DOSSIERS
Alle dossiers

Internet  

IT 1942

Duidelijk dat de review een persoonlijke mening over een negatieve ervaring deelt

Vzr. Rechtbank Rotterdam 17 december 2015, IT 1942; ECLI:NL:RBROT:2015:9532 (Review op Google+)
Uitspraak ingezonden door Irene de Jonge en Lotte van Gorp, BRight Advocaten. Advocaat heeft een opdracht aanvaard en gefactureerd. Zijn cliënt is ontevreden over de afhandeling en uitblijven van deugdelijke verantwoording en plaatst een review via Google Plus en De Telefoongids. Bij een review, waarbij het voor de lezer voldoende duidelijk is dat de inhoud slechts een mening is, is het stevig aanzetten en het enigzins overdrijven, zij het niet ongelimiteerd, geoorloofd. Het beginsel van hoor en wederhoor is niet aan de orde. De uiting van frustratie is op zichzelf niet onrechtmatig. De laatste volzinnen van de maken dit niet anders, nu deze moeten worden gelezen in de context van het hele artikel. De vorderingen worden afgewezen; het staat met onvoldoende mate van zekerheid vast dat de vordering in de bodemprocedure zal worden toegewezen.

Review: (...) "WEES GEWAARSCHUWD: Wij hebben in volle vertrouwen ons dossier uit handen gegeven aan x van x. Deze advocaat heeft 7 maanden lang een spelletje gespeeld met ons, de raad van rechtsbijstand en de belastingdienst (door beiden bevestigd). Hij heeft het nagelaten om bezwaren te onderbouwen nog actie te ondernemen in ons dossier. Dit vinden wij onacceptabel! natuurlijk bleef hij tussentijds gewoon factureren. Het toezenden van een urenverantwoord was hij meerdere malen 'even vergeten' en/of 'is er iets mis gegaan. Uiteindelijk na lang aandringen toch gekregen. Meerdere malen heeft hij zelf en/of zijn secretaresse gebeld om naar informatie te vragen waarvan de bewijsstukken allemaal in het overhandigde dossier zaten. Eindresultaat: De zaak hebben wij ingetrokken bij x en het overhandigd aan een accountantskantoor. Dit accountantskantoor heeft de zaak in 4uren kunnen oplossen. Een advocaat behoort je op een professionele manier te begeleiden, bij te staan en zijn werk zo goed mogelijk te doen. Het gaat in deze niet om het resultaat, maar om het proces en hoe er met ons omgegaan is. 7 maanden een dossier in bezit, maar nog geen zinnig letter op papier gezet naar wie dan ook, maar ondertussen wel factureren! Een schande! Wee gewaarschuwd als u in zee wilt gaan met deze man! ***"(...)
4.7. (...) Of x inderdaad te veel in rekening heeft gebracht kan in deze kort geding procedure, mede gelet op de onder 2.6 geciteerde mail, niet met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter mocht Y daarom de vraag opwerpen wat x nu precies heeft gedaan voor de declaraties, een vraag waarop x tot op heden - in de visie van y - nog geen inzichtelijk antwoord heeft gegeven. dat y haar frustratie over het uitblijven van een deugdelijk antwoord heeft geuit in de vorm van een - op onderdelen enigzins suggestief te noemen - review is op zichzelf niet onrechtmatig.
Voorts is door y c.s. aangevoerd dat het voor x op voorhand al duidelijk had moeten zijn dat de heer z [red. vader van y] niet voor een toevoeging in aanmerking zou komen, nu het hier een geschil betrof, waarvoor het inschakelen van een advocaat niet nodig was. Of x inderdaad van te voren had moeten inzien dat deze kwesties niet voor toevoeging in aanmerking kwamen, dan wel dat hij de door hem bij de Raad voor Rechtsbijstand gedane verzoeken beter had moeten motiveren, is in deze kort gedng procedure niet duidelijk geworden en dit staat daarmee thans niet vast. Dit maakt de review evenwel nog niet onrechtmatig jegens x.
De voorzieningenrechter weegt verder mee dat niet is gebleken dat de inhoud van de review - in zijn geheel bezien - feitelijk evident onjuist is. De bewoordingen zijn bovendien niet onnodig grievend. De eerste en laatste volzinnen van deze review maken dit niet anders, nu deze moeten worden gelezen in de context van het gehele artikel. Duidelijk is dat y een persoonlijke mening over een negatieve ervaring deelt.
IT 1939

Te kwader trouw gedeponeerde domeinnaam rolls-roycemotorcars.nl

WIPO Arbitrage 8 december 2015, IT 1939; DNL2015-0062 (Rolls Royce tegen Zhao Ke)
Beslissing ingezonden door Hidde Koenraad, Simmons & Simmons. Domeinnaamrecht. Merkenrecht. Het geschil betreft de domeinnaam. Klager is houdster van het merk Rolls-Royce Motors Cars. Gedaagde registreerde dit jaar de domeinnaam, waarop zij met ‘pay-per-click’-links reclame maakt voor een handelaar in onder andere Rolls Royce en Bentleys. De domeinnaam is identiek is aan het merk en levert daarom verwarringsgevaar op. Gedaagde heeft geen gegronde reden voor het gebruik van de domeinnaam, deze is te kwader trouw gedeponeerd. De overdracht van de domeinnaam wordt bevolen.
Lees verder

IT 1931

CBP: Wifi-tracking rond winkels in strijd met de wet

CBP bericht: Het volgen van mensen in en rond winkels via de wifi-signalen van hun mobiele apparaten zonder hen hierover te informeren, is in strijd met de wet. Dit benadrukt het College bescherming persoonsgegevens (CBP) na onderzoek bij het bedrijf Bluetrace. Het bedrijf levert technologie waarmee in en rondom winkels de wifi-signalen van mobiele apparaten worden opgevangen. Bluetrace verzamelt via wifi-tracking locatiegegevens van winkelbezoekers en voorbijgangers zonder hen hierover te informeren. Dit is in strijd met de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Bovendien verzamelt en bewaart Bluetrace meer gegevens dan noodzakelijk is voor het in kaart brengen van bezoekersaantallen. Bluetrace heeft na het onderzoek laten weten maatregelen te hebben genomen. Het CBP zal de komende tijd controleren of de aangegeven maatregelen leiden tot beëindiging van de geconstateerde overtredingen.

Bluetrace verzamelt en analyseert meetgegevens die het bedrijf verkrijgt via wifi-tracking. Het bedrijf biedt winkeliers daarmee bedrijfseconomische informatie: hoeveel mensen passeren de winkel, hoeveel bezoekers gaan de winkel in en hoelang blijven zij op een bepaalde plaats in de winkel. Dit soort gegevens is gevoelig van aard. Het gaat om locatiegegevens die iets zeggen over iemands verblijfplaats en winkelgedrag. “Mensen komen ongevraagd en onwetend in bestanden waaruit bijvoorbeeld valt af te leiden waar zij wanneer waren en wat hun winkelgedrag is. Dat mag niet”, zegt Wilbert Tomesen, vicevoorzitter van het CBP. “Deze gegevens kunnen worden gebruikt om mensen anders te behandelen of mensen te confronteren met hun afgelegde route. Dat gaat veel te ver, zeker als dat stiekem en op de openbare weg gebeurt”.

Maatregelen Bluetrace
Bluetrace heeft na het onderzoek aangegeven maatregelen te hebben getroffen, waaronder het hashen van gegevens en het verkorten van de bewaartermijn tot 48 uur. Het CBP heeft nog niet beoordeeld of deze maatregelen daadwerkelijk leiden tot beëindiging van de geconstateerde overtredingen.

In winkels
Bluetrace verzamelt zowel gegevens van mensen binnen als buiten de winkel. Het verzamelen van gegevens over drukte en bezoekersgedrag bínnen winkels kan noodzakelijk zijn voor Bluetrace om haar diensten te verlenen. Bluetrace voldoet echter niet aan de wettelijke voorwaarden om dit te mogen doen. Het bedrijf informeert de winkelbezoekers bijvoorbeeld niet over de gegevens die worden verzameld en waarvoor dat gebeurt. Bovendien meet Bluetrace 24 uur per dag, zeven dagen per week en bewaart zij de gegevens voor onbeperkte tijd. Het CBP stelt dat Bluetrace haar doel ook zou kunnen bereiken door op een beperktere schaal te meten en minder gegevens te verwerken, gedurende een kortere periode.

Buiten winkels
De wifi-sensoren van Bluetrace registreren ook het aantal voorbijgangers op de openbare weg buiten de winkels. Bluetrace legt daardoor ook de aanwezigheid van voorbijgangers en buurtbewoners vast. Bluetrace maakt onvoldoende duidelijk waarom dit noodzakelijk is en mag deze gegevens daarom niet verzamelen.

IT 1919

Airbnb verhuur wel in strijd met algemene voorwaarden maar rechtvaardigt geen ontbinding

Vzr. Rechtbank Rotterdam 6 november 2015, IT 1911, ECLI:NL:RBOT:2015:7899 (Stichting Woonstad Rotterdam tegen gedaagde)
Huurrecht. Online onderverhuur. Airbnb. Gedaagde heeft in strijd met de Algemene Voorwaarden (hierna AV) bij de huurovereenkomst haar appartement op Airbnb.nl verhuurd. Na sommatie door Woonstad om hier mee te stoppen staakt gedaagde deze verhuur, ook al betwist zij de toepasselijkheid van de AV. Woonstad eist ontbinding van de huurovereenkomst. De rechtbank bevestigd de toepasselijkheid van de AV 1994. Gedaagde heeft getekend voor ontvangst van de AV en daarmee werd de huurovereenkomst - welke volgens gedaagde reeds mondeling was overeengekomen - gewijzigd. De AV 2004 zijn nooit door gedaagde bevestigd en kunnen dan ook niet van toepassing worden verklaard. Vervolgens stelt de rechtbank de tekortkomingen op grond van AV 1994 vast. Deze tekortkomingen kunnen echter ontbinding van de huurovereenkomst niet rechtvaardigen. De verhuur van woningen via een website als Airbnb wijkt sterk af van het klassieke beeld van onderverhuur waar de AV 1994 vanuit lijken te gaan. Daarnaast is van belang dat gedaagde tijdens het verhuur haar hoofdverblijf in de woning heeft behouden. Omdat het niet duidelijk was voor gedaagde of verhuur op Airbnb onder de AV viel en zij na sommatie de verhuur meteen heeft gestaakt is ontbinding niet gerechtvaardigd.

3.4.: [gedaagde] betwist niet dat zij haar woning tot 8 december 2014 meermalen heeft verhuurd via Airbnb, maar weerspreekt daarmee in strijd te hebben gehandeld met artikel 7.4 van de AV 1994. De kantonrechter volgt haar niet in die stelling. Het verbod in artikel 7.4 van de AV 1994 kan niet anders worden uitgelegd dan dat het verhuren van de woning, geheel of gedeeltelijk, aan derden is verboden. Daarbij is geen onderscheid gemaakt tussen de wijze van verhuren, de duur van de verhuur of de doelgroep waaraan verhuurd wordt; er is sprake van een algeheel verbod. Dat partijen toentertijd niet het oog kunnen hebben gehad op verhuur middels Airbnb doet aan dat verbod dan ook niet af. Evenmin kan sprake zijn van twijfel over de betekenis van het beding; het beroep van [gedaagde] op de contra-preferentemregel van artikel 6:238 lid 2 BW faalt derhalve. De verwijzingen van [gedaagde] naar de parlementaire achtergrond van artikel 7:244 BW zijn op dat punt geenszins relevant, nu partijen nadrukkelijk van dat artikel zijn afgeweken. [gedaagde] is dan ook tekortgekomen in de nakoming van de huurovereenkomst door in strijd met artikel 7.4 van de AV 1994 (delen van) haar woning onder te verhuren aan derden.

3.14: De verhuur van (huur)woningen via een website als Airbnb is een nieuw opgekomen fenomeen, dat in zoverre afwijkt van het – klassieke – beeld van onderverhuur dat in beginsel slechts sprake is van kortstondige onderverhuurperiodes aan (voornamelijk) toeristen, die elders hun hoofdverblijf hebben, in tegenstelling tot het voor langere tijd onderverhuren aan woningzoekende derden. De bezwaren tegen beide soorten van onderverhuur lopen dan ook uiteen. Het verbod in de AV 1994 kan – bij het ontbreken van aanwijzingen van het tegendeel – geacht worden tegen de klassieke wijze van onderverhuur gericht te zijn. Dit roept de vraag op in hoeverre het voor huurders ogenblikkelijk duidelijk moet zijn dat ook verhuur via Airbnb onder het verbod van onderverhuur valt en dat dit tot ontbinding van de huurovereenkomst kan leiden. Daarnaast is het belang van verhuurders om deze verhuur tegen te gaan, gelet op de maatschappelijke discussie daarover en de (beperkte maar) uiteenlopende jurisprudentie over dit onderwerp (vgl. Rb. Amsterdam 26 mei 2015, RVR 2015/86 en Rb. Amsterdam, 22 oktober 2014, WR 2015/23) niet zonder meer gegeven. Dat is anders in geval de huurder zijn hoofdverblijf verplaatst ten gunste van de onderverhuur van de volledige huurwoning (vgl. Rb. Amsterdam, 7 juli 2015, ECLI:NL:RBAMS:2015:4335). Door die handelwijze wordt immers een sociale huurwoning gebruikt door een derde partij die daarvoor niet op de juiste wijze in aanmerking is gekomen. De huurwoning wordt daardoor onttrokken aan de sociale woningmarkt. Van die situatie is echter in het onderhavige geval geen sprake, nu [gedaagde] haar hoofdverblijf in de woning heeft behouden gedurende de verhuurperiodes. Daardoor is, anders dan Woonstad betoogt, geen sprake van onttrekking van een sociale huurwoning aan de woningmarkt. Potentiële huurders op de wachtlijsten voor sociale huurwoningen worden door de onderverhuur dan ook niet tekort gedaan. Evenmin is gebleken van overlast waarin een belang van Woonstad bij ontbinding en ontruiming kan zijn gelegen.

Op andere blogs:
ICTRecht

IT 1917

Nike past hardloop-app aan na onderzoek CBP

CBP november 2015, IT 1917, z2014-00859 (Nike+ Running app)
Uit het persbericht: Nike informeert de gebruikers van de Nike+ Running app onvoldoende over de verwerking van hun gezondheidsgegevens. Nike verkrijgt daardoor ook niet de vereiste uitdrukkelijke toestemming van de app-gebruikers. Dit concludeert het College bescherming persoonsgegevens (CBP) na onderzoek. Nike heeft naar aanleiding van het onderzoek maatregelen getroffen en meer acties in het vooruitzicht gesteld. Het CBP zal de komende tijd controleren of Nike hiermee de geconstateerde overtredingen beëindigt.
Lees verder>

IT 1906

Wens dat de BizBook-app in de huisstijl werd uitgevoerd was reëel

Gerechtshof Amsterdam 7 juli 2015, IT 1906; ECLI:NL:GHAMS:2015:2854 (Proximedia Nederland tegen de vennootschap en geïntimeerde)
Software. Geïntimeerden is benaderd over het bouwen van een website die beter vindbaar zou zijn door zoekrobots. Na het verkoopgesprek is een schriftelijke overeenkomst getekend betrekking hebbend op een website met een Google-AdWords-campagne en een tablet met een app voor klanttevredenheid (BizBook). Volgens het Hof was het duidelijk voor de appellante dat de ondertekening van de overeenkomst door geïtimeerden geschiedde in de verwachting dat aan de wens met betrekking tot de huisstijl zou kunnen worden voldaan. Een goede reden waarom een BizBook in een andere dan de huisstijl voor geïntimeerden zinvol zou kunnen zijn, is niet aangevoerd. Er is sprake van een toerekenbare tekortkoming. De gehele overeenkomst kan worden ontbonden omdat ten aanzien van andere onderdelen sprake was van min of meer ernstige gebreken in de nakoming van appellante. De kantonrechter heeft de vordering van appellante terecht afgewezen.

3.7.2. (...) Voor de vertegenwoordiger van [appellante] moet duidelijk zijn geweest dat de ondertekening van de overeenkomst door [geïntimeerden] geschiedde in de verwachting dat aan de wens met betrekking tot de huisstijl zou kunnen worden voldaan. Een goede reden waarom een BizBook in een andere dan de huisstijl van [geïntimeerden] voor [geïntimeerden] zinvol zou kunnen zijn, is door [appellante] niet aangevoerd.

3.8. Volgens [appellante] is de onder 3.7 besproken tekortkoming onvoldoende om de ontbinding van de gehele overeenkomst te rechtvaardigen. Het hof zou dit met [appellante] eens kunnen zijn, ware het niet dat, zoals uit het overwogen onder 3.5 en 3.6 blijkt, ook ten aanzien van de andere onderdelen van de overeenkomst sprake was van min of meer ernstige gebreken in de nakoming aan de zijde van [appellante] . In dit licht bezien kan niet worden gezegd dat de door [geïntimeerden] ingeroepen ontbinding de ontbinding van de gehele overeenkomst niet rechtvaardigt.

3.9. De kantonrechter heeft de vordering van [appellante] daarom terecht afgewezen. Grief 1 treft geen doel. Bij verdere bespreking van de grief heeft [appellante] geen belang. Aan het bewijsaanbod van [appellante] moet worden voorbijgegaan nu dat geen betrekking heeft op voldoende concrete stellingen die, indien bewezen, tot een andere beslissing kunnen leiden.
IT 1901

Masterstudent Robert Kreuger winnaar Considerati Privacy Scriptieprijs 2015

Robert Kreuger heeft de Considerati Privacy Scriptieprijs 2015 gewonnen met zijn masterscriptie ‘Your app signature is more distinctive than your DNA’. De scriptie gaat over de verbintenisrechtelijke status en de mogelijkheden van een privacyverklaring in een app. Specifieker was zijn vraag: in hoeverre is een privacyverklaring van een app een overeenkomst in de zin van het Burgerlijk Wetboek en welke voordelen brengt dit met zich mee? In deze winnende scriptie worden de juridische en commerciële belangen van gegevensverwerking door apps op smart devices grondig uiteengezet. Ook gaat Robert in op de verbintenisrechtelijke classificatie van een privacyverklaring. Daarmee voegt hij een originele invalshoek toe aan de bestaande literatuur. Robert Kreuger heeft met zijn masterscriptie de meeste indruk gemaakt op de jury. Robert, van harte gefeliciteerd!

‘Your app signature is more distinctive than your DNA’
Over de verbintenisrechtelijke status en de mogelijkheden van een privacyverklaring in een app.
In deze masterscriptie is onderzocht hoe het aanvaarden van een privacyverklaring van een app in een verbintenisrechtelijke sleutel kan worden geplaatst. Naast een grondige uiteenzetting van de juridische en commerciële belangen van gegevensverwerking door apps op smart devices en de verbintenisrechtelijke classificatie van een privacyverklaring, wordt een originele invalshoek toegevoegd aan de bestaande literatuur. In het eerste gedeelte wordt het maatschappelijk en economisch belang van apps op smart devices weergegeven en wordt het juridisch kader rondom apps, gegevensverwerking en de verbintenisrechtelijke status van een privacyverklaring beschreven. In het tweede gedeelte wordt een koppeling gemaakt naar het daarvoor uiteengezette economisch belang en juridisch kader. Voorts worden in het derde gedeelte enkele conclusies getrokken en wordt er een aanbeveling gedaan met betrekking tot de wenselijkheid van de verbintenisrechtelijke status van een privacyverklaring in een app en de mogelijkheden omtrent de verwerking van persoonsgegevens door apps op smart devices. De probleemstelling van deze masterscriptie luidt als volgt: ‘In hoeverre is een privacyverklaring van een app een overeenkomst in de zin van het BW en welke voordelen brengt dit met zich mee?’

Autonomie en zelfbeschikking
Privacy betreft het afschermen van het eigen leven tegen ongewenste inmenging van buitenaf met als onderliggend belang autonomie en zelfbeschikking. Een onderdeel van (informationele) privacy is het recht op bescherming van persoonsgegevens, waarbij het gaat om voorwaarden waaronder persoonsgegevens verwerkt mogen worden. Kernbegrippen zijn bewustzijn, transparantie en doelbinding. Het probleem bij de verwerking van persoonsgegevens door apps op smartphones ligt echter in het ontbreken van bewustzijn (de meeste apps maken enkel gebruik van het aanvinken van een verklaring zonder dat de gebruiker bewust is van de gevolgen), het ontbreken van transparantie (vanwege de onduidelijkheid en onoverzichtelijkheid van een privacyverklaring), en het ontbreken van doelbinding (een groot deel van de apps verzamelt gegevens met een onvoldoende duidelijk omschreven doel).

Waarborgen privacy
In dit onderzoek wordt een (mogelijke) oplossing voor dit probleem gegeven waarbij alle drie de kernbegrippen bij de verwerking van persoonsgegevens door apps gewaarborgd worden: het kwalificeren van de privacyverklaring als wederkerige overeenkomst, het koppelen van economische waarde aan persoonsgegevens en het creëren van een markt voor persoonsgegevens die via apps verwerkt worden. Door persoonsgegevens te kwalificeren als (economisch) ruilmiddel, waarbij de privacyverklaring als wederkerige overeenkomst wordt gehanteerd, wordt er meer bewustzijn gecreëerd. Daarnaast ontstaat er controle over de persoonsgegevens bij de consument, waardoor transparantie zal toenemen en zodoende het principe van doelbinding zal worden nageleefd. Om dit te kunnen bewerkstelligen dienen privacy by design-beginselen (lees: privacyenhancing technologies) omtrent gegevensverwerking door apps op smartphones te worden geïmplementeerd. Gevolg is een sterkere bescherming van de consument, meer rechtszekerheid voor alle partijen en meer mogelijkheden voor maatschappelijke en economische innovatie.

Masterscriptie Privaatrecht in combinatie met Internet, intellectuele eigendom en ICT, 17 juni 2015, Faculteit der Rechtsgeleerdheid, Vrije Universiteit te Amsterdam.
Lees hier de gehele scriptie in R.J. Kreuger – Over de verbintenisrechtelijke status en de mogelijkheden van een privacyverklaring in een app.


Lees hier het artikel 'Privacy app dat kan en moet veel beter geregeld' op Netkwesties.nl

Lees hier het artikel 'Masterstudent Robert Kreuger winnaar Considerati Privacy Scriptieprijs 2015' op rechten.vu.nl

IT 1899

ACM waarschuwt voor gratis apps

De Autoriteit Consument & Markt (ACM) is via haar loket ConsuWijzer de actie ‘Elke app heeft een prijs’ gestart. Deze actie is erop gericht consumenten ervan bewust te maken dat zij bij het installeren van een app toegang geven tot grote hoeveelheden gegevens. Zij betalen weinig of geen geld voor de app, maar realiseren zich niet dat hun gegevens ook een betaalmiddel zijn: Hoeveel gegevens heeft Nederland over voor een gratis cappuccino? Bekijk de campagnevideo ‘Elke app heeft een prijs’.

Lees verder >

IT 1897

HvJ EU: Bitcoin is wettig betaalmiddel en dus vrijgesteld van BTW

HvJ EU 22 oktober 2015, IT 1897; C-264/14 (Skatteverket tegen David Hedqvist)
Inwisselen van de virtuele valuta "bitcoin" tegen traditionele valuta's - vrijstelling.  Het Hof verklaart voor recht:

1) Artikel 2, lid 1, onder c), van [BTW-richtlijn] moet aldus worden uitgelegd dat handelingen zoals die aan de orde in het hoofdgeding – die bestaan in het inwisselen van traditionele valuta’s tegen eenheden van de virtuele valuta „bitcoin” en omgekeerd, die worden verricht tegen betaling van een bedrag dat overeenkomt met de marge die ontstaat uit het verschil tussen de prijs waarvoor de betrokken marktdeelnemer de valuta’s koopt en de prijs waarvoor hij deze verkoopt aan zijn klanten –, diensten onder bezwarende titel in de zin van deze bepaling vormen.

2) Artikel 135, lid 1, onder e), van richtlijn 2006/112 moet aldus worden uitgelegd dat diensten zoals die aan de orde in het hoofdgeding – die bestaan in het inwisselen van traditionele valuta’s tegen eenheden van de virtuele valuta „bitcoin” en omgekeerd, die worden verricht tegen betaling van een bedrag dat overeenkomt met de marge die ontstaat uit het verschil tussen de prijs waarvoor de betrokken marktdeelnemer de valuta koopt en de prijs waarvoor hij deze verkoopt aan zijn klanten –, van de btw vrijgestelde handelingen vormen in de zin van deze bepaling. Artikel 135, lid 1, onder d), en f), van richtlijn 2006/112 moet aldus worden uitgelegd dat dergelijke diensten niet binnen de werkingssfeer van deze bepalingen vallen.

Prejudiciële vragen die gesteld zijn:

1)      Moet artikel 2, lid 1, van de btw-richtlijn aldus worden uitgelegd dat handelingen in de vorm van wat is omschreven als de inwisseling van virtuele valuta’s tegen traditionele valuta’s en omgekeerd, die worden verricht voor een tegenprestatie die de dienstverrichter bij de vaststelling van de wisselkoers mede aanrekent, een dienst onder bezwarende titel vormen?
2)      Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, moet artikel 135, lid 1, [van deze richtlijn] dan aldus worden uitgelegd dat voormelde wisselhandelingen zijn vrijgesteld van belasting?”

Op andere blogs:
Hln.be
Legalworld.be

IT 1881

Verbod app-ontwikkelaar berichten van commerciële derde partijen te sturen die niet tevoren in redelijk overleg met app-eigenaar zijn afgestemd

Vzr. Rechtbank Noord-Holland 24 september 2015, IT 1881; ECLI:NL:RBNHO:2015:8098 (Triple C Au Pair e.a. tegen Else Globe B.V.)
Rechtspraak.nl: Nakoming overeenkomst (SLA). Gedaagde (ontwikkelaar van app) heeft aan eiseres (een au pair bemiddelingsbureau) de toegang tot de beheersfunctionaliteiten van de app ontzegd, waardoor eiseres haar community van au pairs niet meer kan bereiken. Geschil tussen partijen over het ondertekenen van een Service Level Agreement waarin gedaagde aanspraak maakt op eigenaarschap van de gebruikersdata en aan eiseres beperkingen oplegt in het gebruik van gebruikersdata. Ordemaatregelen getroffen. Vordering tot het verlenen van toegang aan eiseres tot het dashboard toegewezen, alsmede om eiseres in staat te stellen oneigenlijk gebruik van de app te bestrijden, alsmede een verbod aan gedaagde om berichten naar de gebruikers van de app te sturen die niet tevoren met eiseres zijn afgestemd, een en ander op straffe van een dwangsom.

2 Uitgangspunten

2.1. Triple C is een au pair bemiddelingsbureau. Zij is in mei 2014 tijdens de Australian Youth Tourism Exchange-conferentie in Sydney in contact gekomen met Else, die daar aanwezig was voor de promotie van haar app.

2.2. Else ontwikkelt sinds 2009 een computerprogramma en sinds 2014 een app waarmee jonge rugzaktoeristen (backpackers) onderling contact kunnen houden. De backpackers-app van Else kan gratis worden gedownload. Else verdient haar investeringen in deze app terug door de gebruikers aan de hand van hun persoonsgegevens te categoriseren en vervolgens aan commerciële derde partijen de mogelijkheid aan te bieden om via Else commerciële berichten naar gebruikers te versturen. Teneinde voldoende gebruikers te krijgen die haar app downloaden sluit Else overeenkomsten met zogenaamde ‘brand partners’. Dit zijn meestal reisorganisaties. Brand partners beschikken over een klanten- of relatiebestand van potentiële gebruikers. De app van Else wordt dan ‘gebrand’ (gemerkt) overeenkomstig de huisstijl van de brand partner. Dit kost enkele honderden euro’s. De brand partners kunnen op deze wijze de app tegen lage kosten aanbieden aan hun klanten.

2.3. Triple C heeft medio 2014 aan Else opdracht gegeven om een app te realiseren waarmee au pairs contact met elkaar kunnen leggen en een sociaal netwerk kunnen opbouwen in het land waar ze verblijven. Ook wilde Triple C via deze app informatie aan de au pairs toezenden over culturele uitjes en andere informatie ter bevordering van hun culturele uitwisseling.

2.6. Else heeft op 31 augustus 2014 een offerte aan Triple C toegezonden. In de offerte wordt een totaalbedrag van € 2.395,- voor de realisatie van de au-pair app vermeld, alsmede dat de kosten voor updates € 29,- per maand bedragen vanaf de beschikbaarheid van de au pair-app in de Androidstore en Appstore. Triple C heeft de offerte op 11 september 2014 ondertekend en geretourneerd.

2.9. Op 10 november 2014 is de au pair-app in gebruik genomen. Inmiddels maken ongeveer 2000 au pairs gebruik van de app. Dit betreft voornamelijk jonge vrouwen met een gemiddelde leeftijd tussen de 18 en 25 jaar. Sinds november 2014 heeft Triple C tientallen oneigenlijke gebruikers, voornamelijk mannen, geïdentificeerd. Deze zijn op verzoek van Triple C door Else van de app verwijderd.

2.12. Tussen partijen is een geschil ontstaan over de SLA, dat Else in verschillende varianten ter ondertekening aan Triple C heeft voorgelegd. Partijen zijn daar niet uitgekomen. Else heeft op 20 april 2015 Triple C de toegang tot het dashboard van de app ontzegd, waardoor Triple C haar gebruikersgroep en hun gegevens niet meer kan bereiken.

2.13. Triple C heeft Else bij e-mail van 24 april 2015 om opheldering gevraagd, in gebreke gesteld en gesommeerd om haar onmiddellijk toegang tot de app te verlenen. Else heeft hier geen gehoor aan gegeven.

4 De beoordeling

4.2. Blijkens de e-mailwisseling van 24 juli 2014 en 29 juli 2014 is tussen partijen van meet af aan gesproken over het exclusieve beheer van de au pair-app, onder meer over de toegang tot de gebruikersgroep en de gebruikersgegevens. Else schrijft daarover letterlijk aan Triple C dat zij toegang krijgen tot de gegevens zoals zij worden ingevoerd binnen de app en dat de branded app in principe de app van Triple C is, met toegang tot haar gebruikers.

4.8. Het heeft er alle schijn van dat Else tijdens het traject met Triple C veel meer uit handen heeft gegeven dan zij later wilde, toen zij steeds meer mogelijkheden voor haar eigen app zag op basis van de input en wensen van Triple C, en dat zij toen heeft getracht haar positie tegenover Triple C te verstevigen. Else heeft betoogd dat zij aan al haar branded partners een SLA voorlegt die qua privacy policy en terms of use luiden als de SLA’s die aan Triple C zijn voorgelegd, maar Else heeft daarvan geen enkel exemplaar in het geding gebracht. Ook gaat Else eraan voorbij dat er in dit geval geen sprake meer was van een standaard branded app, maar een app die afweek van de app die zij tot mei 2014 aan haar klanten aanbood. De au pair-app betrof een in samenwerking met Triple C door-ontwikkelde dan wel omgebouwde app.

4.9. De Lissabon-SLA voldoet op zich aan de wens van Triple C om te komen tot het exclusieve beheer van de app (daarbij stuurt Else geen berichten meer door aan de gebruikers, zodat partijen geen discussie zullen krijgen over de relevantie van de berichten voor de au pairs) maar daar hangt een prijskaartje aan. Gezien het feit dat de au pair-app inmiddels al een community van 2000 gebruikers heeft (dankzij de promotie van Triple C) zal Triple C daarvoor nu maandelijks 5 keer zoveel voor de app moeten betalen dan zij thans doet. Dat strookt niet met de doelstelling van Triple C, die de app anders dan Else niet gebruikt voor commerciële doeleinden. En dat strookt ook niet met afspraken tussen partijen waarbij Triple C al toegang tot de gebruikers en de gebruikersgegevens zou krijgen, wat later via het dashboard is gerealiseerd.

4.10. Thans probeert Else Triple C in feite te dwingen tot het ondertekenen van de WYSTC-SLA dan wel de Lissabon-SLA, door haar de toegang tot het dashboard te onthouden. Onder voornoemde omstandigheden staat haar dat echter niet vrij. Daarom zal de voorzieningenrechter de onderhavige ordemaatregelen treffen.

4.11. Else dient Triple C onmiddellijk weer de toegang tot het dashboard te verschaffen op de wijze vóór de afsluiting. Ter zitting is van de zijde van Else toegezegd dat zij dat zou doen, mede gelet op de schikkingsonderhandelingen tussen partijen. Triple C heeft nadien niet aangegeven dat zij (nog steeds) geen toegang (meer) heeft, zodat de voorzieningen-rechter ervan uitgaat dat Else zich aan haar toezegging heeft gehouden. Zekerheidshalve zal de voorzieningenrechter de vordering van Triple C desalniettemin toewijzen.

4.12. De vordering tot het in staat stellen van Triple C tot het zelf bestrijden van oneigenlijk gebruik van de app zal eveneens worden toegewezen. Gesteld noch gebleken is dat dat technisch onmogelijk is terwijl het voor Triple C gelet op de kwetsbaarheid van de au pairs van groot belang is dat voortvarend tegen oneigenlijk gebruik wordt opgetreden. Indien dat door tussenkomst van Else moet plaatsvinden gaat dat kennelijk niet snel genoeg. Else schermt in dit verband met de privacy policy en de Wet bescherming persoonsgegevens, maar vooralsnog is onduidelijk in hoeverre dat in de weg staat aan het door Triple C bestrijden van oneigenlijk gebruik, nu zij op grond van de afspraken tussen partijen al in vergaande mate toegang heeft tot de gegevens die door de gebruikers worden ingevoerd in de app.

4.13. De vordering van Triple C om Else te verbieden om berichten van commerciële derde partijen te sturen aan de gebruikers van de au pair-app zal worden toegewezen als na te melden, als een minder verstrekkende variant van het gevorderde. Triple C heeft erkend dat zij wist van het verdienmodel van Else en dat zij heeft ingestemd met het zenden van commerciële berichten. Zij kan thans in redelijkheid niet verwachten dat de berichtgeving door Else in zijn geheel wordt gestaakt. Echter, nu Else zelf stelt dat voorkomen dient te worden dat aan de gebruikers van de au pair-app ongepaste aanbiedingen worden gedaan of dat de gebruikers de app als een irritant reclamekanaal ervaren, is het niet onredelijk van Triple C dat zij zeggenschap wil hebben over de frequentie en de aard van de berichten die Else stuurt. Partijen dienen daarover in overleg te treden, waarbij Triple C zich coulant dient op te stellen.

5 De beslissing

De voorzieningenrechter:

5.1. veroordeelt Else om binnen één dag na betekening van dit vonnis aan Triple C vrije toegang te verlenen tot het dashboard van de Au Pairs Around app;
5.2. veroordeelt Else om binnen één week na betekening van dit vonnis Triple C in staat te stellen om zonder tussenkomst van Else oneigenlijk gebruik van de Au Pairs Around app te bestrijden;
5.3. bepaalt dat Else een dwangsom verbeurt van € 1.000,- voor ieder(e) dag(deel) dat Else in gebreke blijft met de nakoming van de veroordelingen onder 5.1. en 5.2., met een maximum van € 25.000,-;
5.4. verbiedt Else berichten te sturen aan de gebruikers van de Au Pairs Around app die niet tevoren in redelijk overleg met Triple C zijn afgestemd, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 200,- voor iedere keer dat zij dit verbod overtreedt, met een maximum van € 5.000,-;
5.5. veroordeelt Else in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van Triple C begroot op
€ 707,19 aan verschotten en op € 816,- voor salaris advocaat;
5.6. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.7. wijst af het meer of anders gevorderde.