DOSSIERS
Alle dossiers

Internet  

IT 1336

Vintage Rolex via eBay nonconform namaak

Hof 's-Hertogenbosch 5 november 2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:5211 (Vintage horloge)
Rolex SubmarinerNon-conformiteit. Namaak. E-Commerce. Koop van een Vintage Rolex [modelnummer] horloge via e-Bay. Koper ontdekt na aflevering dat het om een namaak exemplaar gaat, ontbindt buitengerechtelijk en vordering terugbetaling koopprijs. Kantonrechter wijst vordering na bewijslevering af. Hof oordeelt dat koper – mede op grond in hoger beroep nader overgelegde stukken – het bewijs heeft geleverd middels foto's, brieven en rapporten van Rolex dat het een namaak horloge betreft en wijst vordering toe.

Geïntimeerde verweert zich door te stellen dat hij niet wist dat er sprake was van namaak, dat hij garantie heeft uitgesloten evenals terugname en reclamatie en dat appellant niet aan zijn onderzoeksplicht heeft voldaan. Deze verweren falen.

4.9.
Volgens grief I b heeft de kantonrechter ten onrechte geoordeeld dat [appellant] niet in het bewijs is geslaagd. In het midden kan blijven of dit oordeel van de kantonrechter juist is. Het hoger beroep strekt immers mede tot herstel c.q. aanvulling/nuancering van de procedure in eerste aanleg. Thans wordt mede op grond van de in dit hoger beroep nader overgelegde stukken en de daarbij verstrekte nadere toelichting onderzocht of [appellant] geslaagd is in het bewijs.
[appellant] stelt dat hij het bewuste horloge heeft laten onderzoeken door Rolex en dat uit de brieven van Rolex blijkt dat het om een namaak exemplaar ging.
Aangezien [geïntimeerde] allereerst betwist dat het door Rolex onderzochte horloge hetzelfde horloge is als door hem aan [appellant] geleverd, wordt dit verweer eerst beoordeeld.

4.11. (...)
De door Rolex in deze briefwisseling genoemde nummers - modelnummer [modelnummer], serienummer [serienummer], de inscriptie “[servicenummer 2.]” – zijn duidelijk waarneembaar op de overgelegde foto’s van het door [geïntimeerde] aan [appellant] geleverde horloge evenals de hiervoor reeds genoemde twee krasjes voor het modelnummer. Het hof leidt uit de brieven van Rolex, gelezen in samenhang met de vraag van [appellant], af dat er geen Rolex horloge van het model [modelnummer] met het serienummer [serienummer] bestaat.
De conclusie is derhalve dat het door [geïntimeerde] geleverde Rolex horloge met modelnummer [modelnummer], serienummer [serienummer] en de inscriptie [servicenummer 2.], geen origineel Rolex horloge is maar een namaakexemplaar.

4.13.
[geïntimeerde] stelt allereerst dat de tekortkoming, de levering van een namaak Rolex, niet toerekenbaar is omdat hij niet wist dat het horloge namaak was.
Dit verweer faalt. [geïntimeerde] heeft als verkoper in te staan voor de door hem gedane mededelingen. Nu [geïntimeerde] in de advertentie duidelijk een origineel Rolex horloge te koop heeft aangeboden, dient hij ook een origineel horloge te leveren. Dat hij wellicht zelf niet wist dat het een namaak horloge was, is niet relevant.

4.14.
[geïntimeerde] stelt voorts dat hij het horloge niet hoeft terug te nemen – en dus ook de koopprijs niet hoeft terug te betalen – omdat in de advertentie staat dat garantie is uitgesloten evenals terugname en reclamatie.
Ook dit verweer faalt. De uitsluiting van garantie, terugname en reclamatie ziet niet op de levering van een non-conforme zaak, maar ziet op de werking van het horloge, loopt het of loopt het op tijd enz. Daarvoor verleent de verkoper geen garantie. Ook is indien de koper spijt heeft van de koop teruggave uitgesloten.
4.15.
Daarnaast stelt [geïntimeerde] dat [appellant] niet aan zijn onderzoeksplicht heeft voldaan.
Ook dit verweer gaat niet op. Volgens vaste jurisprudentie prevaleert de mededelingsplicht van de verkoper boven de onderzoeksplicht van de koper. Aangezien [appellant] op grond van de mededelingen van [geïntimeerde] ervan mocht uitgaan dat hij een origineel Rolex horloge kocht, hoefde hijzelf niet te onderzoeken of het een origineel horloge was.
Of [appellant] zulks volgens [geïntimeerde] heel eenvoudig had kunnen doen, is dan ook niet relevant. Overigens geldt dat [geïntimeerde] dit in zijn ogen eenvoudige onderzoek zelf had dienen te verrichten alvorens de advertentie met duidelijke bewoordingen op e-Bay te plaatsen. Dat [geïntimeerde] aan zijn mededelingsplicht heeft voldaan en [appellant] zijn onderzoeksplicht zwaar heeft verwaarloosd zoals in randnummer 26 van de memorie van antwoord wordt gesteld, is niet juist. Het is precies omgekeerd.

4.15.
Daarnaast stelt [geïntimeerde] dat [appellant] niet aan zijn onderzoeksplicht heeft voldaan.
Ook dit verweer gaat niet op. Volgens vaste jurisprudentie prevaleert de mededelingsplicht van de verkoper boven de onderzoeksplicht van de koper. Aangezien [appellant] op grond van de mededelingen van [geïntimeerde] ervan mocht uitgaan dat hij een origineel Rolex horloge kocht, hoefde hijzelf niet te onderzoeken of het een origineel horloge was.
Of [appellant] zulks volgens [geïntimeerde] heel eenvoudig had kunnen doen, is dan ook niet relevant. Overigens geldt dat [geïntimeerde] dit in zijn ogen eenvoudige onderzoek zelf had dienen te verrichten alvorens de advertentie met duidelijke bewoordingen op e-Bay te plaatsen. Dat [geïntimeerde] aan zijn mededelingsplicht heeft voldaan en [appellant] zijn onderzoeksplicht zwaar heeft verwaarloosd zoals in randnummer 26 van de memorie van antwoord wordt gesteld, is niet juist. Het is precies omgekeerd.

slotsom
4.20.
Uit al het voorgaande volgt dat de derde grief slaagt. Het tussenvonnis van 25 juli 2012 wordt bekrachtigd en het eindvonnis van 12 december 2012 wordt vernietigd. Daarmee herleeft het verstekvonnis van1 februari 2012. Zoals uit het bovenstaande blijkt, kan het verstekvonnis worden bekrachtigd met uitzondering van de toewijzing van de vordering inzake de buitengerechtelijke kosten. Omwille van de duidelijkheid wordt hierna ook het verstekvonnis vernietigd en wordt, opnieuw rechtdoende, de vordering tot terugbetaling van de koopsom toegewezen en de vordering inzake de buitengerechtelijke kosten afgewezen. [geïntimeerde] wordt veroordeeld in de proceskosten, zowel van de eerste aanleg als van dit hoger beroep.
IT 1348

Gedragscode voor teleprojecten op gebied van zorg

Uit het persbericht: A Code of Practice for telehealth services has been launched. The Code, developed by experts of the EU-funded TeleSCoPE project, aims to provide reassurance for the safety and reliability of telehealth services.

The Code of Practice, formally launched 29 October at the European Telemedicine Conference in Edinburgh, provides a benchmark standard against which telehealth service providers could be accredited.

"The Code marks the culmination of extensive work by partners of the EU-funded TeleSCoPE project", says Frederic Lievens, one of the project experts. "It fits well with some of the roadmaps that have been addressed in the European Commission's eHealth Action Plan 2012-2020 that was released last year."

 

By providing a benchmark standard, the Code has the potential to satisfy the requirements of governments, public and regulatory bodies who are concerned for any services that contribute to meeting people's healthcare and support needs.

More trust
The Code also aims to help give citizens, users and carers confidence and trust in the telehealth services which they may use.

"They might have concerns about the safeguarding of personal information", says Lievens. "But there are also crucial considerations addressed in the Code that relate to service sustainability; the way that services are marketed and that technologies are procured. And the way in which communication takes place with users in both face to face and teleconsultations. Without these, and the other requirements within the Code, there is a risk of an unconstrained market where commercial objectives could over-ride those which are concerned with care and support."

Benchmark for existing services, guide for new services
Telehealth services throughout the EU are now being invited to consider becoming accredited to the Code. This may mean reviewing the way they currently operate and making some adjustments. New services will be able to be guided by the Code and its clauses. Detailed frameworks for assessments and audits will be in place early 2014.

The Code of Practice can be viewed at www.telehealthcode.eu.

For more information or to see if and how your telehealth service can become accredited to this Code, contact Malcolm Fisk (UK) or Frederic Lievens (Belgium).

IT 1344

Antwoord kamervragen over gokzender

Antwoord kamervragen over dat SBS een gokzender wil beginnen, Aanhangsel van de Handelingen II, 2013- 2014, 577.
Vraag 3
Deelt u de mening dat het via een televisiekanaal aanbieden van gokspellen dan wel het doorgeleiden via een televisiekanaal naar een online goksite niet past in een gokbeleid dat bovenmatig gokgedrag dient te voorkomen? Zo ja, welke conclusies trekt u hieruit als het gaat om het op termijn verstrekken van vergunningen voor online gokken? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3
Nee. De conclusie of het aanbieden van kansspelen op een dergelijke wijze risico’s tot bovenmatig gokgedrag met zich meebrengt, is afhankelijk van de wijze waarop het aanbod is ingericht, het spel dat wordt aangeboden, alsmede de voorwaarden die aan het aanbod en het spel zijn verbonden. Het wetsvoorstel kansspelen op afstand geeft in beginsel ruimte voor de mogelijkheid kansspelen aan te bieden via televisie, maar richt zich in eerste instantie op kansspelen via internet omdat reeds honderdduizenden Nederlanders hieraan deelnemen. Welke media en welke spelvarianten precies zullen worden toegestaan, zal worden uitgewerkt in relatie tot de risico’s die daarmee samenhangen voor de speler.
Voor vergunninghouders is overigens nu reeds toegestaan op televisie reclame te maken voor kansspelen. Om invulling te geven aan het beperken van onmatige deelneming, in het bijzonder bij jongeren, is op 1 juli 2013 het besluit Werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen in werking getreden. Hierin is onder andere opgenomen dat zij tussen 06.00 en 19.00 uur geen reclame maken op televisie. De kansspelautoriteit houdt toezicht op de naleving van deze regels.

(...)
Vraag 5 en 6
Staat artikel 4a van de Wet op de kansspelen en de bepalingen daarin ten aanzien van de plicht van vergunninghouders om gokverslaving te voorkomen en om terughoudend reclame voor gokken te maken, het maken van televisiereclame voor (online) gokken in de weg? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom wordt er voor gokken een andere afweging gemaakt dan voor andere verslavende producten zoals alcohol of tabak?
Indien artikel 4a van de Wet op de Kansspelen of de daarin genoemde algemene maatregel van bestuur het reclame maken voor online gokken op televisie niet expliciet verbiedt, wilt u dan de regelgeving zodanig aanpassen dat dit wel verboden wordt? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5 en 6
Nee. Voor vergunninghouders is nu reeds toegestaan op televisie reclame te maken voor kansspelen om de consument te wijzen op het legale aanbod van kansspelen en daarmee te voorkomen dat hij zich wendt tot illegaal aanbod.

Vraag 7
Gaat u in uw aangekondigde wet, waarmee online gokken legaal wordt, beperkingen aanbrengen ten aanzien van de aard van de aanvragers voor een vergunning, bijvoorbeeld door vergunningen aan televisiezenders te onthouden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 7
In de regulering van kansspelen op afstand zal worden voorgeschreven via welke technische middelen en welke spelvarianten kansspelen wel of niet onder een vergunning kunnen worden aangeboden.

IT 1328

Onduidelijkheid over beschikkingsbevoegdheid bij verkoop domeinnamen

Rechtbank Overijssel 29 oktober 2013, ECLI:NL:RBOVE:2013:2463 (Nederlandse Saunavereniging tegen Dutch Welness)
Domeinnaam. Goede trouw. Derdenbescherming 3:36, 86 en 88 BW. A, destijds bestuurder van NSV, heeft de domeinnamen sauna.nl en thermen.nl geregistreerd. Als houder stond vermeld "Vakorg. Sauna Bedrijven Nederland Nieuwe Deventerweg 46 8014AH Zwolle". De Vakorg. Sauna Bedrijven Nederland bestaat niet en op het genoemde adres is NSV gevestigd (geweest). NSV heeft de facturen betaald en de domeinnamen gebruikt. Er is in 2009 een wijziging van registratie van de domeinnamen geweest en A heeft daarna de domeinnamen verkocht aan Dutch Wellness.

Het NSV vordert de overdracht van de domeinnamen terug aan NSV. De vraag is of Dutch Wellness rechthebbende is geworden van de domeinnamen. De NSV stelt dat A niet beschikkingsbevoegd was de domeinnamen te verkopen, nu NSV houder was. Dutch Wellness stelt dat bij de wijziging van registratie A houder was geworden en dus beschikkingsbevoegd. De rechtbank geeft NSV de bewijsopdracht dat de domeinnamen ten tijde van de koopovereenkomst aan haar toebehoorden.

Bewijst NSV dat zij ten tijde van de koopovereenkomst rechthebbende was, dan doet Dutch Wellness een beroep op de goede trouw. Het beroep op artikel 3:36 BW faalt nu zij geen beroep heeft gedaan op verklaringen en gedragingen van NSV omtrent de koopovereenkomst. Artikel 3:86 biedt geen soelaas nu een domeinnaam niet te kwalificeren is als een roerende zaak, niet-registergoed of recht aan toonder of order. Ook artikel 3:88 BW is niet van toepassing, immers is daarvoor ongeldigheid van vroegere overdracht vereist, die niet het gevolg was van onbevoegdheid van NSV. De rechtbank plaatst de zaak weer op de rol.

Beoordeling
4.3 Het beroep op goede trouw / derdenbescherming
4.3.1. Voor het geval dat komt vast te staan dat NSV ten tijde van de koopovereenkomst rechthebbende was ten aanzien van de domeinnamen, heeft Dutch Wellness zich op het standpunt gesteld dat zij te goeder trouw is geweest bij de aankoop van de domeinnamen. Dutch Wellness heeft daarbij niet expliciet aangegeven op welke derdenbeschermingsbepaling zij een beroep doet. De rechtbank zal onderzoeken of Dutch Wellness een geslaagd beroep kan doen op de artikelen 3:36, 86 en 88 Burgerlijk Wetboek (BW).NSV heeft betwist dat Dutch Wellness te goeder trouw was bij de aankoop van de domeinnamen.

4.3.2. Artikel 3:36 bepaalt, voor zover van belang:
“Tegen hem die als derde op grond van een verklaring of gedraging, overeenkomstig de zin die hij daaraan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht toekennen, het ontstaan, bestaan of tenietgaan van een bepaalde rechtsbetrekking heeft aangenomen en in redelijk vertrouwen op de juistheid van die veronderstelling heeft gehandeld, kan door degene om wiens verklaring of gedraging het gaat, met betrekking tot deze handeling op de onjuistheid geen beroep worde gedaan.”
Dutch Wellness heeft aan haar beroep op derdenbescherming ten grondslag gelegd dat zij geen reden had te twijfelen aan - samengevat - de verklaringen en gedragingen van [A], waaronder de registratie bij het SIDN. Zij heeft geen beroep gedaan op verklaringen en gedragingen van NSV, zodat een beroep op artikel 3:36 BW faalt.

4.4. Artikel 3:86 kent derdenbescherming toe aan degenen die bij de verkrijging, anders dan om niet, van “een roerende zaak, niet-registergoed of een recht aan toonder of order” te goeder trouw is geweest. Een recht op een domeinnaam valt niet als zodanig te kwalificeren, zodat een beroep op dit artikel eveneens faalt.

4.5.Voor een geslaagd beroep op artikel 3:88 BW, dat onder andere betrekking heeft op rechten op naam, zoals het recht op een domeinnaam, gelden twee vereisten:
de verkrijger dient te goeder trouw te zijn;
de onbevoegdheid moet voortvloeien uit de ongeldigheid van een vroegere overdracht, die niet het gevolg is van onbevoegdheid van de toenmalige vervreemder.
De ratio van het tweede vereiste is dat de wetgever bescherming van de verkrijger ten koste van de oorspronkelijk rechthebbende slechts gerechtvaardigd acht, indien deze rechthebbende zelf door een ongeldige overdracht de schijn van beschikkingsonbevoegdheid in het leven heeft geroepen (‘toedoen-beginsel’).

4.5.1.Ook indien veronderstellenderwijze ervan zou worden uitgegaan dat Dutch Wellness te goeder trouw is geweest bij de koop van de domeinnamen, faalt - in verband met het tweede vereiste - een beroep op dit artikel.
Door Dutch Wellness - op wie de stelplicht en bij gemotiveerde betwisting de bewijslast rust ter zake van de feiten en omstandigheden die een beroep op artikel 3:88 eerste lid BW rechtvaardigen - is niet het standpunt betrokken dat de onbevoegdheid van [A] voortvloeit uit de ongeldigheid van een vroegere overdracht die niet het gevolg was van onbevoegdheid van NSV. Evenmin geven de door NSV betrokken stellingen of de door partijen in het geding gebrachte stukken aanleiding voor die conclusie.Indien NSV slaagt in het leveren van het haar opgedragen bewijs, dan leidt dat tot de conclusie dat, hoewel NSV rechthebbende op de domeinnamen was, [A] eigenmachtig en niet handelende namens NSV, zich als houder van de domeinnamen heeft laten registreren en vervolgens de domeinnamen heeft verkocht. In dergelijke gevallen faalt een beroep dit artikel.

4.5.2. Het beroep van Dutch Wellness op voormelde derdenbeschermingsbepalingen faalt derhalve.

IT 1327

Stand van zaken Digitale Overheid 2017

Brief van de minister betreffende informatie- en communicatietechnologie (ICT), Kamerstukken II 2013/14, 26643 nr. 292.
In de visiebrief Digitale Overheid 2017 die ik op 23 mei 2013 aan uw Kamer zond heb ik meegedeeld dat het kabinet streeft naar verdere digitalisering van het contact tussen de overheid en burgers en bedrijven. Dat dient te gebeuren op een zodanige wijze dat de dienstverlening van de overheid verbetert, de informatie-uitwisseling sneller en makkelijker verloopt en de kosten worden verlaagd. Kortom: burgers en bedrijven centraal, de overheid digitaal, de kosten minimaal. In deze brief informeer ik u over de stand van zaken.

Verder bouwen aan het fundament onder de i-overheid
Met het overheidsbrede implementatieprogramma i-Nup wordt het instrumentarium gerealiseerd waarmee de overheid in de toekomst steeds meer en beter digitaal kan werken. Het merendeel van de bouwstenen is inmiddels beschikbaar. 72% van de basisinfrastructuur is afgerond. Gemiddeld 66% van de gemeenten is aangesloten op de afgeronde onderdelen en gemiddeld 65% van de grote uitvoeringsorganisaties heeft de afgeronde onderdelen geïmplementeerd. Als bijlage stuur ik u de notitie «Tussenbalans i-NUP 2013» toe

Recht op digitaal berichtenverkeer met de overheid
Uiterlijk in 2017 krijgen burgers en bedrijven de mogelijkheid om digitaal met overheden in contact te treden, waarmee overheden worden verplicht om zich open te stellen voor digitaal contact, bijvoorbeeld email. Ik leg dit recht op elektronisch berichtenverkeer met de overheid vast in de Algemene Wet Bestuursrecht. Voor bedrijven wordt dit recht geregeld in de Wet op Elektronisch Zakendoen.
(Tussen-)resultaten visiebrief Digitale Overheid 2017

MijnOverheid (mijn.overheid.nl)
Via mijn.overheid.nl kunnen burgers persoonlijke gegevens inzien, de status van lopende zaken raadplegen en digitaal berichten van de overheid ontvangen. De mijlpaal van 500.000 gebruikers is onlangs gerealiseerd. Samen met uitvoeringsorganisaties als de Belastingdienst wordt hard gewerkt aan het intensief stimuleren van het gebruik van de MijnOverheid berichtenbox.

Inzage voor burgers in GBA-gegevens
Recent is een impactanalyse uitgevoerd naar verschillende mogelijkheden voor burgers om via mijn.overheid.nl inzage te krijgen in verstrekkingen uit de GBA en GBA-gegevens te laten corrigeren. Ik zet nu een eerste stap om de mogelijkheden tot digitale inzage in verstrekkingen uit de GBA te verbeteren middels een website die te bereiken is via mijn.overheid.nl. Burgers kunnen daar zien aan welke overheidsorganen en derden op systematische wijze gegevens over hen worden verstrekt.
Om burgers actief te wijzen op de mogelijkheid hun persoonsgegevens in de GBA ook digitaal in te zien, is vanaf half oktober 2013 de online campagne «Voorkom gedoe, kijk het na» gestart. Deze campagne heb ik u dit voorjaar per brief toegezegd. In de online campagne worden burgers geïnformeerd over het belang van het goed geregistreerd staan in de GBA. Als bijlage treft u een voorbeeld uit de campagne aan.

Wakend oog voor het gebruikersperspectief
Er is een klankbordgroep ingesteld die mij adviseert over hoe de i-overheid gebruiksvriendelijker kan worden ingericht, door ervaringen bij gebruikers van de i-overheid op te halen. De klankbordgroep bestaat uit vertegenwoordigers van organisaties die goed zicht hebben op het gebruik van digitale publieke diensten.

Informatieveiligheid
Er loopt een intensieve samenwerking tussen de door mij ingestelde Taskforce Bestuur en IDienstverlening en het openbaar bestuur, te weten het Rijk/ZBO’s, de VNG, de Informatie-beveiligingsdienst van gemeenten (IBD), de Unie van Waterschappen en het Interprovinciaal Overleg, en bestaande gremia zoals de Vereniging van Gemeentesecretarissen (VGS), het Nederlands Genootschap voor Burgemeesters (NGB), de Wethoudersvereniging, de Vereniging Directeuren Publieksdiensten (VDP), de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB), IMG 100.000+, G4 en G32. Deze samenwerking krijgt vorm door het organiseren van gezamenlijke activiteiten op het vlak van informatieveiligheid om bewustwording te vergroten en de sturing vanuit bestuur en management te helpen verbeteren door concrete handvatten te leveren. Uiterlijk eind 2014 komt de Taskforce, samen met betrokken actoren in het openbaar bestuur, tot een vorm van verplichtende zelfregulering: vanuit gestelde kaders (op landelijk- en koepelniveau) moet iedere overheidsorganisatie aan een bepaald minimum voldoen en een jaarlijkse cyclus borgen. Belangrijk is dat de zorgplicht voor informatieveiligheid een continu proces binnen en tussen organisaties wordt, en zo digitale incidenten in goede banen kunnen worden geleid.

Eén generieke kernwebsite voor gemeenten

Tijdens het Algemeen Overleg over het gebruik van ICT-mogelijkheden door de overheid op 3 april 2013 (Kamerstuk 26 643, nr. 276) heb ik aan mevrouw Oosenbrug toegezegd met de VNG te bespreken of we kunnen komen tot één generieke kernwebsite voor gemeenten, waarbij bijvoorbeeld mijnoverheid.nl als uitgangspunt kan dienen en waarbij gemeenten zich kunnen aansluiten. De VNG formeert een werkgroep om nader te concretiseren hoe een gemeenschappelijk gemeentelijk internetloket eruit kan zien en welk draagvlak hiervoor bestaat.

Digitale Overheid 2017
De Digitale Overheid 2017 is een missie van de hele overheid. Het doet me deugd te kunnen melden dat verschillende partijen voortvarend bezig zijn met de kabinetsdoelstelling. Op 4 juli 2013 is het Doorbraakakkoord gesloten waarin bestuurders van innovatieve organisaties uit Rijk, gemeenten en uitvoeringsorganisaties hebben afgesproken om de kansen die de digitalisering aan hun praktijk biedt te benutten en gezamenlijk initiatieven te ontplooien. Daarnaast werkt de VDP samen met gemeenten en een aantal grote uitvoeringsorganisaties aan een landelijke dienstverleningscoalitie, die gaat over organisatieoverstijgende innovatie van digitale overheidsdiensten.

Rob advies «Van wie is die hond?»
U heeft een advies van de Raad voor het Openbaar Bestuur ontvangen over de verdere ontwikkeling van de digitale overheid en de inzet van ICT (zie bijlage)5. Ik herken het advies van de Raad, met name waar het gaat om het belang van een (politieke) afweging van soms tegenstrijdige paradigma’s. De digitale overheid is niet een digitalisering van een analoge overheid. Er liggen vraagstukken die de kernwaarden van de overheid in de samenleving raken. Ook in het kader van de kabinetsdoelstelling Digitaal 2017, maar dat geldt in principe voor meer dossiers waar de inzet van ICT bijdraagt aan de effectiviteit van het functioneren van de overheid, is het van belang een juiste balans te vinden tussen deze waarden.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

R.H.A. Plasterk

IT 1326

Kamerbrief betreffende de stand van zaken Open Data

Kamerbrief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal betreffende de stand van zaken Open Data, 1 november 2013. Kamerstukken II, 2013/14, 26643 nr. 293.
Mede namens mijn collega van Economische Zaken, ontvangt u hierbij een brief over de kritische opmerkingen van de oud-parlementariër de heer El Fassed, over de beschikbaarheid en toegankelijkheid van open data. Tijdens het Algemeen Overleg ICT op 10 oktober 2013 heeft mijn collega van Economische Zaken toegezegd, nog voor de behandeling van de EZ begroting, hierover een brief aan uw Kamer te zenden. De heer El Fassed stuurde de brief als open brief aan uw Kamer en deed dit als directeur van de Open State Foundation. Bovendien heeft mijn collega toegezegd in de brief in te gaan op de mogelijkheden om ook mede overheden te betrekken bij het beschikbaar stellen van open data.

In deze gezamenlijke brief van de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Economische Zaken (EZ) wordt ingegaan op de toezegging en wordt u op de hoogte gebracht van de stand van zaken met betrekking tot de plannen voor open data in de periode 2014 en 2015. De brief van de Open State Foundation waarover uw Kamer sprak tijdens het AO, hebben wij ook onder de aandacht gebracht van de andere relevante ministeries.

IT 1324

Terechte vrees op inbreuk handelsnaam webshop in nabije toekomst

Vzr. Rechtbank Amsterdam 7 november 2013, KG ZA 13-1242 (Ekirana tegen An Info Systems c.s.)
Uitspraak ingezonden door Filip van Eeckhoutte, Van Eeckhoutte Advocatuur.
Autersrecht. Handelsnaamrecht. Domeinnaam. Inschrijving KvK Eiser Ekirana drijft een webshop met de domeinnaam ekirana.nl en verkoopt hoofdzakelijk Indiase en Aziatische voedsel- en drankwaren, cosmetica en keukengereedschap. Ekirana stelt dat An Info c.s. inbreuk maakt op haar auteurs-, databanken en handelsnaamrechten. Dit doet zij door middel van de website www.masalaexpress.biz, de domeinnaam www.ekirana-nl.nl en de handelsnaam Ekirana.

Of er nog steeds inbreuk wordt gemaakt op auteursrechten kan niet op grond van de in het geding aangebrachte stukken worden vastgesteld. Het is wel duidelijk dat er in het verleden sprake is geweest van dergelijke inbreuken. Er kan niet zonder meer vanuit worden gegaan dat An info c.s. zich van verdere inbreuken zal onthouden, het verbod wordt toegewezen. Een inbreuk op het databankenrecht van Ekirana is gesteld noch gebleken. Op het moment is er ook geen sprake van een handelsnaaminbreuk. De enkele inschrijving van Ekirana in het handelsregister en het gebruik van het woord 'Ekirana' in een webadres vormen geen inbreuk op het handelsnaamrecht. Uit het geheel van omstandigheden is alleen bij eiser de terechte vrees ontstaan dat het in de nabije toekomst wel tot een inbreuk op haar handelsnaamrecht zou komen. Daarom wordt ook dit verbod tot inbreuk toegewezen en moet de handelsnaam worden doorgehaald.

Beoordeling
4.4. Tussen partijen is evenwel niet in geschil dat in het verleden wel sprake is geweest van inbreuken op het auteursrecht van Eiser. Gezien de gebeurtenissen in de aanloop naar dit proces kan er niet zonder meer vanuit worden gegaan dat An Info c.s‚ zich daarvan in de toekomst zal onthouden. Om die reden zal het gevorderde gebod worden toegewezen.

4.5. Dat er sprake is (geweest) van een inbreuk op een aan Eiser toekomend databankenrecht is gesteld noch gebleken, zodat dat deel van de vordering zal worden afgewezen.

4.6. Wat betreft het handelsnaamrecht voert An Info c.s. aan dat een enkele inschrijving in het handelsregister geen inbreuk op het handelsnaamrecht vormt, evenmin als het gebruik Van het woord ‘ekirana’ in een webadres dat wordt gebruikt als doorlinkt naar een andere website. De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze stellingen op zichzelf juist zijn, maar dat uit het geheel van omstandigheden bij Eiser de terechte vrees is ontstaan dat het in de nabije toekomst wel tot een inbreuk op haar handelsnaamrecht zou komen. Het gevorderde gebod zal daarom worden toegewezen als hierna in het dictum te melden.

4.7. Gedaagde heeft een wijzigingsformulier overgelegd ter onderbouwing van zijn verweer dat hij de Kamer van Koophandel heeft verzocht de door hem geregistreerde handelsnaam ‘ekirana’ te wijzigen. Niet is echter gebleken dat de wijziging daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, terwijl de inschrijving naar het oordeel van de voorzieningenrechter onrechtmatig is jegens Eiser. Daarom zal de vordering die ertoe strekt dat de inschrijving wordt doorgehaald, zo nodig doordat dit vonnis in de plaats komt van de daartoe te verrichten handeling, worden toegewezen.

IT 1321

Coalitie van burgers en organisaties verzetten zich tegen 'witwassen' van NSA-data

Uit het persbericht I,: Persbericht II: Een coalitie van burgers en organisaties start vandaag een rechtszaak tegen de Nederlandse Staat, vertegenwoordigd door minister Plasterk van Binnenlandse Zaken. Zij eisen dat de Staat stopt met het gebruiken van gegevens die niet in overeenstemming met de Nederlandse wet zijn verkregen. Op 27 november moet Plasterk bij de rechtbank Den Haag verschijnen om zijn beleid te verdedigen.

Plasterk zegt de spionage- en afluisterpraktijken van de Amerikanen te veroordelen, maar tegenover de Tweede Kamer erkent hij dat gegevens tussen de AIVD en de NSA nog steeds worden uitgewisseld. Zo komen gegevens die door de NSA in strijd met de Nederlandse wet zijn verkregen in handen van de Nederlandse inlichtingendiensten. De coalitie Burgers tegen Plasterk verzet zich hiertegen. Bovendien eist de coalitie dat Plasterk burgers wiens onrechtmatig verkregen data zijn gebruikt, daarover informeert.

Coalitie Burgers tegen Plasterk De advocaten van bureau Brandeis voeren het proces voor de coalitie van burgers en organisaties. Oprichter Christiaan Alberdingk Thijm: “Door NSA-data te gebruiken wordt illegaal verkregen data door Plasterk en zijn diensten witgewassen. Deze zaak moet daar een einde aan maken.”

De deelnemende burgers zijn: Rop Gonggrijp, Jeroen van Beek, Bart Nooitgedagt, Brenno de Winter en Mathieu Paapst. De aangesloten organisaties zijn: de Nederlandse Vereniging voor Strafrechtadvocaten, de Nederlandse Vereniging voor Journalisten, de Internet Society Nederland en Stichting Privacy First.

Jeroen van Beek over de zaak: “Het lijkt alsof Nederland bij buitenlandse overheden gegevens ‘shopt’ die het hier niet legaal kan krijgen. Niemand lijkt verantwoordelijk te zijn of inzicht te geven in wat er precies gebeurt. Hier moet de rechter kritisch naar kijken.”

Over bureau Brandeis
bureau Brandeis is een advocatenkantoor gespecialiseerd in het voeren van complexe rechtszaken en het recht op privacy. Het behandelt bij voorkeur zaken met een maatschappelijk belang. bureau Brandeis is in 2013 opgericht door de bekende internetadvocaat Christiaan Alberdingk Thijm.

Uit het Persbericht van de NVJ: NVJ, de Nederlandse Vereniging voor Strafrechtadvocaten, Stichting Privacy First en de Internet Society starten vandaag onder de titel Burgers tegen de Staat een rechtszaak tegen de Nederlandse Staat. Volgens de procespartijen is het onacceptabel dat Nederlandse inlichtingendiensten gegevens over Nederlandse burgers gebruiken die zij op basis van de Nederlandse wet zelf niet hadden mogen verzamelen. ‘Het op grote schaal afluisteren en aftappen van burgers is niet alleen een ernstige schending van de privacy, het heeft ook een negatief effect op het goed functioneren van de journalistiek’, aldus Thomas Bruning, algemeen secretaris van de NVJ.

Met de zaak willen de partijen een einde maken aan het 'witwassen' van gegevens die illegaal zijn verkregen en daarnaast de Staat verplichten mensen wiens gegevens zijn gebruikt te informeren. Ook moet de zaak de maatschappelijke discussie over het afluisteren van Nederlandse burgers door buitenlandse inlichtingendiensten bevorderen.

De NVJ doet mee vanwege het persvrijheidsbelang dat in het geding is. ‘Het op grote schaal afluisteren en aftappen van burgers heeft ook een negatief effect op het goed functioneren van de journalistiek’, aldus NVJ-secretaris Thomas Bruning. ‘Het brengt de anonimiteit van bronnen of klokkenluiders die op een anonieme wijze misstanden willen melden in gevaar. In een eerdere zaak tegen de Staat en AIVD waarbij NVJ mede-eiser was, werd dit belang uiteindelijk ook door de hoogste rechterlijke instantie, EHRM (Europees Hof voor de Rechten van de Mens) erkend. Het betrof de zaak over het afluisteren en gijzelen van twee journalisten van De Telegraaf. Het EHRM oordeelde in november 2012 dat dat onterecht was gebeurd.

De coalitie van procespartijen bestaat uit verschillende organisaties en burgers. De deelnemende organisaties zijn:
- De Nederlandse Vereniging voor Strafrechtadvocaten;
- Stichting Privacy First;
- De Nederlandse Vereniging voor Journalisten, NVJ.
- de Internet Society.

De procespartijen op persoonlijke titel zijn:
- Rop Gonggrijp;
- Bart Nooitgedagt (vertegenwoordigd door de NVSA);
- Brenno de Winter (vertegenwoordigd door de NVJ);
- Matthieu Paapst ( vertegenwoordigd door ISOC).

De regie ligt in handen van advocatenkantoor Bureau Brandeis. Dagvaarding hier.

IT 1320

Verzoeker mag conservatoir beslag leggen op gegevens in de cloud

Rechtbank Amsterdam 19 september 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:6969
Beslaglegging. Cloud. Verzoekers vragen verlof tot het leggen van conservatoir beslag. Volgens hen handelt gerequesteerde in strijd met het concurrentiebeding en hebben de handelingen kennelijk tot doel dan wel de waarde van de door verzoeker te verkopen onderneming sterk te verminderen, dan wel de waarde daaraan te onttrekken ten behoeve van de nieuw door gerequesteerden opgerichte ondernemingen.  De voorzieningenrechter benadrukt dat bewijsbeslag een ingrijpend dwangmiddel is en er moet dan ook altijd gekeken worden of het gebruik proportioneel en subsidiair is. Willekeurige inmenging en misbruik moeten worden voorkomen en schadelijke gevolgen binnen redelijke grenzen blijven. De voorzieningenrechter verwijst naar een uitspraak van de Hoge Raad met betrekking tot beslag.

Volgens de voorzieningenrechter is het gestelde handelen voldoende ernstig om de toepassing van bewijsbeslag te rechtvaardigen en is het aannemelijk dat een verzoek tot medewerking tot verduistering van bewijsmiddelen zal leiden.
De omschrijving van de in beslag te nemen bescheiden voldoet aan de door de HR genoemde eisen. Er is geen sprake van vertrouwelijke gegevens. De voorzieningenrechter wijst het bewijsbeslag toe en stelt een termijn van 2 weken voor het instellen van een hoofdzaak. Het beslag heeft betrekking op computerbestanden die zich bevinden op de laptop van gerequesteerde dan wel die via die weg bereikbaar zijn voor zover deze zich bevinden bij een aantal providers, waaronder de hostingprovider van www.cloudsecured.nl.

De beslissing
De voorzieningenrechter
3.1. verleent verzoekers verlof conservatoir bewijsbeslag te leggen ten laste van gerekwesteerden op het adres [adres1]

3.2. bepaalt dat genoemd bewijsbeslag slechts betrekking heeft op de in het verzoekschrift in punt 48 vermelde bescheiden c.q. computerbestanden die zich bevinden op de laptop van [gerequestreerde 1], dan wel die via die weg bereikbaar zijn voor zover deze zich bevinden bij de navolgende providers, zijnde hulppersonen van gerekwestreerden:

- Gmail,
- KPN Backup,
- Planet,
- Hotmail,
- Ogone.com,
- PayPal.com
- de hostingprovider van www.cloudsecured.nl,
- alsmede andere providers die optreden als hulppersonen, voor zover de aanwezigheid daarvan blijkt ter gelegenheid van de beslaglegging met machtiging aan de beslagleggende deurwaarder en ICT-expert hiernaar op afstand - al dan niet via het internet - onderzoek te doen;

IT 1315

TradeTracker heeft bij door haar geplaatste advertenties niet de zorgplicht te controleren op frauduleuze kliks

Hof Amsterdam 29 oktober 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:3722 (Vliegticketinfo B.V. tegen TradeTracker Nederland B.V.)
TradeTracker en Vliegticketinfo hadden een overeenkomst gesloten over het plaatsen van advertenties van Vliegticketinfo op de websites van relaties van TradeTracker. Vliegticket is gehouden te betalen per klik, de kliks werden bijgehouden door Nedstat. Per e-mail heeft Vliegticket op 23 oktober 2009 het vertrouwen in TradeTracker opgezegd en de overeenkomst per direct gestaakt. De administratie betreffende de kliks van Trade Tracker wijkt af van die van NedStat. Volgens Vliegticketsinfo heeft TradeTracker te veel kliks in rekening gebracht en klikfraude gepleegd. De rechtbank heeft de vorderingen van Vliegticketinfo afgewezen en het hof gaat hier in mee.

Er is afgesproken dat bij een dispuut de meetresultaten van TradeTracker doorslaggevend zijn. Vliegticketinfo heeft niet duidelijke, ondubbelzinnige aanwijzingen getoond dat de registratie van TradeTracker onjuist is. TradeTracker heeft deze gegevens onweersproken overlegd en het hof ziet dan ook geen aanleiding tot het opleggen van de administratie van TradeTracker.

Het is ook niet aan TradeTracker om te verklaren waarom er meetverschillen bestaan tussen haar administratie en die van Nedstat. Vliegticketinfo heeft niet voldoende onderbouwd dat TradeTracker kliks in rekening heeft gebracht die aantoonbaar niet hebben plaatsgevonden. Ook heeft zij niet voldoende aangetoond dat advertenties niet op alle sites waren geplaatst. Verder geeft Vliegticketinfo niet aan welke kliks volgens haar dubieus zijn. Tradetracker heeft geen wanprestatie gepleegd. Het uitvoeren van controle hoort niet per se tot de zorgplicht van TradeTracker als opdrachtnemer en zij heeft de in rekening gebracht bedragen voor 'afgekeurde' kliks gecrediteerd. Volgens het hof blijkt overigens nergens uit dat TradeTracker alle kliks dient te controleren op frauduleuze kenmerken, laat staan dagelijks en zonder concrete aanleiding.

Het hof bekrachtigt het vonnis en wijst de vorderingen af.

Beoordeling
3.12 Het hof overweegt naar aanleiding van deze grieven het volgende. Het is, zoals onder 3.6 reeds overwogen, aan Vliegticketinfo om feiten en omstandigheden aan te voeren die, indien juist, tot de conclusie leiden dat niet van de registratie van TradeTracker kan worden uitgegaan. Vliegticketinfo voert bij de onderhavige grieven in feite alleen maar aan dat er meetverschillen bestaan in het aantal kliks en dat TradeTracker voor die verschillen geen sluitende verklaring heeft gegeven. Niet valt echter in te zien waarom op TradeTracker de verplichting zou rusten een sluitende verklaring voor de meetverschillen te geven. De vaststelling dat zij daarin niet is geslaagd, kan dan ook niet worden aangemerkt als een feit of omstandigheid leidend tot een gerechtvaardigde twijfel aan de juistheid van de registratie van TradeTracker. Vliegticketinfo heeft daarnaast nog gesteld dat in de zomer van 2009 sprake is van een piek in de meetverschillen en daarmee van een nog grotere afwijking dan eerder het geval was. Ook daarin is evenwel geen concrete aanwijzing te vinden dat de meting van TradeTracker onjuist is. Vliegticketinfo heeft nagelaten om – al dan niet aan de hand van de door TradeTracker overgelegde lijst - in concreto aan te geven welke van de door TradeTracker geregistreerde kliks niet zouden hebben plaatsgevonden. Zij heeft evenmin aangevoerd dat het voor haar onmogelijk is om haar stellingen - bijvoorbeeld door het inschakelen van een eigen deskundige - nader te concretiseren. Omdat Vliegticketinfo haar stelling dat TradeTracker kliks in rekening heeft gebracht die aantoonbaar niet hebben plaatsgevonden aldus onvoldoende heeft onderbouwd, gaat het hof aan die stelling voorbij.

3.17 Grief 5 luidt dat de rechtbank ten onrechte overweegt dat het aan Vliegticketinfo is om de kliks te controleren. Dat is in strijd met de overeenkomst en de zorgplicht van TradeTracker en bovendien feitelijk onmogelijk, aldus Vliegticketinfo. Vliegticketinfo voert daartoe meer concreet het volgende aan. Artikel 2.1 van de algemene voorwaarden verplicht TradeTracker om alle activiteiten op de website van Vliegticketinfo die gegenereerd worden door de affiliaties te inspecteren. Voorts rust op grond van de zorgplicht van een goed opdrachtnemer op TradeTracker de plicht om maatregelen te treffen die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend bedrijf dat webadvertentiediensten aanbiedt mogen worden verwacht. TradeTracker is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van deze verplichtingen. Vliegticketinfo licht dat als volgt toe. Een groot concurrerend webadvertentiebedrijf als Google filtert en analyseert kliks zowel geautomatiseerd als handmatig. Het percentage reactief afgekeurde kliks bedraagt bij Google slechts 0,02% hetgeen bevestigt dat TradeTracker, die achteraf 34% van de kliks afkeurt, tekortschiet in haar verplichtingen. TradeTracker kan op eenvoudige en volledig geautomatiseerde wijze controleren of, op het moment dat een klik wordt gegenereerd, op de website van de betreffende affiliate daadwerkelijk de juiste advertentie heeft gestaan. TradeTracker beschikt immers over alle gegevens om die controle uit te voeren. Er zijn diverse bedrijven die websites automatisch controleren op de aanwezigheid van bepaalde inhoud zoals advertenties. Vliegticketinfo kan die controle niet uitvoeren. Zij krijgt de gegevens achteraf en een controle achteraf is illusoir. Bovendien adverteren affiliates als MSN en Google weer op andere websites hetgeen zij helemaal niet kan controleren. Vliegticketinfo kon slechts zien de hoeveelheid kliks die per affiliate waren gegenereerd. Zo was niet zichtbaar of er bijvoorbeeld vanuit een Spaans- of Chineestalig land op een Nederlandstalige advertentie was geklikt wat, indien dat het geval was geweest, waarschijnlijk duidt op fraude. Juist op basis van dergelijke gegevens heeft TradeTracker besloten om een groot deel van de gegenereerde kliks af te keuren. Vliegticketinfo heeft alles gedaan wat in redelijkheid mogelijk was om de kliks te controleren. Meer dan het instellen van de controle door Nedstat kon van haar niet worden verlangd, aldus nog steeds Vliegticketinfo.

3.18. Vliegticketinfo bedoelt bij grief 5 kennelijk te stellen dat TradeTracker op twee punten is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen, namelijk door niet te controleren of kliks afkomstig zijn van een website waarop een advertentie van Vliegticketinfo te zien is, en door niet te controleren of sprake is van kliks met kenmerken die aanleiding geven te veronderstellen dat sprake is van fraude, zoals kliks vanuit een Spaans- of Chineestalig land. Het hof zal beide punten hieronder afzonderlijk bespreken.

3.19. TradeTracker voert ten aanzien van de eerste door Vliegticktinfo gestelde tekortkoming als verweer dat zij steekproefsgewijs de websites van haar affiliaties controleert en dat zij daarmee heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 2.1 van de algemene voorwaarden. Het is ondoenlijk, aldus TradeTracker, om dagelijks miljoenen webpagina’s van haar ruim 35.000 affiliates te controleren. Het hof oordeelt als volgt. Vliegticketinfo beroept zich op artikel 2.1 van de algemene voorwaarden dat bepaalt dat TradeTracker alle activiteiten op de website van Vliegticketinfo, die gegenereerd worden door de affiliates, dient te inspecteren. Vliegticketinfo licht evenwel onvoldoende toe waarom TradeTracker de afspraak dat zij de activiteiten op de website van Vliegticketinfo inspecteert zo dient in te vullen dat zij bij elke klik dient te controleren of er op dat moment daadwerkelijk een advertentie van Vliegticketinfo op de website van een affiliate heeft gestaan. De enkele omstandigheid dat het technisch mogelijk is om dit volledig geautomatiseerd te doen en dat bepaalde bedrijven als dienst aanbieden om websites op de aanwezigheid van content, bijvoorbeeld advertenties, te controleren, zoals Vliegticketinfo stelt, is daartoe onvoldoende. Dat een dergelijke controle technische mogelijk en op de markt beschikbaar is, maakt evenmin dat het uitvoeren van die controle tot de zorgplicht van TradeTracker als opdrachtnemer behoort.

3.20. Het hof overweegt ten aanzien van de tweede door Vliegticketinfo gestelde tekortkoming als volgt. Vliegticketinfo stelt zelf dat TradeTracker de door haar, TradeTracker, geregistreerde kliks voor de periode van 1 juni 2009 tot en met 13 oktober 2009 achteraf heeft gecontroleerd, 34 % van de kliks heeft ‘afgekeurd’ op grond van kenmerken die op fraude wijzen en vervolgens de daarvoor in rekening gebrachte bedragen heeft gecrediteerd. Daaruit volgt dat het kennelijk mogelijk is de kliks achteraf op frauduleuze kenmerken te beoordelen en dat TradeTracker dat ook heeft gedaan nadat Vliegticketinfo daarom had verzocht. Het valt dan ook niet in te zien dat TradeTracker op dit punt is tekortgeschoten in enige verplichting. Vliegticketinfo stelt immers niet dat TradeTracker over de desbetreffende periode meer kliks had moeten afkeuren dan zij heeft gedaan en zij stelt evenmin, zoals reeds overwogen, voldoende concreet dat in de periode voorafgaand aan de gecontroleerde periode sprake is geweest van kliks met kenmerken die wijzen op fraude. Evenmin is gesteld of gebleken dat Vliegticketinfo aan TradeTracker heeft verzocht de kliks in die periode alsnog te controleren. Vliegticketinfo stelt nog wel dat het ook in die periode om 34% aan frauduleuze kliks zal gaan maar die conclusie is onvoldoende op feiten gebaseerd.

Lees de uitspraak hier:
Rechtspraak.nl (link)
Rechtspraak.nl (pdf)