DOSSIERS
Alle dossiers

Contracten  

IT 677

Diensten falen: ook leaseovereenkomst ontbindbaar

HR 20 januari 2012, LJN BU3162 (Agfa/Foto Noort)

Als onderdeel van veel IT-dienstcontracten worden leasecontracten gesloten. De IT-dienstverlener levert dan de IT-diensten, een dochterondernemer of bank least de betrokken hardware aan de klant. Een scherpe IT-jurist koppelt deze contracten natuurlijk al aan elkaar. Als de dienstverlening faalt, moet de klant ook van de lease af kunnen. Daar zul je doorgaans een apart artikel voor moeten opnemen in het leasecontract, want standaard zul je ze niet aantreffen. De HR komt de klant die niet zo'n bepaling heeft bedongen te hulp.

Met dank aan Polo van der Putt, Vondst Advocaten. 

In onderhavige zaak ging het om een filmlaboratorium terzake waarvan Agfa Europe diensten zou verrichten aan de klant (de hoofdovereenkomst, een huurkoopovereenkomst). Samenhangend met deze overeenkomst sloot de klant een leaseovereenkomst met Agfa Finance. De feiten in deze zaak zijn voor het overige erg specifiek. De algemene rechtsregel die de HR geeft, lijkt echter generiek toe te passen:

"In cassatie is niet bestreden dat AgfaPhoto Netherlands is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de huurkoopovereenkomst jegens Foto Noort c.s. en dat die tekortkoming zo ernstig is dat zij ontbinding van deze overeenkomst kan rechtvaardigen (zie de onbestreden rov. 4.5.1-4.5.5). Het oordeel van het hof moet aldus worden verstaan dat, gelet op de nauwe feitelijk-economische samenhang tussen de huurkoopovereenkomst en de financieringsovereenkomst, de tekortkoming in de huurkoopovereenkomst naar redelijkheid en billijkheid de door Foto Noort c.s. gevorderde ontbinding van de financieringsovereenkomst rechtvaardigt". [r.o. 3.5.3.]

Deze rechtsregel komt mij alleszins redelijk voor. Een leaseovereenkomst die samen met een hoofdovereenkomst wordt gesloten, zal ontbonden mogen worden als de hoofdovereenkomst ontbonden kan worden.

Op andere blogs:
Dirkzwagerieit (Hoge Raad: wanprestatie bij it-overeenkomst leidt ook tot ontbinding samenhangende financieringsovereenkomst)

IT 676

HR: Klant kan onderaannemer rechtstreeks aanspreken

HR 20 januari 2012, LJN BT7496

Veel IT-leveranciers bedienen zich van onderaannemers, bijvoorbeeld voor hosting. Als die onderaannemer te kort schiet, heeft de klant twee routes om schade te verhalen. Het meest voor de hand ligt het aanspreken van de hoofdaannemer. Daarnaast kan het handelen van de onderaannemer jegens de klant onrechtmatig zijn. Is dat het geval, dan kan de klant de onderaannemer rechtstreeks aanspreken. In de praktijk wordt die route bij mijn weten niet of nauwelijks gevolgd. De HR lijkt de deur naar de onderaannemer echter open te zetten.

Met dank aan Polo van der Putt, Vondst Advocaten

De onderhavige zaal betreft aanneming van werk. Onderwerp van geschil betreft de bouw van een dak, uit te voeren door de onderaannemer. De onderaannemer levert geen goed werk. De HR (r.o. 3.2.1):

"Het dak lekte, de leien verschilden van kleur, de leien waren niet naar behoren gelegd, de leien vervormden althans waren krom, een folie onder de leien ontbrak en de dakgoten lekten. In opdracht van [eiser] heeft ir. F.A. van de Kant het dak onderzocht. In zijn rapport van 2 juli 2005 heeft Van de Kant de klachten van [eiser] onderschreven. Volgens het rapport heeft [verweerder] bovendien ernstig gefaald in het bevorderen van het herstel van het dak."

Op het oog een huis-tuin-en-keuken tekortkoming, zoals er zo velen zijn. Ieder IT-project van enige omvang heeft er wel een paar van. Ik teken wel aan dat hier sprake was van de verzwarende omstandigheid dat de onderaannemer ernstig gefaald heeft bij het bevorderen van het herstel. De HR oordeelt eerst in het algemeen over het rekening houden met belangen van derden:

"3.4.2 Bij de beoordeling van het middel wordt het volgende vooropgesteld. Wanneer iemand zich contractueel heeft gebonden, waardoor de contractverhouding waarbij hij partij is in het rechtsverkeer een schakel is gaan vormen waarmee de belangen van derden, die aan dit verkeer deelnemen, in allerlei vormen kunnen worden verbonden, staat het hem niet onder alle omstandigheden vrij de belangen te verwaarlozen die derden bij de behoorlijke nakoming van het contract kunnen hebben. Indien de belangen van een derde zo nauw zijn betrokken bij de behoorlijke uitvoering van de overeenkomst dat hij schade of ander nadeel kan lijden als een contractant in die uitvoering tekortschiet, kunnen de normen van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, meebrengen dat die contractant deze belangen dient te ontzien door zijn gedrag mede door die belangen te laten bepalen. Bij de beantwoording van de vraag of deze normen zulks meebrengen, zal de rechter de terzake dienende omstandigheden van het geval in zijn beoordeling dienen te betrekken, zoals de hoedanigheid van alle betrokken partijen, de aard en strekking van de desbetreffende overeenkomst, de wijze waarop de belangen van de derde daarbij zijn betrokken, de vraag of deze betrokkenheid voor de contractant kenbaar was, de vraag of de derde erop mocht vertrouwen dat zijn belangen zouden worden ontzien, de vraag in hoeverre het voor de contractant bezwaarlijk was met de belangen van de derde rekening te houden, de aard en omvang van het nadeel dat voor de derde dreigt en de vraag of van hem kon worden gevergd dat hij zich daartegen had ingedekt (HR 24 september 2004, LJN AO9069, NJ 2008/587 (Vleesmeesters/Alog))."

Heel mooi, maar heeft de falende onderaannemer nou onrechtmatig gehandeld? 

"Anders dan het middel betoogt, levert een wanprestatie van de onderaannemer jegens de hoofdaannemer op zichzelf nog geen onrechtmatige daad jegens de opdrachtgever op." [r.o. 3.4.3]

Dat wisten we natuurlijk al. Maar levert deze doorsnee tekortkoming nou toch een onrechtmatige daad op? Ja, aldus de HR:

"De hiervoor in 3.2.1 weergegeven stellingen van [eiser], waarvan het hof de juistheid in het midden heeft gelaten en die onmiskenbaar mede als feitelijke basis dienden voor diens vordering uit onrechtmatige daad, kunnen echter, in de context van de onderhavige zaak, het oordeel wettigen dat [verweerder], overeenkomstig het hiervoor in 3.4.2 overwogene, bij de uitvoering van het werk mede jegens [eiser] onzorgvuldig te werk is gegaan en aldus heeft gehandeld in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer jegens [eiser] betaamt".

Het is dus oppassen geblazen voor onderaannemers. De uitspraak leert dat onderaannemers in IT-projecten in ieder geval adequate maatregelen moeten nemen om de schade van de eindklant te beperken. Doen zij dat niet, dan zal snel sprake zijn van onrechtmatig handelen. Maar zelfs als maatregelen worden genomen, kunnen tekortkomingen wellicht toch al sneller een onrechtmatige daad opleveren dan doorgaans wordt gedacht.

IT 666

Einde reflexwerking colportagewet?

Rechtbank Utrecht 7 december 2011, LJN BV0798 (Proximedia tegen handelsnaam PC 11 Ingenieursburo)
Hof Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem 11 oktober 2011, LJN BU3275 (Proximedia tegen X)

Proximedia biedt informaticaprestaties aan. Zij richt zich hierbij met name op de kleine ondernemer. Vergelijkbaar met IT 665: reflexwerking colportagewet, echter bij arrest is geoordeeld dat er geen ruimte bestaat om reflexwerking toe te kennen, de partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte uit te laten en hun stelling aan te passen.

4.2.  Tot voor kort heeft de rechtbank de lijn gevolgd dat onder omstandigheden reflexwerking kan worden toegekend aan de beschermende bepalingen van de Colportagewet ten behoeve van de kleine ondernemer, die zich materieel niet of nauwelijks van een consument onderscheidt en die in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf overeenkomsten sluit die buiten het gebied liggen van zijn eigenlijke professionele activiteit. Daarbij is de rechtbank ervan uit gegaan dat, gelet op de strekking van de Colportagewet, die reflexwerking met zich mee brengt dat de kleine ondernemer een beroep kan doen op de ontbinding van de overeenkomst binnen 8 dagen na het sluiten daarvan.
Het Gerechtshof Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem, heeft inmiddels bij arrest van 10 oktober 2011 geoordeeld dat geen ruimte bestaat om ter bescherming van kleine ondernemers reflexwerking toe te kennen aan de beschermende bepalingen van de Colportagewet (LJN BU3275). In verband met dit arrest zullen partijen in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte uit te laten en hun stellingen aan te passen.
IT 665

Meer dan ruim 2 jaar later

Rechtbank Utrecht 16 november 2011, LJN BV0794 (eenmanszaak Porselein & Zo tegen Proximedia)

Proximedia biedt informaticaprestaties aan. Zij richt zich hierbij met name op de kleine ondernemer. Reflexwerking van Colportagewet niet na 2,5 jaar. Een beroep op dwaling slaagt evenmin, nu meer dan ruim 2 jaar later nadat zijn eiser zijn onderneming heeft gestaakt een beroep op dwaling wordt gedaan, komt voor rekening van de dwalende. Uitgebreid worden het kernbeding vs grijze lijst en onredelijke bezwarend beding besproken aan de hand van de gegeven casuïstiek (r.o. 4.11-4.15). Alle vorderingen worden afgewezen, in reconventie volgt een toewijzing van schadevergoeding vermeerderd met een contractuele rente van 8%.

4.3.  Vast staat dat [eiser] zich eerst bij brief van 28 oktober 2010 augustus 2010, derhalve ruim twee en half jaar na sluiting van de overeenkomst, beroept op de nietigheid van de overeenkomst op grond van de Colportagewet. Voorts staat vast dat partijen in de jaren 2008 en 2009 uitvoering hebben gegeven aan de overeenkomst zonder dat [eiser] enig signaal heeft gegeven dat er bij het sluiten van de overeenkomst iets niet goed zou zijn gegaan en dat hij zich overvallen heeft gevoeld door de vertegenwoordiger van Proximedia. Zelfs indien er veronderstellenderwijs vanuit wordt gegaan dat [eiser] dient te worden aangemerkt als een kleine - met een consument gelijk te stellen - ondernemer, kan in dit geval een beroep op de Colportagewet hem gelet op het vorenstaande reeds wegens tijdsverloop niet baten, zodat dit wordt afgewezen.

4.9.  [eiser] heeft ter comparitie van partijen verklaard dat hij de overeenkomst bij ondertekening vluchtig heeft doorgelezen en dat hij heeft gezien dat de duur van de overeenkomst vier jaar bedroeg. [eiser] verklaarde voorts dat hij de overeenkomst pas de avond na ondertekening goed heeft doorgelezen. In deze overeenkomst staat ook vermeld dat de laptop eigendom van Proximedia blijft alsmede dat een maandelijkse vergoeding verschuldigd was voor, onder meer, een website.
Voorts staat vast dat sindsdien door partijen uitvoering is gegeven aan de overeenkomst, en dat [eiser] eerst op 28 oktober 2010, derhalve meer dan ruim 2 jaar later en nadat hij zijn onderneming heeft gestaakt, een beroep op dwaling heeft gedaan. Gelet op deze omstandigheden dient de dwaling – indien er voor zover daarvan sprake is geweest – voor rekening van de dwalende te blijven.

4.13. (...) Indien dit beding niet zou zijn overeengekomen zou het voor de wederpartij niet mogelijk zijn de overeenkomst tussentijds te beëindigen. In dat geval zou Proximedia in elk geval aanspraak kunnen maken op de volledige overeengekomen maandtermijnen gedurende de duur van de overeenkomst, die immers is gesloten voor de bepaalde tijd van 48 maanden. Zonder dit beding zijn de wederzijdse verbintenissen derhalve voldoende bepaald. Ook kan niet kan worden gesteld dat zonder dit beding tussen partijen geen overeenstemming bestaat over het wezen van de overeenkomst. Naar objectieve maatstaven kan daarom niet worden geoordeeld dat dit beding de kern van de prestaties aangeeft. Ook het feit dat dit beding is opgenomen in de zogenaamde grijze lijst (artikel 6:237 aanhef en onder i) vormt een aanwijzing dat geen sprake is van een kernbeding, maar van een algemene voorwaarde in de zin van artikel 6:231 aanhef en onder a BW.

IT 664

Toegang tot het computersysteem

Vzr. Rechtbank Rotterdam 19 januari 2012, LJN BV2482 (Joemi c.s. tegen Melenborg c.s.)

Arbeidsrechtelijke zaak, waarbij toegang tot computersysteem wordt gevorderd.
 
Tweede kort gedingprocedure tussen (o.a.) partijen. Dispuut in het kader van de beëindiging van de samenwerking tussen partijen en de ontvlechting van de wederzijdse belangen. Is sprake van een (mondelinge) overeenkomst op hoofdpunten? Voorshands geen sprake van een rechtens afdwingbare overeenkomst. Eisers zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering tot het verlenen van toegang tot het computersysteem.

Wat er van de rechtsgeldigheid van het besluit tot ontslag van [eiser 2] ook zij - dit is in dit kort geding geen onderwerp van geschil -, feit is dat [eiser 2] per 16 december 2011 is ontslagen als bestuurder van Stichting Polikliniek De Blaak. Door [eiser 2] is niet gesteld, noch is daarvan gebleken, dat tussen hem en de stichting een arbeidsovereenkomst heeft bestaan die thans nog gelding heeft. Uitgangspunt dient dus te zijn dat de rechtsverhouding tussen Stichting Polikliniek De Blaak en [eiser 2] (feitelijk) is geëindigd. Sinds 15 december 2011 is [eiser 2], vooruitlopend op het ontslag, de toegang ontzegd tot het computersysteem van Polikliniek De Blaak. Thans vragen Joemi en [eiser 2] om [gedaagde 2] te veroordelen [eiser 2] toegang te verlenen tot het computersysteem.
Ter zitting is voorshands aannemelijk geworden dat (o.a.) de administratie, de informatie- en communicatietechnologie en de eigendom van apparatuur betreffende de onderneming Polikliniek De Blaak zijn ondergebracht in Stichting Polikliniek De Blaak. Voor de hand ligt dan dat Joemi en [eiser 2] Stichting Polikliniek De Blaak hadden dienen te dagvaarden om [eiser 2] de gewenste toegang te verschaffen tot het computersysteem van Polikliniek De Blaak. De verantwoordelijkheid voor het systeem ligt immers (volgens de door Joemi en [eiser 2] niet bestreden en daarmee aannemelijk geworden stelling van Melenborg en [gedaagde 2]) bij de entiteit Stichting Polikliniek De Blaak en niet bij (één van) haar bestuurders.
IT 662

Opschorting overdracht domeinnamen

Hof Leeuwarden 31 januari 2012, LJN BV2348 (AIS Flight Academy B.V. tegen geïntimeerde)

Vraag of sprake is van een fatale termijn voor nakoming. Opschortingsrecht ten aanzien van overdracht domeinnamen. Kantonrechter heeft vordering van (beperkte) betaling van facturen toegewezen. Het hof oordeelt dat geïntimeerde zich terecht beroept op opschorting voor zover het gaat om overdracht van de domeinna(a)m(en).

 

AIS exploiteert een vliegschool. Zij heeft [geïntimeerde] in december 2008 mondeling de opdracht gegeven voor haar een website te bouwen en te zorgen voor registratie van de domeinnaam aisflightacademy.nl. Op 16 januari 2009 werd de site online gezet, waarna is geconstateerd dat een aantal dingen mis was met de inhoud en animaties. Op 21 januari is opgave gedaan wat er nog aangepast moet worden: animatie logo AIS, animatie actietekst en button, animatie vliegtuig, pop-up bij unieke punten AIS opleiding, eventueel cockpit foto in footer site. Bij de aanvang van de werkzaamheden heeft geïntimeerde de domeinnamen aangevraagd en geen gehoor gegeven deze over te dragen.

De kantonrechter heeft deze vordering toegewezen, onder verwerping van de verweren van AIS dat zij de overeenkomst buitengerechtelijk mocht ontbinden wegens overschrijding van de fatale termijn voor nakoming en mocht verrekenen omdat [geïntimeerde] jegens AIS schadeplichtig is. Volgens de kantonrechter was een ingebrekestelling vereist en mag [geïntimeerde] de overdracht van de domeinnamen opschorten zolang betaling uitblijft.

12.5 Het hof is van oordeel dat [geïntimeerde] zich terecht beroept op voortduring van zijn opschortingsrecht voor zover het gaat om de domeinnaam of -namen waarvan hij de hosting volgens de overeenkomst tussen partijen diende te verzorgen. Welke dat is of zijn, kan het hof pas beoordelen nadat AIS gelegenheid heeft gehad zich kort,bij akte, uit te laten over productie 12 bij memorie van antwoord.

Op andere blogs:
Ius Mentis
(Met een domeinnaam in verzuim)
DomJur

IT 661

Webhosting en aansprakelijkheid

Hof 's-Gravenhage 27 december 2011, LJN BV1678 (Scope Werving en Selectie tegen KPN B.V.)

Met bespreking door Menno Weij, SOLV.

Overeenkomst? Wil en verklaring. (Hoogte van de) schade. Het hof Den Haag heeft een interessante uitspraak gedaan tussen Scope en KPN inzake een tekortkoming bij webhostingdiensten en de begroting van de schade, waarbij het hof ook kort stilstaat bij het maken van backups.

FEITEN

Het gaat in deze zaak om het volgende. Tussen Scope en Tiscali Business Services (hierna: Tiscali) bestond een overeenkomst op grond waarvan Scope een ADSL-internetverbinding en daarbij behorende hostingdiensten verschafte, waardoor Scope gebruik kon maken van de domeinnaam scope-vacatures.nl en het bijbehorende e-mailadres.

Bij brief van 11 februari 2008 schreef Tiscali aan Scope onder meer het volgende:
“Zoals u inmiddels wellicht heeft vernomen, heeft KPN Tiscali in 2007 overgenomen. Per 1 april 2008 zal onze ADSL-dienstverlening (…) worden stopgezet. U kunt dan niet langer gebruikmaken van uw ADSL-verbinding met contractnummer: 554879 en de bijbehorende hostingdiensten. Maar we laten u uiteraard niet in de kou staan.
Onderaan deze brief vindt u een passend alternatief van KPN: Zakelijk ADSL lite (3000/512) in combinatie met Exchange Online Lite en Webhosting Online. Deze diensten zijn vergelijkbaar met uw huidige abonnement van Tiscali Business. Zo kunt u na de overstap gewoon doorwerken zoals u dat gewend was. (…).
Als u gebruik wilt maken van dit combinatieaanbod hoeft u niet te reageren. Op 25 maart 2008 zal de overstap van uw ADSL-verbinding naar KPN plaatsvinden. Maakt u gebruik van hostingdiensten, dan wordt u hierover apart geïnformeerd.
Mocht u (…) geen gebruik willen maken van onderstaand aanbod, dan kunt u contact opnemen met de migratiedesk (…).
P.S. Indien u niet binnen drie weken na dagtekening van de brief reageert, gaan we ervan uit dat u het aanbod van KPN accepteert. Binnenkort neemt één van onze medewerkers contact met u op om de overstap door te spreken”

Op de achterzijde van de brief stond in een zwart blok” Dit heeft u” met een overzicht van het contract met Tiscali en de daarvoor te betalen prijs in een tweede zwart blok “Dit krijgt u bij KPN” met een overzicht van de aanbieding van KPN, bestaande in Zakelijk ADSL Lite (3000/512) en Exchange Online Lite + Webhosting Online, met de daarbij behorende prijzen.

Scope heeft naar aanleiding van de brief van 11 februari 2008 niet gereageerd.

Bij e-mailbericht van 6 maart 2008 deelden Tiscali en KPN aan Scope het volgende mede:
“Hierbij bevestigen wij uw overstap naar Zakelijk ADSL Lite (3000/512) van KPN (…). Deze overstap zal plaatsvinden op 25 maart. Dit is tevens de ingangsdatum van uw nieuwe contract bij KPN. Tiscali Business zal per 25 maart uw huidige contract beëindigen (…). Uiterlijk 5 werkdagen voor de migratiedatum bezorgt TNT op uw aansluitadres de gratis router van KPN (…). Deze router is op de dag van de migratie eenvoudig zelf te installeren met behulp van de bijgeleverde installatiehandleiding en CD-rom. (…)”

Scope heeft niet gereageerd en geen router ontvangen.

Op 28 mei 2008 waren beide domeinnamen van Scope geblokkeerd, waardoor de e-mail en de website van Scope niet toegankelijk waren. Draese, directeur van Scope, heeft daarop contact opgenomen met de “Zakelijke Overstap Desk” die de overgang van Tiscali naar KPN regelde en te horen gekregen dat Scope op 26 maart 2008 telefonisch te kennen had gegeven niet mee te willen migreren naar KPN. Scope heeft dit ontkend en verzocht de overstap te doen plaatsvinden en heeft dit diezelfde dag per e-mail bevestigd. Vervolgens waren e-mail en website toegankelijk tot 14 juli 2008. KPN heeft Scope meegedeeld dat Scope zelf had gemeld niet te willen overstappen, waarop Scope KPN heeft verzocht de overstap alsnog te bewerkstelligen. KPN heeft Scope bericht dat zij dat niet meer kon. Scope heeft vervolgens op 21 juli 2008 de domeinnamen zelf naar KPN verhuisd.

DE VORDERING


Scope vordert veroordeling van KPN tot betaling van € 100.868,40, primair op grond van wanprestatie, subsidiair op grond van onrechtmatige daad. Zij stelt primair dat tussen haar en KPN een overeenkomst is tot stand gekomen in de uitvoering waarvan KPN is tekortgeschoten door de website, het e-mailadres en de aan de website gekoppelde database niet te migreren. Subsidiair voert zij aan dat KPN onrechtmatig heeft gehandeld door geen overeenkomst met haar aan te gaan.

De rechtbank heeft geoordeeld dat tussen Scope en KPN alleen een overeenkomst is tot stand gekomen wat betreft de ADSL-verbinding (Zakelijk ADSL Lite (3000/512)), maar niet ten aanzien van de hostingdiensten (de Exchange Online Lite en Webhosting Online) en de schadevergoeding wegens wanprestatie in die overeenkomst geraamd op € 612,-. De vordering voor zover gestoeld op onrechtmatige daad heeft zij afgewezen.

HET HOF

Overeenkomst?

Grief I is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat met betrekking tot de hostingdiensten geen overeenkomst tussen KPN en Scope tot stand is gekomen.

Het hof neemt met Scope tot uitgangspunt dat het zowel voor de vraag of een overeenkomst is tot stand gekomen als voor de vraag tussen welke partijen die overeenkomst is gesloten, aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Scope heeft de zinsneden in de brief van 11 februari 2008 met betrekking tot het daarin genoemde passende alternatief opgevat als een aanbod van KPN en zij heeft in de gegeven omstandigheden ook redelijkerwijze die zin aan de verklaring mogen toekennen. Tiscali kondigt eerst al aan dat zij door KPN is overgenomen, waardoor bij Scope allicht de gedachte kon postvatten dat Tiscali hier mede namens KPN optrad, dan wel dat met Tiscali in wezen nu KPN zelf was bedoeld. Vervolgens wordt meegedeeld dat Scope onderaan de brief een passend alternatief van KPN vindt, vergelijkbaar met haar huidige abonnement en dat zij als zij van dit combinatieaanbod gebruik wil maken niet behoeft te reageren. Daarbij komt dat Scope begreep dat er Tiscali en KPN veel aan was gelegen dat zo veel mogelijk klanten van Tiscali naar KPN zouden overstappen, zodat zij het zo gemakkelijk mogelijk maakten om die overstap te bewerkstelligen. Op grond van deze omstandigheden kon Scope ervan uitgaan dat (Tiscali namens) KPN haar een aanbod deed dat zij door niet te reageren kon aanvaarden.

Het standpunt van KPN dat hier geen sprake is van een aanbod, omdat geen verklaring van KPN voorhanden is, wordt verworpen. Op grond van de hiervoor genoemde feiten, te weten dat Tiscali op dat moment reeds door KPN was overgenomen en met zoveel woorden vermeldde dat het om een aanbod van KPN ging en dat ook onderstreepte door het zwarte blokje “Dit krijgt u bij KPN”, nam Scope aan en mocht zij ook aannemen dat Tiscali namens KPN het aanbod deed. Op 6 maart 2008 vond ook een bevestiging per e-mail plaats van de overstap door KPN en Tiscali samen.

Wil en Verklaring?

Scope stelt dat zij vervolgens dit aanbod heeft geaccepteerd door niet te reageren, zoals in de brief was aangegeven. KPN betwist dat. Zij voert aan dat het uitblijven van een reactie niet als een aanvaarding kan worden aangemerkt, omdat het geen verklaring is in de zin van artikel 3:37 lid 1 BW, en daarenboven geen verklaring is die KPN heeft bereikt.

Het hof oordeelt als volgt. Artikel 3:37 lid 1 BW is van regelend recht. In dit geval heeft KPN (dan wel Tiscali namens haar) in de brief van 11 februari 2008 met zoveel woorden aan Scope toegestaan om te aanvaarden door niet te reageren. Scope mocht de zinsnede “als u gebruik wilt maken van dit combinatieaanbod hoeft u niet te reageren” opvatten als een tot haar gerichte verklaring inhoudend dat het uitblijven van een reactie van haar kant voor KPN de betekenis had dat Scope het aanbod van KPN aanvaardde. De aanvaarding kon in het onderhavige geval dus door niet reageren geschieden en dat is vervolgens ook gebeurd.

Het hof verwerpt met het voorgaande ook het standpunt van KPN dat de bewoordingen van de correspondentie (combinatieaanbod, aanbod, accepteren) misleidend zijn. Wat daarvan zij (de bewoordingen lijken op het eerste gezicht helder), in elk geval heeft Scope de betreffende zinsneden in de brief van 11 februari 2008 opgevat als een tot haar gericht aanbod dat zij door niet reageren kon aanvaarden en zij heeft dat gelet op de omstandigheden van het geval ook mogen doen.

Ook het verweer van KPN (in hoger beroep) dat de zinsnede: “Maakt u gebruik van hostingdiensten, dan wordt u hierover apart geïnformeerd” niet voor tweeërlei uitleg vatbaar is en betekent dat alleen ten aanzien van de e-maildiensten een concreet aanbod wordt gedaan, wordt verworpen. De bewoordingen van de brief, inhoudend dat Scope onderaan de brief een passend alternatief van KPN kon aantreffen, bestaande in Zakelijk ADSL Lite (de e-maildienst) in combinatie met Exchange Online Lite en Webhosting Online (de hostingdienst), mocht Scope opvatten als een aanbod voor beide diensten. Daarbij is van belang dat in de volgende alinea werd gesproken van een combinatieaanbod en dat in het zwart geblokte gedeelte, onder het kopje “Dit krijgt u bij KPN” beide diensten, zowel de e-maildienst als de webhosting, werden genoemd. Dit alles brengt mee dat Scope en KPN een overeenkomst hebben gesloten met betrekking tot e-mail- en hostingdiensten die van kracht werd toen Scope niet binnen drie weken had gereageerd.

De opvatting van KPN dat met de bevestiging van de overstap bij brief van 6 maart 2008 het stadium van nietsdoen was geëindigd en dat geen overeenkomst is tot stand gekomen omdat Scope niet de in de brief genoemde handelingen heeft verricht en telefonisch heeft gemeld dat zij de overeenkomst nog in beraad had, wordt verworpen. Scope mocht op grond van de inhoud van de brief van 11 februari 2008 aannemen dat zij door niet te reageren een overeenkomst met KPN had gesloten met betrekking tot e-mail- en hostingdiensten. Zij mocht de brief van 6 maart 2008, die aanving met de woorden “Hierbij bevestigen wij uw overstap naar Zakelijk ADSL Lite (3000/512) van KPN (…). Deze overstap zal plaatsvinden op 25 maart. Dit is tevens de ingangsdatum van uw nieuwe contract bij KPN.” opvatten als een bevestiging van de reeds gesloten overeenkomst en behoefde uit de zinsnede “Belangrijke informatie bij uw nieuwe verbinding via KPN” met daaronder een aantal instructies niet op te vatten als een terugkomen op die eerder gesloten overeenkomst noch als een aanbod om een overeenkomst te sluiten door instructies uit te voeren. Bij dit laatste is van belang dat, als onvoldoende weersproken, vast staat dat de e-mailverbinding en de website, afgezien van de onderbreking op 28 mei 2008, tot 14 juli 2008 gewoon hebben gewerkt.

Aan het verweer van KPN dat zij met Scope contact heeft opgenomen op 26 maart 2008 en toen heeft vernomen dat Scope overwoog met een andere dienstverlener te contracteren en zelf contact met KPN zou opnemen als zij haar diensten wenste te gebruiken wordt voorbijgegaan, omdat Scope dit telefoongesprek gemotiveerd betwist en KPN haar bewijsaanbod op dit punt tijdens de comparitie in eerste aanleg heeft ingetrokken.

Bovendien geldt het volgende. Scope heeft onweersproken gesteld dat zij op 28 mei 2008, toen haar website voor het eerst uit de lucht was, contact heeft gehad met de “Zakelijk Overstap Desk”, die alle zaken regelde met betrekking tot het overstappen van Tiscali naar KPN, en toen (nogmaals) heeft bevestigd en toestemming heeft gegeven om haar domeinnamen naar KPN te migreren. Als de overeenkomst met betrekking tot de hostingdienst dus niet al in maart 2008 was tot stand gekomen, is zij op 28 mei 2008 een feit geworden. Het verweer van KPN dat Scope alleen contact heeft gehad met Tiscali wordt verworpen, omdat KPN onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken dat de “Zakelijk Overstap Desk” een door Tiscali en KPN samen opgezette instantie was om de migratie van Tiscali naar KPN te begeleiden, zodat Scope ervan mocht uitgaan dat haar verzoeken (ook) aan KPN waren gericht en (mede) door haar werden beantwoord.

Schade

KPN heeft betwist schadevergoeding verschuldigd te zijn en zich daartoe beroepen op een exoneratie in de algemene voorwaarden van Tiscali. Dit beroep wordt verworpen, omdat op grond van het hiervoor overwogene een overeenkomst tot stand is gekomen tussen KPN en Scope, zodat - in elk geval op het moment waarop de schade is geleden, dat wil zeggen na 14 juli 2008 – niet het contract met Tiscali, maar het contract met KPN gold. Dat KPN algemene voorwaarden hanteerde die door Scope als geheel zijn aanvaard in de zin van art. 6:232 BW, heeft KPN onvoldoende gesteld.

Verder voert KPN aan dat de tekortkoming haar niet toerekenbaar is omdat zij is ontstaan door schuldeisersverzuim van Scope. Zij stelt dat zij haar verbintenissen niet kon nakomen, omdat Scope daaraan de vereiste medewerking onthield, doordat zij niet de in de brief van 6 maart 2008 gegeven instructies heeft uitgevoerd.

Het hof oordeelt als volgt. Of medewerking is vereist en wat de inhoud is van de medewerking is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de verbintenis en hetgeen partijen daarover over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben kunnen afleiden. In dit geval had KPN met de brief van 11 februari 2008 de indruk gevestigd dat de overstap zonder enige handeling van de zijde van Scope zou plaatsvinden door de zinnen: “Wij stoppen maar u kunt gewoon verder” en “Zo kunt u na de overstap gewoon doorwerken zoals u dat gewend was”. Vervolgens noemt KPN in de brief van 6 maart 2008 als handelingen die Scope diende te verrichten alleen het wijzigen van de SMTP-server na de overgang en het installeren van de router na bezorging. Tussen partijen staat echter vast dat de router niet bij Scope is bezorgd en gelet op de tekst van de hiervoor genoemde brief moet worden aangenomen dat eerst, vóór de migratiedatum, de router zou worden bezorgd en pas daarna, ná de overgang, de SMTP-server diende te worden gewijzigd. Nu KPN de router niet heeft bezorgd is zij in crediteursverzuim geraakt, en kon Scope niet meer in verzuim raken. Bovendien staat tussen partijen vast dat de e-mail en de website tot 14 juli 2008 (met een onderbreking op 28 mei 2008) ook inderdaad onveranderd hebben gewerkt. Scope mocht dus aannemen dat haar medewerking niet nodig was om het voor KPN mogelijk te maken haar verbintenis na te komen.

Ook het beroep door KPN op eigen schuld van Scope, voor zover dat is gestoeld op hetzelfde feitencomplex dat ten grondslag is gelegd aan het beroep op schuldeisersverzuim, wordt verworpen, omdat KPN onvoldoende duidelijk heeft gemaakt welke maatregelen Scope had kunnen nemen, zolang de router niet was bezorgd. Het beroep op eigen schuld in verband met het niet maken van een back-up van de database wordt hierna onder 24 besproken.

De Hoogte van de schade

Scope vordert vergoeding van de volgende posten:
a. externe hulp om alle computerinstellingen aan te passen € 195,-
b. opnieuw opbouwen van de database € 799,-
c. omzetverlies gedurende drie maanden (3 x 28.166,67) € 84.500,-
d. uren van de directeur Draese (60 x € 41,70) € 2.502,-
e. buitengerechtelijke kosten op basis van Voorwerk II

De onder a. genoemde kosten zijn door de rechtbank toegewezen en daartegen is geen grief gericht. Ook het hof zal dit bedrag derhalve toewijzen.

De onder b. genoemde kosten voor het opnieuw opbouwen van de database vordert Scope omdat aan haar website een database hing waarin gegevens waren opgeslagen van vacatures van bedrijven en van personen die op zoek waren naar een baan. Deze database was verdwenen toen de website uit de lucht werd gehaald en moest geheel worden opgebouwd. KPN voert hiertegen aan dat Scope zelf een back-up van haar database had moeten maken of dat aan Tiscali of KPN had moeten vragen, nu deze het maken van back-ups als extra dienst aanbieden.

Dit verweer van KPN slaagt. Het hof is van oordeel dat Scope gehouden was om – ter voorkoming van eventuele schade – te zorgen voor een back-up van haar database, nu de gegevens daarop klaarblijkelijk van groot belang waren voor de uitoefening van haar bedrijf. De schade is in zo grote mate veroorzaakt door haar nalaten, dat de tekortkoming van KPN op dit punt in het niet valt. Deze schadepost dient daarom voor rekening van Scope te blijven.

Wat betreft het onder (c) genoemde omzetverlies stelt Scope dat zij gedurende drie maanden geen mogelijkheid heeft gehad om personen te plaatsen, omdat de database gedurende die periode uit de lucht was. Zij ontvangt gemiddeld € 28.166,67 per maand aan fees, en begroot haar schade op driemaal dat bedrag. KPN voert daartegen aan dat Scope geen begroting kan indienen ter onderbouwing van haar schade en dat Scope de schade niet zou hebben geleden als zij een back-up van haar database had gemaakt.

Het hof is van oordeel dat Scope door overlegging van de ontvangen fees van januari tot juli 2008 en door overlegging van haar agenda van juli tot december 2007 en dezelfde periode van 2008 voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij schade lijdt. KPN betwist ook niet dat Scope voor haar werkzaamheden grotendeels afhankelijk is van het internet. Wel voert KPN met recht aan dat Scope de schade aan zichzelf heeft te wijten, voor die periode waarin de website reeds was hersteld, maar nog niet werkzaam door het ontbreken van de database. Scope heeft de periode waarin de website zelf uit de lucht was, en waarin dus ook bij aanwezigheid van een back-up geen internetverkeer mogelijk was, bij pleidooi in hoger beroep, in zoverre onweersproken, gesteld op één maand, van 14 juli tot 14 augustus 2008. Tijdens de comparitie in eerste aanleg heeft P. Draese, directeur van Scope, verklaard dat het derde kwartaal een slecht kwartaal was voor de branche. Bovendien valt de periode waarin geen internet mogelijk was midden in de zomerperiode. Een en ander geeft het hof reden om het omzetverlies te begroten op een halve maand omzetverlies,
dat is € 14.088,-.

Het onder (d) genoemde bedrag vordert Scope, omdat haar directeur vele uren heeft moeten besteden aan het oplossen van de internetproblemen. KPN betwist dat zij deze schade moet vergoeden. Zij voert aan dat deze kosten al onderdeel zijn van de omzetschade en bij toewijzing dubbel zouden worden vergoed.

Ook dit verweer van KPN slaagt. Aangenomen moet worden dat in de door Scope in rekening gebrachte fees de kosten van haar bedrijf, waaronder de salarissen van de werknemers, zijn verdisconteerd, zodat deze kosten niet nogmaals kunnen worden gevorderd. Dit zou wellicht anders zijn, indien de directeur naast zijn normale uren extra uren had gewerkt om de internetproblemen op te lossen, maar dat is onvoldoende gesteld en gezien de weinige afspraken in de betreffende maand, ook niet aannemelijk geworden. De schade onder (d) komt daarom niet voor vergoeding in aanmerking.

In grief V keert Scope zich tegen de afwijzing van de vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. In hoger beroep beperkt zij die vergoeding tot het bedrag dat volgens Voorwerk II moet worden vergoed. KPN betoogt daartegenover dat de werkzaamheden behoren tot de kosten waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding insluit.

Het hof is van oordeel dat de door Scope gestelde werkzaamheden, die bestaan in het zenden van twee brieven en het plegen van een aantal telefoontjes, behoren tot de verrichtingen waarvoor art. 241 Rv in een vergoeding voorziet. Deze vordering wordt dus afgewezen, waarmee grief V faalt.

Slotsom

De slotsom van het voorgaande is dat de grieven I, III en IV slagen. Grief II behoeft geen behandeling en grief V faalt. Het slagen van de drie grieven heeft tot gevolg dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en de vordering van Scope zal worden toegewezen tot een bedrag van € 14.283,- (€ 195,-- + € 14.088,--), vermeerderd met de wettelijke rente, die niet is betwist, en voor het overige zal worden afgewezen. KPN zal als de voornamelijk in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de eerste aanleg en die van het hoger beroep.

IT 655

Overheid mist professioneel opdrachtgeverschap

Artikel van Ruud Leether, eerder verschenen in Automatisering Gids.

Aan mislukte IT-projecten hebben, naast de IT-leveranciers, ook vaak de opdrachtgevers schuld, betoogt Leether. Opdrachtgevers geven de mogelijkheden tot verbetering onvoldoende aandacht. Leether focust op de overheid als opdrachtgever, maar zijn observaties zijn zeker ook relevant voor opdrachtgevers in de private sector.  Leether ziet onder meer de volgende aandachtspunten:

  • “Knock out” criteria: meestal een verkeerde prikkel
  • Professioneel opdrachtgeverschap: meer dan de goede vrede bewaren
  • Budgetoverschrijdingen: zichtbaar maken en benoemen.
  • Stuurgroepen en raden van advies: doen wat ze moeten doen
  • Detachering en samenwerking: geen verstandige keuzes bij ICT` projecten

Lees het artikel hier.

IT 653

Opzegging overeenkomst - vervolg

HR 28 oktober 2011, LJN BQ9854 (Gemeente De Ronde Venen tegen Stedin)

Onder het mom van beter laat dan nooit. Naar aanleiding van Rechtbank Rotterdam 22 juni 2011 (BP / Maumo) schreef ik in IT 436 dat het naar Nederlands recht de vraag is of duurovereenkomsten voor onbepaalde duur altijd rechtsgeldig opzegbaar zijn. Inmiddels heeft de Hoge Raad bepaald dat opzegbaarheid uitgangspunt is. Zie ook IT 233Met dank aan Polo van der Putt, Vondst Advocaten.

In de Rotterdamse zaak overwoog de rechter:

"4.6.1. De overeenkomst is voor onbepaalde tijd aangegaan. Dit betekent dat de vraag of opzegging mogelijk was en zo ja, onder welke voorwaarden, moet worden beantwoord aan de hand van de redelijkheid en billijkheid in verband met alle omstandigheden van het geval. Die omstandigheden kunnen meebrengen dat opzegging alleen mogelijk was op basis van een voldoende zwaarwegende grond, of mits een redelijke opzegtermijn in acht werd genomen."

Dus: bij gebreke aan een contractuele regeling moet aan de hand van de redelijkheid en billijkheid worden vastgesteld of een overeenkomst die is aangegaan voor onbepaalde duur opzegbaar is.

Inmiddels heeft de Hoge Raad (in bovengenoemde andere zaak) als volgt bepaald:

"3.5.1 Het gaat te dezen om de opzegging van een duurovereenkomst die voor onbepaalde tijd is aangegaan. Of en, zo ja, onder welke voorwaarden zo'n overeenkomst opzegbaar is, wordt bepaald door de inhoud daarvan en door de van toepassing zijnde wettelijke bepalingen. Indien, zoals hier, wet en overeenkomst niet voorzien in een regeling van de opzegging, geldt dat de overeenkomst in beginsel opzegbaar is. De eisen van redelijkheid en billijkheid kunnen in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval meebrengen dat opzegging slechts mogelijk is indien een voldoende zwaarwegende grond voor de opzegging bestaat (HR 3 december 1999, LJN AA3821, NJ 2000/120). Uit diezelfde eisen kan, eveneens in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval, voortvloeien dat een bepaalde opzegtermijn in acht moet worden genomen of dat de opzegging gepaard moet gaan met het aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding."

Dus: bij gebreke van een contractuele regeling is een overeenkomst voor onbepaalde duur in beginsel opzegbaar, tenzij anders voortvloeit uit de redelijkheid en billijkheid. Zoals ik al eerder opmerkte leek in literatuur en lagere rechtspraak opzegbaarheid als uitgangspunt te worden genomen. Dit oordeel van de HR sluit daarbij aan.

 

 

IT 650

Nieuwe golf van cloudprotectionisme ligt op de loer

CC BY-SA Sue Waters|Flickr.com

Een bijdrage van Tom Jozak, Mitopics.

Steeds vaker worden gegevens van Europese burgers en bedrijven verwerkt door Amerikaanse aanbieders van cloudcomputing-diensten. Aangezien de Amerikaanse Patriot Act van toepassing is op deze aanbieders, kan de Amerikaanse overheid al deze gegevens inzien. Dit is voor veel Europese landen een onaanvaardbare situatie. De laatste jaren promoten daarom steeds meer Europese landen de regionale cloudcomputing-agenda. Na Duitsland neemt nu ook Frankrijk dit standpunt in. Deze nieuwe ontwikkeling zou enorme gevolgen kunnen hebben voor de uitwisseling van data op het internationaal niveau en voor de huidige aard van cloudcomputing in het algemeen. Stand van zaken nu en een blik naar de toekomst.

France Telecom werkt samen met Thales SA, maker van lucht-, ruimtevaart en industriële elektronica, om een cloud-van-eigen-bodem te realiseren en de cloudsoftware binnen en buiten Frankrijk te kunnen aanbieden, bericht Bloomberg. "Het is het begin van een gevecht tussen twee reuzen [Frankrijk(Europa) en de Verenigde Staten, edit TJ]", zegt Jean-François Audenard, France Telecom Cloud security adviseur. Audenard vervolgt:

“It’s extremely important to have the governments of Europe take care of this issue because if all the data of enterprises were going to be under the control of the U.S., it’s not really good for the future of the European people.”

Deze ontwikkeling is op gang gekomen naar aanleiding van de Amerikaanse Patroit Act. Als gevolg van deze wetgeving zijn de Verenigde Staten (VS) namelijk bevoegd om de data die is opgeslagen in de cloud te raadplegen, indien deze data kan worden gebruikt om een bedreiging van de nationale veiligheid te signaleren en/of te weren. Het mag duidelijk zijn dat deze wetgeving de bevoegde Amerikaanse overheidsinstanties vrije handen geeft om bij een geringst vermoeden van bedreiging van de nationale veiligheid, bepaalde (persoons)gegevens door te lichten. Afgelopen voorjaar heeft ook Microsoft naar buiten gebracht dat zij de beschikbare cloudgegevens aan de Amerikaanse autoriteiten desgevraagd zou overdragen, zelfs als deze data zich in één van haar op het Europese grondgebied gevestigde datacentra zou bevinden.
Dergelijke verklaringen veroorzaken consternatie in landen van de Europese Unie, met name in Duitsland, waar veel strengere eisen gelden op het gebied van privacy dan in de meeste Europese landen.

Vorig jaar september verklaarde Reinhard Clemens, CEO van Deutsche Telekom's T-Systems Group, dat lokale wetgevers en toezichthouders de technische ontwikkelingen om een super beveiligde ‘cloud’ op het Europese grondgebied mogelijk te maken, niet in de weg mogen staan. Dit vraagt harmonisatie-inspanningen van de lidstaten op Europees niveau. Er is immers steeds meer vraag van klanten die niet willen dat hun informatie of informatie van hun klanten toegankelijk is voor derden zoals de Amerikaanse overheid. Ook grotere Europese bedrijven zijn zich hiervan bewust en zien kansen op dit gebied. Zij wachten niet af en zijn op steeds grotere schaal bezig met het (na)bouwen van de oplossingen die voorheen alleen vanuit Amerika afkomstig waren. Een ware concurrentieslag wordt nu uitgevochten als gevolg van de conflicterende Amerikaanse en Europese wetgeving. Het is echter slechts een kwestie van tijd voordat Europese bedrijven (‘de nieuwkomers’) hun diensten naar Amerika uitbreiden en aldaar aan de Amerikaanse wetgeving moeten voldoen. De Europese klant kan hier uiteindelijk de dupe van worden, tenzij de wetgever ingrijpt. Dat een oplossing hiervoor in de maak is, kan uit berichtgeving van Eurocommissaris Viviane Reding (en voorheen Neelie Kroes) worden afgeleid. De nieuwe General Data Protection Regulation (d.d. 29/11/2011), die nu als conceptvoorstel ter beoordeling ligt, geeft onafhankelijke Europese toezichthouders de middelen in handen om op te treden tegen eenzijdige beslissingen van Amerika bij het raadplegen van de uit Europa afkomstige persoonsgegevens (zie bijv. art. 79 lid 4 sub j van deze verordening, die een boete van 5% van de jaarlijkse wereldwijde omzet oplegt aan een bedrijf dat zonder toestemming uit Europa afkomstige data exporteert naar een land buiten Europa). Deze wetgeving gaat waarschijnlijk aanstaande woensdag in werking treden, bericht Tweakers.

De Amerikaanse cloudmarktleiders (Amazon, Facebook, Google, IBM en Microsoft) protesteren uiteraard tegen deze protectionistische benadering. Zij zijn namelijk bezig om een nieuw universeel clouddatanetwerk te creëren door middel van efficiënte, gedecentraliseerde datacenters om daarmee hun enorme cloudoperaties uit te voeren, en eigen (commerciële) belangen in Europa veilig te stellen. Als de Europese landen deze ontwikkelingen tegengaan, kan de waarde van cloudcomputing, niet alleen voor deze bedrijven, maar ook voor hun klanten aanzienlijk verminderen, zij het dat dit vooralsnog ‘slechts’ tussen de in de VS en de in EU gevestigde bedrijven parten zal spelen.

Deze Europese protectionistische benadering van cloudcomputing, initieel veroorzaakt door Amerikaanse wetgeving zal, als de patstelling langer voortduurt, ook nadelen brengen voor de Europese bedrijven, stelt Informa. Zij vervolgt:

“The European telecom operators who promote this strategy risk being sidelined in the global cloud computing market as aggressive North American and Asian operators spend billions to build international presence.”

The Informa Telecom Cloud Monitor (pdf) laat zien dat Europese operators slechts 7 procent uitmaken van de totale wereld cloudactiva, gemeten vanaf 2011, terwijl hun Noord-Amerikaanse en Aziatische collega's goed zijn voor 90 procent.

GigaOM meldde vorige maand nog, dat de Amerikaanse technologiegiganten deze bedreiging niet ongemoeid voorbij laten gaan. Google, IBM, Citi en een aantal andere grote Amerikaanse bedrijven en federale banken lobbyen bij hun regering voor verdragen die de vrije stroom van informatie over de grenzen waarborgen. De Patriot Act staat hun inspanningen echter in de weg en dat zal binnen afzienbare tijd ook niet veranderen, aangezien de nationale veiligheid vóór commerciële belangen gaat. De wil om een vrije stroom van informatie te waarborgen is er echter aan beide kanten van de Atlantische oceaan – als we een informeel commentaar op het nieuw voorstel voor General Data Protection Regulation mogen geloven en beide partijen lijken hetzelfde doel na te streven. Dit biedt hoop op een blijvende oplossing met betrekking tot vrije uitwisselbaarheid van gegevens tussen de twee nog steeds tegenstrijdige benaderingen. We zullen dus nog een tijdje geduld moeten hebben voordat bezorgdheden en openstaande punten worden weggewerkt en dat geeft op een korte termijn weinig troost.

Bron: Bloomberg, GigaOm)
Tags: General Data Protection Regulation, privacy, cloud computing