsrechtelijk perspectief. Niet alleen vanwege de gebruikelijke aspecten van de bescherming van intellectuele eigendom, zoals de bescherming van uitvindingen op het gebied van de technologie zelf. Ook het gemak van verspreiding en de moeilijkheid van handhaving van de wet- en regelgeving in de digitale online omgeving maken de ontwikkelingen uitdagend voor juristen.

Een vergelijking met de worsteling van de muziekindustrie en ebooks dringt zich op.

Bescherming en business modellen met 3D
Zoals te verwachten zijn er veel patenten op uitvindingen en werkwijzen binnen het gebied van 3D printen/additive manufacturing en rapid manufacturing. Geleidelijk zullen bepaalde essentiële octrooien aflopen waarna andere bedrijven de uitvindingen of methodes kunnen toepassen zonder de noodzaak te kiezen voor niet-inbreukmakende alternatieven of het verkrijgen van licenties.

Niettemin moeten bedrijven natuurlijk zorgvuldig opereren en het bestaande octrooilandschap onderzoeken.

Nieuwe businessmodellen zijn in opkomst en zullen ontstaan, zoals hardware dat wordt gepresenteerd in open source. Ook om bewustzijn te creëren, kunnen Creative Commons licenties in sommige gevallen voorzien in nuttige oplossingen, afhankelijk van het business model. Maar afzonderlijke licentievoorwaarden kunnen nodig zijn om adequate juridische antwoorden op de specifieke uitdagingen te bieden.

Aansprakelijkheid
Bovendien kan deze technologie ook leiden tot uitdagende aansprakelijkheids- en productaansprakelijkheidskwesties. Dealers zijn te zijner tijd wellicht in staat om hun eigen onderdelen te printen en hoeven dan geen voorraad reserveonderdelen meer aan te houden.

Wie is aansprakelijk als het geprinte reserveonderdeel defect is: de oorspronkelijke fabrikant of de wederverkoper die het defecte onderdeel heeft geprint? En wat als de partij die een onderdeel print, het oorspronkelijke ontwerp van het onderdeel wijzigt?

En is een 3D-printshop (online of offline) of andere aanbieder van additive manufacturing diensten eventueel aansprakelijk voor inbreuk op intellectuele eigendomsrechten? Moet die aanbieder onderzoeken of het 3D-ontwerp is verkregen op legale wijze? Een parallel kan worden getrokken met illegale kopieën van muziek en ebooks en in dat verband de positie van internet service providers in dat verband, en ook met veilingsites zoals eBay.

Andere juridische gevolgen
Maar ook andere interessante vragen kunnen zich voordoen die directe of indirecte juridische gevolgen hebben.

Hoe te voorkomen dat printklare 3D-ontwerpen van wapens online worden aangeboden om thuis af te drukken? Eerder dit jaar werd een 3D-ontwerp van een pistool online aangeboden. Hoewel dit wapen blijkbaar niet goed werkte en zelfs explodeerde bij het schieten, haalde het feit dat dit ontwerp online werd aangeboden, het nieuws in veel landen. In augustus 2013 werd - naar verluidt - een verder verbeterd wapen ontwikkeld dat blijkbaar wel naar behoren functioneerde.

Griezelige ontwikkelingen als deze vereisen passende antwoorden van de wetgevers die zoals gebruikelijk achter de ontwikkelingen aanlopen.

En wat als consumenten een bestaand product design kunnen aanpassen in de winkel? Zal het ontwerpen van een product maatwerk worden en meer vraaggestuurd? En in dergelijke gevallen, wie zal de eigenaar van de intellectuele eigendomsrechten zijn als een consument met een briljant idee of nieuwe vormgeving komt?

Wat zullen deze ontwikkelingen betekenen voor bestaande supply chains en commerciële en juridische relaties en rollen? Zullen resellers hun positie verliezen?

Discussie
Deze en andere onderwerpen zullen binnen de juridische beroepsgroep moeten worden besproken. We zijn al betrokken bij rapid manufacturing/3D/additive manufacturing-initiatieven en business modellen. Ook gezien onze eerdere ervaring ten aanzien van de juridische consequenties van disruptive technologieën zoals deze, nemen wij actief deel aan discussies over dit onderwerp in de nationale en internationale verenigingen zoals ITechLaw en Brainport Centre for Technology & Law.

Aarzel niet om over dit onderwerp contact op te nemen met Ernst-Jan Louwers.

IT 1260

Artikel Advocatenblad naar aanleiding open brief van Wouter Pors

Digitaal versus papier, Advocatenblad september 2013

'Zoekt de advocaat digitaal of op papier? Die vraag houdt de markt van juridische vakinformatie in zijn greep.'

'Bij kantoorbezoeken viel het de Haagse deken Bas Martens zo op dat advocatenkantoren bezuinigen op papieren bronnen, dat hij het hoog tijd vond de sector een signaal te geven. (...) Dat kwam hem op een stevige reactie te staan van advocaat Wouter Pors (Bird & Bird).' Zie IEF 12647 en IEF 12640.

'Deze intellectueel-eigendomspecialist stelt op de website IE-Forum.nl dat 'tegenwoordig  van een advocaat verlangd kan worden dat hij tijdens een zitting kan reageren op stellingen van de wederpartij, ook met behulp van online toegang tot zijn knowhow. Een papieren bibliotheek biedt die mogelijkheid niet en voldoet dus niet meer.''

Lees hier meer.

IT 1248

Article 10 of the Convention includes the right of access to data held by an intelligence agency

Guest post by Dirk Voorhoof, Ghent University, Mediareport: In its judgment of 25 June 2013 in the case of Youth Initiative for Human Rights v. Serbia the European Court of Human Rights has recognised more explicitly than ever before the right of access to documents held by public authorities, based on Article 10 of the Convention (right to freedom of expression and information). The judgment also recognises the importance of NGOs acting in the public interest. The judgment contains a particularly important statement by the Court unambiguously reaffirming that in Europe security services and intelligence agencies are to respect the European Convention of Human Rights. The Court ordered the information held by the Serbian Intelligence Agency to be made accessible for the applicant NGO.

Lees verder

 

IT 1237

Nieuwsbrieven voor uw praktijk

Niks willen missen? Regelmatig updates ontvangen? Neem een kosteloos abonnement op de nieuwsbrieven IE-Forum, ITenRecht en/of LifeSciencesenRecht.

Een gratis nieuwsbrief waarin vooral de jurisprudentie van de afgelopen week staat vermeld die op de respectieve platformen de revue is gepasseerd. Dit aangevuld met de meest recente redactionele stukken, commentaren geschreven door redactieleden en inzenders. Heel handig voor jurisprudentielunches, om zelf besprekingen voor te bereiden.

De nieuwsbrief IE-Forum verschijnt wekelijks, hier.
De nieuwsbrief ITenRecht verschijnt in de oneven weken, hier.
De nieuwsbrief LSenR.nl verschijnt in de even weken, hier.

Abonneren, klik hier.

IT 1226

Geen actieve promotie instrument van peer review

De Nederlandse Orde van Advocaten bericht: De Algemene Raad heeft in het verleden naast intervisie ook collegiale toetsing, oftewel peer review, omarmd als vorm van gestructureerde feedback. Het arrest van het Hof Arnhem-Leeuwarden (IT 1042; LJN BZ0644, 12 februari 2013) heeft de algemene raad genoodzaakt zijn standpunt te heroverwegen ten aanzien van peer review.

Onder peer review wordt verstaan een gestructureerde inhoudelijke beoordeling van de (juridische) dossierinhoud van een advocaat door een collega-advocaat die werkzaam is op dezelfde rechtsgebieden, gevolgd door een gesprek met als doel het bevorderen van de vakbekwaamheid.

Naar aanleiding van voornoemd arrest en een daarop volgend gevraagd advies over de beperkingen die de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) aan het verwerken van persoonsgegevens stelt, heeft de algemene raad besloten het instrument peer review niet meer actief te promoten.

IT 1214

Reproductievergoeding kan worden geheven over verhandeling van een printer of een computer

HvJ EU 27 juni 2013, gevoegde zaken C-457/11; C-458/11; C-459/11; C-460/11 (Verwertungsgesellschaft Wort; VG Wort tegen elektronicafabrikanten) - dossier - persbericht
Collectief beheer. Reproductierecht. Thuiskopie en billijke vergoeding. Tijdvak van omzetting Richtlijn 2001/29/EG. De vergoeding voor de reproductie van beschermde werken kan worden geheven over de verhandeling van een printer of een computer. De lidstaten beschikken over een ruime beoordelingsmarge om te bepalen wie de schuldenaar is
van deze vergoeding die tot doel heeft de auteurs schadeloos te stellen voor de zonder hun toestemming gemaakte reproductie van hun werk.

Het Hof verklaart voor recht:

4) Het begrip „reproductie met behulp van een fotografische techniek of een andere werkwijze die een soortgelijk resultaat oplevert” in de zin van artikel 5, lid 2, sub a, van richtlijn 2001/29 moet aldus worden uitgelegd dat het reproducties omvat die worden vervaardigd met behulp van een printer en een pc, in het geval waarin deze apparaten met elkaar zijn verbonden. In dat geval staat het de lidstaten vrij een systeem in te stellen waarin de billijke compensatie wordt voldaan door degenen die beschikken over een apparaat dat op niet-autonome wijze bijdraagt tot de één geheel vormende werkwijze voor de reproductie van het werk of ander beschermd materiaal op de gegeven drager, voor zover die personen de mogelijkheid hebben de kosten van de heffing af te wentelen op hun klanten, met dien verstande dat het totale bedrag van de billijke compensatie die verschuldigd is als vergoeding van de door de auteur ten gevolge van die één geheel vormende werkwijze geleden schade, niet wezenlijk mag verschillen van het bedrag dat is vastgesteld voor de reproductie die middels één enkel apparaat wordt verkregen.

1) Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij raakt de gebruikmaking van werken en ander beschermd materiaal niet in het tijdvak tussen 22 juni 2001, datum van inwerkingtreding van deze richtlijn, en 22 december 2002, datum waarop de termijn voor omzetting daarvan verstreek.

2) In het kader van een uitzondering of beperking als bedoeld in artikel 5, leden 2 of 3, van richtlijn 2001/29 heeft een eventuele handeling waarbij een rechthebbende de reproductie van zijn werk of ander beschermd materiaal heeft toegestaan, geen invloed op de billijke compensatie, ongeacht of deze krachtens de toepasselijke bepaling van die richtlijn verplicht dan wel facultatief is voorzien.

3) De omstandigheid dat gebruik kan worden gemaakt van technische voorzieningen als bedoeld in artikel 6 van richtlijn 2001/29, kan de in artikel 5, lid 2, sub b, van deze richtlijn gestelde voorwaarde van een billijke compensatie niet doen vervallen.

4) (zie hierboven)

Vragen:

1. Moet de richtlijn bij de uitlegging van het nationale recht reeds worden toegepast op gebeurtenissen die ná het tijdstip van de inwerkingtreding van de richtlijn op 22 juni 2001, maar vóór het tijdstip van de toepasselijkheid van deze richtlijn, op 22 december 2002, hebben plaatsgevonden?
2. Gaat het bij de reproductie met een printer om een reproductie met behulp van een fotografische techniek of een andere werkwijze die een soortgelijk resultaat oplevert in de zin van artikel 5, lid 2, sub a, van de richtlijn?
3. Indien de tweede vraag bevestigend wordt beantwoord, kunnen de voorwaarden waarin de richtlijn met betrekking tot een billijke compensatie voor de beperkingen en de restricties op het reproductierecht krachtens artikel 5, leden 2 en 3 van richtlijn voorziet, tegen de achtergrond van het fundamentele recht op gelijke behandeling volgens artikel 20 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie ook dan vervuld zijn, indien niet de fabrikanten, importeurs en distributeurs van de printer, maar de fabrikanten, importeurs en distributeurs van een ander toestel of van een reeks andere toestellen als schuldenaars van een passende bezoldiging worden aangemerkt, op grond dat zij voor het maken van reproducties geschikte apparatuur vervaardigen?
4. Doet de omstandigheid dat overeenkomstig artikel 6 van de richtlijn gebruik van technische voorzieningen kan worden gemaakt, de bij artikel 5, lid 2, sub b, van de richtlijn betreffende het recht op een billijke compensatie gestelde voorwaarde op zich reeds vervallen?
5. Vervallen de voorwaarde inzake een billijke compensatie (artikel 5, lid 2, sub a en b, van de richtlijn) alsook de mogelijkheid daartoe (zie punt 36 van de considerans van de richtlijn), wanneer de rechthebbenden uitdrukkelijk of impliciet met de reproductie van hun werken hebben ingestemd?

Op andere blogs:
IPKat (Copyright levies, computers and printers: court gives the final Wort)
SCL The IT Law Community (ECJ Supports Copyright Levy on Printers and Computers)

IT 1207

Presentatie gegevens met dit hulpverzoek niet alsnog inventief

Hof Den Haag 25 juni 2013, zaaknr. 200.093.512/01 (Rovi tegen Ziggo)
Uitspraak ingezonden door Paul van Dongen en John Allen, NautaDutilh N.V..
Octrooirecht. Presentatie van gegevens. Software-octrooi met technisch element. In navolging van IEF 9676. Rovi c.s. houdt zich bezig met de ontwikkeling en exploitatie van digitale entertainmentproducten voor de televisiemarkt en is houdster van EP 1 244 300 voor "werkwijze en inrichting voor het toegang nemen tot informatie over televisieprogramma's". Het hof bekrachtigt het vonnis. Het octrooi is niet inventief en wordt in reconventie vernietigd zoals van kracht in Nederland.

Niet valt in te zien dat de in dit hulpverzoek aangebrachte specificaties - dat de verdere overlay (i) wordt opgeroepen met behulp van een selectietoets op een afstandsbediening, en (ii) gelijktijdig met het geselecteerde programma wordt weergegeven - de conclusies alsnog inventief zouden kunnen maken.

12. Ingevolge artikel 52 lid 2 EOV zijn onder meer niet octrooieerbaar computerprogramma's en de presentatie van gegevens. In lid 3 wordt daaraan toegevoegd dat dit alleen geldt voor de in lid 2 genoemde onderwerpen en werkzaamheden 'als zodanig'. Ariktel 52 EOV vormt echter geen beletsel voor octrooiverlening zodra in de octrooiconclusie sprake is van een technisch element, ook als dit technische element slechts van ondergeschikte betekenis is (zie ook de hierna te bespreken 'Duns'-uitspraak).
15. (...) Geconfronteerd met het probleem hoe de televisiekijker kan worden voorzien van 'verdere informatie' over het programma dat hij aan het bekijken is, zou ('would') de vakman dus zonder meer (zonder inventieve denkarbeid) tot de zojuist genoemde technische maatregelen zijn gekomen. Hieraan gaat Rovi voorbij met haar stelling (...), dat de technische maatregelen van de kenmerken (d)-(d3) volledig zijn ingebed in het samenstel van maatregelen volgens de hoofdconclusies (...)

Verdere leestips: r.o. 6, 13, 14, 16.