HR over rechtsgrond verwerking persoonsgegevens door BKR
HR 3 december 2021, IT 3776; ECLI:NL:HR:1814 (Verzoeker tegen Hoist) Deze prejudiciële beslissing gaat over de vraag aan welke van de in art. 6 AVG genoemde gronden een registratie bij de Stichting Bureau Kredietregistratie (hierna: het BKR) moet worden getoetst. Vindt registratie bij het BKR plaats ter nakoming van een wettelijke plicht in de zin van art. 6 lid 1, onder c, AVG of ter behartiging van gerechtvaardigde belangen van de verwerkingsverantwoordelijke of een derde in de zin van art. 6 lid 1, onder f, AVG? Het antwoord op deze vraag is onder meer van belang voor de aanspraak van de kredietnemer op het wissen van zijn persoonsgegevens op grond van art. 17 AVG, en voor de mogelijkheid van de kredietnemer om bezwaar te maken tegen de verwerking van zijn persoonsgegevens op grond van art. 21 AVG. De HR oordeelt als volgt:
Vordering tot toestemming RvC toegewezen
Vrz. Rechtbank Overijssel 9 december 2021, IT 3772; ECLI:NL:RBOVE:2021:4757 (Toestemming RvC) Kort geding. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 november 2021. Na afloop van de zitting is vonnis bepaald. Het vonnis wordt heden bij vervroeging uitgesproken. Eiseres vordert o.a. dat gedaagde niet zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de RvC van eiseres telefonisch, via social media, schriftelijk, in persoon of anderszins contact mag opnemen met leden van het bestuur, de RvC van eiseres, hun familieleden, huisgenoten en medewerkers. Zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de RvC van eiseres op andere wijze bemoeienis te hebben of interventies te plegen bij eiseres en haar (klein)dochter-vennootschappen en locatieverboden op bepaalde adressen. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen toe.
Artikel ingezonden door Berber Brouwer, Walden Grene.
Berber Brouwer: privacy in het metaversum
Tijdens wat nutteloos tijdverdrijf op social media kreeg ik een melding dat het privacybeleid van Instagram is aangepast. Het bleek alleen te gaan om een wijziging van de naam van moederbedrijf Facebook in Meta, onder verwijzing naar het metaversum en de visie daarop van Mark Zuckerberg. Als het aan hem ligt bestaat de toekomst uit een 3D versie van het internet bewoond door onze avatars; een transcendente, online werkelijkheid die onder supervisie van Meta wordt gebouwd. Social media, gamen, werken en online winkelen vinden straks niet meer plaats achter een scherm, maar in het metaversum waar we in een zelfgekozen gedaante een tweede leven leiden. Op bezoek gaan bij oma in het bejaardentehuis is niet meer nodig. De kleinkinderen ontmoeten kan immers ook ‘live’ in het metaversum. Teleporteren is geen science fiction meer, maar een realiteit in het metaverse. In een reclamevideo op de Meta website zit oma met een VR-bril op de bank.
Lees verder >>
Handelen met kennis uit dataroom
Ktr. Rechtbank Amsterdam 12 november 2021, IEF 20463, IT 3771; ECLI:NL:RBAMS:2021:6491 (inbreuk geheimhoudingsbeding) Werknemer doet met kennis uit de dataroom van zijn werkgever zelf een bod op een onderneming. Werkgever is hierachter gekomen door de e-mails van werknemers te lezen. De werkgever vordert een verklaring voor recht dat de vaststellingsovereenkomst rechtsgeldig vernietigd is en dat de ex-werknemers wanprestatie hebben gepleegd. De ex-werknemers vorderen een verklaring voor recht dat de werkgever onrechtmatig heeft gehandeld door zich toegang te verschaffen tot hun e-mail. De kantonrechter oordeelt dat het openen door werkgever van de e-mail van werknemers als een inbreuk op de privacy moet worden beschouwd.
Leverancier hoeft schade niet te vergoeden
Rechtbank Overijssel 22 december 2021, IT 3773; ECLI:NL:RBOVE:2021:4833 (Jonggelegen en Hydac) In 2014 heeft Nijl opdracht gekregen van Lufthansa om een dockingsysteem voor het onderhoud en de reparatie van vliegtuigen te ontwerpen en te plaatsen in Manilla. Nijl heeft Hydac in 2015 gevraagd een voorstel te doen voor het ontwikkelen en leveren van de hydrauliek en de besturing daarvan, voor het dockingsysteem. Partijen hebben vervolgens een overeenkomst gesloten met betrekking tot de levering van hardware en software door Hydac. Op 28 september 2015 is de software door Hydac aan Nijl ter beschikking gesteld. In mei 2016 zijn de heren [E] en [F] van Hydac gedurende een maand aanwezig geweest op het project van Nijl in Manilla i.v.m. technische problemen. Op 10 januari 2017 is Nijl failliet verklaard. Na het faillissement heeft de curator van Nijl de vordering die aan het geschil in deze zaak ten grondslag ligt, aan Jonggelegen overgedragen. Jonggelegen vordert een verklaring voor recht dat (1) sprake is van toerekenbare tekortkomingen door Hydac jegens Nijl in de nakoming van de verplichtingen uit de overeenkomst, waardoor Nijl schade heeft geleden en dat (2) Hydac voor die schade aansprakelijk is. De rechtbank wijst de vordering af omdat op grond van artikel 6:74 BW slechts sprake is van een verplichting tot het vergoeden van schade als Hydac in verzuim is komen te verkeren. Jonggelegen heeft gesteld dat de toenmalige advocaat van Nijl een ingebrekestelling heeft gestuurd aan de toenmalige advocaat van Hydac. Deze brief ontbreekt echter in het dossier en het enkele sturen van een sommatiebrief levert geen verzuim op.
Nieuw besluit over verzoek tot informatie persoonsgegevens
Rechtbank Midden-Nederland 2 februari 2021, IT 3769; ECLI:NL:RBMNE:2021:575 (Eiser tegen CvB Universiteit Utrecht) Eiser heeft in een e-mailbericht o.a. verweerder verzocht om hem op grond van artikel 34 Wbp informatie over zijn persoonsgegevens te verstrekken. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ten aanzien van het Wbp-verzoek kennelijk ongegrond verklaard. Verweerder heeft in zijn besluit verwezen naar zijn eerdere besluit van 6 november 2015. Met dit besluit is aan eiser op grond van de Wbp een overzicht verstrekt van persoonsgegevens van eiser, die door verweerder worden verwerkt. Volgens verweerder blijkt dat ook uit de uitspraak van 19 december 2018 van de Afdeling. Ten aanzien van het verzoek van eiser op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Wbp heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte toepassing gegeven aan artikel 4:6 lid 2 Awb. De eerdere besluiten waarnaar verweerder heeft verwezen, zijn namelijk niet gebaseerd op artikel 34 van de Wbp, zodat eisers verzoek niet geldt als een herhaalde aanvraag waarop is beslist. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover het betrekking heeft op de afwijzing van eisers verzoek op grond van artikel 34 van de Wbp. De rechtbank draagt verweerder daarom op om ten aanzien van eisers verzoek op grond van artikel 34 van de Wbp, een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift van eiser.
Vordering afgewezen wegens ontbreken spoedeisend belang
Vrz. Rechtbank Limburg 16 december 2021, IEF 20455, IT 3768; ECLI:NL:RBLIM:2021:9567 (Eiseres tegen Eet.nu) Kort geding. Eiseres is uitbater van een restaurant op Eet.nu staat. Eet.nu is een website waarop de contactgegevens van restaurants in Nederland staan en een online Butler-functie wordt aangeboden. Consumenten kunnen die Butler-functie gebruiken om via de website een reservering te vragen bij een restaurant dat is vermeld op de website. Tevens kunnen consumenten een account aanmaken en een recensie op de website plaatsen over hun beleving in een bepaald restaurant. Eiseres vordert o.a. dat Eet.nu wordt veroordeeld om alle onderdelen van haar website waarop het restaurant van eiseres staat vermeld te verwijderen. De voorzieningenrechter wijst de vordering af omdat eiseres onvoldoende heeft onderbouwd dat er in deze zaak sprake is van een spoedeisend belang.
Bewijslast overeenkomst rust op aanbieder achteraf betalen.
Ktr. Rechtbank Gelderland 15 december 2021, IT 3770; ECLI:NL:RBGEL:2021:6632 (Billink tegen gedaagde) Billink is een aanbieder van een betaalmethode die achteraf betalen mogelijk maakt. Op 15 november 2020 is bij Durlinger.com een online bestelling gedaan ten bedrage van €139,98, waarbij als betaalmethode is gekozen voor de optie ‘achteraf betalen met Billink’. Tijdens het bestelproces zijn gegevens van de gedaagde partij ingevuld als factuurgegevens. Op 1 december 2020 heeft Billink een aanmaning om tot betaling over te gaan toegezonden aan dit e-mailadres. De factuur ten bedrage van €139,98 is tot op heden niet betaald. Billink vordert dat de kantonrechter gedaagde veroordeelt tot betaling van een bedrag van €181,35 (€139,98 aan hoofdsom, €40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten en €1,37 aan wettelijke rente). Gedaagde voert verweer en voert aan dat hij de bestelling niet heeft geplaatst, het e-mailadres waarop de bestelling is gedaan is niet zijn e-mailadres en de ingevulde naam, geboortedatum en telefoonnummer betreffen hem niet. Daarnaast behoort het IP-adres hem ook niet toe. Op grond van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering rust de bewijslast op Billink. Naar het oordeel van de kantonrechter is Billink er niet in geslaagd om aan te tonen dat de bestelling door gedaagde is gedaan. Nu niet is komen vast te staan dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen wijst de kantonrechter de vordering af.
HR verwerpt beroep van Stichting 123inkt-huismerk-klanten
HR 24 december 2021, IEF 20454, IT 3767; ECLI:NL:HR:2021:1950 (Stichting 123inkt-huismerk-klanten tegen HP) In dit geding gaat het hoofdzakelijk om de vraag of HP onrechtmatig handelt door in haar inktjetprinters software met ‘dynamic security’ te installeren. Hierdoor worden inktpatronen van andere leveranciers dan HP in deze printers geweigerd. Het hof besloot dat het gebruik van deze dynamic security niet aan HP wordt verboden [IT 3080]. De Stichting 123inkt-huismerk-klanten komt in cassatie met een reeks klachten op tegen deze beslissing. De Stichting bestrijdt ook de vaststelling dat zij in dit geding niet optreedt als collectieve belangenbehartiger in de zin van art. 3:305a (oud) BW. Het incidenteel cassatieberoep van HP is hoofdzakelijk gericht tegen een door het hof toegewezen verklaring voor recht met betrekking tot het door HP verstrekken van gebrekkige en deels onjuiste informatie. De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest.
Verzoek tot verwijdering BKR-registratie afgewezen
Rechtbank Noord-Holland 15 december 2021, IT 3766; ECLI:NL:RBDHA:2021:13450 (Verzoeker tegen Defam) Verzoeker vraagt om verwijdering van zijn BKR-registratie door kredietaanbieder Defam. Hij stelt dat zijn belangen zwaarder wegen dan de belangen van de BKR-registratie en doet een beroep op artikel 21 lid 1 AVG. Volgens Defam heeft een BKR-registratie als doel de maatschappelijk verantwoorde financiële dienstverlening te bevorderen. Het BKR verschaft kredietverstrekkers inzicht in de betaalhistorie van de consument waardoor kredietverleners de financiële positie van de consument kunnen inschatten, ter voorkoming van overkreditering. Hierbij heeft Defam aangevoerd dat zonder een compleet en onderbouwd inzicht in de financiële positie van verzoeker, niet goed kan worden beoordeeld of de financiële situatie van verzoeker op orde is. Dit is van belang aangezien verzoeker in het verleden problematisch betaalgedrag vertoonde. De rechtbank is het eens met Defam en stelt dat de belangen van Defam bij handhaving van de BKR-registratie zwaarder wegen dan de belangen van verzoeker. Het verwijderingsverzoek wordt daarom afgewezen.