IT 4687
28 november 2024
Uitspraak

Gebruik van WordPress-merk zonder toestemming schendt merkrechten, beslag deels opgeheven

 
IT 4686
28 november 2024
Uitspraak

Ordemaatregel om crypto-account te bevriezen

 
IT 4680
28 november 2024
Uitspraak

Conlcusie AG over grootschalige marktplaatsoplichtingen

 
IT 1029

Internetconsultatie maximum-tarieven 090x-nummers

Internetconsultatie, Regeling maximum-tarieven 090x-klantenservicenummers en wijziging Nummerplan.

Als randvermelding. Het Ministerie van Economische Zaken verneemt graag de mening van belanghebbenden over de voorgenomen regeling maximum-tarieven klantenservice en bijbehorende wijziging van het Nummerplan telefoon- en ISDN-diensten.

Einddatum consultatie 19-03-2013
Type regeling Ministeriële regeling
Organisatie Economische Zaken

Doel van de regeling
Betere consumentenbescherming bij telefonische klantenservice via 090x-nummers en betere tarieftransparantie bij 090x-nummers. De wijziging van het Nummerplan past de bestemmingen van de reeksen 0900, 0906, 0909 en 0800 aan de bestaande praktijk en regeling maximum-tarieven klantenservice aan.

IT 1028

Reactie CBP op gebruik cookies door Nederlandse Publieke Omroep

Reactie CBP op gebruik cookies door Nederlandse Publieke Omroep, 31 januari 2013, kenmerk z2013-0056.

Onlangs zijn Kamervragen gesteld en beantwoord over het gebruik van cookies op de websites van de Nederlandse Publieke Omroep (NPO). Als reactie hierop geeft het College bescherming persoonsgegevens (CBP) in een brief een toelichting op het toepasselijke wettelijke kader. Het CBP merkt op dat de NPO bezoekers niet de toegang mag weigeren als zij geen toestemming geven voor het laten volgen van hun surfgedrag.

(...)

Analytische cookies
In de beantwoording van de Kamervragen staat dat de NPO analytische cookies, net als functionele cookies, nodig heeft voor het optimaal uitoefenen van zijn mediawettelijke taak. Dit maakt het gebruik van analytische cookies echter niet noodzakelijk in de zin van de Tw en daarom blijft hiervoor toestemming vereist.

Cookies voor reclamedoeleinden en sociale media
Cookies voor reclamedoeleinden en sociale media zijn niet-functionele cookies waarvoor op grond van de Tw toestemming moet worden gevraagd. Sinds 1 januari 2013 geldt bovendien het rechtsvermoeden dat de gegevens die cookies verzamelen, persoonsgegevens zijn. Daarom is ook op grond van de Wbp toestemming vereist voor het verzamelen en verwerken van deze gegevens.

Wat betreft de tracking cookies voor sociale media is er bovendien een eenvoudig alternatief voor de werkwijze van de NPO. Een veelgebruikte publieks- en privacyvriendelijke oplossing is het werken met niet-actieve, ‘grijze’ knoppen voor sociale media. Als een bezoeker met de muis over de knoppen gaat wordt specifieke informatie getoond. Pas nadat een bezoeker actief op een dergelijke knop heeft geklikt, kan het sociale netwerk een cookie plaatsen.

Toestemming voor gebruik cookies
De NPO biedt bezoekers geen andere keuze dan (in een keer) toestemming te geven voor alle soorten cookies, inclusief tracking cookies. Wie deze toestemming weigert, krijgt geen toegang tot de - met publiek geld verspreide - informatie en uitzendingen van de publieke omroepen. Er is echter geen (digitaal) alternatief beschikbaar, waardoor kan worden gesteld dat de NPO een situationele monopoliepositie heeft. Door het afdwingen van toestemming voor tracking cookies betalen bezoekers feitelijk bij elk bezoek met hun persoonsgegevens. Van in vrijheid gegeven, rechtsgeldige toestemming is daarom geen sprake.

IT 1027

Minister sluit mogelijke wetswijziging analytische cookies niet uit

Kamerbrief analytische cookies, 5 februari 2013, DGETM-TM / 13017153.

In navolging van de eerdere brief IT 994. Brief van minister Kamp (EZ) aan de Tweede Kamer over de huidige stand van zaken met betrekking tot de analytische cookies en daarbij specifiek het voorziene tijdpad met betrekking tot eventuele aanpassing van de regels/voorwaarden omtrent cookies.

Mede op verzoek van de Kamer heb ik de afgelopen tijd samen met OPTA bekeken op welke wijze kan worden bereikt dat voor cookies bedoeld om de effectiviteit van de website te verbeteren, de zogenoemde analytische cookies, geen toestemming hoeft te worden gevraagd. Zoals ik al meldde in de brief aan de Kamer van 20 december 2012, werk ik momenteel een dergelijke oplossing uit. Daarbij kijk ik uitdrukkelijk naar een structurele oplossing, waarbij het gebruiksgemak van internet wordt verbeterd en beter recht wordt gedaan aan het doel van de cookiebepaling: bescherming van de privacy van internetgebruikers. Daarbij sluit ik de mogelijkheid van een wetswijziging niet uit.

Ik realiseer mij dat er snel duidelijkheid moet worden geboden, maar ik wil wel met een goed doordacht en toekomstbestendig antwoord komen. Ik wil voorkomen dat we met een ad hoc aanpak straks geen antwoord hebben op nieuwe vragen. Ik verwacht binnen een maand meer duidelijkheid te kunnen bieden.

IT 1026

Kabinet moderniseert arbitrage

Uit't persbericht: Partijen die kiezen voor arbitrage als alternatief voor rechtspraak, moeten ook in de toekomst verzekerd zijn van flexibele geschiloplossing met voldoende waarborgen voor een volwaardige rechtsgang. Daarom is het nodig de regels voor arbitrage te moderniseren. Hierdoor dalen tegelijkertijd de lasten voor burgers en bedrijfsleven. Dit blijkt uit een wetsvoorstel van minister Opstelten van Veiligheid en Justitie, waarmee de ministerraad heeft ingestemd.

In't kort: Procedure bij het gerechtshof enige middel tot vernietiging van arbitraal vonnis, inzet van elektronische middelen en voor consumenten binnen een maand nog beroep bij gewone rechter.

 

Gerechtshof
Om tijd en geld te besparen wordt de procedure tot vernietiging van een arbitraal vonnis teruggebracht tot een rechtsgang in één instantie, namelijk bij het gerechtshof. Daarnaast kunnen partijen zelf afspraken maken over hun arbitrageprocedure. Bijvoorbeeld voor de bewijsvoering en het hoger beroep. Slechts bij uitzondering ligt hier een rol voor de gewone rechter.

Elektronische middelen
Ook zorgt het wetsvoorstel ervoor dat gebruik kan worden gemaakt van elektronische middelen, zoals het versturen van processtukken per e-mail. Verder wordt de mogelijkheid geboden dat een onafhankelijke derde, bijvoorbeeld een arbitrage-instituut, een wrakingsverzoek behandelt. Dit sluit aan bij de internationale praktijk en zorgt voor een snellere behandeling. Daarnaast schaft het kabinet deponering van een vonnis bij de rechtbank af. Straks gebeurt dat alleen als partijen hier zelf voor kiezen.

Gewone rechter
Ten slotte wil het kabinet het vertrouwen van consumenten in arbitrage vergroten. Consumenten kunnen binnen een maand alsnog beslissen naar de gewone rechter te stappen.

De ministerraad heeft ermee ingestemd het wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State te zenden. De tekst van het wetsvoorstel en van het advies van de Raad van State worden openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer.

IT 1025

Een LinkedIn-profiel is een persoonlijk profiel

Rechtbank Oost-Nederland, locatie Almelo 22 januari 2013, LJN BZ0324 (Privatescan B.V. tegen Prescan B.V.)

Executievonnis. LinkedIn-profiel is persoonlijke profiel. Door maatman-consument te googelen profielpagina. Overtreding verbod van ondergeschikte aard. Verbod op executie van dwangsommen en opheffing executoriaal (derden)beslag.

In het eindvonnis (IEF 11704) is onder meer bevolen om de mededeling ‘Privatescan is marktleider’ te staken en gestaakt te houden, onder last van een dwangsom. In elk geval van 25 oktober 2012 tot en met 19 november 2012 stond er op het LinkedIn-profiel van eiser sub 1: ‘Privatescan is marktleider’.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat het LinkedIn profiel een persoonlijk profiel van eiser is omdat allereerst de naam en foto van zijn gezicht is opgenomen. De maatman-consument zal niet worden beïnvloed door een mededeling op een LinkedIn-profiel. Het LinkedIn-profiel is te benaderen door 'Privatescan' te googelen en dus is het vonnis overtreden. Het is veel waarschijnlijker dat de maatman-consument op andere sites zal kijken, indien hij informatie over Privatescan dan wel Prescan zoekt, dan dat hij op het persoonlijke LinkedIn profiel van de directeur van Privatescan kijkt. De voorzieningenrechter is in dit geval van oordeel dat de overtreding van ondergeschikte aard is, waardoor geen dwangsommen zijn verbeurd.

De voorzieningenrechter verbiedt Prescan de executie van de dwangsommen op basis van het vonnis te staken en gestaakt te houden voor zover deze executie van de dwangsommen betrekking heeft op de zin ‘Privatescan is marktleider’, zoals deze is geplaatst op LinkedIn vanaf de betekening van het bestreden vonnis tot het moment dat deze zin van LinkedIn is verwijderd en heft de gelegde executoriale (derden)beslagen en executoriale aandelenbeslagen op.

4.3.  De voorzieningenrechter is van oordeel dat het LinkedIn profiel een persoonlijk profiel van [eiser sub 1] is en overweegt daartoe als volgt. Bovenaan het LinkedIn profiel is allereerst de naam van [eiser sub 1] opgenomen, met daarnaast een foto van zijn gezicht. Onder de naam van [eiser sub 1] staat vermeld dat hij ‘owner’ van Privatescan is. LinkedIn is een online sociaal netwerk dat de deelnemers in de gelegenheid stelt gebruik te maken van elkaars zakelijke netwerk. Het idee achter LinkedIn is juist dat het persoonlijk profiel wordt gebruikt voor zakelijke en carrièregerichte doeleinden. Dat het LinkedIn profiel van [eiser sub 1] kennelijk voornamelijk wordt gebruikt voor zakelijke doeleinden met betrekking tot zijn bedrijf Privatescan (zoals diverse polls en een beschrijving van Privatescan), maakt niet dat dit profiel daardoor van Privatescan is. LinkedIn biedt namelijk aan bedrijven de mogelijkheid om een eigen zakelijk profiel aan te maken. Ook Privatescan heeft zo’n zakelijk profiel, zo blijkt uit productie 9 bij de conclusie van antwoord. Dat een aantal medewerkers van Privatescan toegang heeft tot het profiel van [eiser sub 1] en het account betaald wordt door Privatescan, doet aan het voorgaande niet af. Het is het persoonlijke profiel van [eiser sub 1], dat hij gebruikt voor zakelijke doeleinden door onder meer Privatescan te promoten.

4.9.  [Eiser sub 1 c.s.] heeft aangevoerd dat de maatman-consument niet zal worden beïnvloed door een mededeling op een LinkedIn profiel, omdat een LinkedIn profiel, anders dan veel andere websites, niet voor het informeren van consumenten wordt gebruikt. Bovendien voert [eiser sub 1 c.s.] aan dat bij LinkedIn eerst door de gebruiker van een profiel eerst toegang tot dat profiel moet zijn verleend, voordat de consument toegang heeft tot informatie op dat profiel. Prescan heeft de stellingen van [eiser sub 1 c.s.] weersproken.

4.10.  De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Een LinkedIn profiel kan ook bezocht worden door personen die niet in het bezit zijn van een eigen LinkedIn profiel of die niet ingelogd zijn op hun profiel, afhankelijk van de instellingen van het LinkedIn profiel wat zij willen bekijken. De instellingen van het LinkedIn profiel van [eiser sub 1] waren ten tijde van de zitting dusdanig, dat het profiel ook voor mensen zonder LinkedIn profiel toegankelijk was, bijvoorbeeld via google. Dat betekent dat ook de ‘maatman-consument’ op het profiel van [eiser sub 1] terecht kon komen, bijvoorbeeld door ‘Privatescan’ te googelen. Zo bezien heeft [eiser sub 1] het vonnis van de rechtbank ’s-Gravenhage dus overtreden. De vraag die de voorzieningenrechter echter dient te beantwoorden is of deze overtreding, met inachtneming van de eisen van redelijkheid en billijkheid, voldoende ernstig is om te rechtvaardigen dat daardoor dwangsommen zijn verbeurd.

4.12.   De voorzieningenrechter is in dit geval van oordeel dat de overtreding van ondergeschikte aard is, waardoor geen dwangsommen zijn verbeurd en heeft daarbij het volgende in aanmerking genomen. De rechtbank ‘s-Gravenhage heeft de veroordeling uitgesproken naar aanleiding van artikelen die te vinden waren op de De Standaard Online (een Belgische website) en op Medical Facts (een Nederlandse website), waarin stond vermeldt dat Privatescan marktleider was. Het is veel waarschijnlijker dat de maatman-consument op dergelijke sites zal kijken, indien hij informatie over Privatescan dan wel Prescan zoekt, dan dat hij op het persoonlijke LinkedIn profiel van de directeur van Privatescan kijkt. De maatman-consument zal op zoek gaan naar reviews van andere consumenten, (nieuws)artikelen of vergelijkingen van Privatescan en Prescan. [Eiser sub 1] heeft bovendien – onbetwist – aangevoerd dat er sinds het vonnis van de rechtbank ’s-Gravenhage (vrijwel) geen consumenten op zijn LinkedIn profiel hebben gekeken, maar dat het profiel voornamelijk is bezocht door Prescan en door de deurwaarder die door Prescan is ingeschakeld. Nadat Prescan [eiser sub 1 c.s.] op de hoogte stelde van de zinsnede op het LinkedIn profiel, heeft [eiser sub 1 c.s]. de zinsnede bovendien direct verwijderd.

4.13.  Hoewel het plaatsen van de zinsnede ‘Privatescan is marktleider’ dus valt binnen het doel van de veroordeling in het vonnis van de rechtbank ’s-Gravenhage, is de overtreding van zodanige ondergeschikte betekenis dat naar het oordeel van de voorzieningenrechter door de overtreding geen dwangsommen zijn verbeurd.

Op andere blogs:
Ius Mentis (Een uitingsverbod geldt ook voor de LinkedIn van de directeur)
MediaReport (Linkedinprofiel is een persoonlijk profiel voor zakelijke doeleinden)

IT 1024

Ongebruikelijk betalingsverkeer is reden tot blokkeren van rekening

Rb. Rotterdam 23 januari 2013, zaaknr. C/10/402317 / HA ZA 12-455 (eiser tegen ING BANK N.V.)

Money-50-Euro_32705-480x360 Niet-ontvankelijk. Persoonsgegevens in extern incidentenregister art. 46 jo 36 Wbp. Blokkering betaalrekening. Phishing - fraude. Money mule. Zorgplicht bank.

Een bedrag van € 5.000,00 is naar de rekening van eiser overgeboekt, afkomstig van een rekening waarvan de houder daartoe geen opdracht had gegeven. Diezelfde dag hebben meerdere geldopnames plaatsgevonden. In totaal is daarbij een bedrag van € 4.733,10 van de rekening gehaald. ING is van mening dat eiser is opgetreden als een zogenaamde “money-mule” in een omvangrijke “phishing-fraude”. ING heeft de betaalrekening van eiser en de daaraan gekoppelde bankpas met bijbehorende pincode geblokkeerd en de relatie met eiser opgezegd. Als deelnemer aan het interbancaire incidentenwaarschuwingssysteem heeft ING de persoonsgegevens van eiser opgenomen in het zogenaamde extern verwijzingsregister (EVR). Eiser vordert verwijdering van onderhavig incident uit het EVR. De vordering is niet tijdig ingediend, daarom wordt de eiser niet-ontvankelijk verklaard.

Met betrekking tot de door ING geblokkeerde rekening is het uitgangspunt dat wanneer een bank het gerechtvaardigde vermoeden heeft dat haar dienstverlening wordt misbruikt en aldus sprake is van een vertrouwensbreuk met een klant, of indien de bank beargumenteerd van mening is dat de voortzetting van de dienstverlening tot onacceptabele risico’s leidt, die bank bevoegd is de relatie met die klant op te zeggen. Die bevoegdheid is echter niet onbegrensd. Immers dient de bank rekening te houden met haar zorgplicht die zij heeft jegens haar relaties.

De stellingen van eiser voor zover deze ertoe strekken om de conclusie van betrokkenheid bij benadeling van ING door middel van frauduleuze handelingen te weerleggen, zijn naar het oordeel van de rechtbank ongeloofwaardig en ongenoegzaam. Mede gelet op de uitleg die ING heeft gegeven aan de aard en de achtergrond van de mutaties die hebben plaatsgevonden op de betaalrekening van de eiser, blijkt dat sprake is van ongebruikelijk betalingsverkeer en derhalve van een concreet of reëel integriteitsrisico. De rechtbank wijst de vordering af.

4.13.  Uitgangspunt is dat wanneer een bank het gerechtvaardigde vermoeden heeft dat haar dienstverlening wordt misbruikt en aldus sprake is van een vertrouwensbreuk met een klant, of indien de bank beargumenteerd van mening is dat de voortzetting van de dienstverlening tot onacceptabele risico’s leidt, die bank bevoegd is de relatie met die klant op te zeggen. Dit volgt onder meer uit artikel 30 van de algemene bankvoorwaarden.

4.14.  Die bevoegdheid is echter niet onbegrensd. Immers dient de bank rekening te houden met haar zorgplicht die zij heeft jegens haar relaties. Banken hebben, nu zij bij uitsluiting het betalingsverkeer verzorgen, een belangrijke publieke rol en een bijzondere positie, hetgeen een bepaalde verantwoordelijkheid met zich brengt jegens klanten. Beoordeeld moet worden beoordeeld of de reden voor de opzegging voldoende zwaarwegend is in verhouding tot het belang van de klant bij de voortzetting van de relatie. Het belang om te kunnen beschikken over een betaalrekening moet daarbij als het in beginsel meest zwaarwegende belang worden gezien.

4.15.  Als door ING gesteld en door [eiser] niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken staat vast dat [eiser] is opgetreden als zogenaamde “money-mule” in een omvangrijke “phishing-fraude” en dat [eiser] in het verlengde daarvan een (ernstig) gevaar vormt voor de integere uitoefening van het bankbedrijf. De rechtbank is van oordeel dat de stellingen van [eiser] voorzover deze ertoe strekken om de conclusie van betrokkenheid bij (poging tot) benadeling van ING door middel van frauduleuze handelingen te weerleggen, ongeloofwaardig en ongenoegzaam zijn. Mede gelet op de uitleg die ING heeft gegeven aan de aard en de achtergrond van de mutaties die hebben plaatsgevonden op de betaalrekening van de [eiser], blijkt dat sprake is van ongebruikelijk betalingsverkeer en derhalve van een concreet of reëel integriteitsrisico.

IT 1022

Oostenrijkse Constitutionele Hof stelt prejudiciële vragen over Dataretentierichtlijn

T.A.P. de Wit, Oostenrijkse Constitutionele Hof stelt prejudiciële vragen over Dataretentierichtlijn, ITenRecht IT 1022.

Een bijdrage van Tom de Wit, Louwers IP|Technology advocaten.

Het Oostenrijkse constitutionele Hof heeft vragen gesteld over de rechtmatigheid van de Europese Dataretentierichtlijn (hierna: ‘richtlijn’) . De betreffende richtlijn is vorig jaar in de Oostenrijkse wetgeving geïmplementeerd. De richtlijn legt onder andere verplichtingen op aan aanbieders van openbare elektronische communicatiediensten tot het bewaren van een bepaalde lijst van telecommunicatiegegevens gedurende een bepaalde periode.

Aanleiding voor de vragen vormen de bezwaren tegen de (implementatie van de) richtlijn die verschillende partijen, waaronder veel burgers, een medewerker van een telecommunicatiebedrijf en de regering van de provincie Karinthië, hebben voorgelegd aan de nationale Oostenrijkse rechter.

Het Oostenrijkse constitutionele Hof heeft met name moeite met het feit dat in het overgrote gedeelte van de gevallen waarin er verplicht telecommunicatiegegevens worden opgeslagen het personen betreft die geen aanleiding geven tot opslag van de gegevens. Ondertussen kunnen de persoonsgegevens wel in het bezit komen van de autoriteiten en ligt mogelijk misbruik van persoonsgegevens op de loer. Het Oostenrijkse constitutionele hof vraagt zich met name af of de verplichtingen die door de richtlijn worden opgelegd wel in overeenstemming zijn met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: ‘handvest’).

De belangrijkste vragen die het Oostenrijkse constitutionele hof voorlegt aan het Europese Hof van Justitie zijn de navolgende . In de eerste plaats is de vraag of de artikelen 3 tot en met 9 van de richtlijn verenigbaar zijn met de artikelen 7, 8 en 11 van het handvest? In de tweede plaats wil het Oostenrijkse Constitutionele Hof weten wat de rol is van Richtlijn 95/46/EG en Verordening 45/2001/EG bij de beoordeling van de vraag of maatregelen geoorloofd zijn in het licht van artikel 8 van het handvest.

[artikel is ingekort, lees de opgemaakte pdf onder de citeerwijze]

Als het Europese Hof van Justitie tot hetzelfde oordeel komt als de Duitse rechter, kunnen de gevolgen groot zijn. Dat betekent niet alleen dat de huidige Europese en nationale regelgeving met betrekking tot dataretentie die gebaseerd is op de richtlijn op de schop moet. Ook de huidige voorstellen om de verplichtingen uit te breiden naar social media en zoekmachines kunnen dan voorlopig in de ijskast. Los van het oordeel van het Europese Hof van Justitie in deze zaak, alsmede vragen met betrekking tot Verordening 2252/2004/EG, nopen deze ontwikkelingen de Europese wetgever wel om meer aandacht te besteden aan de verenigbaarheid tussen Europese regelgeving en verdragsrechtelijke grondrechten zoals vervat in het Handvest en het EVRM. Alleen dat is reeds een positieve ontwikkeling te noemen.

Tom de Wit

IT 1023

Wetsvoorstel basisregistratie grootschalige topografie

Wet basisregistratie grootschalige topografie, regels omtrent de basisregistratie grootschalige topografie, Kamerstukken II, 2012/13, 33 527, dossier.

Wetsvoorstel. Basisregistratie. Topografie. Open data. Het wetsvoorstel ter bevordering van een goede vervulling van bepaalde publiekrechtelijke taken ziet op het tot stand brengen van een basisregistratie grootschalige topografie (BGT).

Artikel 2
1. Er is een basisregistratie grootschalige topografie, bestaande uit een landsdekkend topografisch bestand op een schaalniveau van 1:500 tot en met 1:5.000.
2. De basisregistratie grootschalige topografie wordt gehouden door de Dienst.

Artikel 3 - De basisregistratie grootschalige topografie heeft als doel het aan eenieder beschikbaar stellen van de bij of krachtens deze wet in die basisregistratie opgenomen gegevens ten behoeve van:
a. een goede vervulling van publiekrechtelijke taken;
b. de bevordering van een efficiënte uitwisseling en een efficiënt gebruik van geoinformatie.

Memorie van Toelichting onder 2.3 Noodzaak van stroomlijning en kwaliteitsverbetering van grootschalige topografische registratie

Een breed toepasbare, eenduidige grootschalige topografische basiskaart is een belangrijk hulpmiddel voor betere dienstverlening aan burgers en bedrijven en voor betere samenwerking binnen de overheid en draagt daarmee bij aan kostenbesparing in ketens. De BGT voorziet hierin, doordat de hele overheid dezelfde hoogwaardige basisset grootschalige topografie van Nederland gebruikt. Dit is een uitwerking van de doelstelling van basisregistraties in het algemeen: de overheid gebruikt dezelfde basisgegevens. Door de BGT als basisregistratie bij wet te regelen, worden onder meer de inhoud en kwaliteitsborging wettelijk verankerd.

Onder de bronhouder wordt verstaan het bestuursorgaan of de rechtspersoon aan wie bij deze wet de verantwoordelijkheid voor het bijhouden van geografische gegevens is opgedragen (art. 1). De bronhouder draagt zorg voor het bijhouden van de geografische gegevens in de BGT door levering van de gegevens aan de Dienst (art. 11). De Dienst heeft tot taak de basisregistratie grootschalige topografie bij te houden (art. 17, 18 en 19).

Memorie van Toelichting, onder 3.1. Inhoud BGT

De BGT is een landsdekkende topografische registratie. Dat wil zeggen dat de BGT het grondgebied van Nederland omvat dat bestuurlijk is ingedeeld, met inbegrip van de waterdelen binnen de grenzen van kustgemeenten. De registratie bestrijkt zowel de openbaar toegankelijke als niet-toegankelijke ruimte (zoals terreinen van grote industriële complexen). De BGT is ontwikkeld vanuit het perspectief van de gebruiker die de BGT-informatie als basiskaart combineert met andere gegevens en daardoor beter en efficiënter kan werken.

In de Memorie van Toelichting wordt verder ingegaan op het nut van grootschalige topografie, de ontwikkeling van de productie daarvan en de noodzaak van stroomlijning en kwaliteitsverbetering. Er wordt een schets van de inhoud van de voorgestelde BGT gegeven, gevolgd door aanduiding van de verantwoordelijkheden van de bij de bijhouding van de BGT betrokken partijen. Op zowel het proces van bijhouding als op de inrichting van de registratie wordt ingegaan. Gebruiksaspecten en het toezicht op registratie komen aan de orde. In de Memorie van Toelichting wordt inzicht in de gevolgen van het wetsvoorstel gegeven, voor wat betreft onder meer bestuurlijke en administratieve lasten, en financiële aspecten.

IT 1021

Overtredingen WhatsApp deels beëindigd na onderzoek CBP en Canadese privacytoezichthouder

​Persbericht van het College Bescherming Persoonsgegevens 28 januari 2013

Uit 't persbericht: Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) heeft vandaag samen met de Canadese privacytoezichthouder (Office of the Privacy Commissioner [OPC]) het rapport met de bevindingen gepubliceerd van het gezamenlijke onderzoek naar de verwerking van persoonsgegevens door WhatsApp, de ontwikkelaar van de populaire mobiele app whatsapp.  Na aanvang van het onderzoek constateerden de privacytoezichthouders verschillende overtredingen van de privacywetten. WhatsApp heeft enkele daarvan inmiddels beëindigd en stappen ondernomen om de app uit privacy-oogpunt beter te beveiligen. Een aantal overtredingen duurt op dit moment nog voort.

Het is de eerste keer dat twee nationale privacytoezichthouders van beide zijden van de oceaan gezamenlijk onderzoek doen naar de naleving van privacywetgeving door een in de Verenigde Staten gevestigd bedrijf met wereldwijd honderden miljoenen klanten. Het is een mijlpaal binnen de mondiale privacybescherming. “Wij zijn heel trots dat wij dit belangrijke moment markeren samen met onze Nederlandse counterparts, vooral in het licht van de in toenemende mate online en mobiele wereld die geen grenzen kent”, aldus Jennifer Stoddart, voorzitter van de Canadese privacytoezichthouder. “Ons onderzoek heeft ertoe geleid dat WhatsApp verbeteringen heeft aangebracht en toegezegd heeft verdere veranderingen te zullen doorvoeren die leiden tot een betere bescherming van persoonsgegevens van hun klanten.”

De voorzitter van het CBP, Jacob Kohnstamm, voegt daaraan toe: “Maar we zijn er nog niet. Het onderzoek wijst uit dat gebruikers van WhatsApp – behalve iPhone-bezitters met besturingssysteem iOS 6 – verplicht zijn toegang te geven tot hun volledige elektronische adresboek. Hierin staan ook telefoonnummers van contacten die de app niet gebruiken. Dit is in strijd met Canadees en Nederlands privacyrecht. Zowel gebruikers als niet-gebruikers van de app moeten zeggenschap hebben over hun eigen persoonsgegevens. Dat betekent in ieder geval dat gebruikers van de app vrijelijk moeten kunnen beslissen welke contactgegevens zij willen delen met WhatsApp.”

Op andere blogs:
SOLV (Whatsapp schendt privacy)

IT 1020

Tweedehands digitale muziek. Oracle/UsedSoft: Koninginnedag op internet?

M.G. Schrijvers, Tweedehands digitale muziek. Oracle/UsedSoft: Koninginnedag op internet?, d.d. 29 januari 2013.

Een bijdrage van Marlous Schrijvers, NautaDutilh.

Met een verwijzing naar IE-Forum: IEF 11877 (Anke Verhoeven, Maakt het doorverkopen van muziekbestanden inbreuk op auteursrechten?) en Oracle/UsedSoft, IEF 11521.

In de (digitale) nieuwsmedia is recentelijk aangekondigd dat ReDigi, een Amerikaanse resale site voor gebruikte (i.e. eerder aangeschafte) digitale muziekbestanden (te vinden op https://www.redigi.com), zich aan het voorbereiden is op de lancering van haar service in Europa. De gedachte achter deze marktplaats voor gebruikte digitale liedjes is de volgende:

"[M]ost lawful users of music and books have hundreds of dollars of lawfully obtained things on their computers and right now the value of that is zero dollars." (quote van ReDigi's CEO op Techdirt)

(...) De prijs voor een liedje op ReDigi is naar verluidt gemiddeld twee-derde minder dan voor een liedje op iTunes moet worden betaald. De bedoeling van ReDigi is om naast tweedehands muziekbestanden onder meer ook gebruikte e-books aan te gaan bieden.

(...) Zit ReDigi in Europa dan wel veilig? Er valt op zich wel wat voor te zeggen natuurlijk, dat men in staat zou moeten zijn om zijn (rechtmatig verkregen) tracks die allang niet meer worden beluisterd tegen een vergoeding van de hand te kunnen doen. Tweedehands CD's kan men immers ook gewoon kwijt (bv. via Bol.com of andere kanalen). Maar werkt het (juridisch gezien) wel net zo met digitale muziekbestanden als met muziek die op een tastbare gegevensdrager, zoals een CD, is aangekocht? Sommige auteurs lijken van mening dat het antwoord hierop positief is, onder meer vanwege het (redelijk) recente arrest Oracle/Usedsoft van het Hof van Justitie (nr. C128/11 van 3 juli 2012). Ik heb daar echter mijn twijfels bij die ik in deze bijdrage uiteen zal zetten.

Rechtzaak in Amerika
Oracle/Usedsoft
Deur op een kier?
Praktisch
Conclusie

[bijdrage is ingekort, lees de gehele bijdrage hier]

Kortom, genoeg stof tot nadenken. Mijn eerste inschatting is dat ReDigi zich niet zo comfortabel kan voelen als sommige andere juristen wel menen. In een steeds wijzigend downloadlandschap met een bijbehorende andere kijk op (de exploitatie van) auteursrechten in het algemeen, en digitale muziek, films en e-books in het bijzonder is het laatste woord hier vast nog niet over gezegd. Wellicht is het mededelingsrecht zoals verwoord in de Auteursrechtrichtlijn wel enigszins achterhaald daar waar het dit specifieke geval betreft? Wie zal het zeggen. Wat mij betreft is het zeker de moeite waard om deze ontwikkeling nauwlettend te volgen, al is het maar omdat ik nog steeds de hoop koester ooit nog iemand blij te kunnen maken met diverse MB's aan (rechtmatig verkregen) jeugdherinneringen op een digitale Koninginnedag (of vanaf 2014, Koningsdag)…