IT 4658
5 november 2024
Uitspraak

HvJ EU: Patērētāju tiesību aizsardzības centrs

 
IT 4655
5 november 2024
Uitspraak

Rechtbank komt terug op afwijzing litispendentieberoep

 
IT 4657
5 november 2024
Artikel

Vacature Universitair docent Privaatrecht en Intellectueel Eigendom

 
IT 2335

Matchingbonus van 70 uur aan oud-bestuurder verschuldigd, geen acquisitiebonus

Rechtbank 19 okt 2016, IT 2335; ECLI:NL:RBMNE:2016:5573 (Bonusregeling IT-dienstverleningsbedrijf), https://itenrecht.nl/artikelen/matchingbonus-van-70-uur-aan-oud-bestuurder-verschuldigd-geen-acquisitiebonus

Rechtbank Midden-Nederland 19 oktober 2016, IT 2335; ECLI:NL:RBMNE:2016:5573 (Bonusregeling IT-dienstverleningsbedrijf) Geschil toepassing bonusregelingen. [eiseres] was één van de besturende vennootschappen van [gedaagde], een IT-dienstverleningsbedrijf. Binnen [gedaagde] gold een bonusregeling, "De persoon die de opdracht aanbrengt en binnen sleept heeft recht op 5% van de omzet voor de duur van de desbetreffende opdracht. Nieuwe opdrachten bij dezelfde klant vallen buiten de regeling.". [gedaagde] heeft aan [eiseres] bonussen uitbetaald die zijn berekend over de uren die medewerkers hebben gewerkt voor het project Phoenix. Partijen zijn het erover eens dat [eiseres] recht heeft op een matchingbonus over de uren die [F] toen voor het project Phoenix bij BAM heeft gewerkt, uitgaande van een uurtarief van € 115,-. Wat partijen hier verdeeld houdt is het aantal uren op basis waarvan de matchingbonus moet worden berekend. [eiseres] vordert, na vermeerdering van eis, samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 59.651,72, vermeerderd met rente, buitengerechtelijke incassokosten en beslagkosten en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten. [eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] op grond van de afgesproken bonusregeling diverse acquisitie- en matchingbonussen aan [eiseres] verschuldigd is en dat zij facturen die daarop zien ten onrechte onbetaald heeft gelaten. De rechtbank veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van €2.292,42, bestaande uit openstaande facturen en een matchingbonus over 70 uur vermeerderd met de wettelijke rente. 

De beoordeling:

4.1. [eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] op grond van de afgesproken bonusregeling diverse acquisitie- en matchingbonussen aan [eiseres] verschuldigd is en dat zij facturen die daarop zien ten onrechte onbetaald heeft gelaten. De rechtbank zal deze facturen hierna bespreken, in het licht van wat partijen daarover over en weer steeds hebben aangevoerd. In het algemeen stelt de rechtbank voorop dat tussen partijen niet in geschil is hoe de in overweging 2.2. weergegeven bonusregeling moet worden uitgelegd. Dit komt er enerzijds op neer dat degene die voor [gedaagde] een opdracht c.q. een klant ‘binnen sleept’ een bonus krijgt van 5% van de omzet van de voor die klant voor die opdracht gewerkte uren: dit is wat partijen de acquisitiebonus noemen. Daarnaast krijgt degene die iemand die geschikt is om op een bepaalde opdracht te worden ingezet, koppelt aan die opdracht, eveneens 5% van de omzet van de die persoon op die opdracht: dit is wat partijen de matchingbonus noemen. De rechtbank zal hierna deze termen ook gebruiken.

Facturen [factuurnummer] en [factuurnummer] 
4.2. [gedaagde] heeft op de comparitie de verschuldigdheid erkend van de onderste drie posten op de factuur met het nummer [factuurnummer] . Dit gaat om een bedrag van € 1.725,39 inclusief btw. De rechtbank zal de vordering van [eiseres] daarom in ieder geval tot dit bedrag toewijzen. [gedaagde] had dit bedrag immers al moeten betalen: daarvoor was geen nadere factuur nodig.

4.3.  Deze twee facturen zien voor de rest op werkzaamheden van [F] voor het project Phoenix bij BAM, in de maanden juli en augustus 2015. Partijen zijn het erover eens dat [eiseres] recht heeft op een matchingbonus over de uren die [F] toen voor dit project heeft gewerkt, uitgaande van een uurtarief van € 115,-. Wat partijen hier verdeeld houdt is het aantal uren op basis waarvan de matchingbonus moet worden berekend. [eiseres] is bij het opstellen van de facturen uitgegaan van de urenstaten die haar aanvankelijk door [gedaagde] verstrekt waren. Die zagen op 128 uur in juli en 106 uur in augustus. [gedaagde] heeft daarna echter gecorrigeerde urenstaten gestuurd, die zagen op 99 uur in juli en 26 uur in augustus. Volgens [gedaagde] waren er namelijk ten onrechte uren op het project Phoenix geboekt: [F] zou deze uren wel voor BAM hebben gewerkt, maar dat was voor een ander project. Op de comparitie heeft [gedaagde] vervolgens naar voren gebracht dat is gebleken dat ook in juni 2015 teveel uren aan dit project zijn toegeschreven. De matchingbonus over deze uren is echter al betaald aan [eiseres] , zodat op deze twee facturen nog een nadere correctie van 55 uur moet plaatsvinden. [eiseres] heeft steeds aangegeven dat zij eerst een onderbouwing wil zien van de aantallen uren die [F] voor de verschillende projecten bij BAM heeft gewerkt. [gedaagde] heeft op haar beurt steeds gezegd dat zij het door haar erkende deel van de vordering op dit punt pas wil betalen als [eiseres] gecorrigeerde facturen maakt. Daar is de discussie gestrand.

4.4. [gedaagde] erkent dus dat [eiseres] hier recht heeft op een matchingbonus over (99 + 26 - 55 =) 70 uur. Omdat [eiseres] zich beroept op het rechtsgevolg van haar stelling dat die bonus over meer uren moet worden berekend, is het aan haar om in dat kader voldoende te stellen. Daar is zij niet in geslaagd. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat namens [eiseres] tijdens de comparitie is gezegd dat het best zou kunnen dat deze door haar opgestelde facturen niet kloppen en dat de daarin opgenomen uren deels op een ander project dan het project Phoenix zien. In het licht daarvan is de rechtbank van oordeel dat [eiseres] niet voldoende heeft onderbouwd dat [F] meer uren voor het project Phoenix heeft gewerkt dan door [gedaagde] wordt erkend. De rechtbank zal de vordering van [eiseres] verder toewijzen, uitgaande van 70 uur. Dit gaat om een bedrag van (70 uur x € 115,- x 5% + btw =) € 487,03. [gedaagde] vindt zelf immers ook dat zij dit verschuldigd is en had dit bedrag al lang kunnen voldoen. Daarvoor is het ontvangen van een correcte factuur geen voorwaarde. De vordering van [eiseres] op dit punt zal voor het overige worden afgewezen.

4.12. Uit het voorgaande volgt dat de vordering van [eiseres] wat de hoofdsom betreft zal worden toegewezen tot (€ 1.725,39 + € 487,03 =) € 2.212,42. De wettelijke handelsrente zal worden toegewezen vanaf de vervaldatum de factuur met het nummer [factuurnummer] , omdat voor [gedaagde] toen zij die factuur ontving duidelijk moet zijn geweest welk bedrag zij [eiseres] verschuldigd was, ook voor wat betreft de eerdere facturen waarvan [gedaagde] later gecorrigeerde urenstaten heeft gestuurd.

IT 2331

Hof: ING mocht strafrechtelijke gegevens in registers verwerken

Hof 18 okt 2016, IT 2331; ECLI:NL:GHAMS:2016:4191 (Shortstay Booking en Shortstay Today tegen ING), https://itenrecht.nl/artikelen/hof-ing-mocht-strafrechtelijke-gegevens-in-registers-verwerken

Hof Amsterdam 18 oktober 2016, IT 2331; ECLI:NL:GHAMS:2016:4191 (Shortstay Booking en Shortstay Today tegen ING) Privacy. ING heeft persoonsgegevens van appellant gebruikt in het Incidentenregister en Extern Verwijzingsregister. De voorzieningenrechter heeft de vordering van appellanten met betrekking tot verwijdering van deze gegevens afgewezen. Opname in het Incidentenregister en het EVR geschiedt slechts in overeenstemming met de Wbp en het Protocol. Bij opname van strafrechtelijke gegevens moeten de concrete feiten en omstandigheden zodanig vaststaan, dat daarmee een bewezenverklaring gedragen kan worden. De bestaande verdenking jegens appellanten, te weten het feitelijk leiding geven aan het opzettelijk onttrekken van goederen aan een pandrecht door Plant Hosting, kan een bewezenverklaring dragen. Feiten zijn van voldoende ernst voor opname in registers.  Belangen en/of fundamentele rechten en vrijheden van appellant staan niet in de weg aan opname van zijn persoonsgegevens in de registers. Hof bekrachtigt vonnis.

IT 2334

Hof bevestigt inbreuk op privacy door Schipholfoto op voorpagina Volkskrant

Hof 15 aug 2017, IT 2334; ECLI:NL:GHAMS:2017:3247 (Volkskrant tegen X), https://itenrecht.nl/artikelen/hof-bevestigt-inbreuk-op-privacy-door-schipholfoto-op-voorpagina-volkskrant

Hof Amsterdam 15 augustus 2017, IEF 17035; IT 2334; ECLI:NL:GHAMS:2017:3247 (Volkskrant tegen X) Portretrecht. Privacy. Zie eerder: IEF 16246. Met de voorpaginafoto waar geïntimeerde herkenbaar is afgebeeld in combinatie met de tekst “Is Schiphol nog veilig?”, heeft de Volkskrant de privacy van geïntimeerde geschonden. De Volkskrant gaat in verzet tegen betaling van een voorschot op (immateriële) schadevergoeding. Voorzieningenrechter heeft terecht geoordeeld dat inbreuk op portretrecht en persoonlijke levenssfeer gemaakt wordt en een voldoende mate van ernst bestaat. Voldoende aannemelijk dat rechter in bodemprodure het toegekende bedrag van € 1.500,- zal toewijzen: bekrachtiging vonnis voorzieningenrechter.

IT 2333

Software levering aan Hogeschool blijft uit: Avetica verbeurd dwangsom

Rechtbank 14 aug 2017, IT 2333; ECLI:NL:RBROT:2017:6180 (ITV Hogeschool tegen Avetica), https://itenrecht.nl/artikelen/software-levering-aan-hogeschool-blijft-uit-avetica-verbeurd-dwangsom

Vzr. Rechtbank Rotterdam 14 augustus 2017, IT 2333; ECLI:NL:RBROT:2017:6180 (ITV Hogeschool tegen Avetica) Contractenrecht. ITV Hogeschool en Avetica hebben in 2015 een overeenkomst gesloten met betrekking tot het ontwikkelen en implementeren van het DOP2-systeem, in combinatie met Moodle. Nu na ingebrekestelling van Avetica oplevering achterwege blijft, vordert ITV Hogeschool nakoming van de overeenkomst op straffe van een dwangsom. Avetica is in verzuim nu de gestelde termijn voor nakoming is verstreken. Overeenkomst dient uiterlijk op 15 november 2017 nagekomen te worden. Avetica verbeurd een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag dat het bedrijf in gebreke blijft, tot een maximum van € 50.000,-. ITV Hogeschool dient als voorwaarde medewerking te verlenen aan het oplossen van de bugs. Vraag of dwangsom uiteindelijk opgelegd wordt blijft bewijskwestie.

IT 2332

Vragen aan HvJ EU: Is live-streaming van tv-programma's aanbod in de zin van Universeledienstrichtlijn?

HvJ EU 10 mei 2017, IT 2332; (France Télévisions tegen Playmédia), https://itenrecht.nl/artikelen/vragen-aan-hvj-eu-is-live-streaming-van-tv-programma-s-aanbod-in-de-zin-van-universeledienstrichtlij

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 10 mei 2017, IEF 17029; IT 2332; IEFbe 2306; C-298-17-verwijzingsbeschikking (France Télévisions tegen Playmédia) Via Minbuza: Verzoekster vraagt de verwijzende rechter om nietigverklaring van een besluit van de France omroepraad (CSA, verweerder) waarmee verzoekster opdracht heeft gekregen om toe te laten dat de onderneming Playmédia (medeverweerster) op haar website ‘playtv.fr’ diensten beschikbaar stelt die verzoekster produceert. Verzoekster stelt bevoegdheidsoverschrijding en onrechtmatigheid van het besluit omdat de plicht tot beschikbaarstelling van programma’s daarmee boven het eigendomsrecht komt te staan, een mogelijke rechtvaardigingsgrond voor afwijking van de vrijheid van communicatie. CSA heeft de reikwijdte van artikel 31 van RL 2002/22 onjuist uitgelegd. Playmédia beroept zich op de verplichte beschikbaarstelling terwijl haar website niet aan de criteria van de RL voldoet.

IT 2330

Telemarketingboetes Pretium vernietigd

Overige instanties 27 jul 2017, IT 2330; ECLI:NL:CBB:2017:224 (Pretium B.V. tegen ACM), https://itenrecht.nl/artikelen/telemarketingboetes-pretium-vernietigd

CBb 27 juli 2017, IT 2330; ECLI:NL:CBB:2017:224 (Pretium B.V. tegen ACM) Zie eerder IT 1753. Recht van verzet. Pretium B.V. heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (rechtbank) van 8 januari 2015. Bij besluit van 17 oktober 2011 heeft ACM aan Pretium een bestuurlijke boete opgelegd van € 300.000,- wegens overtreding van artikel 11.7, vierde lid (oud) van de Telecommunicatiewet (Tw) in de periode van 19 maart 2007 tot en met 29 juni 2009. Bij besluit van 24 april 2012 (bestreden besluit) heeft ACM het door Pretium gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Hiertegen heeft Pretium beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard voor zover het betrekking heeft op de hoogte van de boete en voor zover het betrekking heeft op publicatie van het bestreden besluit. 

IT 2329

Niet eenvoudig op elektronische wijze afmelden e-mail Staatsloterij

18 jul 2017, IT 2329; 2017/00389 (Staatsloterij/afmelden voor e-mail kan niet makkelijk), https://itenrecht.nl/artikelen/niet-eenvoudig-op-elektronische-wijze-afmelden-e-mail-staatsloterij

RCC 18 juli 2017, RB 2936, dossiernr. 2017/00389; (Staatsloterij/afmelden voor e-mail kan niet makkelijk) VT voor zover nodig. Bijzondere reclamecode, afmelden voor e-mail niet eenvoudig. De klacht: Men dient over inloggegevens van de Staatsloterij te beschikken om zich voor reclame via e-mail van afzender te kunnen afmelden. Klaagster heeft deze gegevens niet. Men kan zich niet eenvoudig voor reclame via e-mail afmelden. Afzender handelt daardoor in strijd met artikel 5.1 Code reclame via e-mail 2012 (Code e-mail 2012).

 

IT 2328

Gegevensregistratie GGZ valt niet onder Wbp nu individuele personen niet herleidbaar zijn

Rechtbank 2 aug 2017, IT 2328; ECLI:NL:RBMNE:2017:4011 (Gegevensregistratie GGZ), https://itenrecht.nl/artikelen/gegevensregistratie-ggz-valt-niet-onder-wbp-nu-individuele-personen-niet-herleidbaar-zijn

Rechtbank Midden-Nederland 2 augustus 2017, LS&R 1486; IT 2328; ECLI:NL:RBMNE:2017:4011 (Gegevensregistratie GGZ) Wbp en zorg. Privacy. Rechtspraak.nl: Twee belangenorganisaties in de geestelijke gezondheidszorg en twee zorgcliënten spanden een kort geding aan omdat zij willen dat de Stichting Benchmark GGZ stopt met de huidige vorm van gegevensregistratie. Die stichting registreert gegevens van zorgtrajecten om de kwaliteit in de branche te verhogen. De eisende partijen vinden dat niet wordt voldaan aan de Wet Bescherming Persoonsgegevens. Stichting Benchmark GGZ vindt dat de gegevens die zij verwerkt (waar geen namen in staan) niet onder die wet vallen, omdat ze niet op individuele personen herleidbaar zijn. Dat is wel het geval als geregistreerde gegevens toch op individuen herleidbaar zijn door de gegevens met andere informatie te combineren. In een kort geding moet de rechter vaststellen of de eis van de belangenorganisaties en zorgcliënten hoogstwaarschijnlijk ook in een bodemprocedure toewijsbaar zal zijn. De voorzieningenrechter oordeelt dat in deze zaak niet vastgesteld kon worden dat de gegevens wel onder de wet vielen. Voor een definitief oordeel op dat punt is een diepgaander onderzoek nodig.

IT 2327

UPC-klanten krijgen via Ziggo-dochter toch Fox Sports Channels te zien

Hof 25 jul 2017, IT 2327; ECLI:NL:GHAMS:2017:3025 (Ziggo (services) tegen Fox/Eredivisie Media & Marketing), https://itenrecht.nl/artikelen/upc-klanten-krijgen-via-ziggo-dochter-toch-fox-sports-channels-te-zien

Hof Amsterdam 25 juli 2017, IEF 17004; IT 2327; ECLI:NL:GHAMS:2017:3025 (Ziggo tegen Fox/Eredivisie Media & Marketing) Overeenkomst, hoger beroep na [IEF 16915; IT 2312], waarin is bepaald dat  Ziggo mag vanaf augustus 2017 geen FOX Sports Channels meer verstrekken aan vroegere UPC-klanten. Uitleg begrip ‘future subsidiaries’. Distributieovereenkomst tussen Eredivisie Media & Marketing/Fox Networks Groups Netherlands (“EMM/FOX”) en Ziggo Services (voorheen UPC Nederland) over distributie van Fox Sports Channels eindigt op 31 juli 2017. Een vergelijkbare distributieovereenkomst tussen EMM/FOX en Ziggo duurt tot en met 31 juli 2020. EMM/FOX wil een nieuwe overeenkomst met Ziggo Services aangaan onder gewijzigde voorwaarden op basis van nieuw distributiemodel. Ziggo Services verwerpt de nieuwe voorwaarden en wil de uitzendingen van FOX Sports Channels voortzetten onder de al bestaande overeenkomst tussen EMM/FOX en Ziggo. Ziggo Services is een dochtervennootschap van Ziggo geworden en draagt aan Ziggo de overeenkomsten met abonnees op de FOX Sports Channels per 1 augustus 2017 over. EMM/FOX moet dit toestaan. Belangenafweging leidt niet tot andere uitkomst.

IT 2326

Camera op woning van dwarslaesiepatiënt geen inbreuk op privacy

1 aug 2017, IT 2326; ECLI:NL:GHARL:2017:6605 (Camera op woning dwarslaesie-patiënt), https://itenrecht.nl/artikelen/camera-op-woning-van-dwarslaesiepati-nt-geen-inbreuk-op-privacy

CCTV cameraHof Arnhem-Leeuwarden 1 augustus 2017, IT 2326; ECLI:NL:GHARL:2017:6605 (Camera op woning dwarslaesie-patiënt) Appellanten hebben bij vonnis zonder succes gevorderd dat geïntimeerden de camera op de noordoosthoek van de woning verwijderen. Uitsluitend het perceel toebehorend aan geïntimeerde is te zien door de camera. De toegangsweg waarop ten behoeve van appellanten een erfdienstbaarheid is gevestiging is ook te zien. Geïntimeerde heeft, mede gelet op de fysieke immobiliteit door zijn dwarslaesie, behoefte aan het gevoel van veiligheid en het heeft voor hem ook een praktische reden dat hij vanaf zijn bed of rolstoel kan zien wat er  zich om het huis afspeelt. Hoewel appellanten c.s. het gebruik van de camera als ingrijpend ervaren, is er sprake van een naar objectieve maatstaven beperkte en niet disproportionele inbreuk op de levenssfeer van appellanten c.s.

 

5.4 Het belang van [geïntimeerden] c.s. is naar zij stellen gelegen in het volgende.
De heer [geïntimeerde1] is door zijn dwarslaesie gekluisterd aan een rolstoel en ligt veel in bed. Voor zijn gevoel van veiligheid, maar ook om praktische redenen, zoals bezorgers aan huis, is het voor hem van belang dat hij vanaf zijn bed of rolstoel kan zien wat zich om het huis afspeelt. Ook komt op de camera de brievenbus van [geïntimeerden] c.s. in beeld, zodat de heer [geïntimeerde1] wanneer hij alleen thuis is kan zien wanneer er een bezorger een pakketje voor hem komt brengen. [geïntimeerden] c.s. verblijven ook regelmatig voor langere tijd in het buitenland en kunnen via de camera's een oogje in het zeil houden. Verder kunnen de beelden informatie verschaffen over hetgeen zich op het erf van [geïntimeerden] c.s. voordoet of heeft voorgedaan.
[geïntimeerden] c.s. bestrijden dat hun belangen op de door [appellanten] c.s. gestelde minder ingrijpende wijze kunnen worden gewaarborgd.

5.5. (...) Naar de raadsheer-commissaris bij opneming ter plaatse heeft kunnen waarnemen, en door [appellanten] c.s. ook niet is weersproken, komt dit gedeelte van het pad met de overige drie geplaatste camera’s niet in beeld. De stelling van [geïntimeerden] c.s. dat met het verwijderen van de onderhavige camera inbrekers zich buiten het bereik van de overige camera’s toegang tot de woning zouden kunnen verschaffen acht het hof derhalve juist. Daaraan doet niet af, zoals [appellanten] stellen, dat er in het huis van [geïntimeerden] c.s. al in geen honderd jaar is ingebroken. Mede gelet op de fysieke immobiliteit van de heer [geïntimeerde1] is zijn behoefte aan het veilig voelen in eigen huis begrijpelijk. Het hof betrekt in de belangenafweging ook het feit dat het pad naar de woning van [appellanten] c.s. langs de zijkant van de woning van [geïntimeerden] c.s. loopt, waar nog twee ramen van [geïntimeerden] c.s. gelegen zijn. In feite wordt met de camera niet meer opgenomen dan met het blote oog zichtbaar is als [geïntimeerden] c.s. vanuit een van deze ramen naar buiten kijken, immers ook dan kunnen zij ( bezoekers van ) [appellanten] c.s. langs zien gaan.

5.6 Het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien en gewogen leidt het hof tot het oordeel dat, hoewel [appellanten] c.s. het gebruik van de camera als ingrijpend ervaren, sprake is van een naar objectieve maatstaven beperkte en niet disproportionele inbreuk op de levenssfeer van [appellanten] c.s. Het deel van het perceel dat met de camera wordt opgenomen is niet te zien met de andere geplaatste camera’s en het belang dat [geïntimeerden] c.s. bij de camera hebben kan niet worden ondervangen door een namaakcamera of een inpandige camera. Hiermee is tevens aan het subsidiariteitsvereiste voldaan.

5.7 Nu naar ‘s hofs oordeel alleen al het belang van [geïntimeerden] c.s. op beveiliging van hun
woning tegen inbraak voldoende rechtvaardiging vormt voor het plaatsen van de camera, zal het hof de overige door [geïntimeerden] c.s. gestelde belangen, waaronder het belang van het zien aankomen van de postbode en pakketbezorgers, niet meer nader in zijn beschouwingen betrekken.