DOSSIERS
Alle dossiers

Internet  

IT 968

Bij het aanbieden van "een vakantieproduct van lange duur" gelden vereisten

Rechtbank Rotterdam 30 oktober, LJN BY4734 (Verzoekers HotelGroup tegen Consumentenautoriteit)

Koop op afstand. E-commerce. HotelGroup Passport is een vakantieproduct van lange duur en geen klantenbindingsprogramma. Verzoekers hebben het vakantieproduct via telemarketing verkocht.

De Consumentenautoriteit heeft een boetes opgelegd en openbaar gemaakt omdat niet voldaan is aan de voor "een vakantieproduct van lange duur" geldende vereisten dat de consumenten geruime tijd voor het sluiten van de overeenkomst worden voorzien van de verplichte informatie en dat deze wordt verstrekt op een duurzame gegevensdrager die gemakkelijk toegankelijk is voor de consument. Daarnaast is de overeenkomst niet door beide partijen ondertekend en is bij de aanvang van het telemarketing gesprek het commerciële oogmerk niet meegedeeld. Verzoekers stellen dat dit besluit van de Consumentenautoriteit het faillissement van HotelGroup zal veroorzaken door de boetes op te leggen en het besluit openbaar te maken. Verzoekers beweren dat er geen sprake was van "een vakantieproduct van lange duur" , HotelGroup hoefde dus niet aan de vereisten te voldoen.

De Rechtbank maakt op uit de feiten dat verzoekers hier wel aan moesten voldoen en door het nalaten hiervan artikelen 8.5 en 8.6 van de Wet handhaving consumentenbescherming hebben overtreden. Hoogte dwangsommen niet onredelijk. Opgelegde boetes zijn passend en evenredig. Afwijzing verzoeken tot schorsing sanctiebesluit en publicatiebesluit.

19.  De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerster toereikend heeft gemotiveerd waarom sprake is van ernstige overtredingen. De opgelegde boetes zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter passend en evenredig. De voorzieningenrechter neemt hierbij in aanmerking verweersters betoog ter zitting dat zij bij het vaststellen van de hoogte van de boete voor overtreding van de timeshare-regelgeving heeft meegenomen dat in artikel 50b, zevende lid, van het BW is bepaald dat de handelaar die in strijd handelt met dit artikel een oneerlijke handelspraktijk verricht als bedoeld in artikel 193b van Boek 6 van het BW. Het boetemaximum bij overtredingen die een oneerlijke handelspraktijk zijn, is € 450.000 en er worden veel hogere boetes voor opgelegd. De wetgever heeft echter nagelaten voor de overtreding van artikel 50b van het BW het boetemaximum aan te passen. Voor overtreding van artikel 8.5 Whc in samenhang met artikel 7:46h, eerste lid, van het BW heeft verweerster ook al eerder boetes van deze hoogte opgelegd voor dezelfde overtredingen. Dat het bij die boetes ging om grotere bedrijven met een grotere omzet doet daar - anders dan verzoekers stellen - niet aan af. De Whc voorziet immers niet in een boete gerelateerd aan de omzet.

20.  Verzoekers stellen dat de opgelegde boetes waarschijnlijk hun faillissement zullen veroorzaken. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het aan verzoekers is om in dit verband met controleerbare (financiële) bewijsstukken - voorzien van een accountantsverklaring - te komen. Verzoekers zijn tot nu toe niet met dergelijke gegevens gekomen. Ook de gegevens die zij ter zitting hebben overgelegd voldoen niet aan eerdergenoemde vereisten. Ter zitting heeft verweerster nog aangegeven bereid te zijn om - als de financiële gegevens daarvoor aanleiding geven - met verzoekers een betalingsregeling overeen te komen. Verzoekers dienen ook in dat kader dan wel (alsnog) financiële stukken, voorzien van een accountantsverklaring, over te leggen. In de door verzoeksters gestelde financiële omstandigheden is om die reden thans geen reden gelegen om een voorlopige voorziening te treffen.

26.  Zoals reeds eerder is overwogen - onder meer in de uitspraak van 4 mei 2011 (LJN: BQ3528) - heeft publicatie van het sanctiebesluit geen punitief karakter. Het publicatiebesluit is niet gericht op leedtoevoeging, maar op waarschuwing van in het onderhavige geval consumenten. Het eventueel daardoor ontstaan van economisch nadeel voor verzoekers is geen leedtoevoeging in vorenbedoelde zin.

Beslissing: De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af.

IT 961

Onbevoegd computergebruik is plichtsverzuim

Bestuursrechter Rechtbank Breda 22 november 2012, LJN BY4070 (ontslag wijkcoördinator)

Schorsingen en strafontslag wijkcoördinator. Het doen van verder onderzoek naar de computergedragingen tijdens een bezoek aan het gemeentehuis en een daarbij gebruikte USB-stick rechtvaardigen de schorsingen. De schorsingsbesluiten blijven in stand.

Met betrekking tot het strafontslag geldt dat een aantal verweten gedragingen niet zijn komen vast te staan en dat deze dus geen plichtsverzuim opleveren. Een aantal verweten gedragingen is wel komen vast te staan, maar rechtvaardigen afzonderlijk of in samenhang niet de straf van ontslag. De gedragingen van eiser met betrekking tot het computergebruik leveren dusdanig ernstigplichtsverzuim op dat de straf van disciplinair strafontslag evenredig is. Het strafontslag blijft in stand.

De rechtbank stelt vast dat verweerder aan de schorsing ten grondslag heeft gelegd dat het noodzakelijk is het onderzoek naar de avond van 11 mei 2010 af te ronden en dat nog nader onderzoek gedaan moet worden naar een USB-stick, waarvoor eiser pas op 17 december 2010 toestemming aan het Openbaar Ministerie heeft gegeven om die USB-stick aan verweerder te verstrekken. Verweerder heeft daarbij aangegeven dat er op 19 augustus 2010 aangifte gedaan is tegen eiser en zijn zoon op verdenking van computervredebreuk en dat er sprake is van een gerechtvaardigde verdenking van computervredebreuk.

 

11. Computergebruik
De verwijten met betrekking tot het computergebruik zijn op te splitsen in twee aparte verwijten: het onbevoegd inloggen waarbij ook vertrouwelijke informatie is ingezien en het tegen de afspraak in wissen van bestanden.

Eiser heeft ter onderbouwing van zijn standpunt verwezen naar de bevindingen uit het politierapport. De rechtbank merkt op dat in hetstrafrechtelijk onderzoek de focus heeft gelegen op de vraag of er sprake was van computervredebreuk, waarbij van belang is of er sprake is van wederrechtelijk binnendringen. Daarbij is in het politierapport uitgegaan van de aanname dat de zoon nog werkzaamheden voor verweerder verrichtte en hij daarmee ook bevoegd was tot het inloggen op de gemeentelijke server.

(...)
Onbevoegd inloggen en inzien vertrouwelijke informatie
Met betrekking tot het onbevoegd inloggen overweegt de rechtbank, in navolging van de voorzieningenrechter,het volgende. Uit het aanvullende rapport van [naam persoon] blijkt dat vanaf de oude laptop diverse malen remote-desktop sessies (rdp-sessies) hebben plaatsgevonden met gemeentelijke servers waartoe eiser niet bevoegd was.
Verder is gebleken dat zich in de oude laptop schermafdrukken bevinden van Novatime, die gemaakt lijken te zijn met behulp van de administrator account. Ter zitting bij de voorzieningenrechter is namens verweerder gesteld dat de schermafdrukken van Novatime gemaakt moeten zijn met behulp van de administrator account omdat deze een andere kleur hebben.
Ook is de onderzoekers van [naam persoon] gebleken dat er diverse malen korte tijd voor- of nadat eiser met zijn eigen account was afgemeld, ingelogd werd met de administrator account. Ook op 11 mei 2010 in de avond is er ingelogd met dit account.
De systeembeheerders hebben verklaard dat zij op 11 mei 2010 na 18.00 uur niet hebben ingelogd. Verder hebben zij verklaard dat normaal gesproken niet ingelogd wordt met behulp van de administrator account. Tevens heeft de zoon van eiser ter zitting bij de voorzieningenrechter verklaard dat hij soms de administrator account nodig had om dingen te kunnen testen.
Gelet op al deze verklaringen heeft de rechtbank de overtuiging gekregen dat in ieder geval op 11 mei 2010 's avonds via de nieuwe laptop van eiser is ingelogd met de administrator account. Niet ter discussie staat dat eiser niet gerechtigd was om deze account, die wordt gebruikt door systeembeheerders, te gebruiken.
(...)
Het moge duidelijk zijn dat na uitdiensttreding geen gebruik meer mag worden gemaakt van het administrator wachtwoord, simpelweg omdat dit wachtwoord alleen verstrekt was ten behoeve van werkzaamheden voor verweerder. Nu de zoon niet meer werkzaam was voor verweerder had hij de administrator account, zonder expliciete toestemming van verweerder, niet meer mogen gebruiken. Uit de dossierstukken is de rechtbank niet gebleken dat de zoon expliciete toestemming daarvoor van verweerder heeft gekregen. Ter zitting bij de voorzieningenrechter heeft de zoon verklaard dat hij niet wist of ICT ervan op de hoogte wasdat hij het wachtwoord nog gebruikte. Het staat voor de rechtbank dan ook vast dat verweerder geen toestemming heeft gegeven om de administrator account te gebruiken. Voor zover de zoon met medeweten van ICT zijn vader ook na de uitdiensttreding nog behulpzaam was met zijn computer, had dit uitsluitend mogen gebeuren met de account van eiser.
(...)
Verder is uit het aanvullend onderzoek van gebleken dat er op de nieuwe laptop van eiser verwijzingen zijn aangetroffen naar mappen en netwerklocaties waar eiser geen toegang toe heeft. Ook uit het politierapport blijkt dat aannemelijk is dat de map Gouda is bekeken. Dat het fragment dat de politie op de computer heeft gevonden alleen een stuk van een plattegrond van Gouda betreft, neemt niet weg dat deze plattegrond in een vertrouwelijke map zat, waar eiser en zijn zoon geacht werden geen toegang toe te hebben. De rechtbank acht het dan ook aannemelijk dat eiser en/of zijn zoon vertrouwelijke informatie, of in ieder geval informatie die niet voor hem bedoeld was, heeft gezocht dan wel heeft ingezien.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder eiser terecht verantwoordelijk geacht voor het onbevoegd computergebruik en heeft verweerder dit terecht aangemerkt als plichtsverzuim.

(...)
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat het hiervoor onder 11 vastgestelde plichtsverzuim moet worden gekwalificeerd als zeer ernstig plichtsverzuim. De straf van onvoorwaardelijk ontslag is, gelet op de aard en ernstvan het plichtsverzuim niet onevenredig. Verweerder moet kunnen vertrouwen op de integriteit van de daarmee belaste werknemers. Eiser heeft dat vertrouwen ernstig beschaamd. Dit plichtsverzuim kan het ontslag zelfstandig dragen. De gronden die zien op het subsidiaire standpunt hoeven dan ook niet nader besproken te worden. Het beroep tegen bestreden besluit III dient ongegrond verklaard te worden.
IT 964

Prejudiciële vraag: toepassing EEX wanneer partij gebruik maakt van binnenlandse contractpartner?

Prejudiciële vragen aan HvJ EU 24 oktober 2012, zaak C-478/12 (Maletic tegen lastminute.com gmbh en TUI Österreich GmbH) - dossier

Internationale bevoegdheid. Koop op afstand.

Vraag: Moet artikel 16, lid 1, [EEX verordening (EG)] op grond waarvan de bevoegde rechtbank die is van de woonplaats van de consument, aldus worden uitgelegd dat wanneer de andere partij (in casu een reisbureau waarvan de zetel zich in het buitenland bevindt) gebruik maakt van een contractpartner (in casu een reisorganisator waarvan de zetel zich in het binnenland bevindt), in het geval van rechtsvorderingen waarbij beide betrokken zijn artikel 16, lid 1, van deze verordening ook van toepassing is op de binnenlandse contractpartner?

Casuïstiek: Maletic c.s. boeken voor begin 2012 een vakantiereis naar Egypte via de website lastminute.com GmbH. De zetel van dit bedrijf bevindt zich in München/Duitsland, maar de reis wordt volgens mededeling op de website georganiseerd door lastminute.coms in Wenen/Oostenrijk gevestigde partner TUI Österreich GmbH. Verzoekers voldoen de reissom aan lastminute.com en krijgen bevestiging van TUI, een paar dagen voor vertrek. Op die bevestiging staat een ander hotel genoemd dan bij de boeking, namellijk Jaz Makadi Star Resort Spa (in plaats van het geboekte Jaz Makadi Golf & Spa). Overigens wordt niet onthuld of verzoekers dat toen direkt in de gaten hadden, of pas na aankomst ter plekke.

Na terugkeer dagen verzoekers beide partijen en eisen bij het gerecht binnen welk ressort zij wonen een schadevergoeding van ieder € 1208,38 + rente omdat zij pas in Egypte vernemen dat lastminute.com bij TUI het andere hotel heeft geboekt dan zij hebben gereserveerd. Om toch in het door hun gereserveerde hotel te kunnen verblijven hebben zij € 1036,- bijbetaald. Omdat alles pas na drie dagen onaangenaam verblijf rond komt vragen zij ook een bescheiden bedrag aan smartegeld (het verschil tussen € 1208 en € 1036).

Lastminute.com beroept zich op territoriale en internationale onbevoegdheid van de geadieerde Rb en ook TUI stelt dat de Rb te Bludesch territoriaal niet bevoegd is.

In eerste instantie worden verzoekers in het ongelijk gesteld voor wat betreft de bevoegdheid van de Rb in Bludesch, en oordeelt de rechter dat de twee verweerders onafhankelijk van elkaar handelen; door op te treden als reisbureau (eerste verweerster) respectievelijk als reisorganisator (tweede) is er sprake van twee overeenkomsten.

In hoger beroep stellen verzoekers nogmaals dat het door eerste verweerster aangeboden verblijf alleen via tweede verweerster geboekt kon worden en dat dit derhalve als een één geheel vormende rechtshandeling moet worden beschouwd.

De verwijzende Oostenrijkse rechter vraagt zich af of het hier om een louter binnenlandse situatie gaat en of een consument in gevallen als de onderhavige een vordering tegen beide ondernemingen kan instellen bij de rechtbank van zijn woonplaats. Hij stelt het HvJEU de bovenstaande vraag.

IT 938

Reactie Minister op rapport DigiNotar

Brief Minister in reactie op Rapport Evaluatie van de Rijkscrisisorganisatie tijdens de DigiNotar-crisis, Kamerstukken II 2012-2013, 26 643 nr. 258.

Het is verheugend om te zien dat de crisisorganisatie ten tijde van een incident doeltreffend heeft kunnen functioneren. Dit neemt niet weg dat ik blijvend inzet op het verder versterken van de crisisorganisatie binnen het digitale domein.

Aanbevelingen: In haar rapport doet de IVenJ de volgende twee aanbevelingen:

1. Blijf investeren in een vaste kernbezetting van de rijkscrisisorganisatie, met deelnemers die door opleiding en oefening over de juiste crisiscompetenties beschikken.

2. Bezie de bemensing, werkwijze en status van het Adviesteam binnen de rijkscrisisorganisatie vanuit het oogpunt van doeltreffendheid. Indien waarde wordt gehecht aan het Adviesteam, organiseer het Adviesteam dan zo, dat het zijn rol als adviseur van de MCCb en de ICCb kan waarmaken.

Ik onderschrijf de aanbevelingen. De eerste aanbeveling is in lijn met het leidende principe van crisisbeheersing «train as you fight and fight as you train». Rijksbreed wordt intensief samengewerkt aan de opleiding en oefening van deelnemers van de rijkscrisisorganisatie o.a. door middel van de NationaalCrisisCentrum (NCC) -academie en crisisoefeningen zoals bijvoorbeeld de ICT-oefeningen Cyberstorm2 en Copy Paste, maar ook bijvoorbeeld de oefening Vulcanus die 4 oktober jl. heeft plaatsgevonden waarin natuurbranden centraal stonden. Over de uitkomsten van de oefening Vulcanus wordt u separaat geïnformeerd voor het zomerreces.

Zoals bovenstaand al vermeld is er recent ook in Europees verband geoefend binnen de oefening Cyber Europe 2012. Ook in 2013 zal er regelmatig deel worden genomen aan nationale en internationale oefeningen.

Ten aanzien van de tweede aanbeveling onderschrijven wij het belang om de rol van het Adviesteam nader te bezien. Een en ander wordt meegenomen in het rijksbrede traject met betrekking tot herziening van het Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming, dat thans gaande is. Het aangepaste Handboek zal naar verwachting eind 2012 door de ministerraad worden vastgesteld.

IT 932

In strijd met spam/harvesten bepaling gehandeld

Kantonrechter Rechtbank Rotterdam 2 november 2012, zaaknr. 1320252 CV EXPL 12-8002 (GayGroup B.V. tegen *** h.o.d.n. Feya Entertainment, La Belle)

Uitspraak ingezonden door Wouter Dammers en Arnoud Engelfriet, ICTRecht.

Algemene voorwaarden. Gay Group exploiteert de website Gay.nl, een platform voor dienstverlening gericht op homoseksuelen. *** organiseert feesten met als doelgroep homoseksuelen, heeft een Gay.nl-account aangemaakt en is daarmee akkoord gegaan met de algemene voorwaarden waar o.a. een spam/harvesten-bepaling in staat. *** heeft 378 berichten verstuurd met een wervende tekst voor haar Gay-minded dance event.

Voor vernietiging van het boetebeding ex 6:233 sub a BW omdat het onredelijk bezwarend zou zijn, zijn onvoldoende feiten en omstandigheden gebleken. Subsidiair beroep op 6:248 lid 2 BW slaagt evenmin. "Nu het feit dat *** procedeert met een toevoeging met de laagste eigen bijdrage, een indicatie oplevert dat haar financiële armslag beperkt is, ligt het in de rede dat het gewenste effect ook bij een lager op te leggen boetebedrag wordt bereikt. In die zin zal toewijzing van het gevorderde bedrag naar het oordeel van de kantonrechter leiden tot een onaanvaardbaar resultaat. Het gevorderde bedrag [red. €15.000] zal daarom worden gematigd tot €5.000."(r.o. 4.10)

4.6. (...) Niet valt in te zien dat en in hoeverre het beginnend ondernemerschap van *** en haar leeftijd van 22 jaar tot een ander oordeel zouden moeten leiden. *** heeft er zelf voor gekozen op deze leeftijd een eigen onderneming te beginnen.

4.7. Verder zij opgemerkt dat *** ondanks dat haar account werd geblokkeerd en door Gay Group via facebook en per e-mail is gewezen op het verschuldigd worden van een boete omdat zij e-mailberichten had verzonden op de website, via een nieuw account wederom e-mailberichten heeft verzonden. Dat *** ondanks de waarschuwing is doorgegaan is een omstandigheid die voor haar rekening en risico komt. Een en ander overziend, komt de kantonrechter dan ook tot het oordeel dat toepassing van het boetebeding in onderhavige geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is.

IT 928

Uitingen op facebook door ex-werknemer is geen overtreding van relatiebeding

Rechtbank Rotterdam 19 augustus 2012, LJN BX7261 KG ZA 12-555  (eiser tegen Gosh Sports & Healthclub)

Opheffen beslag (in conventie). Geldvordering (in reconventie). Relatiebeding overtreden in verband met uitlatingen op facebook. Boetebeding. Herbegroting.

In 2011 is het dienstverband tussen eiser en Gosh beëindigd. Eiser heeft een eigen facebookpagina. Eiser heeft op 6 maart 2012 de volgende status van The Training Room op zijn facebookpagina heeft gedeeld. “Vandaag start de voorverkoop om lid te worden van The Training Room! Kijk op de website voor de aanbieding. Voorkom een wachtlijst en maak nu vast een afspraak. thetrainingroom.nl”.  Nu eiser het relatiebeding heeft overtreden met uitlatingen op facebook, laat Gosh laat conservatoir beslag leggen op rekening van Eiser vanwege het niet betalen van het boetebeding. Rechtbank oordeelt tot opheffing beslag. De Rechtbank wijst een deel van de geldvordering toe nu bewezen is dat Eiser door de (mede)oprichting van Training Room b.v. het relatiebeding heeft overtreden. De Rechtbank acht de uitlatingen op facebookpagina niet als een overtreding van het relatiebeding nu Gosh hiervoor te weinig bewijs aanvoert.

5.6. Personeel van Gosh
Het enkele gegeven dat [eiser] tezamen met [D] (die - naast een collega bij Gosh - reeds gedurende 14 jaar een vriend van [eiser] is, aldus [eiser]) op 24 februari 2012, voor het einde van het dienstverband van [D] bij Gosh, The Training Room B.V. heeft opgericht doet vermoeden dat sprake is geweest van één of meerdere contacten tussen [eiser] en [D] die te duiden zijn als zakelijk. Dit vermoeden wordt ondersteund door hetgeen [eiser] daarover ter zitting heeft opgemerkt, te weten dat hij aan [D] heeft voorgesteld voor zichzelf te beginnen op het moment dat de arbeidsrelatie met Gosh vertroebeld was, maar kennelijk nog niet (formeel) beëindigd. [eiser] kan daarmee voorshands geacht worden het initiatief te hebben genomen voor het leggen van een met het relatiebeding strijdig contact met [D]. Gerechtvaardigd lijkt dan ook de conclusie dat [eiser] het relatiebeding heeft overtreden. Van overtredingen van [eiser] ten aanzien van andere personeelsleden van Gosh is niet gebleken en evenmin is dit expliciet gesteld door Gosh. De voorzieningenrechter is in het kader van dit kort geding van oordeel dat sprake is geweest van één enkele duidelijke overtreding van het relatiebeding met betrekking tot personeel van Gosh, te weten de handeling die tot de gezamenlijke (indirecte) betrokkenheid van [eiser] en [D] bij de oprichting van The Training Room B.V. heeft geleid. Voorshands aannemelijk is dan dat [eiser] als gevolg daarvan jegens Gosh een boete van € 5.000,00 heeft verbeurd.
Dat [eiser] (al dan niet via [Y]) binnen The Training Room B.V. alleen fungeert als geldschieter (zoals hij zelf - door Gosh betwist - heeft betoogd), en niet ook bij de bedrijfsvoering is betrokken, doet aan het voorgaande niet af.

5.8. Ook overigens kunnen de berichten die op de openbare facebookpagina van The Training Room zijn geplaatst of rechtshandelingen die namens The Training Room zijn verricht op het eerste gezicht niet zonder meer aan [eiser] worden toegerekend als ware sprake van het maken van misbruik door [eiser] van identiteitsverschil tussen [eiser] (Holding B.V.) en The Training Room B.V. (‘vereenzelviging’).
Hoewel vaststaat dat [eiser] bestuurder en voor 50% aandeelhouder is in The Training Room en dus directe (beleids-) betrokkenheid bij The Training Room aannemelijk lijkt, is ter zitting tussen partijen vast komen te staan dat [eiser] (op lichamelijke en psychische gronden) voor 100% arbeidsongeschikt is verklaard, een ziektewetuitkering ontvangt en het hem dus uit dien hoofde niet is toegestaan arbeid te verrichten en hij daartoe ook niet in staat kan worden geacht. [eiser] stelt verder dat hij, mede gelet op zijn arbeidsongeschiktheid, bij The Training Room enkel betrokken is als geldschieter en dat het [D] is die (overwegend) de facebookpagina van The Training Room vult (overigens, heeft [eiser] erkend dat hij wel in privé berichten kan plaatsen op de facebookpagina van The Training Room, zoals ook is gebleken (zie 5.7.2)). Hetgeen Gosh daartegenin heeft gebracht, heeft zij onvoldoende gestaafd met concrete bewijzen, zodat de voorzieningenrechter vooralsnog van de juistheid van de stellingen van [eiser] uitgaat. De twitterberichten die [eiser] blijkens productie 18 van Gosh heeft gepost (op 24 februari 2012: “[email-adres] De voorbereidingen voor The Training Room zijn begonnen. Ready, steady… Go!” en op 25 februari 2012: “@TrainingRoom: Zoveel mensen vinden The Training Room leuk op Facebook! Binnen 8 uur zoveel! Leuk en bedankt!! Retweet”) zijn onvoldoende om daaruit af te leiden dat [eiser] meer is voor The Training Room dan geldschieter. Dat [eiser] op zondag 12 augustus 2012 voor The Training Room yogales in het park zou hebben gegeven is door hem betwist en verder door Gosh niet met bewijzen gestaafd, zodat de voorzieningenrechter hieraan voorbij gaat.

Boetebeding
5.9. Vooropgesteld zij dat een boete in principe alleen verschuldigd is bij wanprestatie. Blijkens het hiervoor overwogene is daarvan aan de zijde van [eiser] jegens Gosh op het eerste gezicht in zekere mate sprake. De discussie tussen partijen op het punt van het boetebeding spitst zich toe op de vraag of een aanmaning of een andere voorafgaande verklaring nodig is teneinde nakoming van het boetebeding te vorderen. Deze vraag beantwoordt de voorzieningenrechter in dit geval ontkennend. Immers, bij nakoming van de hoofdverbintenis - te weten het naleven van het vanaf 31 augustus 2011 gedurende twaalf maanden voortdurend geldende relatiebeding - is ten aanzien van de voorshands geconstateerde in het verleden opgetreden wanprestaties blijvend onmogelijk. De bedongen boete is dan zonder nadere aanmaning verschuldigd. Dat de voorshands aannemelijk geworden wanprestaties van [eiser] voor de aanmaning d.d. 16/17 april 2012 van Gosh (zie 2.7) hebben plaatsgevonden, is dus niet relevant. De wettelijke rente over een verbeurde boete wordt echter pas na schriftelijke aanmaning op de voet van artikel 6:82 BW verschuldigd. Op matiging van de verschuldigde boetes heeft [eiser] in dit kort geding geen expliciet beroep gedaan, zodat op hetgeen Gosh hierover heeft opgemerkt in de beoordeling niet nader behoeft te worden ingegaan.

Beslag
5.10. Vooruitlopend op een beslissing in de bodemprocedure gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat Gosh ten aanzien van [eiser] gerechtvaardigd nakoming van het boetebeding voor een bedrag van in totaal € 15.000,00 zal kunnen vorderen. Verwezen wordt naar hetgeen is overwogen onder 5.6 en 5.7.4/5.7.5. De vordering waarvoor de beslagen ten laste van [eiser] zijn gelegd, kan, gelet hierop, daarom voorshands niet als summierlijk ondeugdelijk worden aangemerkt voor zover dit een bedrag van € 19.500,00 (het bedrag van € 15.000,00 vermeerderd met een opslag van 30% aan rente en kosten) niet te boven gaat. Dit brengt mee dat de voorzieningenrechter opportuun acht de vordering ten laste van [eiser] te herbegroten op voormeld bedrag van € 19.500,00 en de ten laste van [eiser] gelegde beslagen op te heffen voor zover deze het bedrag van € 19.500,00 (inclusief rente en kosten) te boven gaan.

De voorzieningenrechter beslist:
7.1. herbegroot de vordering waarvoor ten laste van [eiser] door Gosh beslag is gelegd op € 19.500,00,

7.2. heft op het ten laste van [eiser] gelegde conservatoir beslag rustend op de op naam van [eiser] in privé staande betaalrekening met nummer [1] gehouden bij de Coöperatieve Rabobank Rotterdam U.A. te Rotterdam, het ten laste van [eiser] gelegde conservatoir beslag op de op naam van [eiser] in privé staande betaalrekening gehouden bij de ING Bank N.V. te Rotterdam en het beslag dat onder de Rabobank is gelegd op een op naam van [eiser] staande effectenrekening met nummer [2] voor zover dit een bedrag van € 19.500,00 te boven gaat,

7.3. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt, 
 5.6.  Personeel van Gosh
Het enkele gegeven dat [eiser] tezamen met [D] (die - naast een collega bij Gosh - reeds gedurende 14 jaar een vriend van [eiser] is, aldus [eiser]) op 24 februari 2012, voor het einde van het dienstverband van [D] bij Gosh, The Training Room B.V. heeft opgericht doet vermoeden dat sprake is geweest van één of meerdere contacten tussen [eiser] en [D] die te duiden zijn als zakelijk. Dit vermoeden wordt ondersteund door hetgeen [eiser] daarover ter zitting heeft opgemerkt, te weten dat hij aan [D] heeft voorgesteld voor zichzelf te beginnen op het moment dat de arbeidsrelatie met Gosh vertroebeld was, maar kennelijk nog niet (formeel) beëindigd. [eiser] kan daarmee voorshands geacht worden het initiatief te hebben genomen voor het leggen van een met het relatiebeding strijdig contact met [D]. Gerechtvaardigd lijkt dan ook de conclusie dat [eiser] het relatiebeding heeft overtreden. Van overtredingen van [eiser] ten aanzien van andere personeelsleden van Gosh is niet gebleken en evenmin is dit expliciet gesteld door Gosh. De voorzieningenrechter is in het kader van dit kort geding van oordeel dat sprake is geweest van één enkele duidelijke overtreding van het relatiebeding met betrekking tot personeel van Gosh, te weten de handeling die tot de gezamenlijke (indirecte) betrokkenheid van [eiser] en [D] bij de oprichting van The Training Room B.V. heeft geleid. Voorshands aannemelijk is dan dat [eiser] als gevolg daarvan jegens Gosh een boete van € 5.000,00 heeft verbeurd.
Dat [eiser] (al dan niet via [Y]) binnen The Training Room B.V. alleen fungeert als geldschieter (zoals hij zelf - door Gosh betwist - heeft betoogd), en niet ook bij de bedrijfsvoering is betrokken, doet aan het voorgaande niet af.

5.8. Ook overigens kunnen de berichten die op de openbare facebookpagina van The Training Room zijn geplaatst of rechtshandelingen die namens The Training Room zijn verricht op het eerste gezicht niet zonder meer aan [eiser] worden toegerekend als ware sprake van het maken van misbruik door [eiser] van identiteitsverschil tussen [eiser] (Holding B.V.) en The Training Room B.V. (‘vereenzelviging’).
Hoewel vaststaat dat [eiser] bestuurder en voor 50% aandeelhouder is in The Training Room en dus directe (beleids-) betrokkenheid bij The Training Room aannemelijk lijkt, is ter zitting tussen partijen vast komen te staan dat [eiser] (op lichamelijke en psychische gronden) voor 100% arbeidsongeschikt is verklaard, een ziektewetuitkering ontvangt en het hem dus uit dien hoofde niet is toegestaan arbeid te verrichten en hij daartoe ook niet in staat kan worden geacht. [eiser] stelt verder dat hij, mede gelet op zijn arbeidsongeschiktheid, bij The Training Room enkel betrokken is als geldschieter en dat het [D] is die (overwegend) de facebookpagina van The Training Room vult (overigens, heeft [eiser] erkend dat hij wel in privé berichten kan plaatsen op de facebookpagina van The Training Room, zoals ook is gebleken (zie 5.7.2)). Hetgeen Gosh daartegenin heeft gebracht, heeft zij onvoldoende gestaafd met concrete bewijzen, zodat de voorzieningenrechter vooralsnog van de juistheid van de stellingen van [eiser] uitgaat. De twitterberichten die [eiser] blijkens productie 18 van Gosh heeft gepost (op 24 februari 2012: “[email-adres] De voorbereidingen voor The Training Room zijn begonnen. Ready, steady… Go!” en op 25 februari 2012: “@TrainingRoom: Zoveel mensen vinden The Training Room leuk op Facebook! Binnen 8 uur zoveel! Leuk en bedankt!! Retweet”) zijn onvoldoende om daaruit af te leiden dat [eiser] meer is voor The Training Room dan geldschieter. Dat [eiser] op zondag 12 augustus 2012 voor The Training Room yogales in het park zou hebben gegeven is door hem betwist en verder door Gosh niet met bewijzen gestaafd, zodat de voorzieningenrechter hieraan voorbij gaat.

Boetebeding
5.9. Vooropgesteld zij dat een boete in principe alleen verschuldigd is bij wanprestatie. Blijkens het hiervoor overwogene is daarvan aan de zijde van [eiser] jegens Gosh op het eerste gezicht in zekere mate sprake. De discussie tussen partijen op het punt van het boetebeding spitst zich toe op de vraag of een aanmaning of een andere voorafgaande verklaring nodig is teneinde nakoming van het boetebeding te vorderen. Deze vraag beantwoordt de voorzieningenrechter in dit geval ontkennend. Immers, bij nakoming van de hoofdverbintenis - te weten het naleven van het vanaf 31 augustus 2011 gedurende twaalf maanden voortdurend geldende relatiebeding - is ten aanzien van de voorshands geconstateerde in het verleden opgetreden wanprestaties blijvend onmogelijk. De bedongen boete is dan zonder nadere aanmaning verschuldigd. Dat de voorshands aannemelijk geworden wanprestaties van [eiser] voor de aanmaning d.d. 16/17 april 2012 van Gosh (zie 2.7) hebben plaatsgevonden, is dus niet relevant. De wettelijke rente over een verbeurde boete wordt echter pas na schriftelijke aanmaning op de voet van artikel 6:82 BW verschuldigd. Op matiging van de verschuldigde boetes heeft [eiser] in dit kort geding geen expliciet beroep gedaan, zodat op hetgeen Gosh hierover heeft opgemerkt in de beoordeling niet nader behoeft te worden ingegaan.

Beslag
5.10. Vooruitlopend op een beslissing in de bodemprocedure gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat Gosh ten aanzien van [eiser] gerechtvaardigd nakoming van het boetebeding voor een bedrag van in totaal € 15.000,00 zal kunnen vorderen. Verwezen wordt naar hetgeen is overwogen onder 5.6 en 5.7.4/5.7.5. De vordering waarvoor de beslagen ten laste van [eiser] zijn gelegd, kan, gelet hierop, daarom voorshands niet als summierlijk ondeugdelijk worden aangemerkt voor zover dit een bedrag van € 19.500,00 (het bedrag van € 15.000,00 vermeerderd met een opslag van 30% aan rente en kosten) niet te boven gaat. Dit brengt mee dat de voorzieningenrechter opportuun acht de vordering ten laste van [eiser] te herbegroten op voormeld bedrag van € 19.500,00 en de ten laste van [eiser] gelegde beslagen op te heffen voor zover deze het bedrag van € 19.500,00 (inclusief rente en kosten) te boven gaan.

De voorzieningenrechter beslist:
7.1. herbegroot de vordering waarvoor ten laste van [eiser] door Gosh beslag is gelegd op € 19.500,00,

7.2. heft op het ten laste van [eiser] gelegde conservatoir beslag rustend op de op naam van [eiser] in privé staande betaalrekening met nummer [1] gehouden bij de Coöperatieve Rabobank Rotterdam U.A. te Rotterdam, het ten laste van [eiser] gelegde conservatoir beslag op de op naam van [eiser] in privé staande betaalrekening gehouden bij de ING Bank N.V. te Rotterdam en het beslag dat onder de Rabobank is gelegd op een op naam van [eiser] staande effectenrekening met nummer [2] voor zover dit een bedrag van € 19.500,00 te boven gaat,

7.3. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,

IT 927

Fox-IT rapport Black Tulip over DigiNotar

Rapport Fox-IT Black Tulip, Bijlage bij Kamerstukken II 26 643, nr. 256

In navolging van IT 507, IT 731  Eindelijk, op 1 november 2012 is het zover en ligt het rapport van Fox-IT genaamd: "Black Tulip" klaar. Het rapport bevat het onderzoek over de inbreuk in DigiNotar (Certificaat Autoriteit). Het onderzoek spitst zich toe op vraag hoe het mogelijk is geweest dat er valse certificaten, voor onder andere google.nl, namens Diginotar zijn uitgegeven. Voor het overzicht volgt hier de inhoudsopgave en management summary.

Table of Contents
Management summary
Investigative summary
Table of Contents
1 Introduction
2 Incident response investigation
3 State of affairs
4 Investigation of web server log files
5 Investigation of firewall log files
6 Investigation of CA servers
7 System access and tools
8 Remaining investigation
9 Summary of findings
10 MITM attack
11 Lessons learned
12 Potential follow-up investigation
13 Terminology

Management summary
DigiNotar B.V. was founded as a privately-owned notarial collaboration in 1998. DigiNotar provided digital certificate services as a Trusted Third Party and hosted a number of Certificate Authorities (CAs). The certificates issued by DigiNotar were trusted worldwide to secure digital communication on the basis of a Public Key Infrastructure (PKI). The services that DigiNotar provided included issuing Secure Sockets Layer (SSL) certificates to secure websites, issuing accredited qualified certificates that could be used as the legal equivalent of a handwritten signature and issuing PKIoverheid certificates for various Dutch eGovernment purposes. In June and July of 2011 DigiNotar suffered a breach, which resulted in rogue certificates being issued that were subsequently abused in a large scale attack in August of 2011. Following the detection of the breach on July 19 of 2011, DigiNotar took several measures to control the incident, including the revocation of known rogue certificates and the hiring of a third party specialized in IT security to investigate the intrusion. At the end of July 2011, DigiNotar was under the impression that the intrusion of its network and services had been contained. On August 28, 2011, the content of a rogue wildcard certificate for the google.com domain was posted publicly, which had been issued by DigiNotar but which had not yet been revoked. For weeks the rogue certificate had been abused in a large scale
Man-In-The-Middle (MITM) attack on approximately 300,000 users that were almost exclusively located in the Islamic Republic of Iran. Traffic that was intended for Google subdomains is likely to have been intercepted or redirected during the MITM-attack, potentially exposing the contents of the intercepted traffic as well as the Google credentials of the affected users.

On August 30, 2011, Fox-IT was asked to investigate the breach at DigiNotar. In the ensuing investigation traces were recovered that indicated that the outer limits of DigiNotar's network were first breached on June 17, 2011. The network that was used by DigiNotar was segmented and the Secure-net network segment that contained all the CA servers could not directly be reached from the Internet. By tunneling connections through other compromised systems in DigiNotar's network, the intruder gained access to the Secure-net network segment on July 1, 2011. The first attempts to create rogue certificates were made on July 2 and the first rogue certificate was successfully issued on July 10, 2011.

The investigation by Fox-IT showed that all eight servers that managed Certificate Authorities had been
compromised by the intruder. The log files were generally stored on the same servers that had been
compromised and evidence was found that they had been tampered with. Consequently, while these log
files could be used to make inconclusive observations regarding unauthorized actions that took place, the
absence of suspicious entries could not be used to conclude that no unauthorized actions took place.
Serial numbers for certificates that did not match the official records of DigiNotar were recovered on
multiple CA servers, including the Qualified-CA server which was used to issue both accredited qualified
and government certificates, indicating that these servers may have been used to issue additional and
currently unknown rogue certificates.

A fingerprint that was left by the intruder was recovered on a Certificate Authority server, which was also identified after the breach of the Certificate Service Provider Comodo in March of 2011. Over the course of the intrusion at DigiNotar, the intruder used multiple systems as proxies in order to obscure his true identity. However, several traces were recovered during the investigation by Fox-IT that independently point to a perpetrator located in the Islamic Republic of Iran. A complete list of all the IP-addresses that were identified during the investigation that are suspected to have been abused by the intruder were handed over to the Dutch police (KLPD).

The intruder at DigiNotar appears to have had the specific intention of abusing certificates that had been issued by a trusted party in order to spy on a large number of users in the Islamic Republic of Iran. The intrusion at DigiNotar and the ensuing MITM-attack resulted in an erosion of trust of the general public in the existing Public Key Infrastructure, which is central to its operation. Given the impact of a breach at a Certificate Authority on the Public Key Infrastructure as a whole, ensuring the security of every Certificate Authority is paramount to the trust in a Public Key Infrastructure and its role in providing security for a diverse range of activities on the Internet. While the approach to protecting the potential targets from this type of intrusion does not differ significantly from other threats, the range of scenarios that need to be taken into account is rapidly expanding.

IT 926

Proximedia had Patisserie bedenktijd moeten geven

Rechtbank Dordrecht 4 oktober 2012, LJN BY1841  (Proximedia tegen Patisserie Kapinga)

Tussen Proximedia en de Patisserie Kapinga is een overeenkomst gesloten ter ontwikkeling van een website met CSM. Proximedia vordert nakoming van de overeenkomst. Het verweer gedaagde dat sprake is van bedrog slaagt niet. Een beroep op oneigenlijke dwaling slaagt wel. Bovendien is er sprake van misbruik van omstandigheden door gebruik agressieve verkoopmethode. De Rechtbank wijst de vordering van nakoming van de overeenkomst af.

5.5.  Als onweersproken staat het volgende vast. Op 27 september 2011 was Kapinga, anders dan normaal, als enige werkzaam in de patisserie en moest hij zowel zijn normale werkzaamheden in de productie als de verkoopwerkzaamheden in de winkel voor zijn rekening nemen. Tijdens de uitleg van de vertegenwoordigers van BeUp is Kapinga ongeveer tien keer weggelopen om klanten in de winkel van dienst te zijn. Na ongeveer twee uur heeft Kapinga, nadat de vertegenwoordigers van BeUp hem hadden medegedeeld dat hij alleen met ondertekening van de overeenkomst op dat moment recht had op de speciale actievoorwaarden, de overeenkomst zonder deze te lezen getekend.

5.6. Onder deze omstandigheden hadden de vertegenwoordigers van BeUp moeten begrijpen dat Kapinga graag snel weer beschikbaar wilde zijn voor zijn klanten en hij derhalve de overeenkomst heeft getekend terwijl hij niet goed op de hoogte was van de voorwaarden die daaraan verbonden waren en zonder dat hij wilde dat de overeenkomst tot stand zou komen. Als gevolg van deze bijzondere omstandigheid dekte de verklaring - de handtekening van Kapinga onder de overeenkomst - dus niet zijn wil om de overeenkomst aan te gaan. Het gevolg hiervan is dat de overeenkomst geacht wordt niet tot stand te zijn gekomen. De administratiekosten zijn door Kapinga dus zonder rechtsgrond en derhalve onverschuldigd aan BeUp betaald. De in reconventie gevorderde terugbetaling aan Kapinga van de administratiekosten ad € 90,00 zal dan ook worden toegewezen.

5.7. Ten overvloede wordt nog het volgende overwogen. Indien al geen sprake is geweest van oneigenlijke dwaling, is de wil van Kapinga tot het sluiten van deze overeenkomst gebrekkig tot stand gekomen. BeUp had moeten begrijpen, dat een druk bezette middenstander, die steeds het verkoopgesprek moet onderbreken en die van websites e.d. geen verstand heeft, is bewogen tot het sluiten van deze overeenkomst door de druk van de door BeUp gecreëerde omstandigheden. Twee medewerkers van BeUp hebben twee uur op de met digitale zaken onervaren Kapinga ingepraat en zij hebben een voor Kapinga als digitale leek weinig inzichtelijk contract ter tekening voorgelegd met de mededeling dat later tekenen duurder zou zijn. BeUp had moeten begrijpen, dat Kapinga geen juist beeld had van zijn rechten en plichten. De medewerkers van BeUp hadden de informatie bij Kapinga moeten achterlaten en hem enige bedenktijd moeten gunnen. Nu zij voor deze agressieve verkoopmethode hebben gekozen, hebben zij misbruik gemaakt van de hiervoor genoemde omstandigheden. Kapinga heeft de overeenkomst met succes vernietigd met zijn brief van 7 oktober 2011. De rechtsgevolgen van vernietiging zijn hetzelfde als hiervoor in de laatste alinea van 5.6 is omschreven.

De kantonrechter:
wijst de vorderingen af

IT 922

Funda hoeft uitgebreide kantoorpagina niet te faciliteren, in stand houden of te gedogen

Vzr. Rechtbank Utrecht 31 oktober 2012, LJN BY1677 (Vastgoedpro tegen Funda Real Estate B.V. en NVM)

Tot eind 2007 konden alleen NVM makelaars hun woningaanbod op funda.nl onder de aandacht van het publiek brengen. Vanaf eind januari 2009 wordt conform een in december 2008 gesloten samenwerkingsovereenkomst ook het woningaanbod van niet NVM-makelaars, zoals leden van (de rechtsvoorgangster van) VastgoedPro, op funda.nl gepresenteerd. Uitgangspunt daarbij was dat NVM en haar leden een voorkeurspositie hebben ten opzichte van leden van VastgoedPro en andere organisaties.

In de nieuwsflits d.d. 21 juni 2012 heeft Funda Vastgoedpro (en nadoorzending ook haar leden) gewezen op een nieuwe functionaliteit tot het invoeren van een aantal extra velden over uw kantoor op onze site. Echter dit betrof een interne operationele fout van funda die per heden wordt hersteld. Dit betekent concreet voor u dat het niet meer mogelijk is gegevens in te voeren of te wijzigen op de extra invoervelden met kantoorinformatie.

Vastgoedpro vordert dat Funda de kantoorpagina's en de extra mogelijkheden in stand te houden.

Het is niet aannemelijk geworden dat Funda Real Estate en/of Funda en/of NVM verplicht zijn om de uitgebreide kantoorpagina op funda zoals die is aangeboden na het e-mailbericht van 21 juni 2012 aan de leden van VastgoedPro te faciliteren, in stand te houden en te gedogen. Geen afzonderlijke overeenkomst tot stand gekomen. Sprake van vergissing. Geen sprake van onrechtmatige handelen en rechtsverwerking.

 


4.9.  Het voorgaande leidt tot de conclusie dat niet aannemelijk is dat sprake is geweest van een rechtsgeldig en onaantastbaar aanbod. Dit betekent dat niet kan worden geconcludeerd dat de door VastgoedPro c.s. gestelde afzonderlijke overeenkomst tot stand is gekomen. Wat VastgoedPro c.s. heeft aangevoerd over de aanvaarding van de in het
e-mailbericht van 21 juni 2012 geboden mogelijkheid tot uitbreiding van de kantoorpagina en de opzegbaarheid van de door haar gestelde afzonderlijke overeenkomst kan daarom onbesproken blijven.

4.10.1.  Als onrechtmatige daad worden aangemerkt een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met wat volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, een en ander behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond (artikel 6:162, tweede lid, BW).

4.10.2.  Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat het aannemelijk is dat sprake is geweest van een vergissing van Funda Real Estate en dat VastgoedPro c.s. daarop bedacht diende te zijn geweest: het was niet de bedoeling dat VastgoedPro c.s. en de leden van VastgoedPro zich gratis op de website van haar concurrent, NVM, zou kunnen profileren. Het herstellen van een vergissing is, in beginsel, niet in strijd te achten met wat volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Integendeel, uitgangspunt is dat een vergissing moet kunnen worden hersteld. Het gaat in dit geval om een voor
Funda Real Estate c.s. en NVM verstrekkende vergissing. Door deze vergissing worden niet
NVM-makelaars, zoals leden van VastgoedPro, in de gelegenheid gesteld om zichzelf gratis op de website van hun concurrent, NVM, te profileren. Slechts zwaarwegende omstandigheden kunnen ertoe leiden dat het herstellen van deze verstrekkende vergissing in strijd moet worden geacht met wat volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Deze zwaarwegende omstandigheden zijn niet gesteld of gebleken.
VastgoedPro c.s. heeft tijdelijk gebruik kunnen maken van een kantoorpagina op funda.nl waarop zij gelet op wat hiervoor is overwogen geen recht had. In tegenstelling tot wat VastgoedPro c.s. betoogt, is de uitgebreide kantoorpagina niet voor lange duur actief geweest, namelijk slechts voor de periode van 21 juni 2012 tot
1 november 2012, met dien verstande dat het per 2 oktober 2012 al niet meer mogelijk was om gebruik te maken van de extra functionaliteiten. [directeur Funda Real Estate] heeft bovendien op
25 september 2012 al aan VastgoedPro laten weten dat sprake was van een vergissing, zodat VastgoedPro al vanaf die datum er rekening mee moest houden dat haar leden binnen afzienbare tijd geen gebruik meer zouden kunnen maken van de uitgebreide kantoorpagina.
Verder geldt dat ook in het geval van de uitgebreide kantoorpagina niet kan worden gezocht op de naam van een VastgoedPro-makelaar. Alleen indien een woning van een VastgoedPro makelaar wordt bekeken, kan ook zijn kantoorpagina worden bekeken. Dat – zoals VastgoedPro c.s. aanvoert – de VastgoedPro-makelaars door hun opdrachtgevers en woningzoekenden erop worden aangekeken dat zij ineens niet meer als kantoor zichtbaar zijn op funda.nl. komt de voorzieningenrechter dan ook onwaarschijnlijk voor. Er zijn ook geen aanknopingspunten dat dit wel het geval is. Bovendien geldt dat zij nog wel als kantoor zichtbaar zijn, omdat vanaf 1 november 2012 de kantoorpagina wordt aangeboden zoals in de samenwerkingsovereenkomst is afgesproken.
Dat VastgoedPro door het herstellen van de vergissing vertrouwen en aantrekkelijkheid verliest bij haar bestaande en nieuwe leden komt de voorzieningenrechter evenmin aannemelijk voor. VastgoedPro c.s. moet in staat worden geacht om aan haar leden uit te leggen dat het aanbieden van de nieuwe kantoorpagina op een vergissing berustte. Zij kan daartoe zo nodig dit vonnis gebruiken.
De omstandigheid dat er voor VastgoedPro c.s. geen alternatief in de vorm van een concurrent van funda.nl is, levert gelet op wat hiervoor al is overwogen ook geen zwaarwegende omstandigheid op.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat niet aannemelijk is geworden dat sprake is van onrechtmatig handelen van Funda Real Estate c.s. en NVM.

Rechtsverwerking
4.11.  Het standpunt van VastgoedPro c.s. dat sprake zou zijn van rechtsverwerking wordt eveneens verworpen. Het enkel stilzitten is onvoldoende om rechtsverwerking aan te nemen. Bovendien volgt uit wat in rechtsoverweging 4.10 is overwogen, dat de uitgebreide kantoorpagina niet voor lange duur actief is geweest en dat [directeur Funda Real Estate] namens
Funda Real Estate c.s. al op 25 september 2012 (drie maanden na het aanbieden van de mogelijkheid) heeft laten weten dat sprake was van een vergissing.
IT 918

Kabinetsformatie en de IT/IE-praktijk

Brief van de informateurs Wouter Bos en Henk Kamp in de Kabinetsformatie 2012, Kamerstukken II 2012-2013, nr. 15.

In de bijlage staan wat aardige bulletpoints:

  • We moderniseren het kansspelbeleid. Online kansspelen, sportweddenschappen en pokerevenementen worden strikt gereguleerd. Het illegale aanbod aan kansspelen dringen we daarmee terug. Op de naleving van de aan de vergunning verbonden voorwaarden wordt strikt toegezien. Het aanbieden van gokspelen is geen kerntaak van de overheid, daarom wordt Holland Casino onder voorwaarden verkocht.
  • We gaan digitaal procederen in het bestuursrecht mogelijk maken.
  • De Raad van State wordt gesplitst in een rechtsprekend deel en een adviserend deel. Het rechtsprekende gedeelte wordt samengevoegd met de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het Bedrijfsleven.
  • De privacytoezichthouder, het College Bescherming Persoonsgegevens, krijgt meer bevoegdheden, waaronder de bevoegdheid meer boetes uit te delen. Bij de bouw van systemen en het aanleggen van databestanden is bescherming van persoonsgegevens uitgangspunt. Daar hoort een zogenaamd privacy impact assessment (PIA) standaard bij. Inbreuken door de overheid zijn voorzien van een horizonbepaling en worden geëvalueerd.
  • Bij nieuwe wetgeving wordt netneutraliteit strikt gehandhaafd.
  • Het auteursrecht wordt zo gemoderniseerd dat recht wordt gedaan aan de bescherming van creatieve prestaties zonder dat de gebruiksmogelijkheden voor consumenten in het gedrang komen.
  • Het verdrag ter bestrijding van namaak (ACTA) krijgt in de huidige vorm geen steun.