DOSSIERS
Alle dossiers

Contracten  

IT 940

Voorbehouden gelden voor overige rechten

Hof 's-Gravenhage 23 oktober 2012, LJN BY3598 (Nalco tegen IBM)

Overeenkomstenrecht. Voorbehouden. Onderdeel van de door IBM geleverde diensten is onder meer het ontwikkelen van SAP-implementatie oplossingen en het assisteren bij de implementatie van SAP-software. IBM verbond zich er onder meer toe om de SAP-software te configureren zodat deze geschikt was voor Nalco wereldwijd en om deze vervolgens te implementeren bij een aantal vestigingen van Nalco in Europa. Het project werd “Aquarius”genoemd.

Geschil over het tekortschieten in de nakoming van een overeenkomst tot het configureren en implementeren van SAP-software. Het hof bekrachtigt het bestreden vonnis van 29 juli 2009, waarin heeft de rechtbank de vordering van Nalco afgewezen.

De rechtbank heeft daarbij onder meer overwogen: a) de overeengekomen data zijn geen vaste data maar schattingen die gedurende de duur van de overeenkomst naar verwachting bijgesteld zouden worden. b) Nalco heeft ook nagelaten aan te geven op welke wijze de gestelde schending van de informatieplicht de gestelde schade tot gevolg heeft gehad. c) IBM heeft het door Nalco gestelde hoge aantal incidenten met de software gemotiveerd betwist. Nalco heeft vervolgens nagelaten de omvang, de aard en de achtergrond van de gestelde incidenten dan wel anderszins het bestaan van de gestelde instabiele code nader te onderbouwen.

18. Nu naar het oordeel van het hof de “Change Authorisation” aldus moet worden uitgelegd dat partijen zich alleen hun overige rechten die geen betrekking hebben op het oorspronkelijk overeengekomen oplevertijdstip en budget hebben voorbehouden en kennelijk afstand hebben willen doen van hun rechten ten aanzien van het oorspronkelijke tijdstip en budget, brengt een redelijke uitleg van de “Change Authorisation” mee dat partijen hun eventuele voordien bestaande rechten ter zake het oorspronkelijk overeengekomen tijdstip (en budget) hebben prijsgegeven. Hierop strandt naar het oordeel van het hof ook de vordering voor zover die is gegrond op de stelling dat IBM toerekenbaar tekort is geschoten door Nalco niet tijdig en naar behoren te informeren dat het oorspronkelijk overeengekomen oplevertijdstip mogelijk gevaar liep (bv. memorie van grieven, alinea 2.4, onder b).

IT 939

Adequate verzekering voor minimaalbedrag van een miljoen

Vzr. Rechtbank Utrecht 16 november 2012, LJN BY3469 (IV-Water tegen Waterschap Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden / Tauw B.V.)

Purification

Europese openbare aanbestedingsprocedure ten behoeve van het sluiten van een raamovereenkomst voor technische adviesdiensten in verband met waterzuivering. Ongeldigverklaring inschrijving wegens het niet voldoen aan een geschiktheidseis, inhoudende dat de inschrijver voor een bedrag van minimaal € 1 miljoen verzekerd dient te zijn tegen de risico’s zoals genoemd in artikel 26.1 van de AWVODI-2010. Een behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijver had deze geschiktheidseis aldus kunnen begrijpen, dat de inschrijver voor een bedrag van minimaal € 1 miljoen verzekerd dient te zijn tegen elk van de in artikel 26.1 AWVODI-2010 genoemde risico’s en dat hiermee niet een totale dekking van minimaal € 1 miljoen voor deze risico’s wordt bedoeld. De wijziging in de Nota van Inlichtingen van het in het Beschrijvend document bekendgemaakte gunningscriterium is toegestaan, nu dit vóór het verstrijken van de termijn van inschrijving is gebeurd en deze wijziging tijdig aan alle potentiële inschrijvers bekend is gemaakt via ProjectNed, zodat zij hun inschrijving hierop hebben kunnen aanpassen.

2.4.  De aanbesteding, inclusief alle correspondentie en uitwisseling van informatie, heeft plaatsgevonden via de website van ProjectNed. Op 2 juli 2012 is het Beschrijvend document beschikbaar gesteld, waarin onder andere eisen zijn gesteld aan de geschiktheid van de inschrijver en - meer in het bijzonder - ten aanzien van de wijze waarop die inschrijver moet zijn verzekerd. Hierover is in paragraaf 5.3.3. het volgende bepaald:

“5.3.3 Verzekering
De inschrijver dient voor een bedrag van minimaal € 1 miljoen verzekerd te zijn tegen de risico’s, zoals genoemd in artikel 26 van de AWVODI-2010. Inschrijver dient hiertoe een bewijs te overleggen in de vorm van een kopie van een geldige verzekeringspolis of een verklaring van de verzekeringsmaatschappij.”

2.5.  De AWVODI-2010 bepaalt in artikel 26, eerste lid:
“26.   Verzekering
26.1.  Opdrachtnemer heeft zich adequaat verzekerd en zal zich adequaat verzekerd houden voor de navolgende risico’s:
a. beroepsaansprakelijkheid (risico’s die voortvloeien uit Beroepsfouten);
b. bedrijfsaansprakelijkheid (waaronder aansprakelijkheid voor schade toegebracht aan personen of zaken die eigendom zijn van Opdrachtgever);
c. verlies van en schade aan bedrijfsinventaris (waaronder door brand en diefstal), inclusief de zaken die eigendom zijn van Opdrachtgever.”

2.9.  HDSR heeft IV-Water op 4 oktober 2012 schriftelijk bericht dat haar bieding ongeldig is en dat zij wordt uitgesloten van verdere deelname aan de aanbesteding. HDSR heeft zich daarbij op het standpunt gesteld, dat IV-Water niet voldoet aan het bepaalde in paragraaf 5.3.3. van het Beschrijvend document (hierna: de verzekeringseis), omdat zij voor beroepsaansprakelijkheid slechts is verzekerd tot een bedrag van € 680.670,32 in plaats van € 1 miljoen.

4.4.  De voorzieningenrechter deelt het standpunt van HDSR dat een behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijver de verzekeringseis aldus had kunnen begrijpen, dat de inschrijver voor een bedrag van minimaal

€ 1 miljoen verzekerd dient te zijn tegen elk van de in artikel 26.1 AWVODI-2010 genoemde risico’s. Daarbij is niet alleen de taalkundige uitleg van de verzekeringseis van betekenis, zoals gegeven door de Taaladviesdienst, maar dient deze eis te worden gelezen in het licht van het gehele Beschrijvend document en de daarbij behorende bijlagen en komt het aan op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen van die bepaling.

4.5.  In dit geval is van belang dat het hier gaat om een opdracht voor het uitvoeren van technische adviesdiensten in verband met waterzuivering. HDSR heeft ter zitting gesteld dat uit de aard van de opdracht volgt dat een verkeerd advies enorme consequenties kan hebben en tot hoge schade kan leiden. Dit is door IV-Water niet gemotiveerd betwist. Gelet hierop is de uitleg die HDSR aan de verzekeringseis geeft, logisch. De door IV-Water voorgestane uitleg zou tot het ongerijmde en ongewenste resultaat kunnen leiden dat de beroepsaansprakelijkheid minimaal verzekerd kan zijn, mits de verzekerde som voor alle risico’s maar in totaal € 1 miljoen bedraagt. IV-Water heeft weliswaar gesteld dat er in artikel 26.1 AWVODI-2010 per risico een ondergrens wordt genoemd, namelijk dat er sprake dient te zijn van een adequate verzekering, maar deze term is zonder nadere invulling te vaag om de inschrijvers enig houvast te bieden bij de beoordeling of hun beroepsaansprakelijkheidsverzekering voldoende dekking biedt. Nu in de door HDSR gegeven uitleg de term adequate verzekering wel nader wordt ingevuld, namelijk een verzekering met een dekking van € 1 miljoen per risico, dient deze uitleg als het meest voor de hand liggend te worden beschouwd.

IT 934

Deugdelijk advies over doorontwikkeling 3D-visualisatie

Rechtbank Arnhem 31 oktober 2012, LJN BY2860 (Personal Space Technologies B.V. tegen Inspiro B.V.)

Contractenrecht. Software/hardware-opdracht. PS-Tech drijft een onderneming die zich richt op de ontwikkeling van 3D-visualisatie en 3D motion tracking (uitleg in r.o. 2.1). PS-Tech richt zich met name op toepassingen in de medische sector. Inspiro is een onderneming die zich richt op het (mede) ontwikkelen van ‘embedded solutions’, dat wil zeggen: het ontwikkelen van (computer)besturingssystemen die geïntegreerd worden in een specifiek apparaat, bijvoorbeeld een pacemaker. Partijen raakten in gesprek over de doorontwikkeling van de PST via twee ontwikkelrichtingen: optimaliseren (kostenreductie, miniaturisatie en actieve koeling overbodig maken én beveiliging intellectueel eigendom) en verhogen van performance. Na het uitbrengen van rapporten en emailwisseling, volgt de mededeling: "Na herhaald uitstel komen wij tot de conclusie dat Inspiro niet heeft geleverd. De opleverdata worden continue overschreden met daarbij de melding dat het iedere keer nog maanden gaat duren." en vorderen het geldbedrag voor de betaalde adviezen terug.

Of er sprake van een ondeugdelijk advies is wordt negatief geconcludeerd: Het Onderzoeksverslag Personal Space Tracker software herhaalt dat het onderzoek stap 1 is uit een stappenplan van de doorontwikkeling van de PST. Voor diverse specifiek genoemde elementen is nader onderzoek nodig.

De Bill of Materials - die is geleverd op verzoek van PS-Tech en vooruitlopend op een vervolgopdracht is gegeven - geen voorbode is (geweest) dat het onderzoeksverslag ondeugdelijk is. PS-Tech heeft onvoldoende geconcretiseerd waaruit kan worden afgeleid dat Inspiro gegarandeerd af zal leveren half juli 2011. Zeker nu op 15 juli 2011 werd gevraagd naar wat er nog moet gebeuren en wanneer dat opgeleverd kan gaan worden zonder te memoreren aan een fatale termijn.

Er is geen ondeugdelijk advies gegeven en de opdracht is naar behoren uitgevoerd. Vorderingen worden afgewezen.

 4.7. In dit kader dient het op 5 juni 2009 door Inspiro gepresenteerde ‘Onderzoeksverslag Personal Space Tracker software’ te worden bezien.

4.8. In de inleiding daarvan herhaalt Inspiro dat het onderzoek stap 1 is uit een stappenplan van de doorontwikkeling van de PST. Ook geeft zij aan wat precies is onderzocht. In hoofdstuk 2 geeft zij vervolgens een beschrijving van de gevonden softwareoptimalisaties en een inschatting van de performancewinst op basis van deze optimalisaties. In hoofdstuk 3 beschrijft Inspiro de meest geschikte hardware architectuur om de beoogde doelen te kunnen realiseren. Ook wordt onderbouwd welk deel van de software op FPGA gerealiseerd zou kunnen worden en worden er keuzes voor het FPGA en de processor beschreven. In hoofdstuk 4 geeft Inspiro weer welke opties er zijn om met de gekozen componenten uiteindelijk tot een concreet product te komen. Hoofdstuk 5 bevat de belangrijkste conclusies en hoofdstuk 6 beschrijft de aanbevelingen en vervolgstappen.

4.9. Met betrekking tot de door Inspiro aangedragen combinatie van COTS- en maatwerk FPGA-boards – waarvan PS-Tech stelt dat hiermee niet tot miniaturisatie en kostenreductie kan worden gekomen – vermeldt het onderzoeksverslag het volgende. In hoofdstuk 4 geeft Inspiro onder meer aan dat voor wat betreft de beschikbaarheid en continuïteit een combinatie van een COTS x86 processorboard met een maatwerk FPGA-board de beste oplossing is. In hoofdsuk 6 merkt zij in dit verband op dat het mogelijk interessanter is om COTS componenten te gebruiken dan maatwerk hardware. Dit zal afhankelijk zijn van prijzen en beschikbaarheid. Een combinatie van COTS en maatwerk is ook mogelijk. Wat het meest gunstig is zal onderzocht moeten worden. Meer in het algemeen vermeldt het onderzoeksrapport in hoofdstuk 5 dat met de gevonden optimalisaties en met toepassing van een FPGA het mogelijk is om naar een minder krachtige processor over te stappen. Zeer waarschijnlijk is hiermee een lagere kostprijs voor het totaalsysteem te realiseren. Onduidelijk is nog hoeveel lager dat dan precies zal zijn. Daarvoor is nader onderzoek nodig naar de prijzen van componenten en/of beschikbare producten.

4.10. Gelet op het voorgaande heeft Inspiro naar het oordeel van de rechtbank in het onderzoeksverslag geen concrete toezeggingen gedaan of garanties gegeven. Dit was ook niet de bedoeling van partijen. Het ging slechts om een haalbaarheidsonderzoek. Nader onderzoek zou moeten uitwijzen of daadwerkelijk kostenreductie en miniaturisatie realiseerbaar waren.

4.13. Naar het oordeel van de rechtbank heeft PS-Tech in het licht van deze stellingen van Inspiro onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld waaruit - als zij komen vast te staan - volgt dat als gevolg van de door Inspiro gemaakte Bill of Materials de conclusie van het onderzoeksverslag ondeugdelijk is. Of de door Inspiro als beste oplossing aangedragen combinatie van een COTS x86 processor met een maatwerk FPGA-board daadwerkelijk tot kostenreductie leidt, dient immers nader te worden onderzocht. Of zoals Inspiro ter comparitie heeft verklaard: “Uit de in juli 2011 ontvangen Bill of Materials heeft PS-Tech niet mogen afleiden dat er geen kostenreductie mogelijk was. Op dat moment kon die conclusie nog niet genomen worden. Dat was stap 3, maatwerk blob detectie hardwareboard ontwikkeling. De specificaties moesten nog doorgelopen worden en aan de hand daarvan kon de uiteindelijke hardware uitgezocht worden waarna er vervolgens over prijzen onderhandeld kon worden.”

Dat het onderzoeksverslag om een andere reden onjuist dan wel ondeugdelijk zou zijn, is gesteld noch gebleken. Dit bekent dat Inspiro op dit punt niet toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen. De vordering van PS-Tech, voor zover zij ziet op terugbetaling van de factuur van 29 mei 2009, zal dan ook worden afgewezen.

4.20. In het licht van het voorgaande heeft PS-Tech naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid dat Inspiro heeft gegarandeerd dat het werk half juli 2011 af zou zijn. Tevens heeft PS-Tech onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld waaruit volgt dat zij oplevering van het werk op deze of een andere datum van Inspiro heeft geëist. Als PS-Tech al de bedoeling heeft gehad om een bepaalde datum als fataal aan te merken, dan heeft in ieder geval te gelden dat uit de gedingstukken het beeld naar voren komt dat die datum in de praktijk door haar niet als zodanig is gehanteerd. Nergens blijkt immers uit dat PS-Tech op het moment van het verstrijken van de termijn hieraan (juridische) consequenties heeft verbonden. Integendeel: Inspiro is telkens met instemming en in ieder geval met medeweten van PS-Tech doorgegaan met de werkzaamheden van stap 1 van het project. Van een (mogelijk) fatale termijn is dan ook geen sprake. Aldus is Inspiro niet door overschrijding van deze termijn van rechtswege in verzuim komen te verkeren (artikel 6:83 aanhef en onder a BW). In hetgeen tussen partijen is besproken tijdens het overleg op 27 oktober 2011 ziet de rechtbank geen aanleiding om tot een andersluidend oordeel te concluderen.

IT 933

Verkeerde verwachtingen hebben geeft geen vrijwaring bemiddelingsovereenkomst

Rechtbank Rotterdam 7 november 2012, LJN BY2684, 338817 / HA ZA 09-2600 en 378535 / HA ZA 11-1157 (KRC B.V. tegen Teamsoft webdienst B.V)

Als randvermelding. Het gaat over een geschil over afwikkeling bemiddelingsovereenkomst; beroep op dwaling; provisiebetalingen; vrijwaring.

KRC en Teamsoft hebben een bemiddelingsovereenkomst gesloten waarbij een contract tot stand zou komen met een afnemer, voor gebruik van softwareprogrammatuur. KRC vordert betaling van de provisies. Teamsoft verweert zich door een beroep op dwaling en spreekt van wanprestatie. Teamsoft ging uit van de bijzondere ervaring in de zorgsector van KRC,  waardoor KRC geschikt zou zijn om de software van Teamsoft aan te bieden aan de zorgsector, dat bleek niet zo te zijn, aldus Teamsoft. 

De Rechtbank oordeelt dat de bewijslast in beginsel op KRC rust als eiseres in conventie, maar in deze situatie, waarin de verschuldigdheid van provisie moet blijken uit de administratie van Teamsoft en waarin KRC een duidelijke specificatie van haar vordering heeft gegeven, heeft Teamsoft de verplichting om haar opstelling nauwkeurig toe te lichten. Teamsoft heeft niet door concrete en onderbouwde stellingen duidelijk gemaakt dat KRC de implementatiewerkzaamheden bij die afnemers ondeugdelijk heeft verricht. De vordering tegen KRC tot het betalen van schadevergoeding moet afstuiten. Teamsoft moet de gevorderde provisie met rente aan KRC betalen.

5.4 De gestelde dwaling en misleiding zouden - als de rechtbank het goed begrijpt - blijkbaar hun grond vinden in het feit dat Teamsoft International er op basis van de beweringen van [A], [gedaagde] en [C] vanuit ging dat deze personen prominente posities in de zorgsector bekleedden dan wel bijzondere ervaring hadden met het implementeren van software in de zorgsector, waardoor zij bij uitstek geschikt zouden zijn om de software van Teamsoft International aan de zorgsector aan te bieden en dat deze combinatie van personen als vennootschap onder firma KGB naar buiten zou treden en bij de contacten met afnemers door hun kennis en ervaring geen onjuiste en overtrokken toezeggingen zou doen.

5.17 Uit de toelichtingen van partijen wordt niet duidelijk waarin dit verschil precies bestaat en wat daarvan precies de achtergrond is. Weliswaar rust op KRC als eiseres in conventie de last om haar vordering te bewijzen, doch in de gegeven situatie, waarin de verschuldigdheid van provisie mede moet blijken uit de administratie van Teamsoft c.s. en andere bij haar berustende gegevens en waarin KRC een duidelijke specificatie van haar vordering heeft gegeven, heeft Teamsoft c.s. de verplichting om haar opstelling en de feiten waarop zij deze baseert nauwkeurig de specificeren en toe te lichten en om deze met stukken te onderbouwen. Met dat doel zal de rechtbank de zaak naar de rol verwijzen voor het nemen van een akte door Teamsoft c.s.. KRC zal daar vervolgens op kunnen reageren. Een verder oordeel over de provisievordering in conventie wordt aangehouden.

5.23 Blijkens de inhoud van deze berichten hebben die klachten betrekking op het verloop van de implementatiewerkzaamheden (en de daarvoor berekende bedragen) en valt daarin niet de klacht te lezen dat vóór het afsluiten van het contract niet goed was onderzocht wat de specifieke eisen en wensen waren van deze afnemers en dat niet de juiste softwaremodules waren aangeboden en geleverd. Er is daarin ook geen sprake van verkeerde verwachtingen omtrent de software. Hetzelfde geldt voor enkele andere berichten van Roder Consult en Intend die Teamsoft c.s. nog in het geding heeft gebracht (prods. 3 en 5 bij haar nadere conclusie, met deels dezelfde berichten als de twee eerstbedoelde). Nu Teamsoft c.s. op dat punt geen nadere concrete feiten heeft gesteld die, indien bewezen, tot een ander oordeel zouden moeten leiden, concludeert de rechtbank dat het verwijt dat niet juist is geanalyseerd of geïnventariseerd welke software de afnemers nodig hadden en het verwijt dat verkeerde verwachtingen zijn gewekt over het beantwoorden van de software aan die behoefte niet steekhoudend zijn.

5.30 Teamsoft c.s. stelt niet dat zij met KRC was overeengekomen dat deze de nodige implementatiewerkzaamheden bij die afnemers zou verrichten. Zij stelt evenmin dat KRC jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld door het ondeugdelijk verrichten van implementatiewerkzaamheden bij die afnemers. Teamsoft c.s. heeft niet door concrete en onderbouwde stellingen duidelijk gemaakt dat [A], handelende namens KRC (en niet BBS), de implementatiewerkzaamheden bij die afnemers ondeugdelijk heeft verricht, terwijl evenmin duidelijk is dat dit jegens haar onzorgvuldig moet worden geacht. Daarop moet de tegen KRC gerichte vordering tot het geven van een verklaring voor recht en tot het betalen van schadevergoeding afstuiten.

5.31 De rechtbank komt tot de slotsom dat de reconventionele vordering dient te worden afgewezen, met veroordeling van Teamsoft c.s. in de proceskosten. Deze worden tot op heden begroot op nihil aan verschotten en op € 5.684,- (4 x € 1421,-) aan salaris van de advocaat.

7.2 Daaruit volgt ten eerste dat Teamsoft c.s. verplicht is om aan KRC provisie met rente te betalen, waarbij de totale omvang van deze provisie nog niet vaststaat, ten tweede dat KGB niet verplicht is de ontvangen provisie van
€ 67.467,26 terug te betalen

IT 932

In strijd met spam/harvesten bepaling gehandeld

Kantonrechter Rechtbank Rotterdam 2 november 2012, zaaknr. 1320252 CV EXPL 12-8002 (GayGroup B.V. tegen *** h.o.d.n. Feya Entertainment, La Belle)

Uitspraak ingezonden door Wouter Dammers en Arnoud Engelfriet, ICTRecht.

Algemene voorwaarden. Gay Group exploiteert de website Gay.nl, een platform voor dienstverlening gericht op homoseksuelen. *** organiseert feesten met als doelgroep homoseksuelen, heeft een Gay.nl-account aangemaakt en is daarmee akkoord gegaan met de algemene voorwaarden waar o.a. een spam/harvesten-bepaling in staat. *** heeft 378 berichten verstuurd met een wervende tekst voor haar Gay-minded dance event.

Voor vernietiging van het boetebeding ex 6:233 sub a BW omdat het onredelijk bezwarend zou zijn, zijn onvoldoende feiten en omstandigheden gebleken. Subsidiair beroep op 6:248 lid 2 BW slaagt evenmin. "Nu het feit dat *** procedeert met een toevoeging met de laagste eigen bijdrage, een indicatie oplevert dat haar financiële armslag beperkt is, ligt het in de rede dat het gewenste effect ook bij een lager op te leggen boetebedrag wordt bereikt. In die zin zal toewijzing van het gevorderde bedrag naar het oordeel van de kantonrechter leiden tot een onaanvaardbaar resultaat. Het gevorderde bedrag [red. €15.000] zal daarom worden gematigd tot €5.000."(r.o. 4.10)

4.6. (...) Niet valt in te zien dat en in hoeverre het beginnend ondernemerschap van *** en haar leeftijd van 22 jaar tot een ander oordeel zouden moeten leiden. *** heeft er zelf voor gekozen op deze leeftijd een eigen onderneming te beginnen.

4.7. Verder zij opgemerkt dat *** ondanks dat haar account werd geblokkeerd en door Gay Group via facebook en per e-mail is gewezen op het verschuldigd worden van een boete omdat zij e-mailberichten had verzonden op de website, via een nieuw account wederom e-mailberichten heeft verzonden. Dat *** ondanks de waarschuwing is doorgegaan is een omstandigheid die voor haar rekening en risico komt. Een en ander overziend, komt de kantonrechter dan ook tot het oordeel dat toepassing van het boetebeding in onderhavige geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is.

IT 926

Proximedia had Patisserie bedenktijd moeten geven

Rechtbank Dordrecht 4 oktober 2012, LJN BY1841  (Proximedia tegen Patisserie Kapinga)

Tussen Proximedia en de Patisserie Kapinga is een overeenkomst gesloten ter ontwikkeling van een website met CSM. Proximedia vordert nakoming van de overeenkomst. Het verweer gedaagde dat sprake is van bedrog slaagt niet. Een beroep op oneigenlijke dwaling slaagt wel. Bovendien is er sprake van misbruik van omstandigheden door gebruik agressieve verkoopmethode. De Rechtbank wijst de vordering van nakoming van de overeenkomst af.

5.5.  Als onweersproken staat het volgende vast. Op 27 september 2011 was Kapinga, anders dan normaal, als enige werkzaam in de patisserie en moest hij zowel zijn normale werkzaamheden in de productie als de verkoopwerkzaamheden in de winkel voor zijn rekening nemen. Tijdens de uitleg van de vertegenwoordigers van BeUp is Kapinga ongeveer tien keer weggelopen om klanten in de winkel van dienst te zijn. Na ongeveer twee uur heeft Kapinga, nadat de vertegenwoordigers van BeUp hem hadden medegedeeld dat hij alleen met ondertekening van de overeenkomst op dat moment recht had op de speciale actievoorwaarden, de overeenkomst zonder deze te lezen getekend.

5.6. Onder deze omstandigheden hadden de vertegenwoordigers van BeUp moeten begrijpen dat Kapinga graag snel weer beschikbaar wilde zijn voor zijn klanten en hij derhalve de overeenkomst heeft getekend terwijl hij niet goed op de hoogte was van de voorwaarden die daaraan verbonden waren en zonder dat hij wilde dat de overeenkomst tot stand zou komen. Als gevolg van deze bijzondere omstandigheid dekte de verklaring - de handtekening van Kapinga onder de overeenkomst - dus niet zijn wil om de overeenkomst aan te gaan. Het gevolg hiervan is dat de overeenkomst geacht wordt niet tot stand te zijn gekomen. De administratiekosten zijn door Kapinga dus zonder rechtsgrond en derhalve onverschuldigd aan BeUp betaald. De in reconventie gevorderde terugbetaling aan Kapinga van de administratiekosten ad € 90,00 zal dan ook worden toegewezen.

5.7. Ten overvloede wordt nog het volgende overwogen. Indien al geen sprake is geweest van oneigenlijke dwaling, is de wil van Kapinga tot het sluiten van deze overeenkomst gebrekkig tot stand gekomen. BeUp had moeten begrijpen, dat een druk bezette middenstander, die steeds het verkoopgesprek moet onderbreken en die van websites e.d. geen verstand heeft, is bewogen tot het sluiten van deze overeenkomst door de druk van de door BeUp gecreëerde omstandigheden. Twee medewerkers van BeUp hebben twee uur op de met digitale zaken onervaren Kapinga ingepraat en zij hebben een voor Kapinga als digitale leek weinig inzichtelijk contract ter tekening voorgelegd met de mededeling dat later tekenen duurder zou zijn. BeUp had moeten begrijpen, dat Kapinga geen juist beeld had van zijn rechten en plichten. De medewerkers van BeUp hadden de informatie bij Kapinga moeten achterlaten en hem enige bedenktijd moeten gunnen. Nu zij voor deze agressieve verkoopmethode hebben gekozen, hebben zij misbruik gemaakt van de hiervoor genoemde omstandigheden. Kapinga heeft de overeenkomst met succes vernietigd met zijn brief van 7 oktober 2011. De rechtsgevolgen van vernietiging zijn hetzelfde als hiervoor in de laatste alinea van 5.6 is omschreven.

De kantonrechter:
wijst de vorderingen af

IT 922

Funda hoeft uitgebreide kantoorpagina niet te faciliteren, in stand houden of te gedogen

Vzr. Rechtbank Utrecht 31 oktober 2012, LJN BY1677 (Vastgoedpro tegen Funda Real Estate B.V. en NVM)

Tot eind 2007 konden alleen NVM makelaars hun woningaanbod op funda.nl onder de aandacht van het publiek brengen. Vanaf eind januari 2009 wordt conform een in december 2008 gesloten samenwerkingsovereenkomst ook het woningaanbod van niet NVM-makelaars, zoals leden van (de rechtsvoorgangster van) VastgoedPro, op funda.nl gepresenteerd. Uitgangspunt daarbij was dat NVM en haar leden een voorkeurspositie hebben ten opzichte van leden van VastgoedPro en andere organisaties.

In de nieuwsflits d.d. 21 juni 2012 heeft Funda Vastgoedpro (en nadoorzending ook haar leden) gewezen op een nieuwe functionaliteit tot het invoeren van een aantal extra velden over uw kantoor op onze site. Echter dit betrof een interne operationele fout van funda die per heden wordt hersteld. Dit betekent concreet voor u dat het niet meer mogelijk is gegevens in te voeren of te wijzigen op de extra invoervelden met kantoorinformatie.

Vastgoedpro vordert dat Funda de kantoorpagina's en de extra mogelijkheden in stand te houden.

Het is niet aannemelijk geworden dat Funda Real Estate en/of Funda en/of NVM verplicht zijn om de uitgebreide kantoorpagina op funda zoals die is aangeboden na het e-mailbericht van 21 juni 2012 aan de leden van VastgoedPro te faciliteren, in stand te houden en te gedogen. Geen afzonderlijke overeenkomst tot stand gekomen. Sprake van vergissing. Geen sprake van onrechtmatige handelen en rechtsverwerking.

 


4.9.  Het voorgaande leidt tot de conclusie dat niet aannemelijk is dat sprake is geweest van een rechtsgeldig en onaantastbaar aanbod. Dit betekent dat niet kan worden geconcludeerd dat de door VastgoedPro c.s. gestelde afzonderlijke overeenkomst tot stand is gekomen. Wat VastgoedPro c.s. heeft aangevoerd over de aanvaarding van de in het
e-mailbericht van 21 juni 2012 geboden mogelijkheid tot uitbreiding van de kantoorpagina en de opzegbaarheid van de door haar gestelde afzonderlijke overeenkomst kan daarom onbesproken blijven.

4.10.1.  Als onrechtmatige daad worden aangemerkt een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met wat volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, een en ander behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond (artikel 6:162, tweede lid, BW).

4.10.2.  Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat het aannemelijk is dat sprake is geweest van een vergissing van Funda Real Estate en dat VastgoedPro c.s. daarop bedacht diende te zijn geweest: het was niet de bedoeling dat VastgoedPro c.s. en de leden van VastgoedPro zich gratis op de website van haar concurrent, NVM, zou kunnen profileren. Het herstellen van een vergissing is, in beginsel, niet in strijd te achten met wat volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Integendeel, uitgangspunt is dat een vergissing moet kunnen worden hersteld. Het gaat in dit geval om een voor
Funda Real Estate c.s. en NVM verstrekkende vergissing. Door deze vergissing worden niet
NVM-makelaars, zoals leden van VastgoedPro, in de gelegenheid gesteld om zichzelf gratis op de website van hun concurrent, NVM, te profileren. Slechts zwaarwegende omstandigheden kunnen ertoe leiden dat het herstellen van deze verstrekkende vergissing in strijd moet worden geacht met wat volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Deze zwaarwegende omstandigheden zijn niet gesteld of gebleken.
VastgoedPro c.s. heeft tijdelijk gebruik kunnen maken van een kantoorpagina op funda.nl waarop zij gelet op wat hiervoor is overwogen geen recht had. In tegenstelling tot wat VastgoedPro c.s. betoogt, is de uitgebreide kantoorpagina niet voor lange duur actief geweest, namelijk slechts voor de periode van 21 juni 2012 tot
1 november 2012, met dien verstande dat het per 2 oktober 2012 al niet meer mogelijk was om gebruik te maken van de extra functionaliteiten. [directeur Funda Real Estate] heeft bovendien op
25 september 2012 al aan VastgoedPro laten weten dat sprake was van een vergissing, zodat VastgoedPro al vanaf die datum er rekening mee moest houden dat haar leden binnen afzienbare tijd geen gebruik meer zouden kunnen maken van de uitgebreide kantoorpagina.
Verder geldt dat ook in het geval van de uitgebreide kantoorpagina niet kan worden gezocht op de naam van een VastgoedPro-makelaar. Alleen indien een woning van een VastgoedPro makelaar wordt bekeken, kan ook zijn kantoorpagina worden bekeken. Dat – zoals VastgoedPro c.s. aanvoert – de VastgoedPro-makelaars door hun opdrachtgevers en woningzoekenden erop worden aangekeken dat zij ineens niet meer als kantoor zichtbaar zijn op funda.nl. komt de voorzieningenrechter dan ook onwaarschijnlijk voor. Er zijn ook geen aanknopingspunten dat dit wel het geval is. Bovendien geldt dat zij nog wel als kantoor zichtbaar zijn, omdat vanaf 1 november 2012 de kantoorpagina wordt aangeboden zoals in de samenwerkingsovereenkomst is afgesproken.
Dat VastgoedPro door het herstellen van de vergissing vertrouwen en aantrekkelijkheid verliest bij haar bestaande en nieuwe leden komt de voorzieningenrechter evenmin aannemelijk voor. VastgoedPro c.s. moet in staat worden geacht om aan haar leden uit te leggen dat het aanbieden van de nieuwe kantoorpagina op een vergissing berustte. Zij kan daartoe zo nodig dit vonnis gebruiken.
De omstandigheid dat er voor VastgoedPro c.s. geen alternatief in de vorm van een concurrent van funda.nl is, levert gelet op wat hiervoor al is overwogen ook geen zwaarwegende omstandigheid op.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat niet aannemelijk is geworden dat sprake is van onrechtmatig handelen van Funda Real Estate c.s. en NVM.

Rechtsverwerking
4.11.  Het standpunt van VastgoedPro c.s. dat sprake zou zijn van rechtsverwerking wordt eveneens verworpen. Het enkel stilzitten is onvoldoende om rechtsverwerking aan te nemen. Bovendien volgt uit wat in rechtsoverweging 4.10 is overwogen, dat de uitgebreide kantoorpagina niet voor lange duur actief is geweest en dat [directeur Funda Real Estate] namens
Funda Real Estate c.s. al op 25 september 2012 (drie maanden na het aanbieden van de mogelijkheid) heeft laten weten dat sprake was van een vergissing.
IT 920

Analyse van momentopname van hack rechtvaardigt niet de opzegging

Rechtbank Utrecht 17 oktober 2012, zaaknr. 308617 / HA ZA 11-1288 (Triple P Nederland B.V. tegen CMS Derks Star Busmann N.v.)

Téléphone ancien

Uitspraak ingezonden door Wouter Seinen, CMS Derks Star Busmann.

Contractenrecht. Ontbinding. Tussen Triple P en CMS is een serviceovereenkomst gesloten betreffende een telefonieomgeving. Via een hack is er op kosten van CMS naar het buitenland gebeld. Er is wederom een hack geweest en nu bleek dat de DISA functie nog steeds uitstond. CMS heeft bij een brief de ontbinding van de serviceovereenkomst ingeroepen met terugwerkende kracht.

4.9. De uitkomst van de analyse, waarop CMS haar stelling baseert dat Triple P tekort is geschoten in haar verplichtingen, geeft geen inzicht in de werkzaamheden die Triple P aan het telefoonsysteem heeft verricht. Immers, de analyse heeft betrekking op twee verschillende data en laat niet zien op welke momenten en door wie wijzigingen zijn doorgevoerd. Buiten Triple P kunnen wijzigingen in het systeem ook zijn aangebracht door hiervoor opgeleide medewerkers van CMS of door externen die misbruik van het systeem hebben willen maken. De analyse van Simac geeft dan ook alleen momentopnames en laat zien dat de instellingen op die momenten verkeerd stonden. Het geeft geen inzicht in de handelswijze van Triple P. De uitkomst van de analyse van Simac, dat op de door haar onderzochte momenten niet alle RAD poorten in een huntgroep stonden, rechtvaardigt dan ook niet de conclusie dat Triple P tekort is geschoten in de uitvoering van haar verplichtingen uit de overeenkomst.

CMS wordt veroordeeld om aan Triple P een bedrag van €84.030,45 te betalen vermeerderd met de contractuele rente van 1% per maand.

4.10 Uit het voorgaande volgt dat CMS niet door de buitengerechtelijke ontbinding is beëindigd, was CMS van 31 maart 2010 tot aan 1 mei 2012 gehouden om de maandelijkse betaling te verrichten. CMS heeft aangevoerd dat Triple P na 31 maart 2010 geen werkzaamheden heeft hoeven te verrichten ten behoeve van CMS en dat zij daarmee kosten heeft bespaard, welke besparing volgens CMS in de hoogte van het toe te wijzen bedragen dient te worden meegenomen.
IT 912

Een cloudescrow of niet?

M. Korpershoek, 'Een cloudescrow of niet?', eerder verschenen in Automatiseringsgids 10'12.

Juridische nevels

In 2006 heeft de Hoge Raad het zogenaamde Nebula-arrest gewezen. Nebula (nevel in het Latijn) was een bedrijf dat failliet ging in 1999. De curator beëindigde in verband met het faillissement een recht op het gebruik van een woning. De Hoge Raad oordeelde dat de curator het gebruiksrecht mocht beëindigen. Vervolgens is er een hevig debat uitgebroken onder IT-juristen over de vraag of een curator ook softwarelicentieovereenkomsten en escrowovereenkomsten mag beëindigen. Dit debat is nog steeds bezig. Zolang de Hoge Raad hier geen uitspraak over heeft gedaan of goede wetgeving uit Den Haag of Europa meer zekerheid biedt, is het van belang te laten controleren of de escrowovereenkomst zoveel mogelijk Nebula-proof is.

Oplossingen voor continuïteit van de cloud

Een bijdrage van Marianne Korpershoek, Louwers IP|Technology Advocaten.

Regelmatig blijkt de escrow waardeloos te zijn vanwege juridische en/of technische mankementen.

Als een leverancier failliet gaat, kan een escrowregeling uitkomst bieden. Maar in veel gevallen zijn die regelingen waardeloos, zegt Marianne Korpershoek. Bij het toepassen van cloudcomputing nemen de problemen alleen maar toe. Afnemers hebben meer tijd nodig om goede keuzes te maken. Bovendien is het de vraag of een goede cloudescrow wel te betalen is.

Software is de afgelopen dertig à veertig jaar onontbeerlijk geworden voor de bedrijfsvoering. In die jaren is ook gezocht naar oplossingen om ervoor te zorgen dat een bedrijf door kan blijven werken met de bestaande systemen wanneer zijn leverancier failliet gaat of gewoon stopt. De oplossing wordt gevonden in een zogenaamde escrowovereenkomst. Wat alleen vaak wordt vergeten is dat zo’n overeenkomst bestaat in vele vormen. Regelmatig blijkt de escrow waardeloos te zijn omdat er sprake is van juridische en/of technische mankementen. Ook is vaak helemaal niet duidelijk of de gewenste continuïteit mogelijk of financieel haalbaar is. Ten slotte gaan steeds meer bedrijven over op het gebruik van applicaties in de cloud. Bij het gebruik van cloudcomputing biedt traditionele escrow niet voldoende soelaas en is het de vraag of goede cloudescrow wel te betalen is. In het schema worden de verschillende vormen van cloudescrow genoemd. Maar eerst, in het kort, iets over escrow in zijn kale vorm en een aantal handvatten om te bepalen of en welke vorm van escrow nodig is.

Handen vol geld
Zoals gezegd wil een afnemer een escrowregeling om de continuïteit van zijn applicaties te garanderen bij faillissement van zijn leverancier. Wanneer de leverancier zijn broncode en documentatie aan al zijn afnemers zou geven dan zou continuïteit geen groot issue zijn. Met broncode en documentatie kunnen ook andere bedrijven de software onderhouden. In de broncode en documentatie zit echter wel alle know-how van de leverancier. Het is dus heel begrijpelijk dat zij niet zo maar aan de afnemer worden verstrekt.

Escrow is in zijn meest basale vorm een depot van de broncode van software, meestal buiten de macht van de eigenaar van die software, vergezeld van een overeenkomst die het gebruik en de aanpassing van de software regelt mocht de eigenaar failliet gaan. Een dvd of een usb-stick met de broncode in een verzegelde envelop in de kluis van een notaris, heet al vaak een escrow. Omdat er in geen enkele wet ook maar iets geregeld is over software-escrow moet de afnemer er maar op vertrouwen dat hij ook echt iets heeft aan de escrowregeling. Iedereen mag zich escrowagent noemen. De afnemers van escrowdiensten zullen zelf moeten controleren of die agent ook de verwachte continuïteit kan garanderen. Wanneer de escrow niet goed geregeld is, ontstaan er bij het faillissement allerlei problemen. De broncode die op de drager staat blijkt niet te compileren tot een executable. De broncode is niet of slecht gedocumenteerd zodat onderhoud niet mogelijk is. Of de broncode blijkt niet up-to-date.

Bij cloudcomputing zijn de problemen nog groter. Niet alleen de escrowovereenkomst dient alle juridische problemen te tackelen, er moeten ook allerlei technische maatregelen worden genomen. Ook al is de broncode helemaal in orde, een systeem volledig inrichten met alle relevante applicaties en data is een ander verhaal. Dat kan veel tijd in beslag nemen en wanneer je volledig afhankelijk bent van de cloud, heb je die tijd vaak niet. Dat is op te lossen door met twee volledig gesynchroniseerde systemen te werken, maar dat kost vaak handen vol geld.

Daarom dienen er met het oog op de kosten, goede keuzes gemaakt te worden bij het afsluiten van een cloudescrow. Nog meer dan voor de traditionele escrow geldt, moet de afnemer goed nadenken wat de risico’s zijn voor zijn bedrijf bij het faillissement van zijn cloudleverancier. Als je gekozen hebt voor een leverancier met een SLA die maximale continuïteit eist, dan moet je je afvragen of en hoe deze SLA gegarandeerd kan worden wanneer de leverancier failliet gaat. Wanneer het noodzakelijk is voor de bedrijfscontinuïteit dan betekent dat dat het uitonderhandelen van de cloudovereenkomst net zoveel tijd in beslag zal nemen als het uitonderhandelen van de SLA.

Een andere mogelijkheid is dat de afnemer zich afvraagt of een plan B mogelijk is. Bijvoorbeeld wanneer het bedrijfsproces in de cloud redelijk snel ergens anders of op eigen systemen ondergebracht kan worden. De gebruikte data moeten dan wel redelijk makkelijk op andere applicaties verwerkt kunnen worden. Dan is het zaak om plan B goed in te richten, te testen en ervoor te zorgen dat de data die ondergebracht zijn in de cloud regelmatig teruggeleverd worden. Uiteraard is het raadzaam dat er zo nu en dan een ‘ontruimingsoefening’ wordt gedaan om te checken of het systeem werkt.

Voor een leverancier kan het een unique selling point zijn, wanneer hij niet alleen een goede SLA heeft, maar afnemers ook kunnen kiezen voor een op hun behoeften toegesneden cloudescrow.

Kiezen
Zolang er geen goede wettelijke regeling is voor de rechten van de afnemer bij het faillissement van zijn software- of cloudleverancier of er geen goede geaccepteerde standaarden zijn ontwikkeld, is het van belang om bij de keuze voor een bepaalde oplossing ook de gewenste continuïteit bij het failliet gaan van de leverancier mee te nemen. Als de belangen groot zijn, zullen er bij het maken van een keuze al snel een softwareconsultant en jurist betrokken moeten worden.

Voordat een afnemer kiest voor een bepaald systeem moet hij zich afvragen wat de risico’s zijn wanneer de leverancier van het systeem failliet gaat. Ligt het bedrijf dan volledig plat? Of is er tijd om oplossingen te vinden door bijvoorbeeld voor andere systemen en/of applicaties te kiezen of door de systemen door andere leveranciers te laten onderhouden. Wanneer de risico’s groot zijn, is het van het grootste belang dat er veel aandacht wordt besteed aan de continuïteit, zowel op technisch, organisatorisch als juridisch vlak. Een goede oplossing die continuïteit op de korte termijn garandeert zal tijd en een forse investering vergen. Wanneer de risico’s klein zijn kun je je afvragen of een escrowregeling wel nodig is. Het kan al voldoende zijn om ervoor te zorgen dat de data bijvoorbeeld in een regelmatige backup in een gemakkelijk porteerbaar formaat snel weer voor handen zijn.

Wanneer een leverancier een escrowregeling aanbiedt is het belangrijk helder te krijgen wat de escrow betekent bij faillissement. Soms zijn escrowregelingen optioneel. Het is belangrijk je af te vragen of de leverancier wel waar voor zijn geld biedt. Wanneer een escrowregeling onderdeel is van het totaalpakket, is het van belang om je af te vragen of de regeling voldoende is. Wanneer het gaat om belangrijke bedrijfsprocessen die in de cloud ondergebracht worden, is het zaak om de bestaande escrowregeling van de leverancier kritisch, zowel juridisch als technisch, tegen het licht te houden.

IT 913

Proximedia zal betaald worden volgens de overeenkomst

Rechtbank Utrecht 8 augustus 2012, LJN BY0563 (Proximedia tegen gedaagden)

Proximedia en gedaagden is een overeenkomst voor informaticaprestaties gesloten. De overeenkomst is schriftelijk vastgelegd en door beide partijen ondertekend. Gedaagden waren niet tevreden met de service van Proximedia en weigeren te betalen. Proximedia vordert betaling van de overeenkomst. Gedaagden stellen zich op dwaling, Proximedia heeft wanprestatie gepleegd en gedaagden stellen dat er sprake is van een onredelijk bezwarend beding. De Rechtbank oordeelt dat gedaagden te weinig bewijs ter onderbouwing van de stellingen, gedaagden zullen de openstaande facturen van Proximedia betalen.

Dwaling
4.6.  De rechtbank overweegt dat [gedaagden], nu Proximedia gemotiveerd betwist dat [gedaagden] door toedoen of nalaten van de vertegenwoordiger heeft gedwaald bij het sluiten van de overeenkomst, haar beroep op dwaling niet voldoende feitelijk heeft onderbouwd, mede in het licht van de tekst van de overeenkomst en het feit dat [gedaagden] eerst na verloop van twee en een half jaar – en nadat door partijen gedurende geruime tijd uitvoering is gegeven aan die overeenkomst – een beroep op dwaling heeft gedaan. [gedaagden] heeft in dit kader in reactie op de gemotiveerde betwisting daarvan door Proximedia, niet kunnen volstaan met het herhalen van de enkele stelling dat door de vertegenwoordiger van Proximedia niet gewezen is op de looptijd van de overeenkomst noch op het boetebeding. Het lag op de weg van [gedaagden] haar stellingen nader te onderbouwen. [gedaagden] is bovendien niet ingegaan op de stelling van Proximedia dat de “niet reduceerbare en onherroepelijke” contractsduur van 48 maanden alsook de verplichting om 60% van de resterende maandelijkse termijnen te betalen bij tussentijdse beëindiging van de overeenkomst voldoende duidelijk uit de door hem ondertekende overeenkomst blijken. [gedaagden] heeft zich in dit kader beperkt tot de stelling dat zij de overeenkomst niet heeft gelezen omdat zij het verhaal van de vertegenwoordiger goed vonden en er ‘alle vertrouwen in hadden’. [gedaagden] heeft tegenover de betwisting van Proximedia niet nader toegelicht waardoor zij zich onder druk gezet voelde om snel te tekenen, noch waarom zij de overeenkomst heeft getekend (kennelijk) zonder deze door te lezen, anders dan met hetgeen hiervoor is weergegeven. Ook indien juist zou zijn dat Proximedia niet heeft geleverd wat is overeengekomen, dan kan dit niet leiden tot de vernietigbaarheid van de overeenkomst wegens dwaling. In dat geval is mogelijk sprake van wanprestatie (zie hierna onder 4.8 e.v.).
Geconcludeerd wordt dat [gedaagden] haar beroep op dwaling - gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door Proximedia en in het licht van de hiervoor omschreven omstandigheden - onvoldoende met concrete feiten en omstandigheden heeft onderbouwd. Dit betekent dat niet zal worden toegekomen aan bewijslevering zodat het beroep op dwaling zal worden verworpen.

Wanprestatie

4.9.   De rechtbank is van oordeel dat [gedaagden] - gelet op de gemotiveerde betwisting door Proximedia - onvoldoende heeft onderbouwd dat er sprake is geweest van wanprestatie aan de zijde van Proximedia. [gedaagden] heeft in dit kader slechts verwezen naar een aantal e-mails en brieven maar niet concreet uiteengezet waaruit deze tekortkomingen hebben bestaan. Voorts heeft te gelden dat, zoals Proximedia stelt, uit de door [gedaagden] in het geding gebrachte stukken, niet valt af te leiden dat [gedaagden] Proximedia op enig moment in gebreke heeft gesteld. Gesteld noch gebleken is immers dat [gedaagden] Proximedia op enig moment in gebreke heeft gesteld ter zake de laptop of de opleiding. Ter zake de verplichtingen van Proximedia ten aanzien van de website heeft te gelden dat [gedaagden] Proximedia weliswaar kenbaar heeft gemaakt dat zij niet tevreden is over de wijze waarop Proximedia de overeenkomst uitvoerde, maar dat [gedaagden] Proximedia op enig moment een schriftelijke aanmaning heeft gestuurd waarbij Proximedia een termijn voor nakoming is gesteld, is niet gebleken. [gedaagden] wijst in dit kader op het e-mail bericht van 10 september 2009, die als een ingebrekestelling dient te worden aangemerkt. De rechtbank is evenwel van oordeel dat dit e-mail bericht niet als zodanig kan worden aangemerkt. Weliswaar stelt [gedaagden] hierin dat zij haar betalingsverplichting opschort, maar daarmee voldoet dit bericht niet aan de vereisten van een deugdelijke ingebrekestelling. Daarenboven heeft te gelden dat, zoals door [gedaagden] is erkend, [gedaagden] nadien is bezocht door een technicus van Proximedia. [gedaagden] erkent dit bezoek maar stelt dat deze technicus het probleem niet heeft kunnen verhelpen waarna zij op 23 oktober 2009 de overeenkomst heeft ontbonden. Proximedia heeft de ontvangst van deze brief betwist, onder meer door te stellen dat uit die brief niet blijkt dat deze aan Proximedia is verzonden en voorts ook niet valt te rijmen met de nadien door Proximedia verzonden brieven. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagden] de stellingen van Proximedia op dit punt onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Zij heeft in dat kader slechts herhaald dat zij de brief heeft verzonden en daarbij aangegeven niet te weten op welke wijze dat is gebeurd. Het had evenwel op de weg van [gedaagden] gelegen om - juist gelet op de inhoud van de brief waaruit inderdaad niet blijkt aan wie die is gericht en de inhoud veeleer weg heeft van een opsomming van de gebeurtenissen aan een derde - haar stellingen op dit punt nader te onderbouwen. Zij had dit bijvoorbeeld kunnen doen door aan te geven aan wie/naar welk adres deze brief is verzonden en waarom zij op geen enkele van de vele nadien door Proximedia aan haar toegezonden brieven heeft gereageerd, hetgeen, zoals Proximedia ook stelt, wel voor de hand had gelegen indien zij daadwerkelijk van oordeel was dat zij de overeenkomst reeds had beëindigd. Nu [gedaagden] haar stellingen op dit punt niet voldoende heeft onderbouwd, en daarmee niet heeft voldaan aan de op haar rustende stelplicht wordt niet toegekomen aan bewijs zodat het in dit kader door [gedaagden] gedane bewijsaanbod wordt gepasseerd.

Onredelijk bezwarend beding
4.13.  Het beding dat opgenomen is in artikel 7.1 van de overeenkomst is naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als een beding in de zin van artikel 6:91 BW, nu [gedaagden] gehouden is in het geval van een tekortkoming in de nakoming van zijn verbintenis een (forfaitaire) schadevergoeding te voldoen ter hoogte van 60 procent van de resterende termijnen. Nu [gedaagden] toerekenbaar tekort geschoten is, is zij op grond van artikel 7.1 verplicht een schadevergoeding te voldoen. Het beroep van [gedaagden] op de vernietigbaarheid van artikel 7.1 op grond van 6:233 sub a BW wordt verworpen, nu artikel 7.1 van de overeenkomst als zodanig niet als onredelijk bezwarend aan te merken is. Hierbij wordt meegewogen dat de rechtbank de bevoegdheid heeft om de hoogte van de forfaitaire schadevergoeding te matigen (artikel 6:94 lid 1 BW).