Bewijslast overeenkomst rust op aanbieder achteraf betalen.
Ktr. Rechtbank Gelderland 15 december 2021, IT 3770; ECLI:NL:RBGEL:2021:6632 (Billink tegen gedaagde) Billink is een aanbieder van een betaalmethode die achteraf betalen mogelijk maakt. Op 15 november 2020 is bij Durlinger.com een online bestelling gedaan ten bedrage van €139,98, waarbij als betaalmethode is gekozen voor de optie ‘achteraf betalen met Billink’. Tijdens het bestelproces zijn gegevens van de gedaagde partij ingevuld als factuurgegevens. Op 1 december 2020 heeft Billink een aanmaning om tot betaling over te gaan toegezonden aan dit e-mailadres. De factuur ten bedrage van €139,98 is tot op heden niet betaald. Billink vordert dat de kantonrechter gedaagde veroordeelt tot betaling van een bedrag van €181,35 (€139,98 aan hoofdsom, €40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten en €1,37 aan wettelijke rente). Gedaagde voert verweer en voert aan dat hij de bestelling niet heeft geplaatst, het e-mailadres waarop de bestelling is gedaan is niet zijn e-mailadres en de ingevulde naam, geboortedatum en telefoonnummer betreffen hem niet. Daarnaast behoort het IP-adres hem ook niet toe. Op grond van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering rust de bewijslast op Billink. Naar het oordeel van de kantonrechter is Billink er niet in geslaagd om aan te tonen dat de bestelling door gedaagde is gedaan. Nu niet is komen vast te staan dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen wijst de kantonrechter de vordering af.
HR verwerpt beroep van Stichting 123inkt-huismerk-klanten
HR 24 december 2021, IEF 20454, IT 3767; ECLI:NL:HR:2021:1950 (Stichting 123inkt-huismerk-klanten tegen HP) In dit geding gaat het hoofdzakelijk om de vraag of HP onrechtmatig handelt door in haar inktjetprinters software met ‘dynamic security’ te installeren. Hierdoor worden inktpatronen van andere leveranciers dan HP in deze printers geweigerd. Het hof besloot dat het gebruik van deze dynamic security niet aan HP wordt verboden [IT 3080]. De Stichting 123inkt-huismerk-klanten komt in cassatie met een reeks klachten op tegen deze beslissing. De Stichting bestrijdt ook de vaststelling dat zij in dit geding niet optreedt als collectieve belangenbehartiger in de zin van art. 3:305a (oud) BW. Het incidenteel cassatieberoep van HP is hoofdzakelijk gericht tegen een door het hof toegewezen verklaring voor recht met betrekking tot het door HP verstrekken van gebrekkige en deels onjuiste informatie. De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest.
Verzoek tot verwijdering BKR-registratie afgewezen
Rechtbank Noord-Holland 15 december 2021, IT 3766; ECLI:NL:RBDHA:2021:13450 (Verzoeker tegen Defam) Verzoeker vraagt om verwijdering van zijn BKR-registratie door kredietaanbieder Defam. Hij stelt dat zijn belangen zwaarder wegen dan de belangen van de BKR-registratie en doet een beroep op artikel 21 lid 1 AVG. Volgens Defam heeft een BKR-registratie als doel de maatschappelijk verantwoorde financiële dienstverlening te bevorderen. Het BKR verschaft kredietverstrekkers inzicht in de betaalhistorie van de consument waardoor kredietverleners de financiële positie van de consument kunnen inschatten, ter voorkoming van overkreditering. Hierbij heeft Defam aangevoerd dat zonder een compleet en onderbouwd inzicht in de financiële positie van verzoeker, niet goed kan worden beoordeeld of de financiële situatie van verzoeker op orde is. Dit is van belang aangezien verzoeker in het verleden problematisch betaalgedrag vertoonde. De rechtbank is het eens met Defam en stelt dat de belangen van Defam bij handhaving van de BKR-registratie zwaarder wegen dan de belangen van verzoeker. Het verwijderingsverzoek wordt daarom afgewezen.
IT-dienstverlener heeft aan verplichtingen voldaan
Rechtbank Noord-Holland 15 december 2021, IT 3765; ECLI:RBNHO:2021:11735 (Back-up systeem) Gedaagde heeft als IT-dienstverlener werkzaamheden verricht voor eiser. Het gaat in deze zaak om de vraag of gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de tussen hen geldende overeenkomsten en een schadevergoeding aan eiser is verschuldigd. Gedaagde had volgens eiser op grond van wat tussen hen is overeengekomen een werkend back-up systeem moeten aanleggen en onderhouden. Dat heeft zij volgens eiser niet gedaan, waardoor zij stelt gegevens te zijn kwijtgeraakt. Gedaagde stelt dat zij een back-up systeem heeft geïnstalleerd. De rechtbank concludeert dat eiser onvoldoende heeft onderbouwd dat gedaagde geen werkend back-up systeem heeft geleverd en gaat er daarom vanuit dat gedaagde een werkend back-up systeem heeft geplaatst. De rechtbank oordeelt dat gedaagde zich aan haar verplichtingen heeft gehouden en daarom geen schadevergoeding aan eiser is verschuldigd. De vorderingen van eiser worden daarom afgewezen.
Baker McKenzie Amsterdam verwelkomt Benjamin van Kessel als partner
Internationaal advocatenkantoor Baker McKenzie heeft Benjamin van Kessel (46) per 1 januari 2022 tot partner Intellectueel Eigendom, Technologie en Commerciële Contracten benoemd.
Met zestien jaar ervaring is Benjamin een toonaangevende advocaat op alle gebieden van het intellectueel eigendomsrecht, waaronder merken, octrooien, auteursrechten en modelrechten. Hij adviseert zijn (internationale) cliënten over zowel contentieuze als niet-contentieuze zaken en heeft ruime ervaring in IE en IT transactiewerk en (fiscaal gedreven) IE herstructureringen. Zijn cliënten bestaan voornamelijk uit Amerikaanse en Europese multinationals. Benjamin maakt de overstap van Eversheds Sutherland, waar hij de IP, IT Commercial Contracts afdeling van kantoor Amsterdam leidde.
TPC niet-ontvankelijk wegens gebrek aan representativiteit
Rechtbank Amsterdam 29 december 2021, IT 3762 ;ECLI:NL:RBAMS:2021:7647 (TPC tegen Oracle en Salesforce) The Privacy Collective (TPC) treedt in deze zaak op ten behoeve van Nederlandse internetgebruikers. Zij stelt dat de softwarebedrijven Oracle en Salesforce de privacy van 10 miljoen Nederlandse internetgebruikers hebben geschonden. Er wordt een schadevergoeding van in totaal 11 miljard euro gevorderd op grond van de Wet afwikkeling Massaschade in collectieve actie (WAMCA). In deze fase van het geding is de voorvraag aan de orde of TPC volgens de regels van de WAMCA ontvankelijk is in haar vorderingen. Daarbij geldt als eis dat een claimstichting moet kunnen aantonen voldoende representatief te zijn. TPC kan echter niet aantonen dat haar vorderingen voldoende door belanghebbenden worden ondersteund. Zij heeft op haar website het volgende vermeld: “HOEVEEL IS JE PRIVACY JE WAARD? We dagen twee grote techbedrijven voor de rechter om compensatie te eisen voor het grootschalige binnenslepen en verkopen van data van miljoenen Nederlanders, zonder geldige toestemming. (…) “
Geen schikkingsovereenkomst e-Court en Raad voor de rechtspraak
Rechtbank Den Haag 8 december 2021, IT 3761; ECLI:NL:RBDHA:2021:13245 (e-Court tegen de Staat) Volgens e-Court heeft de Raad voor de rechtspraak uit concurrentiemotieven haar werkzaamheden als online geschillenbeslechter onmogelijk gemaakt, waardoor e-Court schade heeft geleden. De Raad voor de rechtspraak is het daar niet mee eens. E-Court en de Raad voor de rechtspraak hebben geprobeerd om tot afspraken te komen om hun geschil te beëindigen. Volgens e-Court is dit gelukt en is een schikking bereikt en daarom vorderde e-Court bij de rechtbank dat de Raad voor de rechtspraak wordt veroordeeld om de gemaakte afspraken na te komen. De rechtbank heeft de vorderingen van e-Court afgewezen. De rechtbank oordeelt dat e-Court en de Raad voor de rechtspraak geen schikking hebben bereikt. Hoewel duidelijk is dat partijen met elkaar in constructief overleg waren en stappen in elkaars richting hebben gezet, hebben ze op geen van de voor hen essentiële punten van een schikking overeenstemming bereikt. Definitieve afspraken waaraan de Raad voor de rechtspraak tegenover e-Court gebonden is, zijn er daarom niet.
Stichting krijgt geen onbegrensde toegang archief
Rechtbank Amsterdam 16 november 2021, IT 3760; ECLI:NL:RBAMS:2021:6571 (Stichting Onderzoek Oorlogsmisdaden tegen Rijksarchivaris) De rijksarchivaris hoefde Stichting Onderzoek Oorlogsmisdaden die onderzoek doet naar oorlogsmisdaden in de Tweede Wereldoorlog geen toegang zonder beperkende voorwaarden te verlenen tot het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR), omdat zijzelf geen slachtoffer is van oorlogsmisdaden. De onbeperkte toegang zoals eiseres die voorstaat en waarbij een verzoek om inzage ook niet nader hoeft te worden gespecificeerd, verhoudt zich niet tot het systeem van de wet en de beoogde bescherming van persoonsgegevens.
Uitspraak ingezonden door Josine van den Berg, Mount Law.
Geen aanleiding voor andere belangenafweging tv-uitzending
Hof Amsterdam 28 december 2021, IEF 20429; C/13/700785/KG ZA 2 1-323 (Noordkaap en Talpa TV tegen X) Zaak over het niet “volledig onherkenbaar” in beeld te brengen van X in een uitzending van het televisieprogramma “Undercover in Nederland” over misstanden in een kattenfokkerij. Zie [IEF 19385] en [IEF 20024]. Er wordt geoordeeld dat de blur wel voldoende was om X onherkenbaar te maken, en dat er dus geen dwangsom is verbeurd, zoals de voorzieningenrechter nog wel aannam. Het fokken van ‘designkatten’ die gewild zijn om hun uitzonderlijke uiterlijk zonder dat rekening wordt gehouden met de nadelen die dat voor hun welzijn oplevert is een maatschappelijke misstand. Het is de taak van de media het publiek daarover te informeren. De uitzending draagt daaraan bij, aldus het hof. Voorts is van belang dat in de uiteindelijke uitzending, ten opzichte van het in juli 2020 getoonde materiaal, aanpassingen hebben plaatsgehad die de totaalindruk van het item in voor gunstige zin hebben beïnvloed. Daartegenover staan, nog steeds, de belangen van dat haar persoonlijke levenssfeer wordt beschermd. Het hof ziet, gelet op al het voorgaande, geen aanleiding om de afweging tussen de zwaarwegende belangen van Noordkaap c.s. en die van anders te maken dan de voorzieningenrechter in het eerste kortgedingvonnis heeft gedaan. Er is dan ook geen grond om de vordering toe te wijzen voor zover die ziet op het verwijderen van de beschuldigingen. Ook de subsidiaire vordering (het laten meelopen van de banner) is, om dezelfde redenen, niet toewijsbaar.
Advies AG aan Hoge Raad over limiet aan lengte civiele processtukken in hoger beroep
De in de procesreglementen van de gerechtshoven opgenomen regels dat civiele processtukken in hoger beroep niet langer mogen zijn dan 25 pagina’s zijn toelaatbaar, omdat zij gebaseerd kunnen worden op de eisen van een behoorlijke rechtspleging. Die regels zijn niet in strijd met het recht op toegang tot de rechter of met het beginsel van hoor en wederhoor. De regels mogen echter niet bepalen dat een processtuk dat langer is dan 25 pagina’s in zijn geheel wordt geweigerd. Voor zo’n ingrijpende sanctie is een wettelijke basis vereist, maar die is er niet. Dat adviseert advocaat-generaal (AG) De Bock de Hoge Raad in haar conclusie van vrijdag.
Lees verder op Hoge Raad.nl.