Verzoek om prejudiciële beslissing over streamingdiensten: digitale dienst, of digitale inhoud?
Verzoek van Oberster Gerichtshof 27 maart 2025, IT 4873; Zaak C-234/25 (Verzoeker tegen verweerster). Verzoeker is een vereniging voor de behartiging van consumentenbelangen. Verweerster biedt streamingdiensten aan. Klanten kunnen programma’s ‘live’ of ‘on demand’ kijken. Afhankelijk van de betreffende licentiegever zijn ook downloads mogelijk. Het programma wordt dan in eigen geheugen opgeslagen en kan slechts één keer bekeken worden, binnen 48 uur. Bij het aangaan van het abonnement gaat een consument ermee akkoord dat de aanbieder voor het verstrijken van de herroepingstermijn van 14 dagen met de uitvoering van de overeenkomst begint. Hierdoor verliest de consument op het moment van de bestelling van een abonnement het herroepingsrecht. Verzoeker vordert dat verweerster deze voorwaarde aanpast, aangezien deze onjuist is. Bij een streamingabonnement is sprake van een ‘digitale dienst’, waarbij de volledige uitvoering van de dienst pas leidt tot het verlies van het herroepingsrecht. Verweerster meent echter dat er sprake is van ‘digitale inhoud’. In eerste aanleg werd de vordering afgewezen, in tweede aanleg is de vordering toegewezen. Tegen deze uitspraak heeft verweerster beroep ingesteld. In dit kader stelt de verwijzende rechter de volgende vraag: