DOSSIERS
Alle dossiers

Internet  

IT 405

Diefstal en E-Commerce

Bundesgerichtshof 8 juni 2011, nr. VIII ZR 305/10 (eBay veiling), slechts persbericht beschikbaar.
 
E-commerce. Schadevergoeding bij vroegtijdige beëindiging van een veiling vanwege diefstal . Algemene voorwaarden.
 
Verkoper bood een digitale camera met accessoires aan op veilingsite eBay, maar trok deze de volgende dag in. Potentiële koper had een bod gedaan en eiste schadevergoeding ter hoogte van verschil tussen zijn bod en verkeerswaarde. Verkoper gaf aan dat camera was gestolen en niet kon leveren.

In algemene voorwaarden eBay staat dat vroegtijdige beëindiging zorgt voor contract met hoogste bieder. Diefstal wordt als geldige reden heeft voor intrekken, waaronder diefstal. BGH: ex paragraaf 10, alinea 1, zin 5 van de Algemene Voorwaarden van eBay komt een overeenkomst tot stand door het intrekken van een aanbieding, in geval van diefstal is aanbieder echter niet schadeplichtig.

‘Bei Ablauf der Auktion oder bei vorzeitiger Beendigung des Angebots durch den Anbieter kommt zwischen Anbieter und Höchstbietendem ein Vertrag über den Erwerb des Artikels zustande, es sei denn der Anbieter war gesetzlich dazu berechtigt das Angebot zurückzunehmen und die vorliegenden Gebote zu streichen.’ (zie hier)

(red. vertaling: Na afloop van de veiling of bij voortijdige beëindiging van de aanbieding door de aanbieder komt er tussen de aanbieder en degene die hoogste bod heeft gedaan een overeenkomst over de aankoop van het product tot stand, tenzij de aanbieder wettelijk het recht heeft om de aanbieding in te trekken en de biedingen te annuleren.)

Officiële motivering is (nog) niet beschikbaar, dit bericht is gemaakt naar aanleiding van officiële persbericht.

IT 404

Volgen en gevolgd worden

Vrz. Rechtbank Amsterdam 15 juni 2011, KG ZA 11-632 MW/MV (Mediavacature.nl tegen Mediavacatures.nl c.s.) en hier

Met dank aan Joost Becker, Dirkzwager advocaten & notarissen en Marcoline van der Dussen, CMS Derks Star Busmann

Handelsnaamrecht. Domeinnaam. Jongere domeinnaam mediavacature.nl gebruikt handelsnaam en heeft hierdoor handelsnaamrecht. Verwarringsgevaar. Geen dwangsom, vanwege vrijwillige staking site. Domeinnaam niet onrechtmatig, eiser wist - bij registratie dat er ouder domeinnaam als doorlink-url bestond. Twitteraccount: "Het volgen van de volgers van een concurrent kan dan ook voorshands niet onrechtmatig worden geacht." niet toewijsbare vordering. Handelsnaamvordering toegewezen, dus gedaagden mogen ook beeldmerk niet gebruiken.

Handelsnaam 4.6. Gedaagden hebben voorshands niet aannemelijk gemaakt dat zij hun handelsnaam Mediavacatures.nl eerder hebben gebruikt dan eiser zijn handelsnaam. Gedaagden hebben als productie 5 stukken in het geding gebracht die dateren van augustus 2006 en van daarna, maar dit betreft met name brieven en e-mails waaruit blijkt dat zij het voornemen hebben om www.mediavacatures.nl als handelsnaam te gaan gebruiken. (…) De eerste aanwijzingen waaruit blijkt dat gedaagden actief waren onder hun handelsnaam dateert van 5 juli 2007; vanaf dat moment is aantoonbaar en actief gebruik gemaakt van de handelsnaam op de website www.mediavacatures.nl. Dat gedaagden pas in 2007 hun handelsnaam actief zijn gaan gebruiken kan voorshands eveneens worden afgeleid uit het feit dat gedaagde sub 1 op 1 mei 2007 is opgericht en dat het beeldmerk met daarin de naam mediavacatures.nl op 26 juli 2007 is geregistreerd.

Domeinnaam 4.9 “[Eiser] wist derhalve op dat moment dat derden een oudere domeinnaam bezaten met maar één letter verschil en dat die domeinnaam werd gebruikt voor doorlinken van het publiek. Eiser heeft er desalniettemin voor gekozen om zijn domeinnaam te registreren en actief (ook als handelsnaam) te gaan gebruiken. Eventuele verwarring bij het publiek omtrent de identiteit van partijen, kan onder die omstandigheden gedaagden niet worden verweten. Derhalve valt niet in te zien dat de wijze waarop gedaagden hun domeinnaam thans gebruiken (...) onrechtmatig is jegens eiser.

Twitteraccount 4.10. Gedaagden erkennen dat met het twitteraccount @mediavacatures klanten van eiser op Twitter worden gevolgd. Op Twitter draait het echter allemaal om volgen en gevolgd worden. Bovendien zijn op Twitter alle gegevens openbaar. Het volgen van de volgers van een concurrent kan dan ook voorshands niet onrechtmatig worden geacht. Uitgangspunt is immers dat het profiteren van andermans product, inspanning, kennis of inzicht op zichzelf niet onrechtmatig is, ook niet als dit nadeel aan die ander toebrengt. Dat is pas anders indien een twitteraar (al dan niet bewust) bij het publiek verwarring creëert over zijn identiteit en zodoende “op slinkse wijze” klanten van de concurrent “weglokt”. Dat in dit geval sprake is van verwarring is niet onaannemelijk. Het is echter niet goed voor te stellen dat eiser klanten (abonnees) als gevolg van de verwarring bij het twitteren kwijtraakt aan gedaagden, nu gedaagden de naam Mediavacatures.nl niet meer als handelsnaam mogen gebruiken.”

Beeldmerk 4.11 (...) Via de "achterdeur" van een beeldmerk kan immers niet de bescherming van een woordmerk worden ingeroepen. (...) Nu gedaagden de handelsnaam Mediavacatures.nl niet meer mogen gebruiken, is het gebruik van het beeldmerk met daarin verwerkt het woord Mediavacatures, voor zover dit wordt gebruikt in verband met het voeren van de handelsnaam Mediavacatures.nl, als onrechtmatig jegens eiser aan te merken.”

Lees het vonnis hier (pdf en hier)
Handelsnaamwet

IT 403

In beginsel een inbreuk op de beginselen

Hof Amsterdam 14 juni 2011, LJN BQ8050 (Splinq B.V. tegen Commissariaat voor de Media)

In navolging van LJN BN6312

Wet op de vaste boekenprijs. Reclame. eCommerce. Cashback. SplinQ exploiteert advertentiesite voor diverse producten met een cashbackfaciliteit (geregistreerde koper ontvangt deel van koopprijs terug als tegoed, in de regel de helft van koopprijs). Overtreding artikel 6 lid 1 eerste volzin Wet op de vaste boekenprijs?

Boekverkoper verleend geen korting aan eindafnemer, maar plaatst advertentie op een site. Derde (website-exploitant) geeft deel aan advertentie-opbrengst door in het kader van een algemeen beloningssysteem. Geen samenwerking of afspraak tussen boekverkoper en exploitant, noch bijzondere of bovenmatige vergoeding voor plaatsen van advertentie. Dus geen overtreding Wvbp, verklaring voor recht. Proceskostenveroordeling Commissariaat van de Media.

4.1 (...) De cashbackconstructie van SplinQ is volgens de rechtbank in strijd is met dat gesloten stelsel omdat de eindafnemer via SplinQ feitelijk een korting krijgt op de aanschaf van een boek, die afkomstig is van door de boekverkoper aan SplinQ betaalde gelden. Een ander oordeel zou volgens de rechtbank ertoe leiden dat de Wvbp eenvoudig zou kunnen worden ontdoken. De cashbackconstructie is volgens de rechtbank niet in overeenstemming met het doel en de strekking van de Wvbp omdat die constructie leidt tot door de wetgever onwenselijk geachte prijsconcurrentie en de internetboekhandel blijkens de wetsgeschiedenis geen bijzondere positie inneemt.

4.4 (...) Prijsconcurrentie ondergraaft volgens de wetgever deze doelstellingen en met het systeem van de vaste boekenprijs beoogt de wetgever prijsconcurrentie in het boekenvak tegen te gaan. Het systeem vormt aldus in beginsel een inbreuk op de beginselen van de vrije mededinging en het vrij verkeer van goederen en diensten, die ten grondslag liggen aan het handelsverkeer in de Europese Unie. Dat brengt mee dat het niet in de rede ligt de wettelijke regeling extensief uit te leggen.

4.6 In het onderhavige geval waarin de eindafnemer via een advertentie op een website van SplinQ bij de webwinkel van de boekverkoper terecht is gekomen, heeft de boekverkoper de vaste boekenprijs aan de eindafnemer in rekening gebracht en heeft de eindafnemer de vaste boekenprijs aan de boekverkoper betaald. De boekverkoper heeft daarbij geen korting aan de eindafnemer verleend. Enkel heeft de boekverkoper door tussenkomst van een netwerkplatform advertenties doen plaatsen op – onder meer – een website van SplinQ. Het is een derde, de website-exploitant SplinQ, die aan de eindafnemer een deel van de ontvangen advertentie-opbrengst heeft doorgegeven, in het kader van een algemeen beloningssysteem voor aankopen die consumenten via die website tot stand brengen. Daarbij is geen sprake geweest van samenwerking of afspraken tussen de boekverkoper en de website-exploitant en is evenmin een bijzondere of bovenmatige vergoeding voor het plaatsen van de advertenties betaald. De website heeft verder niet specifiek betrekking op boeken. Evenmin heeft de website-exploitant, die zelf geen boekverkoper is, zich schuldig gemaakt aan een door de wet verboden praktijk.

4.7 Naar het oordeel van het hof strekt de verantwoordelijkheid van de boekverkoper in het kader van de Wvbp om de vaste boekenprijs toe te passen, zich niet uit tot de wijze waarop SplinQ als website-exploitant, op wiens website door toedoen van de internetplatforms advertenties ten behoeve van de boekverkoper worden geplaatst, de ontvangen advertentie-inkomsten besteedt door deze in het kader van een algemeen beloningssysteem deels aan zijn publiek door te geven teneinde dat publiek aan zijn website te binden. Die wijze van besteding is de eigen keuze en verantwoordelijkheid van SplinQ als website-exploitant, waarover de boekverkoper in de gegeven omstandigheden geen zeggenschap heeft en die de boekverkoper niet aangaat. Indien de verantwoordelijkheid van de boekverkoper zo ver strekt dat hij rekening moet houden met derden die de verkoop van boeken betrekken in een algemeen voor hun website geldend beloningssysteem, zoals hier aan de orde is, had de wet daarvoor een uitdrukkelijke grondslag moeten bieden. Een beroep op de algemene doelstellingen van de wet volstaat niet. Dat geldt temeer nu niet evident is dat die doelstellingen worden ondergraven doordat naast de aankopen van tal van andere producten ook de aankopen van boeken meetellen in dergelijk algemeen beloningssysteem. Evenmin volstaat een beroep op het als gesloten bedoelde systeem van de vaste boekenprijs, omdat dit systeem zich richt op de door de boekverkoper in diens verhouding tot de eindafnemer te hanteren prijs en niet op het handelen van derden met betrekking tot boekverkopen, voor welk handelen de boekverkoper niet verantwoordelijk kan worden gehouden.

Lees de uitspraak hier (link / pdf)
Wet op de vaste boekenprijs

IT 402

Studie: Digitale contentdistributie in Nederland

J. Gerritsen, 'Studie: Digitale contentdistributie in Nederland', DeGier-Stam.nl 15 juni 2011.

Met dank aan Joost Gerritsen, De Gier | Stam & advocaten.

Vorige week verscheen de studie “Digitale contentdistributie in Nederland”, uitgevoerd door onderzoeks- en adviesbureau Considerati. De studie baseert zich op meer dan 200 wetenschappelijke publicaties en beoogt meer inzicht te verschaffen in de vraagstukken van digitale contentdistributie, zonder daarbij aanbevelingen te doen over het auteursrechtenbeleid in Nederland. Dit blogitem bevat een weergave van de getrokken (tussen)conclusies en sluit af met een korte overpeinzing over de studie.

De omvang van de entertainmentindustrie en de bijdrage van deze sector aan de (Nederlandse) economie

De entertainmentindustrie is als onderdeel van de creatieve industrie van groot belang voor de Nederlandse economie. Het aandeel van de creatieve industrie is, afhankelijk van het te hanteren rekenmodel, ruim 3 tot 6,8% van het BBP. Daarmee is de creatieve industrie verantwoordelijk voor ongeveer 6 tot 8% van het totaal aan werkgelegenheid in ons land.

De gaming en e-books markten zijn booming. Met de omzet uit de verkoop van digitale muziek, film en video gaat het veel slechter. Die wordt geenszins gecompenseerd door de dalende verkoop van de fysieke dragers.

Opvallend vind ik de constatering dat in Nederland het omzetaandeel van digitale downloads binnen de audiomarkt achterloopt vergeleken met andere landen (ongeveer 8% in Nederland versus het Europees gemiddelde van 18,5%). Kennelijk is de Nederlandse consument minder actief met legale digitale content dan zijn Europese medeburger.

De markten voor digitale contentdistributie (legaal en illegaal)

De markt voor legale contentdistributie bestaat grosso modo uit downloads en streaming. De onderzoekers constateren daarnaast een verschuiving van ‘eigendom’ naar ‘toegang’ tot entertainmentproducten.

Illegale contentdistributie, oftewel: het downloaden uit illegale bron, is in Nederland populair. Twee onderzochte studies schatten in dat 4,7 tot 5,4 miljoen Nederlanders downloaden uit illegale bron. Deze downloaders zijn vooral jongeren tussen de 14 en 25 jaar. Wat beweegt eigenlijk de uploaders, de mensen die zonder toestemming auteursrechtelijke beschermde werken online zetten? Dit varieert van altruïsme, competitie (met andere uploaders), ego tot - voor de grootschalige inbreukmakers - geld.

Motivatie consument om te downloaden uit illegale bron

De studie signaleert diverse redenen van consumenten om te downloaden uit illegale bron. De belangrijkste reden is dat het gratis is. Daarnaast wordt ‘ontdekken en uitproberen’ (sampling) genoemd en de beperkte beschikbaarheid van een entertainmentproduct via een legale weg.

Er bestaan ook redenen voor consumenten om juist niet te downloaden uit illegale bron. Bijvoorbeeld op basis van moraal, alsook de energie die het kost om naar het illegale aanbod te zoeken.

Veel consumenten hebben volgens de studie moeite met het maken van onderscheid tussen legaal en illegaal aanbod. Volgens de onderzoekers maakt ‘de ingewikkelde juridische situatie in Nederland het voor consumenten in Nederland waarschijnlijk lastiger om zich een goed beeld te vormen van de juridische consequenties van hun acties’.

Als ik de onderzoekers goed begrijp, dan bestaat de ‘ingewikkelde juridische situatie’ uit onze regelgeving m.b.t. de thuiskopieregeling. Op grond van deze regeling is downloaden van mediabestanden m.u.v. software uit illegale bron toegestaan. Dit in tegenstelling tot uploaden. Volgens een onderzoek uit 2009 weten veel consumenten niet wat deze thuiskopieregeling inhoudt en beseffen zij zich niet dat bij het downloaden uit illegale bron vaak – door de gebruikte techniek - tegelijkertijd illegaal geupload wordt.

Gevolgen voor de entertainmentindustrie als gevolg van downloaden uit illegale bron

De relatie tussen het downloaden uit illegale bron en legale verkopen is complex. Het is niet eenvoudig deze relatie toe te passen in een economisch rekenmodel. De onderzochte publicaties bevatten tegenstrijdigheden in de uitkomsten. Desalniettemin kan het overheersende beeld worden geschetst dat legale verkopen teruglopen onder invloed van het illegale aanbod.

Naast dit negatieve effect benoemt de studie ook positieve effecten van illegaal downloaden, zoals het sampling- en netwerkeffect. Dit laatstgenoemde effect treedt op “wanneer een product meer waarde krijgt voor een gebruiker naarmate er meer gebruikers óók het product of de dienst gebruiken.”

Verder is op basis van de huidige literatuur niet vast te stellen of downloaden uit illegale bron de enige oorzaak is van de krimp van bijvoorbeeld de muziekmarkt. Die krimp bedraagt ongeveer 50% in 10 jaar tijd. Er zijn andere, aanvullende, oorzaken aan te wijzen zoals een budgetverschuiving van de consument (meer concertbezoek, minder kopen van muziek).

Over de discussies met betrekking tot het downloaden uit illegale bron, merken de onderzoekers op dat verschillende productcategorieën als muziek, films en games “op één hoop worden gegooid”. Dit vertroebelt de discussie.

Maatschappelijke kosten-batenanalyse van downloaden uit illegale bron

De twee voor Nederland belangrijkste onderzoeken spreken van maximaal 100 miljoen euro per jaar aan directe schade voor de entertainmentindustrie als gevolg van downloaden uit illegale bron. Dat bedrag staat gelijk aan ongeveer de helft van de omzet van de muziekindustrie in Nederland.

Bij de maatschappelijke kosten-batenanalyse kan tegenover de directe schade een toename in nut voor de consument worden gezet. ‘Nut’ is de maatstaf om de welvaart van actoren, bijv. consumenten en producenten, uit te drukken. Het consumentensurplus (het cumulatieve verschil tussen de individuele gebruikswaarde van een product en de marktprijs) als gevolg van downloaden uit illegale bron wordt geschat op 200 miljoen euro per jaar. Dit gevolg is volgens de onderzoekers niet verwonderlijk omdat consumenten die niet willen betalen voor entertainmentproducten er alsnog nut aan kunnen ontlenen door deze gratis te downloaden.

Overpeinzing

Enkele weken vóór de publicatie van deze studie verscheen het “Hargreaves Report”. Dit Britse onderzoek bevat aanbevelingen over de toekomst van het auteursrechtenbeleid in het Verenigd Koninkrijk. Er staan meerdere aanbevelingen in, waaronder de aanbeveling dat er meer zou moeten worden ingezet op voorlichting van de consument over wat hij wel en niet mag doen met auteursrechtelijk beschermde werken op internet. Dit lijkt mij - gelet op de constatering dat de Nederlandse consument nog altijd niet goed op de hoogte is van de thuiskopieregeling - een aanbeveling die ook in ons land gelding heeft.

Een andere aanbeveling van het Hargreaves Report luidt dat overheidsbeleid over intellectuele eigendomsrechten, zoals het auteursrecht, voornamelijk op basis van economisch, objectief meetbaar, bewijs gevormd zou moeten worden.

De studie van Considerati sluit aan op deze aanbeveling, door feit en fictie binnen de discussies over (il)legale contentdistributie te duiden. Hiermee is de studie een waardevol document en nuttig voor iedereen die zich in de ‘downloaddiscussie’ wil mengen zoals exploitanten, auteurs en politici. Hopelijk leidt dit document tot een trend om (nationaal) beleid over intellectuele eigendomsrechten zoveel mogelijk op controleerbaar en empirisch onderzoek te baseren.

Bijdrage van Joost Gerritsen, met toestemming overgenomen.

IT 401

niet heeft voorzien in waarborgen

Antwoord vragen Van der Steur over het CBP besluit over verzamelen van privégegevens door Google, Aanhangsel Handelingen II 2010-11, nr. 2707

2. Bent u het eens met het besluit van het CBP dat de per abuis verzamelde privégegevens (de zogenaamde “payload data) door Google moeten worden vernietigd? Zo nee, waarom niet?

Antwoord: Het College bescherming persoonsgegevens (hierna: Cbp) is een onafhankelijke toezichthouder, belast met het toezicht op de naleving en de handhaving van de Wet bescherming persoonsgegevens (hierna: Wbp). Het past mij niet om uitspraken te doen over een besluit van het Cbp in een individuele casus. Ingevolge de Algemene wet bestuursrecht kan een belanghebbende een rechtsmiddel instellen tegen een besluit van het Cbp. Het is uiteindelijk aan de rechter om te beslissen of het Cbp zijn handhavende bevoegdheden terecht heeft ingezet.

3. Bent u van mening dat het verzamelen van openbare gegevens van Wifi netwerken voor consumenten en bedrijven meerwaarde heeft?

Antwoord. Uit het dwangsombesluit van het Cbp leid ik af dat het Cbp niet ontkent dat Google een gerechtvaardigd belang kan hebben voor het verzamelen van  MAC-adressen in combinatie met de berekende locatie ten behoeve van haar geolocatiedienstverlening. Het Cbp oordeelt dat Google niet heeft voorzien in waarborgen voor een zorgvuldig gebruik van geolocatiegegevens.

IT 395

Keurmerkstrijd

Vzr. Rechtbank Amsterdam 7 juni 2011, KG ZA 11-622 (Cleonice & Stichting Webshop Keurmerk (SWK) tegen Stichting Digikeur)

Met dank aan Katelijn van Voorst, Certa Legal.

Merkenrecht. Collectief ingeschreven beeldmerk. Exclusieve licentie keurmerk voor webshops. Benadering van klanten van SWK door Digikeur om eigen keurmerk aan te prijzen, bericht op site: Digikeur vervangt het Webshop Keurmerk bij haar leden. Status (voorlopige weigering) BBIE merkinschrijving is te onzeker om in deze procedure op woordmerk te beroepen. Logo Digikeur is aangepast, nieuw teken wijkt voldoende af.

Vordering inbreuk IE-rechten en onrechtmatig handelen te ruim geformuleerd. Toegewezen: Door registeraccountant gecontroleerde en gewaarmerkte opgave van alle rechtspersonen aan wie berichten zijn verstuurd en aangesloten webwinkels. Rectificatie toegewezen met wijziging, immers rechtbank kan geen veroordeling tot "betreuring van de gang van zaken" geven. Rectificatie per email. Genoemd bericht in archief en verwijzingen naar Webshop Keurmerk verwijderen.

4.4. De voorzieningenrechter gaat aan deze stelling voorbij en is van oordeel dat nu het BBIE voornemens is de inschrijving te weigeren op absolute gronden, de status van die inschrijving te onzeker is om te oordelen dat Cleonice c.s. zich in deze procedure op een woordmerk kan beroepen. Het voorlopig karakter van de weigering ziet op de mogelijkheid voor de deposant om binnen een bepaalde termijn de bezwaren tegen de inschrijving weg te nemen (artikel 2.11, lid 3 en 4 BVIE). Hoewel niet is uitgesloten dat Cleonice c.s. er in de toekomst in zal slagen de gronden voor weigering van de inschrijving weg te nemen door aan te tonen dat het Webshop Keurmerk is ingeburgerd als merk, kan dit op basis van het thans voorliggende materiaal niet voor voldoende zeker worden gehouden en vergt dit een nader onderzoek, waarvoor het kort geding zicht niet leent.

4.8. De voorzieningenrechter is van oordeel dat Digikeur zich met de wijze waarop zij de woorden 'het Webshop Keurmerk' als weergegeven onder 2.6, 2.7 en 2.8 (heeft) gebruikt onrechtmatig gedraagt jegens Cleonice c.s. Daarbij is het volgende van belang. Digikeur heeft erkend dat zij de e-mailberichten als genoemd onder 2.6 en 2.7 heeft verstuurd aan enkele duizenden webwinkels die een keurmerk voor webwinkels voeren, waaronder alle klanten van SWK.  Het enkele benaderen van klanten van een concurrerend bedrijf hoeft niet onrechtmatig te zijn, ook niet als die concurrent daarmee benadeeld wordt, maar de wijze waarop Digikeur dat heeft gedaan in haar e-mailberichten en op haar website wordt misleidend en daarmee onrechtmatig geacht. Digikeur creëert in haar berichten onduidelijkheid over aard en herkomst van het door haar aangeboden keurmerk voor webshops, haakt daarmee aan bij de bekendheid die het keurmerk van SWK gezien het aantal aangesloten winkels heeft verkregen en probeert daarvan profijt te trekken.

4.9. Digikeur gebruikt de woorden Webshop Keurmerk immers met hoofdletters en voorafgegaan door 'het' en verwijst daarmee naar een specifiek keurmerk, namelijk het Webshop Keurmerk van SWK. Op haar website (zie 2.10) staat bovenaan in grote (hoofd)letters Webshop Keurmerk, en daaronder in kleinere letters 'door Stichting Digikeur'. Weliswaar heeft zijn in haar e-mailberichten en met het bericht genoemd onder 2.8 op haar website ook de naam Digikeur genoemd, maar gelet op de frequentie waarin de woorden 'het Webshop Keurmerk' in die berichten, en ook op de website voorkomen is dat voorzieningenrechter van oordeel dat hiermee bij het publiek de indruk wordt gewekt dat het bestaande keurmerk van SWK wordt vervangen, of wordt overgenomen door een andere uitgever, die precies hetzelfde keurmerk aanbiedt voor een lagere prijs. (€29,- per kwartaal, in plaats van €195,- per jaar, zoals SWK vraagt). Tevens wordt van belang geacht dat Digikeur ook andere mogelijkheden had om haar dienst aan te duiden. Zij was niet - zoals zij heeft gesteld - genoodzaakt de woorden webshop en keurmerk te gebruiken omdat het beschrijvende woorden zijn voor de dienst die zij aanbiedt, althans zij was niet genoodzaakt tot het gebruik van deze combinatie van woorden, laat staan dat zij genoodzaakt was die woorden te gebruiken met hoofdletters en voorafgegaan door 'het'. Voor een internetwinkel zijn, zoals Cleonice c.s. ook heeft gesteld, vele benamingen mogelijk, zoals online winkel, e-winkel, thuiswinkel, webwinkel, online shop, e-shop, thuisshop etc. en ook had Digikeur ervoor kunnen kiezen haar handelsnaam 'Digikeur' of een ander woord aan de naam van haar keurmerk toe te voegen. Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat sprake is van oneerlijke mededinging, zodat Digikeur onrechtmatig handelt jegens Cleonice c.s. De vorderingen zijn daarom (gedeeltelijk) toewijsbaar.

Lees de beschikking hier (pdf)

IT 392

VN: Internet = mensenrecht

In het Rapport van VN-speciale rapporteur Frank La Rue wordt het internet als 'indispensable tool for realizing a range of human rights, combating inequality, and accelerating development and human
progress, ensuring universal access to the Internet should be a priority for all States.'

Lees het gehele rapport hier (link)

IT 389

2xkamerantwoorden Deep Packet Inspection

Antwoorden op kamervragen over Deep Packet Inspection door telecomproviders en de aantasting van privacy Kamerstukken II, 2010-11, nr. 2011z10744.

2. Klopt het dat er sprake is van een aantasting van de privacy en het mogelijk plegen van strafbare feiten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, gaat u dan een strafrechtelijk onderzoek instellen?

Antwoord vraag 2
In het antwoord op de vragen 2, 3 en 6 van het lid Thieme van 17 mei jl. 2011Z10094) zijn de techniek van deep packet inspection (DPI) en het toepasselijke wettelijke kader uitgebreid uiteen gezet. In het kort komt het hierop neer dat het gebruik van de techniek DPI op zichzelf is toegestaan, maar dat het wettelijke beperkingen kent. De rechtmatigheid van het gebruik hangt onder meer af van de toepassing van de techniek, van de gegevens die worden verkregen en van het doel waarvoor de techniek wordt gebruikt. Een afweging of het toepassen van DPI wettelijk is toegestaan, zal per geval gemaakt moeten worden. Het Landelijk Parket van het Openbaar Ministerie verricht op dit moment een oriënterend onderzoek naar deze kwestie. Aan de hand van de resultaten daarvan zal het Openbaar Ministerie beoordelen of een strafrechtelijk onderzoek geïndiceerd is.

Lees volledige beantwoording van de Kamervragen hier (link)

Antwoorden op kamervragen over Deep Packet Inspection door telecomproviders en de aantasting van privacy Kamerstukken II, 2010-11, nr. 2011z10094 en 2011z10365.

Antwoord vragen 2, 3 en 6 (...) Op grond van deze bepalingen moet een aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk de bescherming van de privacy en persoonsgegevens van abonnees en gebruikers van zijn netwerk of diensten waarborgen. Daarnaast stelt de Wet bescherming persoonsgegevens (hierna Wbp) verschillende eisen aan de het verwerken van persoonsgegevens. Op grond van de Wbp mogen persoonsgegevens bijvoorbeeld alleen worden verzameld voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden en mogen ze niet worden verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met de doeleinden waarvoor ze zijn verkregen. Tenslotte is de vertrouwelijkheid van de inhoud van elektronisch dataverkeer in het algemeen gewaarborgd door de artikelen 138ab, 139a, 139c, 139d en 273d van het Wetboek van Strafrecht. Het afluisteren, aftappen of opnemen van telecommunicatie is, op enkele uitzonderingen na, op grond van deze artikelen verboden.

Lees de volledige beantwoordign hier (link)

IT 387

Informaticaprestaties kernbeding

Kantonrechter Rechtbank Utrecht 20 mei 2011, LJN BQ6664 (eisers tegen Proximedia B.V.)

Contractrecht. Websites. reflexwerking colportagewet. Beroep op dwaling, wanprestatie, is er sprake van een kernbeding, is dat beding evenwel onredelijk bezwarend?

Bij overeenkomst van 28 september 2006, genaamd “overeenkomst voor informaticaprestaties”, verplicht Proximedia zich tot terbeschikkingstelling aan [eisers] van een multimedia computer en een internetverbinding, het ontwerpen van een website en het verzorgen van een basisopleiding bij het personeel en het leveren van technische bijstand en een helpdesk. Binnen een week is er zowel telefonisch als per email aangegeven dat eiser contract wil annuleren, dat kan slechts tegen kosten. 14 mei 2009 wordt beroep gedaan op vernietigbaarheid, ontbinding, onredelijke bezwarend beding, dwaling en wanprestatie. Vorderingen worden afgewezen.

Vergelijk met RB 662, verder in citaten:

4.1.  [eisers] baseren hun vordering in conventie primair op de (reflexwerking van de) Colportagewet. Zij stellen dat zij materieel met een consument zijn te vergelijken, reden waarom hen via reflexwerking de bescherming toekomt van de Colportagewet.
Proximedia betwist dat aan hen die bescherming toekomt, reeds omdat zij niet te kwalificeren zijn als kleine zelfstandige (eenmanszaak) zonder personeel (ZZP-er), maar als een vennootschap onder firma. [eisers] hebben daartegenover naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende gesteld om te kunnen concluderen dat zij vergelijkbaar zijn met een consument. Het enkele feit dat zij geen werknemers in dienst hebben is onvoldoende. Zij hebben niets gesteld omtrent de omvang van hun onderneming, waarin zij beiden werkzaam zijn. Zij stellen dat zij door de vertegenwoordiger zijn bezocht op hun “woon- en/of bedrijfsadres”. De kantonrechter begrijpt uit de dagvaarding dat zij kantoor of filiaal houden op het adres waar de vertegenwoordiger van Proximedia hen beiden heeft bezocht en dat zij door deze derhalve niet zijn bezocht op hun woonadres. Uit de scheiding van zaaks- en woonadres in samenhang met de rechtsvorm van de onderneming kan worden opgemaakt dat het gaat om een iets grotere onderneming, die wat betreft de omvang niet te vergelijken is met de onderneming van een kleine zelfstandige. Daarnaast geldt dat zij vóór het bezoek van de vertegenwoordiger van Proximedia reeds beschikten over een website. Het afsluiten van een overeenkomst als de onderhavige behoort weliswaar niet tot de kernactiviteit van hun onderneming, deze rechtshandeling valt, gelet op de omvang van hun onderneming in samenhang met hun ervaring op het gebied van internetdiensten, echter wel binnen hun deskundigheid als ondernemer.
De kantonrechter komt tot de conclusie dat niet is komen vast te staan dat [eisers] materieel met een consument zijn te vergelijken. Hun beroep op de reflexwerking van de Colportagewet kan daarom niet slagen.

Dwaling: 4.4 (...) Mede gelet op het tijdsverloop tussen het sluiten van de overeenkomst en hun beroep op dwaling moet dit beroep daarom worden verworpen.

Wanprestatie: 4.5.  [eisers] beroepen zich op de ontbinding van de overeenkomst wegens wanprestatie. Zij stellen dat de kwaliteit van de website bedenkelijk is en daarom geen reclame voor hun onderneming. Tijdens de ontwikkeling van de website was de bestaande website uit de lucht gehaald omdat Proximedia hun domeinnaam had weggehaald bij de vorige provider. Toen de website klaar was bleek deze door de zoekmachines niet gevonden te worden.
Proximedia betwist dat zij haar verplichtingen uit de overeenkomst niet zou zijn nagekomen. Zij benadrukt dat [eisers] haar nooit hebben verzocht de website conform hun wensen aan te passen. Dat de bestaande website tijdens de ontwikkeling van de nieuwe website uit de lucht is, is niet meer dan logisch. Nadien is deze direct weer on-line gezet.
Op het moment dat [eisers] te kennen hebben gegeven dat de website niet goed en snel genoeg door de zoekmachines werd gevonden heeft Proximedia hen direct van informatie voorzien over hoe zij ervoor kunnen zorgen dat hun website beter wordt gevonden. Zij verwijst naar haar brief aan hen van 2 januari 2007.

4.6.  [eisers] hebben in reactie op dit verweer van Proximedia niet gesteld dat zij Proximedia hebben aangesproken op de door hen thans gestelde tekortkomingen in de nakoming van de overeenkomst. Proximedia heeft bij conclusie van antwoord in conventie/eis in reconventie als productie 5, 5de pagina een brief van [eisers] aan haar gedateerd 27 december 2006 overgelegd, waarin [eisers] zich erover beklagen dat de website onvindbaar is voor de zoekmachine van Google en waarin zij Proximedia een termijn van 10 werkdagen geven om ervoor te zorgen dat de website goed vindbaar wordt op het internet, bij gebreke waarvan zij de overeenkomst zullen ontbinden wegens wanprestatie. Proximedia heeft daarop schriftelijk gereageerd bij brief van 2 januari 2007 (productie 5,1ste pagina, bij conclusie van antwoord in conventie/eis in reconventie). Zij schrijft in die brief dat zij heeft gecontroleerd door welke zoekmachines de website op dat moment wel gevonden wordt en zij verstrekken aan [eisers] bij die brief een handleiding om de vindbaarheid van de website door zoekmachines te optimaliseren.
[eisers] hebben niet toegelicht dat en of het probleem na het toepassen van de aanwijzingen in de van Proximedia ontvangen handleiding is opgelost en - voor zover dit niet het geval bleek te zijn - wat zij vervolgens nog hebben ondernomen richting Proximedia.
De kantonrechter concludeert daarom dat Proximedia niet in verzuim is geraakt. Aan [eisers] komt daarom niet het recht toe de overeenkomst te ontbinden wegens wanprestatie.

Kernbeding 4.7.  Proximedia betwist de stelling van [eisers] dat artikel 7.1 een beding is in de zin van artikel 7:231 BW. Zij benadrukt dat dit beding voor haar van groot belang is. Zonder dit beding is het voor haar onacceptabel de overeenkomst te sluiten. Proximedia heeft voor [eisers] immers vele investeringen gedaan. In lijn met de parlementaire geschiedenis en de uitspraken van de Hoge Raad van 19 september 1997 (NJ 1998,6) en 21 februari 2003 (JOR 2003,103) dient op grond van objectieve maatstaven aangenomen te worden dat artikel 7.1 een kernbeding is.

2.4.  Artikel 7.1 van de overeenkomst luidt als volgt:
“Onverminderd de verlengingen die verband houden met eventueel gebruik van de optie zoals omschreven in artikel 11, wordt onderhavige Overeenkomst gesloten voor een onherroepelijke en niet reduceerbare termijn van 48 maanden. De Abonnee kan evenwel besluiten om de Overeenkomst te ontbinden mits de betaling van een ontbindingsvergoeding gelijk aan 60% van de nog niet vervallen maandelijkse betalingen voor de lopende periode. In alle andere gevallen van vervroegde contractbreuk door een handeling of een overtreding door de Abonnee, is deze ook gehouden om aan Proximedia, bij wijze van forfaitaire vergoeding, een som te betalen gelijk is aan 60% van de nog niet vervallen maandelijkse betalingen voor de lopende periode.
Als er geen ontbinding van de Overeenkomst wordt aangekondigd door de ene partij aan de andere, drie maanden voor de einddatum van de Overeenkomst, via een aangetekende brief met ontvangstbevestiging, dan wordt de Overeenkomst stilzwijgend verlengd voor een achtereenvolgende periode van één jaar.
In alle gevallen van beëindiging van de onderhavige Overeenkomst door het verstrijken van de termijn of door vervroegde ontbinding, is de Abonnee ook gehouden alle te zijner beschikking gestelde apparatuur onmiddellijk aan Proximedia terug te geven en wordt bij niet-naleving een dwangsom opgelegd van € 50,-- per dag vertraging.”

Onredelijk bezwarend: 4.13(...) Gelet op de aard van die overeenkomst kan een beding waarbij de ondernemer bij tussentijdse beëindiging aan Proximedia een vergoeding is verschuldigd voor reeds gemaakte kosten daarom naar het oordeel van de kantonrechter op zich niet als onredelijk bezwarend worden aangemerkt.

Lees de uitspraak hier (link / pdf)

IT 385

Via Google niet meer vindbaar maken

Rechtbank Zutphen 1 juni 2011, LJN BQ6672 (eiser tegen gedaagde & naam B.V.)

Eiser vordert van gedaagden een verbod om uitlatingen over eiser te doen en verwijdering van uitlatingen over hem van internet (websites, blogs en twitter). De voorzieningenrechter wijst de vorderingen toe. Tijdens een eerder kort geding hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten. Gedaagden hebben geen vordering tot wijziging of (gedeeltelijke) ontbinding van die overeenkomst ingesteld. Onweersproken is dat na het sluiten van de overeenkomst de berichten op het internet zijn geplaatst. Gelet op de inhoud van die berichten staat vast dat de afspraken zoals opgenomen in de vaststellingsovereenkomst niet zijn nagekomen. De vorderingen worden toegewezen.

5.2.  veroordeelt gedaagden om alle aan hen toe te rekenen uitlatingen over [eiser] en zijn activiteiten, in welke vorm dan ook, binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis van internet, onder andere van de navolgende, niet limitatieve lijst van websites en/of twitteraccounts:
- [site C];
- [site D];
- [site E];
- [site F]
- [site B];
- [twitteraccount A];
te (doen) verwijderen en verwijderd te houden, aldus dat die uitingen via Google niet meer zijn terug te vinden;

5.3.  veroordeelt gedaagden om het verspreiden van negatieve berichtgeving over [eiser] en de aan hem gelieerde personen en/of rechtspersonen in welk medium dan ook met onmiddellijke ingang na betekening van het te wijzen vonnis te staken en gestaakt te houden;

Lees de uitspraak hier (link / pdf).