IT 4687
28 november 2024
Uitspraak

Gebruik van WordPress-merk zonder toestemming schendt merkrechten, beslag deels opgeheven

 
IT 4686
28 november 2024
Uitspraak

Ordemaatregel om crypto-account te bevriezen

 
IT 4680
28 november 2024
Uitspraak

Conlcusie AG over grootschalige marktplaatsoplichtingen

 
IT 1251

Bundesgerichtshof: Usedsoft gewinnt revision

Christoph Möller, Bundesgerichtshof: Usedsoft gewinnt revision, www.usedsoft.com
Uit het persbericht: Der Bundesgerichtshof hat gestern der Revision des Gebrauchtsoftware-Händlers usedSoft im so genannten „Oracle-Verfahren“ in letzter Instanz stattgegeben. Das Urteil gegen usedSoft wurde aufgehoben. Der BGH hat sich damit dem EuGH-Urteil, nach dem der Software-Gebrauchthandel grundsätzlich legal ist, in vollem Umfang angeschlossen. (Uitspraak Bundesgerichtshof).

Lees verder

IT 1250

Opdracht bewijs erkenning medewerkers dat geleverde software ongeschikt was

Rechtbank Midden-Nederland 7 augustus 2013, ECLI:NL:RBMNE:2013:3229 (Syntess Software tegen Comtech Telecom)
ICT. Mislukt automatiseringsproject. Bewijs. Partijen hebben een overeenkomst gesloten die inhield dat Syntess aan Comtech het gebruiksrecht zou verlenen op computerprogrammatuur (een ERP-pakket, ‘Enterprise Resource Planning’), genaamd Syntess Atrium. De gebruiker klaagt dat de software ongeschikt is voor zijn bedrijfsvoering en dat het niet werkt. De rechtbank oordeelt dat de stellingen zo weinig concreet zijn dat een zinvol debat daarover niet mogelijk is. Aan een bewijsopdracht komt men dan niet toe. Zij draagt Comtech op om te bewijzen dat medewerkers van Syntess zonder voorbehoud hebben erkend dat de door Syntess geleverde software voor Comtech ongeschikt was.

2.9. Dat leidt tot de conclusie dat Comtech haar stelling dat de software voor haar bedrijfsvoering ongeschikt zou zijn niet zo concreet heeft toegelicht dat het voor de rechtbank mogelijk is om die te toetsen. Ook voor een bewijsopdracht ziet de rechtbank geen ruimte. Met de gegeven onderbouwing kan de rechtbank daarom niet tot de conclusie komen dat de software van Syntess voor Comtech ongeschikt is. (Leestip: r.o. 2.6 - 2.8)

2.10. Het is echter mogelijk dat dat alsnog zou komen vast te staan als gevolg van erkenning door (medewerkers van) Syntess. Syntess ontkent dat deze medewerkers dit erkend zouden hebben, althans dat hun uitspraken bedoeld zouden zijn zoals Comtech ze uitlegt. Deze stellingen van Comtech zijn wel concreet genoeg, en als komt vast te staan dat de bedoelde medewerkers zonder voorbehoud hebben erkend dat de software voor Comtech ongeschikt is, zou dat kunnen bijdragen aan de conclusie die Comtech daaruit trekt. Daarom zal de rechtbank Comtech bewijs opdragen van haar stelling op dit punt.

2.11. Indien Comtech het bewijs (mede) wenst te leveren door schriftelijke stukken of andere gegevens, dient zij deze afzonderlijk bij akte in het geding te brengen. Indien Comtech het bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen, dient zij dit in de akte te vermelden en de verhinderdata op te geven van alle partijen en van de op te roepen getuigen. De rechtbank zal dan vervolgens een dag en uur voor een getuigenverhoor bepalen. Bij deze getuigenverhoren moeten partijen in persoon (dat wil zeggen: rechtsgeldig vertegenwoordigd) aanwezig zijn. Indien een partij zonder gegronde reden niet verschijnt, kan dit nadelige gevolgen voor die partij hebben. De rechtbank verwacht dat het verhoor per getuige 60 minuten (bij partijgetuigen 90 minuten) zal duren. Als Comtech verwacht dat het verhoor van een getuige langer zal duren dan de hiervoor vermelde duur, kan dat in de te nemen akte worden vermeld.

in reconventie
2.12. In reconventie heeft de rechtbank al geoordeeld over de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van Syntess. De rechtbank ziet geen reden om daarvan terug te komen. Voor het overige moet in reconventie het oordeel in conventie worden afgewacht.

3 De beslissing

De rechtbank:
draagt Comtech op om te bewijzen dat medewerkers van Syntess zonder voorbehoud hebben erkend dat de door Syntess geleverde software voor Comtech ongeschikt was;
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 4 september 2013 teneinde Comtech in de gelegenheid te stellen bij akte aan te geven op welke wijze zij bewijs wil leveren;
bepaalt dat, indien Comtech (mede) bewijs wil leveren door middel van schriftelijke bewijsstukken, zij die stukken op die rolzitting in het geding moet brengen;
bepaalt het volgende voor het geval Comtech bewijs wil leveren door middel van het horen van getuigen (...);
houdt iedere verdere beslissing aan.

Lees de uitspraak hier:
Rechtspraak.nl (link)
ECLI:NL:RBMNE:2013:3229 (pdf)

IT 1248

Article 10 of the Convention includes the right of access to data held by an intelligence agency

Guest post by Dirk Voorhoof, Ghent University, Mediareport: In its judgment of 25 June 2013 in the case of Youth Initiative for Human Rights v. Serbia the European Court of Human Rights has recognised more explicitly than ever before the right of access to documents held by public authorities, based on Article 10 of the Convention (right to freedom of expression and information). The judgment also recognises the importance of NGOs acting in the public interest. The judgment contains a particularly important statement by the Court unambiguously reaffirming that in Europe security services and intelligence agencies are to respect the European Convention of Human Rights. The Court ordered the information held by the Serbian Intelligence Agency to be made accessible for the applicant NGO.

Lees verder

 

IT 1247

CBP controleert vernietiging van opgeslagen vingerafdrukken in database gemeenten

CBP, Brief aan minister van Binnenlandse zaken inzake sluiten dossier vingerafdrukken, z2013-00122, CBPweb.nl.
Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) heeft u bij brief van 26 maart 2013 verzocht om inlichtingen betreffende de verwerking van vingerafdrukken in de reisdocumentenadministraties van gemeenten.

Dit verzoek heeft betrekking op de vraag of de vingerafdrukken die worden of zijn afgenomen bij het indienen van een aanvraag voor een reisdocument, niet langer in de reisdocumentenadministraties van gemeenten worden bewaard dan noodzakelijk conform artikel 10, eerste lid, Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) j° artikel 72, vijfde lid, Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001 (PUN) en artikel III Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 14 juni 2011, nr. CZW/WBI 2011-2000223491 (hierna: de Regeling). Bij brief van 8 april 2013 heeft u op dit verzoek gereageerd. Het CBP heeft u bij brief van 2 mei 2013 om nadere inlichtingen verzocht. U heeft deze  inlichtingen bij brief van 15 mei 2013 verstrekt.

Oordeel CBP
In uw voornoemde reacties op de inlichtingenverzoeken alsmede in uw brief van 21 december  2012 aan de burgemeester2 heeft u aangegeven dat er updates zijn geïnstalleerd op de programmatuur van de reisdocumentenadministraties van alle gemeenten ter verwijdering van de vingerafdrukken. Tevens heeft u aangegeven dat de back-uptapes en apparatuur met eventuele restsporen van vingerafdrukken dit jaar zullen worden vervangen. U heeft toegezegd het CBP hiervan op de hoogte te houden.

Deze door u gegeven informatie geeft het CBP geen aanleiding om te veronderstellen dat de vingerafdrukken in de reisdocumentenadministraties van gemeenten langer worden bewaard dan noodzakelijk als bedoeld in de eerdergenoemde artikelen 10, eerste lid, Wbp j° 72, vijfde lid, PUN en III van de Regeling. Het CBP zal het dossier daarom sluiten. Nieuwe informatie over de verwerking van vingerafdrukken kan ertoe leiden dat het CBP nadere inlichtingen bij u opvraagt of een onderzoek opent.

Openbaarmaking
Het CBP is voornemens om deze brief openbaar te maken. U kunt tot 17 juni 2013 schriftelijk en gemotiveerd aan het CBP mededelen of deze brief, en zo ja welke onderdelen daarvan, volgens u vertrouwelijke informatie bevat als bedoeld in artikel 10 Wet openbaarheid van bestuur. Een afschrift van deze en bijgevoegde brief zendt het CBP aan de functionaris voor de gegevensbescherming van uw ministerie.

IT 1246

Overleg over de JBZ-Raad

Verslag van een algemeen overleg over de JBZ-Raad 6 en 7 juni 2013 (overige JBZ-onderwerpen), Kamerstukken II 2012/13, 32 317, nr. 182.
Privacyonderhandelingen. Europol. Dataprotectie. De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 5 juni 2013 overleg gevoerd met Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie en Staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie over de JBZ-Raad 6 en 7 juni 2013 (overige JBZ-onderwerpen). De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag.

Lees verder

IT 1245

Onder protest akkoord met billijke vergoeding kabeldoorgifte en etheruitzendingen

Rechtbank Den Haag 24 juli 2013, HA ZA 04-864 (SENA tegen Stichting Commerciële Omroep Exploitatie Zuid Holland)
Tussenvonnis. Naburige rechten. Billijke vergoeding. WNR. WPPT. Rome-muziek. Bestuursaansprakelijkheid. Vereenzelviging. SCOEZH is een regionale commerciële radiozender die het radioprogramma ‘Fresh FM’ uitzendt. In 2000 heeft [X] in het handelsregister Fresh FM B.V. i.o. ingeschreven, tot oprichting is het nooit gekomen. SENA en SCOEZH hebben in 1998 een ‘overeenkomst muziekgebruik commerciële niet landelijke radiostations’ gesloten. SCOEZH heeft met de hand geschreven: ‘Accoord onder protest en onder voorbehoud van alle rechten’. SENA legt aan haar vorderingen ten grondslag dat SCOEZH toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen door de overeengekomen minimum billijke vergoeding voor de kabeldoorgifte en voor etheruitzendingen van haar radiostation niet te voldoen.

Een akkoordverklaring onder protest is wel een akkoordverklaring en een 'voorbehoud van alle rechten' betekent letterlijk dat SCOEZH bedoelde te voorkomen dat zij rechten zou verwerken, niet dat zij de inhoud van de door SENA aan haar toegestuurde overeenkomst bedoelde te wijzigen.

De rechtbank acht bestuurder [X] niet hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van deze billijke vergoedingen aan SENA, omdat er geen sprake is van een voldoende ernstig persoonlijk verwijt. Voor de aansprakelijkheid van op hetzelfde adres ingeschreven Wedel Communications: Slechts in uitzonderlijke gevallen is er sprake van vereenzelviging van twee afzonderlijke rechtspersonen, daarvoor is vereist dat er op onrechtmatige wijze misbruik van identiteitsverschil wordt gemaakt, daarvan is geen sprake.

De rechtbank bepaalt een persoonlijke verschijning van partijen en hun advocaten.

4.2. SENA legt aan haar vorderingen onder 1A, 1C, 1D, 2A en 2B ten grondslag dat SCOEZH toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst door de overeengekomen minimum billijke vergoeding voor de kabeldoorgifte van haar radiostation in de periode 1999 tot en met 2003 niet te voldoen. SENA legt aan haar vordering onder 1B ten grondslag dat er tussen partijen geen overeenstemming is bereikt over de hoogte van de billijke vergoeding voor etheruitzending door SCOEZH in de periode juni 2003 tot en met 28 februari 2010, zodat de rechtbank de door SENA gevorderde vergoeding, die volgens SENA een billijke vergoeding vormt, dient vast te stellen.

[X] is volgens SENA hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van deze billijke vergoedingen aan SENA voor de periode 1999 tot en met 2010, omdat [X] als bestuurder van SCOEZH een onrechtmatige situatie heeft laten voortduren, zodat hij op grond van bestuurdersaansprakelijkheid aansprakelijk is voor de daardoor ontstane schade. Wedel Communications is volgens SENA hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van deze billijke vergoedingen voor de periode 2000 tot en met 2010, omdat zij evenals SCOEZH wordt bestuurd door [X], beide rechtspersonen op hetzelfde adres zijn gevestigd en verwarring over hun identiteit veroorzaken door hun wijze van presenteren.

Bezwaar tegen tweede en derde eiswijziging
5.2. SCOEZH c.s. zijn naar het oordeel van de rechtbank niet geschaad in hun verdediging door deze eiswijziging. In feite vordert SENA nu niet alleen een vergoeding voor etheruitzending door SCOEZH in 2003, maar tevens voor de ether-uitzending in de jaren daarna op dezelfde gronden die al zijn gesteld in de akte eiswijziging van 3 november 2004. SCOEZH c.s. hebben op die gronden gereageerd in hun antwoordakte van 15 december 2004, waarna zij hun verweer hebben kunnen aanvullen ter comparitie. Vervolgens hebben SCOEZH c.s. na de eiswijziging ook nog bij akte verweer kunnen voeren daartegen. De laatste eiswijziging van SENA vormt in wezen een verbetering, geen materiële eiswijziging. Naar aanleiding daarvan heeft SCOEZH zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, wat de rechtbank niet opvat als een zuivere referte maar als een verwijzing naar haar verweer in de eerdere processtukken. SCOEZH c.s. hebben daarmee voldoende gelegenheid gehad om zich mede tegen de huidige vorderingen van SENA te kunnen verdedigen. Gelet op de duur van deze procedure, die gedurende zeven jaar op de parkeerrol heeft gestaan, is van een onredelijke vertraging van de procedure door de eiswijziging evenmin sprake. Het bezwaar van SCOEZH c.s. tegen de eiswijziging wordt dan ook niet gehonoreerd.

Vordering inzake kabeldoorgifte
5.5. Nu SENA niet heeft geprotesteerd tegen het bijschrift en zich in deze procedure op de overeenkomst beroept, is de overeenkomst met het bijschrift door SENA aanvaard. De letterlijke tekst van het bijschrift maakt echter niet duidelijk welke voorwaarde SCOEZH precies heeft willen toevoegen. Immers, een akkoordverklaring onder protest is wel een akkoordverklaring en een voorbehoud van alle rechten betekent letterlijk dat SCOEZH bedoelde te voorkomen dat zij rechten zou verwerken, niet dat zij de inhoud van de door SENA aan haar toegestuurde overeenkomst bedoelde te wijzigen. Bij de uitleg van een overeenkomst komt het echter niet aan op de letterlijke betekenis van de verklaringen, maar op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer aan het overeengekomene mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Gesteld noch gebleken is dat SCOEZH voorafgaand aan of bij het sluiten van de overeenkomst op enigerlei wijze haar bedoeling met het bijschrift aan SENA duidelijk heeft gemaakt. De in 5.4 beschreven rechtszaken worden niet genoemd in het bijschrift. SCOEZH heeft in het bijschrift ook niet verwezen naar specifieke geschilpunten die in die procedures aan de orde waren. Bovendien begrijpt de rechtbank het standpunt van SCOEZH aldus, dat het voorbehoud niet zag op specifieke uitzonderingen, maar dat SCOEZH zich in het algemeen het recht wilde voorbehouden om (met terugwerkende kracht) de tarieven bepaald in artikel 3 opnieuw uit te onderhandelen. Als dat inderdaad haar bedoeling was ten tijde van het sluiten van de overeenkomst, had SCOEZH het aanbod van SENA net zo goed kunnen afwijzen en, als zij vervolgens geen aanbod ontving dat wel aanvaardbaar was, een billijke vergoeding kunnen laten vaststellen door de rechtbank op grond van artikel 7 lid 3 WNR. De overeenkomst had immers voornamelijk tot doel de hoogte van een billijke vergoeding tussen partijen vast te stellen. Nu zij de overeenkomst wel ondertekend aan SENA heeft geretourneerd, behoefde SENA niet te begrijpen dat SCOEZH zich niet wilde binden aan het bepaalde in artikel 3 van de overeenkomst.

Vordering inzake etheruitzending
5.13. SENA haakt in haar vordering aan bij de tarieven die zij met de Vereniging Niet Landelijke Commerciële Radiostations (NLCR) is overeengekomen voor etheruitzending. Daarbij wordt een percentage van 3,7% van de totale inkomsten van het radiostation na aftrek van een percentage voor verwervingskosten als vergoeding overeengekomen. Voorts geldt een minimum vergoeding gerelateerd aan het aantal inwoners in het gebied waarin het programma kan worden ontvangen. Onduidelijk is in hoeverre bij de tarieven die SENA met de NLCR overeengekomen is de hoogte van BUMA/STEMRA tarieven, de tarieven van buitenlandse zusterorganisaties voor naburige rechten en tarieven voor andere commerciële en publieke regionale omroeporganisaties zijn betrokken. Gelet op de tariefstructuur is wel duidelijk dat bij de minimumvergoeding in ieder geval niet wordt gekeken naar de luisterdichtheid van het betreffende radiostation en het aantal uren dat het programma wordt uitgezonden. Onder deze omstandigheden kunnen de tarieven die SENA met NLCR overeengekomen is, niet als leidraad dienen.

Verjaring
5.19. SCOEZH heeft zich ten aanzien van de gevorderde vergoeding voor etheruitzending tevens beroepen op verjaring. Dat verweer wordt niet gehonoreerd. Bij gebreke van een specifieke afwijkende verjaringstermijn verjaart een vordering op grond van artikel 3:306 Burgerlijk Wetboek (BW) door verloop van twintig jaar. De onderhavige vordering vloeit niet voort uit een overeenkomst, zodat de kortere verjaringstermijn van artikel 3:307 BW niet van toepassing is. De vordering vormt ook geen vergoeding van schade. De verplichting tot betaling van een billijke vergoeding in artikel 7 WNR vormt een verbintenis uit de wet met een eigen aard, geen schadevergoeding. Immers, mits een billijke vergoeding wordt betaald door de gebruiker beschikt de rechthebbende niet over een verbodsrecht. Dat verbodsrecht herleeft als er geen billijke vergoeding wordt voldaan, in welk geval de rechthebbende weer recht krijgt op vergoeding van zijn schade. Bij de billijke vergoeding is er van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding derhalve geen sprake. Ook de kortere verjaringstermijn van artikel 3:310 BW is dus niet van toepassing. Nu er nog geen twintig jaar zijn verstreken sinds het ontstaan van de vordering van SENA, is die nog niet verjaard.

Bestuurdersaansprakelijkheid [X]
5.22. (...) Met de voorwaarde dat sprake moet zijn van een voldoende ernstig persoonlijk verwijt wordt tot uitdrukking gebracht dat aansprakelijkheid van een bestuurder niet te lichtvaardig mag worden aangenomen.

5.23. In het onderhavige geval betwist SCOEZH gemotiveerd de hoogte van de vordering van SENA. Uit het hiervoor overwogene volgt dat de hoogte van die vordering nog niet vastgesteld kan worden. Er is derhalve geen sprake van betalingsonwil van SCOEZH met betrekking tot een op zich onbetwiste vordering. Ook zijn er geen feiten of omstandigheden gesteld die tot de conclusie moeten leiden dat [X] getracht heeft het verhaal van de vordering van SENA op SCOEZH te frustreren. Van een voldoende ernstig verwijt aan [X] persoonlijk dat leidt tot aansprakelijkheid van [X] is dan ook geen sprake. Dit geldt al helemaal voor de handelingen die [X] als adviseur heeft verricht, nu hij daarbij niet gehouden was aan de taakuitoefening van een bestuurder conform artikel 2:9 BW en niet is gesteld dat hij in die hoedanigheid de feitelijke leiding had over SCOEZH. De vordering tot hoofdelijke veroordeling van [X] tot betaling van de door SCOEZH aan SENA verschuldigde vergoedingen zal dan ook bij eindvonnis worden afgewezen.

Hoofdelijke aansprakelijkheid Wedel Communications
5.24. SENA heeft gesteld dat Wedel Communications hoofdelijk aansprakelijk is voor haar vordering op SCOEZH, omdat het briefpapier van de radiozender Fresh FM het handelsregisternummer van Wedel Communications vermeldt, beide rechtspersonen op hetzelfde adres zijn ingeschreven en beide worden bestuurd door [X]. Daardoor wordt verwarring veroorzaakt met betrekking tot de identiteit van beide rechtspersonen en is er sprake van verwevenheid, aldus SENA. SENA beroept zich daarom op vereenzelviging van beide rechtspersonen.

De rechtbank
6.1. bepaalt een persoonlijke verschijning van partijen zelf - rechtspersonen deugdelijk vertegenwoordigd door een persoon die goed van de feiten op de hoogte is - en hun advocaten,

IT 1237

Nieuwsbrieven voor uw praktijk

Niks willen missen? Regelmatig updates ontvangen? Neem een kosteloos abonnement op de nieuwsbrieven IE-Forum, ITenRecht en/of LifeSciencesenRecht.

Een gratis nieuwsbrief waarin vooral de jurisprudentie van de afgelopen week staat vermeld die op de respectieve platformen de revue is gepasseerd. Dit aangevuld met de meest recente redactionele stukken, commentaren geschreven door redactieleden en inzenders. Heel handig voor jurisprudentielunches, om zelf besprekingen voor te bereiden.

De nieuwsbrief IE-Forum verschijnt wekelijks, hier.
De nieuwsbrief ITenRecht verschijnt in de oneven weken, hier.
De nieuwsbrief LSenR.nl verschijnt in de even weken, hier.

Abonneren, klik hier.

IT 1244

Voortgang EU-dossiers Gegevensbescherming en uitwisseling

Voortgangsoverzicht EU dossiers Veiligheid en Justitie, Bijlage bij Kamerstukken II 2012/13, 32 317, nr. 181.
Strafrecht. Gegevensbescherming en uitwisseling - Informatiesystemen, informatieuitwisseling, cyberbeveiliging, netwerk- en informatiebeveiliging, persoonsgegevens, gegevensbescherming.

Behandeling - TK, EK (2010) - Voorstel voor een richtlijn over aanvallen op informatiesystemen en tot intrekking van Kaderbesluit 2005/222/JBZ van de Raad - COM (2010) 517BNC 1085  - Algemene oriëntatie in JBZ Raad 9-10 juni 2011; er is overeenstemming bereikt tussen Raad en EP over de tekst; plenaire stemming in EP vermoedelijk juli 2013. - Het voorstel strekt tot verbetering van de justitiële samenwerking tussen de lidstaten door onderlinge aanpassing van het strafrecht – via vaststelling van minimumregels – inzake aanvallen op informatiesystemen. De ontwerprichtlijn vervangt het bestaande kaderbesluit van 2005.

Behandeling - Mededeling betreffende samenwerking op het gebied van rechtshandhaving in de EU te versterken: het Europees model voor informatieuitwisseling (EIXM) - COM(2013) 735 BNC 1549 - Voorstel gepubliceerd op 7 december 2012 - Deze mededeling geeft - naast de stand van zaken van de bestaande grensoverschrijdende informatie-uitwisseling tussen rechtshandhavingdiensten in de EU - aanbevelingen voor de lidstaten en Europol.

Behandeling - Mededeling over de strategie inzake cyberbeveiliging van de EU: een open, veilige en beveiligde cyberspace - JOIN(2013)1 BNC 1588 - Voorstel gepubliceerd op 7 februari 2013. Raadsconclusies (11357/13) aangenomen in RAZ 25 juni 2013. - De mededeling voorziet in een strategie om de digitale omgeving in de EU de veiligste in de wereld te maken. Hiertoe beschrijft de mededeling de vereiste maatregelen die hiervoor nodig zijn op basis van een sterke en effectieve bescherming en bevordering van de rechten van de burgers. De raadsconclusies geven weer welke prioriteiten lidstaten zien. De Friends of the Presidency Group on Cyber Issues zal door Litouws VZschap worden voortgezet en de voortgang bewaken van de uitvoering van de strategie en conclusies.

Behandeling - Voorstel voor een richtlijn houdende maatregelen om een hoog niveau van netwerk- en informatiebeveiliging in de Unie te waarborgen - COM(2013) 48 BNC 1587 - Voorstel gepubliceerd op 7 februari 2013. Behandeling in Raadswerkgroep Telecom 11 april en 12 juni, vervolg op 18 juli 2013. - Doel van de voorgestelde richtlijn is het waarborgen van een hoog gemeenschappelijk niveau van netwerk- en informatiebeveiliging (NIB). Dit niveau verschilt momenteel per lidstaat. Dit leidt tot een sterk wisselend niveau van paraatheid bij incidenten en een ongelijk niveau van bescherming van consumenten en bedrijven.

Behandeling - VenJ, TK, EK - Voorstel voor een richtlijn betreffende het gebruik van persoonsgegevens van passagiers voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en zware criminaliteit - COM(2011)32 BNC 1149 - Algemene oriëntatie in JBZ-Raad 26-27 april 2012. Juni 2013 door EP terugverwezen naar LIBE. - De richtlijn betreft een EU-systeem voor de uitwisseling van gegevens van vliegtuigpassagiers (PNR). Deze gegevens kunnen gebruikt worden voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en zware criminaliteit. Het voorstel betreft vluchten tussen derde landen en één of meer lidstaten van de EU.

Behandeling - PNR EU-Canada overeenkomst - Onderhandelingen gestart in 2011, inmiddels gesloten. In AO 5 juni 2013 behandeld. - Overeenkomst tussen de EU en Canada inzake het gebruik en de doorgifte van persoonsgegevens van passagiers.

Behandeling - VenJ, TK - Mededeling Privacywaarborging in het online tijdperk Een Europees gegevensbeschermingskader voor de 21e eeuw - COM (2012) 9 - Gepubliceerd op 25 januari 2012 - De mededeling vormt onderdeel van een pakket dat strekt tot herziening van de regels voor de bescherming van persoonsgegevens binnen de Europese Unie. Het pakket omvat twee voorstellen (COM (2012) 10 en 11) en een mededeling waarin die voorstellen worden opgevoerd.

Behandeling - VenJ, TK (behandel-voorbehoud is afgerond) - Voorstel voor een richtlijn betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens - COM (2012) 10 BNC 1371 - Behandeling in Raadswerkgroep. Maandelijks ontvangt de TK voortgangrapportage. Het voorstel voor een richtlijn dient ter vervanging van het huidige kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad van 27 november 2008 en bevat regels voor de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt ten behoeve van de voorkoming, opsporing en vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en het vrije verkeer van dergelijke gegevens.

Behandeling - VenJ, TK (behandel-voorbehoud is afgerond) - Voorstel voor een verordening betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (algemene verordening gegevensbescherming) - COM (2012) 11 BNC 1372 - Behandeling in Raadswerkgroep. 3-maandelijks ontvangt de TK een voortgangrapportage. Juni 2013 bevindt de Raad zich met de verordening in de Eerste lezing. De Eerste lezing bestaat uit: de Algemene Oriëntatie en het Politiek Akkoord. - De ontwerpverordening stelt nieuwe regels vast met betrekking tot de bescherming van de gegevens van natuurlijke personen en het vrije verkeer van persoonsgegevens. De rechten van betrokkenen worden versterkt, met name met het recht om te worden vergeten en het recht op dataportabiliteit.

IT 1243

Wijziging van de Paspoortwet en Nederlandse identiteitskaart

Nota naar aanleiding van het verslag Wijziging van de Paspoortwet in verband met onder meer de status van de Nederlandse identiteitskaart, Kamerstukken II, 2012/13, 33440-(R1990) nr. 7
FingerprintWijziging van de Paspoortwet in verband met een andere status van de Nederlandse identiteitskaart, het verlengen van de geldigheidsduur van reisdocumenten en Nederlandse identiteitskaarten, een andere grondslag voor de heffing van rechten door burgemeesters en gezaghebbers en het niet langer opslaan van vingerafdrukken in de reisdocumentenadministratie (Wijziging van de Paspoortwet in verband met onder meer de status van de Nederlandse identiteitskaart). Zie eerder IT 975.

Inhoudsopgave:
1. Inleiding
2. Verlenging van de geldigheidsduur van reisdocumenten en van de Nederlandse identiteitskaart
3. Wijziging van de status van de Nederlandse identiteitskaart
4. Het opnemen van een grondslag voor heffing van rechten
5. Opname van vingerafdrukken in de reisdocumentenadministratie
6. Gevolgen van het wetsvoorstel voor de privacy
7. Gevolgen van het wetsvoorstel voor de administratieve lasten

Lees verder

IT 1242

Internetconsultatie; Wet melding inbreuken elektronische informatiesystemen

Internetconsultatie Wet melding inbreuken elektronische informatiesystemen
Dit wetsvoorstel introduceert een meldplicht voor ICT-inbreuken. De meldplicht geldt alleen voor aanbieders van producten of diensten waarvan de beschikbaarheid of betrouwbaarheid van vitaal belang is voor de Nederlandse samenleving, en alleen als de inbreuk tot gevolg heeft of kan hebben dat die beschikbaarheid of betrouwbaarheid in belangrijke mate wordt onderbroken. Publicatiedatum 22-07-2013. Einddatum consultatie 17-09-2013.

Zie ook Concept regeling en Ontwerp toelichting

Doel van de regeling
De melding moet worden gedaan aan de Minister van Veiligheid en Justitie. De melding wordt behandeld door het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC), een onderdeel van het ministerie. De meldplicht heeft primair tot doel om het NCSC in staat te stellen om de risico’s van de ICT-inbreuk te kunnen inschatten en de door de inbreuk getroffen aanbieder bij te staan. Het achterliggende belang daarvan is het voorkomen of beperken van maatschappelijke ontwrichting in Nederland. De verstrekte gegevens mogen vervolgens ook worden gebruikt als basis voor advies en informatie aan (o.a.) andere vitale aanbieders en het publiek. Publieksvoorlichting kan bijvoorbeeld inhouden dat wordt gewaarschuwd voor de risico’s van een door internetcriminelen gehanteerde werkwijze of dat wordt gewaarschuwd dat een bepaald product of een bepaalde dienst tot nader order beter niet gebruikt kan worden.

Doelgroepen die door de regeling worden geraakt
Aanbieders van vitale producten of diensten binnen de sectoren elektriciteit, gas, drinkwater, telecom, keren en beheren oppervlaktewater, financiën, overheid en transport, zoals energienetwerkbeheerders, drinkwaterbedrijven, telecombedrijven, beheerders van hoofdwaterkeringen, banken, het Havenbedrijf Rotterdam, de NV Luchthaven Schiphol en Luchtverkeersleiding Nederland. Het gaat om onderdelen van de vitale infrastructuur waarbij een ICT-inbreuk direct of indirect tot maatschappelijke ontwrichting kan leiden. De meldplicht zal niet gelden voor certificaatdienstverleners. Voor hen zal de melding van ICT-inbreuken op andere wijze worden vormgegeven (zie memorie van toelichting, paragraaf 2, Meldplichtige partijen).

Verwachte effecten van de regeling

De meldplicht zal leiden tot een bescheiden stijging van de administratieve lasten voor de bedrijven en andere organisaties die onder het toepassingsbereik vallen. Sommige bedrijven moeten ICT-inbreuken nu al melden aan een toezichthouder. Daarnaast is specifiek voor persoonsgegevens een meldplicht voor datalekken in voorbereiding. Een toename van de administratieve lasten zal zo veel mogelijk worden voorkomen door de wijze waarop moet worden gemeld en de gegevens die dienen te worden verstrekt op elkaar af te stemmen en door processen efficiënt in te richten.

Doel van de consultatie
Gelegenheid bieden voor commentaar.

Op welke onderdelen van de regeling wordt een reactie gevraagd
Op alle onderdelen is een reactie mogelijk.

Publicatie reacties
Reacties worden gepubliceerd nadat de consultatie is gesloten. Alleen die reacties worden gepubliceerd waarvan is aangeven, door de inzender, dat deze openbaar mogen zijn.