DOSSIERS
Alle dossiers

Contracten  

IT 2059

Complexiteit en omvang door beide partijen is enorm onderschat, geen tekortkoming IT-leverancier

Rechtbank 12 mei 2016, IT 2059; ECLI:NL:RBOVE:2016:1682 (ENO zorgverzekeraar tegen VCD), https://itenrecht.nl/artikelen/complexiteit-en-omvang-door-beide-partijen-is-enorm-onderschat-geen-tekortkoming-it-leverancier

Vzr. Rechtbank Overijssel 12 mei 2016, IT 2059; ECLI:NL:RBOVE:2016:1682 (ENO zorgverzekeraar tegen VCD)
Contractenrecht. Partijen hebben een mantelovereenkomst 'Cloudias' voor levering IT-platform met bijbehorende diensten. Gedaagde is niet toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen door zich niet te houden aan de overeengekomen (fatale) termijnen voor de oplevering van verschillende fasen en onderdelen van een IT-platform. Het project dat partijen zijn aangegaan met als doel de livegang van het platform per 1 januari 2016 is,  gelet op de complexiteit en omvang van de benodigde functionaliteit, door beide partijen enorm onderschat c.q. niet goed aangevlogen. VCD maakt voldoende aannemelijk gemaakt dat en waarom oplevering van het IT-platform op basis van de herziene mijlpalenplanning medio 2016 niet haalbaar is, dat dit ook geldt voor een opleverdatum van 1 mei 2017 en voorts dat VCD dit – overeenkomstig het bepaalde in artikel 18.5 van de Overeenkomst – terstond aan Eno heeft meegedeeld. Van VCD wordt niet het onmogelijke gevergd om voor 1 mei 2017 te leveren.

IT 2058

Boete inzake geen definitieve prijzen vliegtickets en Engelstalige klantenservice houdt stand

Overige instanties 10 mei 2016, IT 2058; ECLI:NL:CBB:2016:103 (Ierse luchtvaartmaatschappij), https://itenrecht.nl/artikelen/boete-inzake-geen-definitieve-prijzen-vliegtickets-en-engelstalige-klantenservice-houdt-stand

CBb 10 mei 2016, RB 2713; IT 2058; ECLI:NL:CBB:2016:103 (Luchtvaartmaatschappij)
Misleidend. Ierse luchtvaartmaatschappij biedt vliegtickets aan via haar website en verleent een dienst van de informatiemaatschappij. Daar worden niet definitieve prijzen vermeld van vaste en onvermijdbare kosten. Als last onder dwangsom opgelegd dat steeds de definitieve vluchtprijs worden vermeld inclusief de administratiekosten die feitelijk voorzienbaar en onvermijdbaar zijn en dat zij deze administratiekosten dient op te nemen in de specificatie van de vluchtprijs. De transacties worden in het Nederlands gesloten, maar de aftersales zijn enkel Engelstalig (6:193g onder h BW). Het College oordeelt dat de aanpassingen aan het contactformulier onvoldoende zijn om van het contactformulier een aan het elektronisch postadres gelijkwaardig alternatief te maken, zodat nog steeds sprake was van een overtreding. ACM was bevoegd om een last onder dwangsom op te leggen. Het CBb bevestigt de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam.

 

IT 2047

Ingezonden door Sylvia Huydecoper, Nederland ICT

Belastingdienst publiceert modelovereenkomst voor inhuur zzp'ers in de ICT

De Belastingdienst heeft op 30 maart jl. een modelovereenkomst voor de inhuur van zzp'ers in de ICT-sector gepubliceerd. De modelovereenkomst is het resultaat van overleg tussen Nederland ICT en de Belastingdienst en moet werkgevers meer zekerheid bieden bij de inhuur van zelfstandigen. De modelovereenkomst wordt binnenkort met een toelichting opgenomen in ICT modelcontracten.

Download hier de officiële (PDF-)versie van de modelovereenkomst van de website van de Belastingdienst (inclusief hun toelichting). Nederland ICT heeft voor ICT-bedrijven een eigen toelichting op de modelovereenkomst geschreven. Voor het gemak kun je ook de Word-versie van de modelovereenkomst downloaden via de website van Nederland ICT.

IT 2031

Uitspraak ingezonden door Hanneke Slager, Cordemeyer & Slager.

Niet aansprakelijk voor schade bij De Politie voor hack bij derde-token-leverancier

Rechtbank 30 mrt 2016, IT 2031; (De Politie tegen Motiv), https://itenrecht.nl/artikelen/niet-aansprakelijk-voor-schade-bij-de-politie-voor-hack-bij-derde-token-leverancier

Rechtbank Midden-Nederland 30 maart 2016, IT 2031 (De Politie tegen Motiv)
Contractenrecht. Schade na hack. Tokens. Cryptobeveiliging. Overeenkomst tussen Politie en RSA strekkende tot afname van een digitaal beveiligingsproduct. Raamovereenkomst met Motiv. De Politie stelt dat na de digitale inbraak bij RSA de beveiligingstokens - geleverd door Motiv - niet meer voldeden aan wat zij daarvan mocht verwachten, namelijk gedurende drie of vier jaar zeer sterke cryptografische bescherming. De politie vordert een verklaring voor recht dat Motiv toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de Raamovereenkomst en een schadevergoeding van €1.166.235,85. De rechtbank oordeelt dat de RSA-software niet onder de voorwaarden van de Raamovereenkomst valt en verwerpt de vorderingen.

IT 2021

Agion niet toerekenbaar tekortgeschoten in nakoming verbintenis Almedo

Rechtbank 9 mrt 2016, IT 2021; ECLI:NL:RBNNE:2016:997 (Agion tegen Almedo), https://itenrecht.nl/artikelen/agion-niet-toerekenbaar-tekortgeschoten-in-nakoming-verbintenis-almedo

Rechtbank Noord-Nederland 9 maart 2016, IT 2021; ECLI:NL:RBNNE:2016:997 (Agion tegen Almedo)
Almedo is een hardware specialist en Agion gaat nieuwe bedrijfssoftware van SAP bij haar installeren voor de website, maar door software problemen heeft Almedo de facturen onbetaald gelaten. Agion vordert dat Almedo de facturen alsnog betaalt, Almedo vordert dat Agion toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst en dat ze op goede gronden de overkomst hebben ontbonden. Het is niet voldoende dat het systeem problemen ondervond en niet aansloot bij de onduidelijke wensen van Almedo om te kunnen concluderen dat Agion tot schadevergoeding aan Almedo gehouden is. Almedo heeft onvoldoende gemotiveerd waarom Agion toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verbintenissen. De vordering strekkende tot betaling van de hoofdsom wordt toegewezen en de tekortkoming in nakoming van de verbintenis wordt afgewezen.  

IT 2020

Geen rechtsgeldig ontbinding van overeenkomst vanwege ontbreken deugdelijke ingebrekestelling Mama Cash

Rechtbank 19 jan 2016, IT 2020; ECLI:NL:GHAMS:2016:108 (Stichting Mama Cash tegen Ifunds), https://itenrecht.nl/artikelen/geen-rechtsgeldig-ontbinding-van-overeenkomst-vanwege-ontbreken-deugdelijke-ingebrekestelling-mama-c

Hof Amsterdam 19 januari 2016, IT 2020; ECLI:NL:GHAMS:2016:108 (Stichting Mama Cash tegen Ifunds)
Software. Ontbinding overeenkomst. Ifunds is aanbieder van diensten op het gebied van CRM-oplossingen. Partijen sluiten een overeenkomst ten aanzien van deze diensten. Mama Cash is tevreden over het verloop van het project en wilt de overeenkomst ontbinden. In hoger beroep vordert Mama Cash betaling door Ifunds van het reeds door haar betaalde bedrag. Ifunds vordert op haar beurt betaling door Mama Cash van het onbetaalde deel. Mama Cash heeft Ifunds niet deugdelijk in gebreke gesteld. De lange duur die met de uitvoering van de werkzaamheden was gemoeid is op zichzelf geen reden om ingebrekestelling achterwege te laten. De vordering van Ifunds voor de geleverde software wordt toegewezen. De vordering voor aanvullende diensten wordt afgewezen nu niet is komen vast te staan dat Mama Cash daartoe opdracht heeft gegeven.

 

IT 2010

Battle of the forms niet in internationale handel ongebruikelijk

Rechtbank 2 mrt 2016, IT 2010; ECLI:NL:RBGEL:2016:1328 (MFE Machining & Construction tegen Buderes Edelstahl), https://itenrecht.nl/artikelen/battle-of-the-forms-niet-in-internationale-handel-ongebruikelijk

Rechtbank Gelderland 2 maart 2016, IT 2010; ECLI:NL:RBGEL:2016:1328 (MFE Machining & Construction tegen Buderes Edelstahl)
Internationale overeenkomst. Beide partijen hanteren algemene voorwaarden. Battle of the forms. Nederlands recht van toepassing. Artikel 6:225 lid 3 BW. Verweer dat deze regeling niet aansluit bij hetgeen in internationale handel gebruikelijk is wordt verworpen. De rechtbank verklaart voor recht dat uitsluitend de Orgalime voorwaarden van toepassing zijn op de tussen partijen gesloten overeenkomsten en niet de inkoopvoorwaarden van Buderus.

 

IT 2002

HvJ EU: Voormalig erkende garagehouder niet aansprakelijk voor merkgeassocieerde internetadvertenties

HvJ EU 3 maart 2016, IT 2002 ; ECLI:EU:C:2016:134; C-179/15 (Daimler)
Zie eerder IEF 14981 / IEFbe 1355. Uit het persbericht: Voormalige erkend garagehouders van Daimler zijn niet aansprakelijk voor internetadvertenties waarin hun naam geassocieerd blijft worden met het merk „Mercedes-Benz” ondanks hun inspanningen om die advertenties van het internet te laten verwijderen. Bovendien kan Daimler van die garagehouders niet eisen dat zij actie ondernemen om dergelijke advertenties van het internet te laten verwijderen wanneer zij geen opdracht tot plaatsing daarvan hebben gegeven.

Antwoord:

Artikel 5, lid 1, onder a) en b), van richtlijn 2008/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten moet aldus worden uitgelegd dat een derde die wordt genoemd in een op een website gepubliceerde advertentie die een teken bevat dat gelijk is aan of overeenstemt met een merk, zodat de indruk wordt gewekt dat er commerciële banden bestaan tussen hem en de merkhouder, geen gebruik van dat teken maakt dat krachtens die bepaling door de merkhouder kan worden verboden, wanneer de advertentie niet door of namens de derde is geplaatst of, ingeval de advertentie door of namens de derde is geplaatst met de toestemming van de merkhouder, wanneer de derde de beheerder van die website, bij wie hij de advertentie had besteld, nadrukkelijk heeft gevraagd om de advertentie of de vermelding van het merk erin te verwijderen.

Gestelde vraag:

Moet artikel 5, lid 1, onder b), van de Eerste richtlijn (89/104/EEG) van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten aldus worden uitgelegd dat de houder van een merk tegen een derde die wordt genoemd in een internetadvertentie waarin een teken is opgenomen dat met het merk kan worden verward en die betrekking heeft op door de derde aangeboden diensten die identiek zijn aan de waren of diensten waarvoor het merk is ingeschreven, zodat bij het publiek ten onrechte de indruk kan worden gewekt dat er officiële commerciële banden bestaan tussen de onderneming van de derde en de houder van het merk, ook dán kan optreden, wanneer de advertentie niet op het internet is geplaatst door of voor rekening van de erin genoemde persoon of op het internet blijft opduiken hoewel de erin genoemde persoon alles heeft gedaan wat redelijkerwijs van hem kon worden verlangd om de advertentie te laten verwijderen, maar daar niet in is geslaagd?
IT 1988

Exoneratie onaanvaardbaar in uitsluiting aansprakelijkheid

Rechtbank Rotterdam 10 februari 2016, IT 1988; ECLI:NL:RBROT:2016:1016 (NBK Forwarding tegen GreenCat)
Schadestaatprocedure in geschil over ICT. Exoneratieclausule naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar voor zover het de uitsluiting van aansprakelijkheid betreft. De exoneratieclausule ter zake van de onder (ii) genoemde ‘andere’ schade – die in de clausule wordt gemaximeerd tot een bedrag van € 180.000,00 – blijft onverkort van toepassing. Onder de in artikel 6:96 lid 2 onder b BW bedoelde kosten vallen zowel expertisekosten als kosten van juridisch advies en verzameling van bewijs en is een bedrag toewijsbaar van € 27.050,00 (15.040 + 1.350 + 10.660).

4.8. De rechtbank overweegt dat volgens vaste jurisprudentie de beantwoording van de vraag of een beroep op een contractueel overeengekomen exoneratiebeding al dan niet kan worden gedaan, afhankelijk is van de waardering van tal van omstandigheden, zoals: de zwaarte van de schuld, mede in verband met de aard en de ernst van de bij enige gedraging betrokken belangen, de aard en de verdere inhoud van de overeenkomst waarin het beding voorkomt, de maatschappelijke positie en de onderlinge verhouding van partijen, de wijze waarop het beding tot stand is gekomen en de mate waarin de wederpartij zich de strekking van het beding bewust is geweest (zie onder meer HR 19 mei 1967, NJ 1967, 261, Saladin/HBU).

4.9. In het onderhavige geval hebben twee professionele partijen een overeenkomst met elkaar gesloten, waarbij een leverancier van software producten een applicatie heeft geleverd en ontwikkeld ten behoeve van een transportbedrijf. In rechte is komen vast te staan dat de leverancier tekort is geschoten bij de uitvoering van haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst en het transportbedrijf aanzienlijke schade heeft geleden. Van belang is dat sprake is van een deskundige leverancier aan de ene kant en dat er aan de andere zijde weliswaar sprake is van een professionele partij, doch niet deskundig op het gebied van software producten/applicaties. Onweersproken is dat NBK aan GreenCat de gelegenheid heeft gegeven om zonder enige restrictie kennis te nemen van het bedrijf en de interne processen zodat GreenCat zich een goede indruk kon vormen over welke functionaliteiten het softwareproduct diende te beschikken. Vanaf oktober 2008 zijn partijen over de ontwikkeling van de nieuwe software met elkaar in gesprek geweest om de wensen en mogelijkheden van een nieuw systeem in kaart te brengen. In het onderhavige geval is immers geen sprake van een standaard softwareproduct, maar een deels op maat gemaakte applicatie ten behoeve van de bedrijfsvoering van NBK. De exoneratieclaule waarop GreenCat zich beroept is opgenomen in de algemene voorwaarden van GreenCat, waarover – naar de rechtbank begrijpt – niet tussen partijen is onderhandeld. Ter zake van de aard van de (omvang van de) exoneratieclausule overweegt de rechtbank als volgt. Bestudering van de exoneratieclausule leidt bij de rechtbank tot de conclusie dat de concrete invulling van de begrippen indirecte en andere schade in de onderhavige exoneratieclausule zodanig is, dat zij de facto tot een nagenoeg algehele uitsluiting van aansprakelijkheid leidt, gelet op de diensten waartoe de leverancier in casu verplicht was en de schade die bij een tekortschieten daarin logischerwijze daaruit kan voortvloeien. Voor zover er bij de leverancier onvoldoende prikkel overblijft om de verplichtingen na komen op een wijze zoals van haar in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht omdat nagenoeg alle (redelijkerwijs te verwachten) schade is uitgesloten, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een onaanvaardbaar resultaat. Echter, anderzijds is eveneens van belang de verhouding tussen de relatieve geringe beloning van de leverancier tegenover de zeer grote aansprakelijkheidsrisico’s die in het geding kunnen zijn indien bij de uitvoering van de werkzaamheden een fout wordt gemaakt. Software leveranciers plegen om die reden dan ook standaard te bedingen dat hun aansprakelijkheid voor (in het bijzonder) gevolgschade wordt beperkt tot de hoogte van de facturen, al dan niet vermenigvuldigd met factor 2 of 3. Dat is, mede gelet op het belang van de opdrachtgevers, ook gerechtvaardigd: immers, indien dergelijke exoneratieclausules buiten toepassing zouden blijven, kunnen dergelijke bedrijven hun aansprakelijkheidsrisico’s slechts tegen zeer aanzienlijke premies verzekeren. Die premies zouden zij vervolgens weer dienen door te berekenen aan hun opdrachtgevers waardoor de kosten zeer aanzienlijk zouden stijgen. In het algemeen zullen opdrachtgevers er meer bij gebaat zijn zelf te bepalen welke risico’s – bijvoorbeeld op bepaalde schade als gevolg van het falen van een computersysteem – zij tegen welke premies wensen te verzekeren.

Een en ander overziende, is de rechtbank van oordeel dat voor zover de exoneratieclausule een algehele uitsluiting van haar aansprakelijkheid inhoudt voor alle onder 13.4 onder (i) genoemde ‘indirecte’ schade, buiten toepassing dient te blijven voor zover het schade betreft die een bedrag van het totaal aan facturen niet overstijgt, omdat een dergelijke exoneratie naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Voor zover de gevorderde schade betrekking heeft op deze schadeposten en de vordering dit bedrag overstijgt, kan GreenCat zich op de exoneratieclausule beroepen. De vordering ter zake van deze schade is derhalve slechts tot € 180.000,00 toewijsbaar.

De exoneratieclausule ter zake van de onder (ii) genoemde ‘andere’ schade – die in de clausule wordt gemaximeerd tot een bedrag van € 180.000,00 – blijft onverkort van toepassing.

Ad a. Kosten onderzoek oorzaak en omvang van de schade
4.20. Bestudering van het deskundigenrapport leidt bij de rechtbank tot de conclusie dat NBK in hoofdstuk 4 de navolgende posten heeft opgenomen ter onderbouwing van haar vordering ter zake van de ‘andere schade’ als bedoeld onder (a):
- extra managementinspanningen;
- extern organisatieadvies;
- kosten inhuur ICT deskundige 2010 tbv schadeonderzoek;
- kosten inhuur externen 2011 en 2012;
- kosten schadeonderzoek 2012;
- kosten schadeonderzoek 2014;
- kosten ontwikkeling nieuw softwaresysteem Adaption;
- kosten ontslagregeling.
4.21. GreenCat heeft de onder hoofdstuk 4 van het deskundigenrapport genoemde schadeposten betwist. Volgens GreenCat is er sprake van een oncontroleerbare urenverantwoording. Ter zake van de inhuur van een ICT deskundige merkt zij op dat dit kosten betreffen die vooral hebben gediend ter onderbouwing van een partijstandpunt. Er is volgens GreenCat geen grondslag voor vergoeding van de onderhavige posten. GreenCat betwist dat het redelijk gemaakte kosten betreft met het oog op de schadediscussie.

4.22. De rechtbank overweegt dat nu de tekst van artikel 13.4 sub (i) (a) en (b) van de algemene voorwaarden bijna woordelijk overeenkomt met het bepaalde in artikel 6:96 lid 2 sub a en b BW, dat GreenCat kennelijk heeft beoogd om aan te sluiten bij de wettelijke tekst en zal de bepaling om die reden in het licht van artikel 6:96 lid 2 BW met de daarbij behorende jurisprudentie uitleggen.

4.23. Onder de in artikel 6:96 lid 2 onder b BW bedoelde kosten vallen zowel expertisekosten als kosten van juridisch advies en verzameling van bewijs. Bestudering van het deskundigenrapport leidt tot de conclusie dat NBK een drietal schaderapporten aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd: ‘kosten schadeonderzoek 2010’ ad € 15.040 (annex 11), kosten schadeonderzoek 2012 (BeSCOPE) (annex 12)’ ad € 1.350 alsmede kosten schadeonderzoek 2014 (BeSCOPE en Drieblad) ad € 10.660 (annex 13 en 14). Deze kosten acht de rechtbank voor toewijzing vatbaar, nu zij zien op de vaststelling van de schade en met facturen zijn onderbouwd. De overige kosten zijn dat niet, omdat zij niet kwalificeren als kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid in de zin van artikel 13.4 sub (i) (a)/artikel 6:96 lid 2 sub b BW en bovendien niet op een controleerbare en inzichtelijke wijze zijn onderbouwd.
Derhalve is een bedrag toewijsbaar van € 27.050,00 (15.040 + 1.350 + 10.660).

De rechtbank
5.1. veroordeelt GreenCat om aan NBK te betalen een bedrag van € 207.050,00 (tweehonderdzevenduizendvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van de dag der dagvaarding tot de dag van volledige betaling,

IT 1987

All-in prijs abonnement en toestel voldoet niet aan koop op afbetaling of kredietovereenkomst

HR 12 februari 2016, IT 1987; ECLI:NL:HR:2016:236 (telefoonabonnement met 'gratis' telefoon)
Uitwerking van prejudiciële vragen zoals eerder door HR beantwoord: RB 2146 (Lindorff/Statia). Telefoonabonnement met ‘gratis’ telefoon; Voldoet ‘all-in prijs’ voor abonnement en toestel aan art. 7:61 lid 2 BW en art. 7A:1576 lid 2 BW?

3.6 (...) het antwoord op vraag d aldus luidt, dat art. 7A:1576 lid 2 BW en art. 7:61 lid 2 BW vereisen dat in de overeenkomst de door de consument te betalen koopprijs voor de mobiele telefoon afzonderlijk wordt bepaald, en dat aan die eis niet is voldaan wanneer enkel een all-in prijs is bepaald.

Ambtshalve beoordeling en zo nodig ambtshalve vernietiging overeenkomst door rechter. Richtlijn consumentenkrediet (2008/48/EG), rechtspraak HvJEU. Verplichtingen consument na vernietiging; teruggave toestel; vergoeding voor waardevermindering en voor genot? Art. 6:203 e.v. BW, art. 6:212 BW. Is ‘all-in prijs’ kernbeding in de zin van art. art. 4 lid 2 Richtlijn oneerlijke bedingen (93/13/EEG) en art. 6:231 onder a BW?

De Hoge Raad beantwoordt de prejudiciële vragen op de wijze als hiervoor in 3.6 (vraag d), 3.9 en 3.11.1 (vragen a-c), 3.13 (vraag e), 3.15 (vraag f.I), 3.16 (vraag f.II) en 3.17 (vraag g) vermeld;

Vraag d: voldoet vermelding van een all-in prijs aan de wet?
Vraag e: is nietigheid of vernietiging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar?
Vraag f: afwikkeling van de nietige of vernietigde overeenkomst
Vraag g: oneerlijk beding?

3.9. Gelet op het voorgaande dient de rechter, indien het ‘telefoonabonnement inclusief toestel’ een kredietovereenkomst in de zin van Titel 2A van Boek 7 BW inhoudt, ambtshalve te beoordelen of partijen hebben voldaan aan het bepaalde in art. 7:61 lid 2 BW, en kan hij zo nodig ook ambtshalve de kredietovereenkomst vernietigen.
Een en ander geldt ook indien tegen de consument verstek is verleend. Wel dient de rechter die overweegt een overeenkomst ambtshalve te vernietigen, de beginselen van hoor en wederhoor in acht te nemen en de verschenen partij(en) in de gelegenheid te stellen zich hierover uit te laten en zo nodig hun stellingen aan te passen (vgl. HR 13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:691, NJ 2014/274 (Heesakkers/Voets), rov. 3.9.1–3.9.2). Indien de consument in de procedure is verschenen, heeft hij aldus ook de gelegenheid zich ertegen te verzetten dat de betrokken overeenkomst wordt vernietigd, hetgeen de rechter dan heeft te respecteren (vgl. HvJEU 30 mei 2013, C-488/11, ECLI:EU:C:2013:341, NJ 2013/487 (Asbeek Brusse), punt 49).
3.10 Zoals reeds volgt uit rov. 3.5.4, eerste alinea, van het arrest Lindorff/Statia, geldt hetgeen hiervoor in 3.7.1–3.9 is overwogen evenwel niet indien de aanbieder stelt en aannemelijk maakt dat sprake is van een zogenoemd ‘zacht krediet’ als omschreven in art. 7:58 lid 2, onder e, eerste gedeelte, BW (een krediet zonder rente en andere kosten). Blijkens de aanhef van genoemd lid 2 is in dat geval Titel 2A van Boek 7 BW niet van toepassing. Dat laat overigens onverlet dat het ‘telefoonabonnement inclusief toestel’ dan nog wel onder de regeling van koop op afbetaling valt (art. 7A:1576 e.v. BW).

(ii) Koop op afbetaling
3.11.1 Uit art. 7A:1576 lid 2 BW volgt dat de overeenkomst van koop op afbetaling niet van kracht is indien de door de koper te betalen prijs niet in de overeenkomst is bepaald. Dit betekent dat aan de overeenkomst dan geen rechtsgevolgen kunnen worden verbonden, evenals het geval is bij een overeenkomst die nietig of vernietigd is.
Art. 7A:1576 lid 2 BW strekt ertoe het belang van de koper te beschermen (zie hiervoor in 3.5). Voorts is de koper bij de in deze procedure aan de orde zijnde ‘telefoonabonnementen inclusief toestel’ (zoals omschreven in rov. 3.2 van het arrest Lindorff/Statia) steeds een consument en handelt de verkoper (de aanbieder) steeds in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf. Gelet op een en ander dient de rechter, met het oog op een effectieve bescherming van het belang van de consument die door middel van een ‘telefoonabonnement inclusief toestel’ een overeenkomst van koop op afbetaling ter zake van de mobiele telefoon is aangegaan, ambtshalve te onderzoeken of aan art. 7A:1576 lid 2 BW is voldaan en zo nodig ambtshalve te oordelen dat de koop op afbetaling geen rechtsgevolg heeft.

Beantwoording van vraag e: is nietigheid of vernietiging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar?
3.13. De hiervoor bedoelde vernietiging van (een deel van) de overeenkomst is een gevolg van het feit dat de aanbieder niet heeft voldaan aan wettelijke verplichtingen die strekken tot bescherming van de consument. Daarom kan als regel niet gezegd worden dat die vernietiging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Dat geldt evenzeer voor zover de vernietiging tot gevolg zou hebben dat de consument de beschikking heeft gehad over een mobiele telefoon “zonder dat hij daarvoor iets behoeft te betalen” (hetgeen overigens niet steeds het geval zal zijn, zie hierna bij de beantwoording van vraag f.