Gepubliceerd op dinsdag 16 juli 2019
IT 2821
Rechtbank ||
29 mei 2019
Rechtbank 29 mei 2019, IT 2821; ECLI:NL:RBAMS:2019:3857 (X tegen Hoist), https://itenrecht.nl/artikelen/verwijdering-bkr-registratie-na-afweging-belangen

Verwijdering BKR-registratie na afweging belangen

Rechtbank Amsterdam 29 mei 2019, IT&R 2821; ECLI:NL:RBAMS:2019:3857 (X tegen Hoist) BKR-registratie. Consument. AVG. X heeft een doorlopend krediet afgesloten. Uiteindelijk is een achterstand in de betaling van de rente ontstaan en heeft Hoist het saldo opgeëist. De schuld is geheel afgelost. Het doorlopend krediet staat geregistreerd in de BKR-registratie met bijzonderheidscodes. X verzoekt Hoist tot verwijdering van de BKR-registratie, aangezien hij geen hypotheek voor een nieuwe woning kan krijgen door de BKR-registratie. Hoist weigert. X stelt dat Hoist ten onrechte het verzoek om verwijdering van de bijzonderheidscoderingen uit de BKR-registratie heeft geweigerd en vordert verwijdering. Vordering wordt toegewezen.

4.3. Het doel van de kredietregistratie is blijkens de wetsgeschiedenis tweeledig: enerzijds het beschermen van consumenten tegen overkreditering, anderzijds het beschermen van aanbieders van krediet tegen kredietnemers van wie is gebleken dat zij hun lening niet (kunnen) aflossen. Betalingsachterstanden of andere onregelmatigheden die ontstaan tijdens de looptijd van een kredietovereenkomst, worden in het CKI vermeld met bijzonderheidscoderingen, in het geval van [eiser sub 1] dus de coderingen A (achterstand) en 2 (vordering opgeëist).

4.7. Op grond van artikel 21 lid 1 AVG kan een persoon (hier [eiser sub 1] ) vanwege zijn specifieke situatie bezwaar maken tegen de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens op basis van artikel 6 lid 1 onder (e of) f AVG. De verwerkingsverantwoordelijke (hier Hoist) moet het bezwaar honoreren, tenzij hij dwingende gerechtvaardigde gronden aanvoert voor de verwerking die zwaarder wegen dan de belangen, rechten en vrijheden van de betrokken persoon of die verband houden met de instelling, uitoefening of onderbouwing van een rechtsvordering.

4.8. Deze afweging moet worden gemaakt aan de hand van de op het moment van de afweging bekende feiten en omstandigheden, zodat daarbij ook feiten en omstandigheden die zich eerst na de registratie hebben voorgedaan kunnen worden betrokken. Bij een dergelijke registratie en de handhaving daarvan moet zijn voldaan aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit zodanig dat de inbreuk op de belangen van de bij de verwerking van persoonsgegevens betrokkene ( [eiser sub 1] ) niet onevenredig is in verhouding tot het met de verwerking te dienen doel (proportionaliteitsbeginsel) en dat het doel waarvoor de persoonsgegevens worden verwerkt in redelijkheid niet op een andere, voor de bij de verwerking van persoonsgegevens betrokkene minder nadelige wijze kan worden verwezenlijkt (subsidiariteitsbeginsel). 

4.9. De verwerkingsverantwoordelijke zal aannemelijk moeten maken dat in dit concrete geval zijn belangen (zoals nader omschreven onder 4.7) zwaarder wegen dan de belangen van de betrokkene. Het volstaat niet om in het algemeen te wijzen op de wettelijke plicht tot het deelnemen aan een stelsel van kredietregistratie of op het maatschappelijke belang daarvan.

4.10. In het kader van een verzoek op grond van artikel 21 AVG moet de kredietaanbieder ingaan op de door de betrokkene aangedragen – en naar vermogen onderbouwde – met zijn specifieke situatie verband houdende redenen voor bezwaar. Omstandigheden die een rol kunnen spelen bij de beoordeling van het bezwaar in het geval van een code A en/of 2 zijn bijvoorbeeld:
- de omvang van de schuld en/of de achterstand;
- of een eventuele betalingsregeling goed is nagekomen;
- de reden voor (het ontstaan en voortbestaan van) de achterstand en de mate van verwijtbaarheid;
- de huidige financiële situatie van betrokkene (waaronder het inkomen) en als deze weer stabiel is: hoe lang al;
- of betrokkene andere schulden heeft;
- of sprake is geweest van ernstige (al dan niet structurele) wanbetaling;
- de omstandigheid dat betrokkene met de lening (bijvoorbeeld voor de koop van een woning) niet kan wachten tot de vijfjaarstermijn is verstreken (bijvoorbeeld vanwege gezins- en woonsituatie);
- het verstrijken van de tijd sinds het inlossen van de schuld.