DOSSIERS
Alle dossiers

Overige onderwerpen  

IT 1261

Juridische uitdagingen van 3D of additive manufacturing

Redactioneel artikel ingezonden door Ernst-Jan Louwers, Louwers IP|Technology advocaten.
3D printing/additieve manufacturing wordt bestempeld als de Derde Industriële Revolutie. Naast interessante nieuwe business modellen, introduceren deze baanbrekende technologieën ook nieuwe juridische uitdagingen. Daarbij kunt u vertrouwen op onze expertise.

De juridische uitdagingen omvatten zaken als illegale reproductie, namaak, piraterij en andere IP-kwesties; open source hardware-modellen; (product) aansprakelijkheid; strafbare feiten en handhaving.

De omvang van inbreuk op intellectuele eigendom wordt gestimuleerd door het gemak van de verspreiding van illegale kopieën via internet en het feit dat 3D-scanners en -printers beschikbaar zijn voor thuisgebruik tegen betaalbare prijzen.

Wat is 3D printing/additive manufacturing?
3D printen wordt bereikt met behulp van een additief proces, waarbij de opeenvolgend lagen materiaal in verschillende vormen op elkaar worden gelegd. 3D printen onderscheidt zich van traditionele bewerkingstechnieken, die vooral vertrouwen op de verwijdering van materiaal door methodes zoals zagen of boren (subtractieve processen). Bron: https://en.wikipedia.org/wiki/3D_printing.

Dit omvat niet alleen het afdrukken van 3-dimensionale output van polymeer of kunststof materiaal, maar ook bijvoorbeeld metaal 'sinteren', Electron Beam Melting (EBM) of Selective Laser Melting (SLM).

3D printing technologie wordt al commercieel gebruikt voor 3D-productontwerp en prototyping, bijvoorbeeld door Shapeways, een spin-out van de lifestyle incubator van Koninklijke Philips Electronics.

De technieken worden ook toegepast om tandheelkundige implantaten te printen en kunnen dienen voor de vervaardiging van protheses op maat. En waarom geen 3D-print van een huis (zie de website van de Nederlandse DUS architecten)? In hun opzet om een ​​heel Nederlandse grachtenpand te printen, zijn zij er - naar verluidt - recent in geslaagd om een 3D-print van meer dan 2,5 meter te maken.

Illegaal kopiëren en gemak van verspreiding
Vrijwel iedereen kan ervoor kiezen om slechts één enkel exemplaar van een bepaald product (bijvoorbeeld een vaas of speelgoed konijn) te kopen, een 3D-scan van het product te maken, het gescande ontwerp met 3D processing software te verwerken en meerdere, identieke exemplaren te printen in 3D. Printen kan thuis plaatsvinden of op drukkerijen die snel in opkomst zijn. Om de zaken nog erger te maken, kan de resulterende digitale 3D-scan gemakkelijk worden verspreid via internet of andere digitale middelen, zodat anderen ook getrouwe 3D-kopieën kunnen afdrukken.

Wet en -regelgeving over intellectuele eigendom, zoals auteursrecht, modelrecht, octrooi- en merkenrecht, zijn van toepassing op deze nieuwe ontwikkelingen. En deze wetten en regels gelden ook in cyberspace en andere digitale omgevingen.

Deze ontwikkelingen zijn fascinerend vanuit intellectueel eigendomsrechtelijk perspectief. Niet alleen vanwege de gebruikelijke aspecten van de bescherming van intellectuele eigendom, zoals de bescherming van uitvindingen op het gebied van de technologie zelf. Ook het gemak van verspreiding en de moeilijkheid van handhaving van de wet- en regelgeving in de digitale online omgeving maken de ontwikkelingen uitdagend voor juristen.

Een vergelijking met de worsteling van de muziekindustrie en ebooks dringt zich op.

Bescherming en business modellen met 3D
Zoals te verwachten zijn er veel patenten op uitvindingen en werkwijzen binnen het gebied van 3D printen/additive manufacturing en rapid manufacturing. Geleidelijk zullen bepaalde essentiële octrooien aflopen waarna andere bedrijven de uitvindingen of methodes kunnen toepassen zonder de noodzaak te kiezen voor niet-inbreukmakende alternatieven of het verkrijgen van licenties.

Niettemin moeten bedrijven natuurlijk zorgvuldig opereren en het bestaande octrooilandschap onderzoeken.

Nieuwe businessmodellen zijn in opkomst en zullen ontstaan, zoals hardware dat wordt gepresenteerd in open source. Ook om bewustzijn te creëren, kunnen Creative Commons licenties in sommige gevallen voorzien in nuttige oplossingen, afhankelijk van het business model. Maar afzonderlijke licentievoorwaarden kunnen nodig zijn om adequate juridische antwoorden op de specifieke uitdagingen te bieden.

Aansprakelijkheid
Bovendien kan deze technologie ook leiden tot uitdagende aansprakelijkheids- en productaansprakelijkheidskwesties. Dealers zijn te zijner tijd wellicht in staat om hun eigen onderdelen te printen en hoeven dan geen voorraad reserveonderdelen meer aan te houden.

Wie is aansprakelijk als het geprinte reserveonderdeel defect is: de oorspronkelijke fabrikant of de wederverkoper die het defecte onderdeel heeft geprint? En wat als de partij die een onderdeel print, het oorspronkelijke ontwerp van het onderdeel wijzigt?

En is een 3D-printshop (online of offline) of andere aanbieder van additive manufacturing diensten eventueel aansprakelijk voor inbreuk op intellectuele eigendomsrechten? Moet die aanbieder onderzoeken of het 3D-ontwerp is verkregen op legale wijze? Een parallel kan worden getrokken met illegale kopieën van muziek en ebooks en in dat verband de positie van internet service providers in dat verband, en ook met veilingsites zoals eBay.

Andere juridische gevolgen
Maar ook andere interessante vragen kunnen zich voordoen die directe of indirecte juridische gevolgen hebben.

Hoe te voorkomen dat printklare 3D-ontwerpen van wapens online worden aangeboden om thuis af te drukken? Eerder dit jaar werd een 3D-ontwerp van een pistool online aangeboden. Hoewel dit wapen blijkbaar niet goed werkte en zelfs explodeerde bij het schieten, haalde het feit dat dit ontwerp online werd aangeboden, het nieuws in veel landen. In augustus 2013 werd - naar verluidt - een verder verbeterd wapen ontwikkeld dat blijkbaar wel naar behoren functioneerde.

Griezelige ontwikkelingen als deze vereisen passende antwoorden van de wetgevers die zoals gebruikelijk achter de ontwikkelingen aanlopen.

En wat als consumenten een bestaand product design kunnen aanpassen in de winkel? Zal het ontwerpen van een product maatwerk worden en meer vraaggestuurd? En in dergelijke gevallen, wie zal de eigenaar van de intellectuele eigendomsrechten zijn als een consument met een briljant idee of nieuwe vormgeving komt?

Wat zullen deze ontwikkelingen betekenen voor bestaande supply chains en commerciële en juridische relaties en rollen? Zullen resellers hun positie verliezen?

Discussie
Deze en andere onderwerpen zullen binnen de juridische beroepsgroep moeten worden besproken. We zijn al betrokken bij rapid manufacturing/3D/additive manufacturing-initiatieven en business modellen. Ook gezien onze eerdere ervaring ten aanzien van de juridische consequenties van disruptive technologieën zoals deze, nemen wij actief deel aan discussies over dit onderwerp in de nationale en internationale verenigingen zoals ITechLaw en Brainport Centre for Technology & Law.

Aarzel niet om over dit onderwerp contact op te nemen met Ernst-Jan Louwers.

IT 1260

Artikel Advocatenblad naar aanleiding open brief van Wouter Pors

Digitaal versus papier, Advocatenblad september 2013

'Zoekt de advocaat digitaal of op papier? Die vraag houdt de markt van juridische vakinformatie in zijn greep.'

'Bij kantoorbezoeken viel het de Haagse deken Bas Martens zo op dat advocatenkantoren bezuinigen op papieren bronnen, dat hij het hoog tijd vond de sector een signaal te geven. (...) Dat kwam hem op een stevige reactie te staan van advocaat Wouter Pors (Bird & Bird).' Zie IEF 12647 en IEF 12640.

'Deze intellectueel-eigendomspecialist stelt op de website IE-Forum.nl dat 'tegenwoordig  van een advocaat verlangd kan worden dat hij tijdens een zitting kan reageren op stellingen van de wederpartij, ook met behulp van online toegang tot zijn knowhow. Een papieren bibliotheek biedt die mogelijkheid niet en voldoet dus niet meer.''

Lees hier meer.

IT 1248

Article 10 of the Convention includes the right of access to data held by an intelligence agency

Guest post by Dirk Voorhoof, Ghent University, Mediareport: In its judgment of 25 June 2013 in the case of Youth Initiative for Human Rights v. Serbia the European Court of Human Rights has recognised more explicitly than ever before the right of access to documents held by public authorities, based on Article 10 of the Convention (right to freedom of expression and information). The judgment also recognises the importance of NGOs acting in the public interest. The judgment contains a particularly important statement by the Court unambiguously reaffirming that in Europe security services and intelligence agencies are to respect the European Convention of Human Rights. The Court ordered the information held by the Serbian Intelligence Agency to be made accessible for the applicant NGO.

Lees verder

 

IT 1237

Nieuwsbrieven voor uw praktijk

Niks willen missen? Regelmatig updates ontvangen? Neem een kosteloos abonnement op de nieuwsbrieven IE-Forum, ITenRecht en/of LifeSciencesenRecht.

Een gratis nieuwsbrief waarin vooral de jurisprudentie van de afgelopen week staat vermeld die op de respectieve platformen de revue is gepasseerd. Dit aangevuld met de meest recente redactionele stukken, commentaren geschreven door redactieleden en inzenders. Heel handig voor jurisprudentielunches, om zelf besprekingen voor te bereiden.

De nieuwsbrief IE-Forum verschijnt wekelijks, hier.
De nieuwsbrief ITenRecht verschijnt in de oneven weken, hier.
De nieuwsbrief LSenR.nl verschijnt in de even weken, hier.

Abonneren, klik hier.

IT 1226

Geen actieve promotie instrument van peer review

De Nederlandse Orde van Advocaten bericht: De Algemene Raad heeft in het verleden naast intervisie ook collegiale toetsing, oftewel peer review, omarmd als vorm van gestructureerde feedback. Het arrest van het Hof Arnhem-Leeuwarden (IT 1042; LJN BZ0644, 12 februari 2013) heeft de algemene raad genoodzaakt zijn standpunt te heroverwegen ten aanzien van peer review.

Onder peer review wordt verstaan een gestructureerde inhoudelijke beoordeling van de (juridische) dossierinhoud van een advocaat door een collega-advocaat die werkzaam is op dezelfde rechtsgebieden, gevolgd door een gesprek met als doel het bevorderen van de vakbekwaamheid.

Naar aanleiding van voornoemd arrest en een daarop volgend gevraagd advies over de beperkingen die de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) aan het verwerken van persoonsgegevens stelt, heeft de algemene raad besloten het instrument peer review niet meer actief te promoten.

IT 1214

Reproductievergoeding kan worden geheven over verhandeling van een printer of een computer

HvJ EU 27 juni 2013, gevoegde zaken C-457/11; C-458/11; C-459/11; C-460/11 (Verwertungsgesellschaft Wort; VG Wort tegen elektronicafabrikanten) - dossier - persbericht
Collectief beheer. Reproductierecht. Thuiskopie en billijke vergoeding. Tijdvak van omzetting Richtlijn 2001/29/EG. De vergoeding voor de reproductie van beschermde werken kan worden geheven over de verhandeling van een printer of een computer. De lidstaten beschikken over een ruime beoordelingsmarge om te bepalen wie de schuldenaar is
van deze vergoeding die tot doel heeft de auteurs schadeloos te stellen voor de zonder hun toestemming gemaakte reproductie van hun werk.

Het Hof verklaart voor recht:

4) Het begrip „reproductie met behulp van een fotografische techniek of een andere werkwijze die een soortgelijk resultaat oplevert” in de zin van artikel 5, lid 2, sub a, van richtlijn 2001/29 moet aldus worden uitgelegd dat het reproducties omvat die worden vervaardigd met behulp van een printer en een pc, in het geval waarin deze apparaten met elkaar zijn verbonden. In dat geval staat het de lidstaten vrij een systeem in te stellen waarin de billijke compensatie wordt voldaan door degenen die beschikken over een apparaat dat op niet-autonome wijze bijdraagt tot de één geheel vormende werkwijze voor de reproductie van het werk of ander beschermd materiaal op de gegeven drager, voor zover die personen de mogelijkheid hebben de kosten van de heffing af te wentelen op hun klanten, met dien verstande dat het totale bedrag van de billijke compensatie die verschuldigd is als vergoeding van de door de auteur ten gevolge van die één geheel vormende werkwijze geleden schade, niet wezenlijk mag verschillen van het bedrag dat is vastgesteld voor de reproductie die middels één enkel apparaat wordt verkregen.

1) Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij raakt de gebruikmaking van werken en ander beschermd materiaal niet in het tijdvak tussen 22 juni 2001, datum van inwerkingtreding van deze richtlijn, en 22 december 2002, datum waarop de termijn voor omzetting daarvan verstreek.

2) In het kader van een uitzondering of beperking als bedoeld in artikel 5, leden 2 of 3, van richtlijn 2001/29 heeft een eventuele handeling waarbij een rechthebbende de reproductie van zijn werk of ander beschermd materiaal heeft toegestaan, geen invloed op de billijke compensatie, ongeacht of deze krachtens de toepasselijke bepaling van die richtlijn verplicht dan wel facultatief is voorzien.

3) De omstandigheid dat gebruik kan worden gemaakt van technische voorzieningen als bedoeld in artikel 6 van richtlijn 2001/29, kan de in artikel 5, lid 2, sub b, van deze richtlijn gestelde voorwaarde van een billijke compensatie niet doen vervallen.

4) (zie hierboven)

Vragen:

1. Moet de richtlijn bij de uitlegging van het nationale recht reeds worden toegepast op gebeurtenissen die ná het tijdstip van de inwerkingtreding van de richtlijn op 22 juni 2001, maar vóór het tijdstip van de toepasselijkheid van deze richtlijn, op 22 december 2002, hebben plaatsgevonden?
2. Gaat het bij de reproductie met een printer om een reproductie met behulp van een fotografische techniek of een andere werkwijze die een soortgelijk resultaat oplevert in de zin van artikel 5, lid 2, sub a, van de richtlijn?
3. Indien de tweede vraag bevestigend wordt beantwoord, kunnen de voorwaarden waarin de richtlijn met betrekking tot een billijke compensatie voor de beperkingen en de restricties op het reproductierecht krachtens artikel 5, leden 2 en 3 van richtlijn voorziet, tegen de achtergrond van het fundamentele recht op gelijke behandeling volgens artikel 20 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie ook dan vervuld zijn, indien niet de fabrikanten, importeurs en distributeurs van de printer, maar de fabrikanten, importeurs en distributeurs van een ander toestel of van een reeks andere toestellen als schuldenaars van een passende bezoldiging worden aangemerkt, op grond dat zij voor het maken van reproducties geschikte apparatuur vervaardigen?
4. Doet de omstandigheid dat overeenkomstig artikel 6 van de richtlijn gebruik van technische voorzieningen kan worden gemaakt, de bij artikel 5, lid 2, sub b, van de richtlijn betreffende het recht op een billijke compensatie gestelde voorwaarde op zich reeds vervallen?
5. Vervallen de voorwaarde inzake een billijke compensatie (artikel 5, lid 2, sub a en b, van de richtlijn) alsook de mogelijkheid daartoe (zie punt 36 van de considerans van de richtlijn), wanneer de rechthebbenden uitdrukkelijk of impliciet met de reproductie van hun werken hebben ingestemd?

Op andere blogs:
IPKat (Copyright levies, computers and printers: court gives the final Wort)
SCL The IT Law Community (ECJ Supports Copyright Levy on Printers and Computers)

IT 1207

Presentatie gegevens met dit hulpverzoek niet alsnog inventief

Hof Den Haag 25 juni 2013, zaaknr. 200.093.512/01 (Rovi tegen Ziggo)
Uitspraak ingezonden door Paul van Dongen en John Allen, NautaDutilh N.V..
Octrooirecht. Presentatie van gegevens. Software-octrooi met technisch element. In navolging van IEF 9676. Rovi c.s. houdt zich bezig met de ontwikkeling en exploitatie van digitale entertainmentproducten voor de televisiemarkt en is houdster van EP 1 244 300 voor "werkwijze en inrichting voor het toegang nemen tot informatie over televisieprogramma's". Het hof bekrachtigt het vonnis. Het octrooi is niet inventief en wordt in reconventie vernietigd zoals van kracht in Nederland.

Niet valt in te zien dat de in dit hulpverzoek aangebrachte specificaties - dat de verdere overlay (i) wordt opgeroepen met behulp van een selectietoets op een afstandsbediening, en (ii) gelijktijdig met het geselecteerde programma wordt weergegeven - de conclusies alsnog inventief zouden kunnen maken.

12. Ingevolge artikel 52 lid 2 EOV zijn onder meer niet octrooieerbaar computerprogramma's en de presentatie van gegevens. In lid 3 wordt daaraan toegevoegd dat dit alleen geldt voor de in lid 2 genoemde onderwerpen en werkzaamheden 'als zodanig'. Ariktel 52 EOV vormt echter geen beletsel voor octrooiverlening zodra in de octrooiconclusie sprake is van een technisch element, ook als dit technische element slechts van ondergeschikte betekenis is (zie ook de hierna te bespreken 'Duns'-uitspraak).
15. (...) Geconfronteerd met het probleem hoe de televisiekijker kan worden voorzien van 'verdere informatie' over het programma dat hij aan het bekijken is, zou ('would') de vakman dus zonder meer (zonder inventieve denkarbeid) tot de zojuist genoemde technische maatregelen zijn gekomen. Hieraan gaat Rovi voorbij met haar stelling (...), dat de technische maatregelen van de kenmerken (d)-(d3) volledig zijn ingebed in het samenstel van maatregelen volgens de hoofdconclusies (...)

Verdere leestips: r.o. 6, 13, 14, 16.

IT 1206

Overal op je tablet, is niet iedere tablet

RCC 6 juni 2013. dossiernr. 2013/00295 (Alles-in-een Ziggo)
Voornaamste kenmerken product. Ontbrekende informatie. Aanbeveling. Onduidelijk dat niet alle tablets geschikt zijn. Het betreft een televisiereclame waarin onder meer wordt gezegd: “Alles-in-1 van Ziggo is veel meer dan televisie, internet en bellen. Zo kun je overal in huis tv kijken op je tablet of smartphone (…)”.

De klacht - Klager heeft een tablet aangeschaft, zodat hij gebruik kon maken van de in de televisiereclame aangeboden app. Hoewel het een tablet (merk Cresta) met de nieuwste Android versie 4.1 betreft, werkt de app niet. In de reclame is niet vermeld dat de app slechts voor een enkel merk tablet is gemaakt. De reclame is misleidend.

 

Het oordeel van de Commissie
Volgens het verweer is de in de bestreden uiting aangeboden TV app geschikt voor de meest gangbare tablets, maar valt niet uit te sluiten dat er bepaalde apparaten op de markt worden gebracht die zodanig zijn gebouwd of technisch ingericht dat het niet mogelijk is om TV te kijken op het betreffende apparaat. Bij dupliek heeft adverteerder meegedeeld dat aan dit onderwerp aandacht wordt besteed op de website.
Naar het oordeel van de Commissie wordt in de bestreden televisiereclame de indruk gewekt dat met het product “Alles-in-1 van Ziggo” zonder meer overal in huis tv “op je tablet” kan worden gekeken; niet duidelijk is dat die mogelijkheid mede afhangt van de  bouw/inrichting van de tablet waarover men beschikt. Er wordt in het geheel geen informatie over gegeven, ook niet door bijvoorbeeld een verwijzing naar informatie op de website over de toepassingsmogelijkheden.

De beslissing 
Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

 

IT 1193

Geen korting op Appleproducten is misleidend

RCC 3 juni 2013, dossiernr. 2013/00342 (Dixons verbouwingsleegverkoop)
Misleidend. Ontbrekende informatie. Het betreft een huis-aan-huis verspreide reclamefolder van het Dixons filiaal in Harderwijk waarin een “verbouwingsleegverkoop” wordt aangekondigd met kortingen oplopend van 10% op woensdag 30 januari 2013 tot 35% op zaterdag 2 februari 2013. Onderin de folder staat, in kleine letters: “Korting alleen geldig op de huidige winkelvoorraad. Max. 3 artikelen per klant.”

De klacht - Toen klager in de actieperiode de betreffende Dixons winkel bezocht om een Apple iPad met korting te kopen, werd hem door een medewerker meegedeeld dat de kortingsactie niet op Apple producten van toepassing was, omdat Apple nooit korting op zijn producten zou verlenen. In de reclamefolder staat echter niet dat Apple producten uitgesloten zijn.

Het oordeel van de Commissie 
Als niet weersproken is komen vast te staan dat Apple producten uitgesloten waren van de vier dagen durende kortingsactie in het Dixons filiaal in Harderwijk. Deze beperkende voorwaarde betreft naar het oordeel van de Commissie essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen en die hem daarom tijdig en op duidelijke wijze moet worden verstrekt. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake. In de folder staat immers alleen dat de korting geldig is “op de huidige winkelvoorraad”, maar wordt niet vermeld dat de actie niet van toepassing is op producten van Apple. Aldus is sprake van een omissie van essentiële informatie als bedoeld in de aanhef en onder c van artikel 8.3 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de gemiddelde consument door de uiting ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De beslissing
De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

IT 1192

Totaalindruk webshopkeurmerken voldoende verschillend

Rechtbank Amsterdam 18 mei 2013, LJN CA3795 (Cleonice c.s. tegen Digikeur)
Merkenrecht. Onrechtmatige daad. Inbreuk. Het betreft in deze zaak een geschil tussen brancheorganisaties die een keurmerk voor webshops uitgeven. Cleonice c.s. (Eisers - WEBSHOP KEURMERK) verwijten Digikeur (gedaagde) inbreuk te maken op de merkrechten en de handelsnaamrechten van de houder daarvan. Verder is in geschil of gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door haar mailingactie. De rechtbank komt tot het oordeel dat er geen sprake is van een inbreuk op de merkrechten en handelsnaamrechten. Wel heeft gedaagde onrechtmatig gehandeld door haar mailingactie.

Merkinbreuk - 4.2.  Cleonice c.s. heeft aangevoerd dat Digikeur met het gebruik van het woordelement WEBSHOP KEURMERK in haar mailingactie (zie hiervoor onder 2.7) en in het bericht op Digikeurs website (zie hiervoor onder 2.10) inbreuk op haar merkrechten heeft gemaakt. Dit teken is gelijk aan of stemt in hoge mate overeen met de merken van Cleonice c.s.

Merkinbreuk o.g.v. artikel 2.20 lid 1 sub a BVIE
4.4.  Vaststaat dat Digikeur geen gebruik maakt van een teken dat gelijk is aan de door Cleonice c.s. gehouden (collectieve) beeldmerken, zodat van een inbreuk als bedoeld in artikel 2.20 lid 1 sub a BVIE geen sprake kan zijn.

Merkinbreuk o.g.v. artikel 2.20 lid 1 sub b en/of sub c en (subsidiair) sub d BVIE  
4.5.  Voor het beantwoorden van de vraag of sprake is van gebruik van een overeenstemmend teken moet worden uitgegaan van de totaalindruk die het beeld achterlaat bij de gemiddelde consument die de betrokken producten waren of diensten afneemt. Deze beoordeling ziet op gelijkenis in visueel, auditief of begripsmatig opzicht, waarbij rekening moet worden gehouden met de onderscheidende en dominerende bestanddelen van de merken en het teken. Gebruik van enkele onderdelen van het merk levert slechts inbreuk op als de totaalindruk van het gebruik overeenstemt met het beeldmerk.

4.7.  De overeenstemming tussen het door Digikeur in haar mailingactie en op haar website gebruikte tekens en de merken van Cleonice c.s. beperkt zich in dit geval tot het gebruik van de woorden ‘Webshop Keurmerk’. De visuele weergave van de woorden stemt echter niet overeen. Bovendien ontbreken in de mailingactie en op de website van Digikeur de beeldelementen van het merk. De woorden WEBSHOP KEURMERK zijn in de bedoelde e-mail en op de desbetreffende webpagina in louter beschrijvende zin gehanteerd, namelijk voor de dienst die wordt aangeboden: een keurmerk voor internetwinkels (webshops). De totaalindrukken verschillen, zodat van gebruik van een overeenstemmend teken geen sprake is en dus ook niet van merkinbreuk als bedoeld in artikel 2.20 lid 1 sub b en c BVIE.


Merkinbreuk o.g.v. artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE
4.8.  Subsidiair – zo begrijpt de rechtbank – beroept Cleonice c.s. zich erop dat Digikeur door gebruik van het teken WEBSHOP KEURMERK, anders dan ter onderscheiding van waren en/of diensten, zonder geldige reden afbreuk doet aan de reputatie van haar merken. Ook bij deze bepaling gaat het om een totaaltoets, die vereist dat er sprake is van een zodanige mate van overeenstemming tussen merk en teken dat vermoedelijk ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk. In het voorgaande is reeds overwogen dat geen sprake is van overeenstemming, nu de totaalindrukken verschillen. Ook het beroep op artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE slaagt dan ook niet.

4.9.  Uit het voorgaande volgt dat Digikeur met het gebruik van teken WEBSHOP KEURMERK geen inbreuk heeft gemaakt op het merkrecht van Cleonice c.s. Dit oordeel brengt verder met zich dat er evenmin sprake is van een inbreuk door gebruik door Digikeur van de woorden Webwinkel Keurmerk. Cleonice c.s. heeft namelijk aan haar stelling dat Digikeur door gebruik van de woorden Webwinkel Keurmerk inbreukmakend c.q. onrechtmatig tegenover haar handelt, in de kern niet meer of anders ten grondslag gelegd dan hiervoor beoordeeld. Overigens heeft Digikeur met de woorden Webwinkel Keurmerk voldoende afstand genomen van het woordelement.

Inbreuk op handelsnaam SWK
4.10.  Cleonice c.s. verwijt Digikeur dat zij door gebruik van het internetadres “www.digikeur.nl/webshop-keurmerk” inbreuk maakt op de handelsnaam van SWK, Stichting Webshop Keurmerk.

4.12.  Tegen de achtergrond van voormelde maatstaf is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een inbreuk op de handelsnaam van SWK door Digikeur. Allereerst moet, anders dan Cleonice c.s. betoogt, voor de beantwoording van de vraag of door Digikeur inbreuk wordt gemaakt op de handelsnaam van SWK niet worden uitgegaan van het internetadres “www.digikeur.nl/webshop-keurmerk”. Gesteld noch gebleken is dat Digikeur dit internetadres als haar domeinnaam heeft geregistreerd. Digikeur heeft aangevoerd dat zij niet met voormeld internetadres deelneemt aan het economisch verkeer, maar enkel door middel van de internetadressen www.digikeur.nl, www.digikeur.org en www.digikeur.com. Tegenover deze stelling heeft Cleonice c.s. onvoldoende naar voren gebracht voor het oordeel dat het internetadres “www.digikeur.nl/webshop-keurmerk” als handelsnaam van Digikeur moet worden aangemerkt.

4.13.  Nu er geen sprake is van een inbreuk op merkrechten en handelsnaamrechten van Cleonice c.s. zal de vordering zoals onder 3.1. onder A voor zover die daarop ziet worden afgewezen.


5.  De beslissing
De rechtbank wijst de vorderingen af;

Op andere blogs:
ICTRecht (Onenigheid tussen webwinkel keurmerken)