Gepubliceerd op vrijdag 21 oktober 2022
IT 4124
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ||
4 okt 2022
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 4 okt 2022, IT 4124; ECLI:NL:GHARL:2022:8504 (Appellant tegen geïntimeerde ), https://itenrecht.nl/artikelen/geintimeerde-veroordeeld-tot-schadevergoeding-wegens-lastercampagne

Geïntimeerde veroordeeld tot schadevergoeding wegens lastercampagne

Hof Arnhem-Leeuwarden 4 oktober 2022, IEF 21038, IT 4124; ECLI:NL:GHARL:2022:8504 (appellant tegen geïntimeerde) Appellant verdenkt geïntimeerde van betrokkenheid bij een grootscheepse lastercampagne die was bedoeld om appellant schade toe te brengen. Een zakenpartner van appellant, heeft opdracht gegeven appellant ‘kapot te maken’. Aan de opdrachtnemer is voor dat doel naar eigen zeggen een eerste betaling gedaan van € 750.000, waarna opdrachtnemer in de onderneming van appellant is geïnfiltreerd en een lastercampagne heeft opgetuigd die heeft geresulteerd in diverse, zeer belastende publicaties en de voorlopige hechtenis van appellant. Geïntimeerde heeft gezegd dat appellant diep in een criminele organisatie zat (wapenhandel, drugshandel en witwassen), dat hij samen met zijn broer en moeder werd aangestuurd door de Iraanse geheime dienst en dat hij met deze informatie naar buiten zou treden. Het hof oordeelt dat geïntimeerde onrechtmatig heeft gehandeld tegenover appellant en veroordeelt hem tot betaling van schadevergoeding van € 789.845.

3.1. Het hof gaat er als onbestreden vanuit dat de voormalig zakenpartner van [appellant1] , [naam1] , aan [naam3] opdracht heeft gegeven [appellant1] ‘kapot te maken’. Aan [naam3] is voor dat doel naar eigen zeggen een eerste betaling gedaan van € 750.000, waarna [naam3] in de onderneming van [appellant1] is geïnfiltreerd en een lastercampagne heeft opgetuigd die heeft geresulteerd in diverse, zeer belastende publicaties en de voorlopige hechtenis van [appellant1] . Dit alles nam een aanvang in de periode dat hij voor [appellant1] werkzaam was en zette zich in de jaren daarna voort. Vast staat ook dat [geïntimeerde] zich eind 2017 negatief over [appellant1] heeft uitgelaten: hij heeft gesprekken gevoerd met [naam6] , zijn leidinggevende bij ATRH, waarbij hij vertelde dat [appellant1] diep in een criminele organisatie zat 

(wapenhandel, drugshandel en witwassen), dat hij samen met zijn broer en moeder werd aangestuurd door de Iraanse geheime dienst en dat hij met deze informatie naar buiten zou treden. In een door [naam6] opgenomen telefoongesprek zegt hij: 

Wij gaan alles openleggen nu van wat er speelt, het hele verhaal, hoe het is gekomen, wie d’r op zit, wat er aan de hand is, alles.

3.14. Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat voldoende is onderbouwd en onvoldoende is bestreden dat [geïntimeerde] onrechtmatig tegenover [appellanten] heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de schade die [appellanten] daardoor hebben geleden.