Bijdrage ingezonden door Jacqueline Seignette, Höcker advocaten.
Jacqueline Seignette - Duitse BGH stelt prejudiciële vragen over auteursrechtelijke verantwoordelijkheid YouTube
BGH 13 september 2018, ECLI:DE:BGH:2018:130918BIZR140.15.0 (YouTube) Op 12 september stemde het Europese Parlement in met een geamendeerd voorstel voor een richtlijn over auteursrecht in de digitale eengemaakte markt (DSM richtlijn). Onderdeel van dit voorstel is een bepaling over de auteursrechtelijke verantwoordelijkheid van internet platforms als YouTube en Facebook. Deze platforms moeten ofwel licenties voor de content regelen, ofwel in samenspraak met de rechthebbenden maatregelen nemen om inbreukmakende content te weren. De Europese Commissie, de Raad van Ministers en het Europese Parlement zijn intussen in overleg getreden om op basis van de besluitvorming in het Europese Parlement tot een definitieve tekst te komen.
Eén dag (!) na de stemming in het Europese Parlement stelde het Duitse hoogste gerechtshof prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie over de auteursrechtelijke verantwoordelijkheid van YouTube. Het Bundesgerichtshof (BGH) vraagt of een video content platform een mededeling aan het publiek verricht en zo niet, wat dan de verantwoordelijkheid van het platform is in het licht van artikel 14 E-commerce richtlijn, artikel 8 lid 3 Auteursrechtrichtlijn en artikel 11 en 13 Handhavingsrichtlijn. Al deze bepalingen zeggen iets over de (grens aan de) maatregelen die rechthebbenden van Internet dienstverleners kunnen verlangen. Het toepassingsgebied en de reikwijdte van deze bepalingen en hun onderlinge verhouding zijn echter allesbehalve duidelijk. Een samenhangend regime voor indirecte aansprakelijkheid ontbreekt. Aan de rechter de taak om deze Europese regels te duiden en in te passen in de nationale regels over indirecte aansprakelijkheid.
Advertorial Wolters Kluwer
Due diligence onderzoek – claims, overeenkomsten en compliance – bent u er klaar voor?

Download Whitepaper, A Beginner's Guide to Due Diligence Preparedness, Wolters Kluwer. Of u nou bij een startup werkt of een multinational, er kan aan u gevraagd worden om een due diligence rapport vast te leggen voor een potentiele koper of investeerder. In elk geval moet u voorbereid zijn. Mocht de CEO, CFO of bedrijfsjurist verantwoordelijk zijn voor de voorbereidingen, is het handig om een lijst te hebben met de belangrijkste zaken die aan de orde komen. Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste zaken om u op weg te helpen:
Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU over opslag van verkeers- en locatiegegevens voor meer dan enkel onderzoeken, opsporen en vervolgen van feiten van zware criminaliteit

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 19 juli 2018, IT 2661; IEFbe 2775; C-520/18 (Ordre des barreaux francophones et germanophone e.a.) Privacy. Beroepsgeheim advocaten. Locatiegegevens. Opsporing. Strafrecht. Via Minbuza: Verweerders hebben een beroep tot vernietiging van de wet van 29 mei 2016 betreffende het verzamelen en bewaren van gegevens in de sector van de elektronische communicatie (de bestreden wet) ingesteld. Deze wet wijzigt verschillende bepalingen van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, welke verschillende richtlijnen, waaronder richtlijn 2005/58 in Belgisch recht zijn omgezet. Bij wet van 30 juli 2013 welke een aantal bepalingen van de wet van 13 juni 2005 wijzigt, werd richtlijn 2006/24/EG gedeeltelijk in Belgisch recht omgezet, alsook artikel 15, lid 1, van richtlijn 2002/58/EG. Nadat richtlijn 2006/24 door het Hof ongeldig werd verklaard, heeft de verwijzende rechter artikel 126 van de wet van 13 juni 2005, zoals gewijzigd bij de wet van 30 juli 2013, vernietigd. Met de bestreden wet heeft de wetgever willen tegemoetkomen aan die vernietiging. De bestreden wet legt de operatoren van elektronische communicatiediensten een veralgemeende verplichting op om de verkeers- en locatiegegevens van gebruikers gedurende bepaalde periode te bewaren en regelt de toegang van de gerechtelijke autoriteiten en inlichtingen- en veiligheidsdiensten tot deze gegevens. De verzoekende partijen beroepen zich onder andere op schending van verschillende artikelen van de grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met verschillende artikelen van het VEU en het Handvest. Ten aanzien van de verplichting tot het verzamelen en bewaren van gegevens voeren zij aan dat de bestreden wet in strijd is met het beroepsgeheim waar bepaalde personen aan onderworpen zijn. Daarnaast stellen de zij dat de veralgemeende bewaring van gegevens een schending van het evenredigheidsbeginsel inhoudt en het een ernstige aantasting van het recht op eerbiediging van het privé- en gezinsleven en het recht op bescherming van persoonsgegevens uitmaakt. Daarnaast wordt de duur van de bewaring, namelijk 12 maanden, buitensporig geacht. Ook wordt het feit dat er geen nauwkeurige beschrijving van de omstandigheden en voorwaarden inzake het verlenen van toegang tot de bevoegde autoriteiten bekritiseerd. De Belgische Staat daarentegen voert aan dat het beroepsgeheim niet absoluut is en dat de bestreden wet in voldoende grenzen voorziet wat betreft de toegang tot de gegevens. Verder wordt gesteld dat de termijn van twaalf maanden noodzakelijk is om terroristische misdrijven te bestrijden.
De EU herziet haar regels voor de governance van het .eu-TLD

Ontwerpverordening voor .eu-TLD naam, 2018/0110 (COD) De EU herziet haar regels voor de governance van het topniveaudomein .eu, de internetdomeinnaam voor de Europese Unie en haar burgers. De ambassadeurs van de lidstaten zijn het vandaag in het Comité van permanente vertegenwoordigers eens geworden over het standpunt van de Raad over de voorgestelde herziening, die rekening houdt met de aanzienlijke veranderingen in de internetomgeving sinds de aanneming van de eerste .eu-verordening 16 jaar geleden, zoals de hardere concurrentie voor domeinnamen en de grotere rol voor de multistakeholdergemeenschap bij internetgovernance. De overeengekomen tekst maakt de governance van het .eu-domein transparanter door een multistakeholdergroep in te stellen die de Commissie moet adviseren over de toepassing van de regels. Ook wordt het recht om een .eu-domein te registreren uitgebreid naar EU-burgers met een verblijfplaats buiten de EU. Daarnaast heeft de Raad de tekst afgestemd op de bepalingen van de algemene verordening gegevensbescherming.
Uitspraak ingezonden door Josine van den Berg en Daan Frowijn, KLOS c.s.
Hof bekrachtigt in turbo spoed appel dat Undercover in Nederland uitgezonden mag worden (uitgewerkt)

Hof Amsterdam 27 september 2018, IEF 17999 (X tegen Noordkaap) Eiser biedt diensten aan via sexjobs.nl, onder de schuilnaam Taliesha. De J heeft op verzoek van Taliesha twee telefoonabonnementen afgesloten en diverse keren geld uitgeleend. In totaal gaat het om ongeveer 13.000 euro. De J heeft Alberto Stegeman van Undercover in Nederland benaderd. (...) Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep en veroordeelt X in de kosten van het geding in hoger beroep (€726 aan verschotten en €3.222 voor salaris).
Tuchtrechter: Dreiging met aangifte van laster door advocaat niet onbegrijpelijk na "onnozele onzin"

Vz. Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 3 oktober 2018, IEF 18042; IT 2658; zaak 18-577 (Beloning juridisch medewerker) Tuchtrecht. Mediarecht. Na enkele weken werken als juridisch medewerker bij verweerder, heeft klager van hem te horen gekregen dat hij niet meer op het kantoor van verweerder hoefde te komen. Klager heeft voor de door hem verrichte werkzaamheden geen beloning ontvangen. Verweerder heeft in kort geding over een negatieve uitlating op social media door klager aangegeven bereid te zijn alsnog een vergoeding te geven aan klager. Dit staat niet in het dictum en dit is hij niet nagekomen. Klager heeft meerdere malen per e-mail verzocht dit alsnog te doen, maar verweerder heeft gedreigd aangifte te doen van laster indien klager hem alsnog met "deze onnozele onzin" benadert. De klacht houdt in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in art. 46 Advocatenwet door het niet nakomen van de rechterlijke uitspraak en het op onnodig grievende wijze dreigen met het doen van aangifte tot laster. Of er sprake is van een onvoorwaardelijke toezegging van de verweerder, is een vraag waarover de civiele rechter oordeelt. Het is niet onbegrijpelijk dat verweerder na het zoveelste verzoek op voornoemde wijze reageert. Het verwijt dat verweerder in zijn e-mail heeft gedreigd met het doen van aangifte is evenmin (onnodig) grievend. Klager heeft zich in de tussentijd kennelijk niet willen wenden tot de civiele rechter voor nakoming. De klachten zijn ongegrond.
Uitspraak ingezonden door Patty de Leeuwe en Jacqueline Schaap, Visser Schaap & Kreijger
Artikel Story over nieuwe partner bekende tv-presentatrice geen inbreuk privacy
Vzr. Rechtbank Amsterdam 12 oktober 2018, IEF 18038; IT 2702 (Eiser tegen Sanoma c.s.) Portretrecht. Mediarecht. De (nieuwe) partner van een bekende tv-presentatrice en nieuwslezeres vordert een verbod op het vastleggen van zijn portret en een verbod op (verdere) publicatie van zijn portret in weekblad "Story", uitgegeven door Sanoma. Hij is meerdere malen gevolgd en gefotografeerd. Sanoma c.s. hebben o.a. de toezeggingen gedaan hem niet meer te volgen voor foto's van hem alleen. Er is geen aanleiding te veronderstellen dat deze toezeggingen geen gestand zullen doen. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat de foto's en het artikel schadelijk zijn voor zijn reputatie. Het artikel bevat geen onjuistheden of grievende passages. De vorderingen zijn afgewezen.
HvJ EU: Houder van internetaansluiting kan zich niet aan filesharing auteursrechtinbreuk onttrekken door gewoon een gezinslid aan te wijzen dat toegang kon hebben

HvJ EU 18 oktober 2018, IEF 18043; IEFbe 2767; IT 2657; ECLI:EU:C:2018:841; C-149/17 (Audioboek Dan Brown; Lübbe tegen Strotzer)
Uit het persbericht: De houder van een internetaansluiting waarmee inbreuken op het auteursrecht zijn gemaakt door filesharing, kan zich niet onttrekken aan zijn aansprakelijkheid door gewoon een gezinslid aan te wijzen dat toegang kon hebben tot die aansluiting. De rechthebbenden moeten beschikken over een doeltreffende voorziening in rechte of over middelen op grond waarvan de bevoegde rechterlijke instanties kunnen gelasten dat de noodzakelijke informatie wordt verstrekt. HvJ EU:
Artikel 8, leden 1 en 2, [InfoSoc-Richtlijn], gelezen in samenhang met artikel 3, lid 1, van deze richtlijn, enerzijds, en artikel 3, lid 2,[Handhavingsrichtlijn], anderzijds, moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale wettelijke regeling als in het hoofdgeding, zoals uitgelegd door de bevoegde nationale rechterlijke instantie, krachtens welke de houder van een internetaansluiting waarmee inbreuken op het auteursrecht zijn gemaakt door filesharing, daarvoor niet aansprakelijk kan worden gesteld, wanneer hij minstens één gezinslid aanwijst dat toegang had tot deze aansluiting, zonder dat hij meer preciseringen verstrekt over het tijdstip waarop deze aansluiting is gebruikt door dat gezinslid en over de aard van het gebruik ervan door dat gezinslid.
Prejudicieel gestelde vragen over locatiegegevens in geval van oproepen toestellen zonder simkaart

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 21 juni 2018, IT 2656; C-417/18 (Locatiegegevens toestellen zonder simkaart) Telecom. Via Minbuza. Verzoekers vorderen bij de verwijzende rechter de veroordeling van de Litouwse Staat tot betaling van o.a. €4.000.000,- aan de erfgenamen van slachtoffer ES. Toen het slachtoffer “112” belde vanuit haar mobiele telefoon, gaven de exploitanten geen precieze informatie over haar locatie door aan het BPC (centrum voor respons in noodsituaties), omdat het onmogelijk was het telefoonnummer van het slachtoffer te identificeren. Verzoekers voeren in hun vordering aan dat Litouwen, vertegenwoordigd door het Ministerie (Binnenlandse Zaken), het BPC en de RRT (controleautoriteit voor communicatie), niet heeft gezorgd voor de uitvoering van artikel 26(5) van de richtlijn op grond waarvan exploitanten van communicatiediensten locatiegegevens moeten doorgeven aan noodhulpdiensten met betrekking tot personen die “112” bellen en daarmee haar verplichtingen krachtens de richtlijn en tegelijkertijd krachtens artikel 288(3) VWEU schendt. De verwijzende rechter concludeert dat het Hof om richtsnoeren moet worden gevraagd over de uitlegging van verplichte verstrekking van locatiegegevens in het geval van oproepen vanuit toestellen zonder simkaart.
Handhaving BKR-registratie na ineens afbetalen schuld proportioneel door langdurige betalingsachterstand

Rechtbank Midden-Nederland 3 oktober 2018, IT 2655; ECLI:NL:RBMNE:2018:5020 (Eiser tegen de Volksbank) AVG. Eiser heeft een betaalrekening geopend met de mogelijkheid om rood te staan. De Volksbank heeft achterstand in de betaling van de vordering op eiser gemeld bij het CKI van het BKR. Achterstandcodering A en bijzonderheidscode 2 zijn opgenomen. Uiteindelijk heeft eiser de vordering in één keer voldaan. Bij het BKR is een herstelmelding gedaan. De Volksbank heeft bijzonderheidscode 2 verwijderd. Eiser vordert verwijdering van de achterstandsmelding en de herstelmelding uit het CKI. Hij stelt dat het belang bij het verwijderen van de meldingen zwaarder weegt dan het belang van de Volksbank bij instandhouding van de meldingen. Hij kan hierdoor geen hypotheek krijgen en tegelijkertijd is zijn financiele situatie stabiel. Omdat er gedurende een lange periode sprake is geweest van een betalingsachterstand en er wellicht toch mogelijkheden zijn voor eiser om financiering te krijgen, is niet voldoende aannemelijk dat handhaving van de BKR-registratie niet proportioneel is. De vordering is afgewezen.