Financial lease is huurkoopovereenkomst waarover de kantonrechter gaat
ICT werkstations. Contractrecht. Procesrecht. Econocom vordert succesvol dat de rechtbank de zaak verwijst naar de kantonrechter. Zij voert daartoe aan dat het geschil tussen partijen draait om de vraag of er tussen hen een overeenkomst tot stand is gekomen. De betreffende overeenkomst wordt door Econocom gekwalificeerd als een financial lease overeenkomst. Deze overeenkomst moet worden aangemerkt als een huurkoopovereenkomst in de zin van artikel 7A: 1576h BW en behoort derhalve ingevolge artikel 93 sub c Rv tot de exclusieve competentie van de kantonrechter, aldus Econocom. ISL voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. Overal waar in deze offerteaanvraag lease staat wordt financial lease bedoeld. Aan het einde van de looptijd van de overeenkomst gaat het eigendom van de ICT werkstations van rechtswege over op [Naam] hogeschool.
2.2. ISL stelt dat het beroep op de exceptie van onbevoegdheid te laat, dat wil zeggen niet voor alle weren, is gedaan. In deze kwestie is tussen partijen al een kort geding gevoerd en een voorlopig getuigenverhoor gehouden. Beide bij de rechtbank. In beide procedures is de exceptie niet opgeworpen en daarom dient deze nu als tardief gepasseerd te worden. De rechtbank is van oordeel dat het beroep op de exceptie van onbevoegdheid niet te laat is ingesteld. Voor een kort geding procedure gelden andere bevoegdheidsregels dan voor een bodemprocedure. Datzelfde geldt voor de verzoekschriftprocedure waarbij een voorlopig getuigenverhoor kan worden gelast. Artikel 93 Rv geldt alleen voor de dagvaardingsprocedure.
2.3. (...) Op pagina 5 van de offerteaanvraag van [Naam] Hogeschool staat: "Overal waar in deze offerteaanvraag lease staat wordt financial lease bedoeld. Aan het einde van de looptijd van de overeenkomst gaat het eigendom van de ICT werkstations van rechtswege over op [Naam] hogeschool." ISL heeft, in het licht van dit onderdeel van de offerteaanvraag, onvoldoende gemotiveerd dat het in deze zaak gaat om een lease overeenkomst met een koopoptie, zodat de rechtbank niet toekomt aan een beoordeling van haar stelling dat dit type overeenkomst niet als huurkoop moet worden aangemerkt. ISL heeft haar stelling dat een Financial lease niet moet worden aangemerkt als huurkoop niet verder gemotiveerd. De rechtbank zal dus aan deze stellingen voorbijgaan
Succesvol impliciet Wet van Dam-verweer
Rechtbank Overijssel, locatie Almelo 2 april 2013, LJN BZ6588 (Health City tegen gedaagde)
Wet van Dam. Opzeggen abonnement sportschool. Verweer Wet Van Dam van toepassing vanaf 1 december 2011, ook voor lopende overeenkomsten. Health City heeft gesteld dat de Wet Van Dam niet van toepassing is op de onderhavige d.d. 25 februari 2010 tot stand gekomen overeenkomst. De Wet Van Dam ziet enkel en alleen op overeenkomsten die nà 1 december 2011 tot stand zijn gekomen. Gedaagde doet impliciet een beroep op de hiervoor genoemde Wet Van Dam, en dus geldt een wettelijke opzegtermijn van één maand. De algemene voorwaarde van een opzegtermijn van twee maanden is onredelijk en vernietigbaar.
Voorts dient beoordeeld te worden welke opzegtermijn tussen partijen geldt. Health City heeft de overeenkomst in mei 2012 opgezegd tegen 31 juli 2012, met inachtneming van de contractuele opzegtermijn van twee maanden. Volgens [gedaagde] geldt wettelijk een opzegtermijn van één maand.
De kantonrechter is het wat dat betreft met [gedaagde] eens. [Gedaagde] doet impliciet een beroep op de hiervoor genoemde Wet Van Dam. De Wet Van Dam heeft onder meer aan artikel 6:236 BW onderdeel j toegevoegd. Dat artikel luidt: Bij een overeenkomst tussen een gebruiker en een wederpartij, natuurlijk persoon, die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, wordt als onredelijk bezwarend aangemerkt een in de algemene voorwaarden voorkomend beding j. dat in geval van een overeenkomst tot het geregeld afleveren van zaken, electriciteit daaronder begrepen en dag- nieuws, en weekbladen en tijdschriften niet daaronder begrepen, of tot het geregeld doen van verrichtingen, leidt tot stilzwijgende verlenging of vernieuwing in een overeenkomst voor bepaalde duur, dan wel tot een stilzwijgende voortzetting in een overeenkomst voor onbepaalde duur zonder dat de wederpartij de bevoegdheid heeft om de voortgezette overeenkomst te allen tijde op te zeggen met een opzegtermijn van ten hoogste een maand;
Health City heeft de overeenkomst in mei 2012 opgezegd na de overeengekomen duur van 24 maanden en met inachtneming van een opzegtermijn van twee maanden, volgens de algemene voorwaarden. De algemene voorwaarden van Health City zijn wat dit betreft in strijd met onderdeel j van artikel 6: 236 BW.
(...)
De kantonrechter komt tot de conclusie dat Health City na 1 december 2011 een beroep heeft gedaan op haar algemene voorwaarde dat een opzegtermijn van twee maanden in acht moet worden genomen, welke algemene voorwaarde gelet op het hiervoor overwogene onredelijk bezwarend is en derhalve vernietigbaar.
Wet- en regelgeving aanbestedingsrecht
ITenRecht als kennisdatabank. Hierbij een overzicht van de relevante wet- en regelgeving aanbestedingsrecht. Ook gemakkelijk toegankelijk via de menuknop Wet- en regelgeving. Een bijdrage van Annechien Sloots, Nederland ICT.
Europese regelgeving
Richtlijn 2009/81/EG
Richtlijn 2009/81/EC van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen door aanbestedende diensten van bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, en tot wijziging van Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG
(richtlijn)
Wijzigingrichtlijn 2007/66/EG
Wijzigingsrichtlijn 2007/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2007 tot wijziging van de Richtlijnen 89/665/EEG en 92/13/EEG van de Raad met betrekking tot de verhoging van de doeltreffendheid van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten
(richtlijn)
Richtlijn 2014/23/EU
Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van consessieovereenkomsten
(richtlijn)
Richtlijn 2014/24/EU
Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG
(richtlijn)
Richtlijn 2014/25/EU
Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG
(richtlijn)
Richtlijn 89/665/EEG
Richtlijn 89/665/EEG van de Raad van 21 december 1989 houdende de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken
(richtlijn)
Drempelbedragen
Verordening (EG) Nr. 1251/2011
Verordening 1251/2011/EG van de commissie van 30 november 2011 tot wijziging van de Richtlijnen 2004/17/EG, 2004/18/EG en 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft hun toepassingsdrempels inzake de procedures voor het plaatsen van opdrachten
(verordening)
Nederlandse regelgeving
Sinds 1 april 2013 is er een nieuwe Aanbestedingswet van kracht. De verwijzingen daarnaar treft u hieronder aan.
Aanbestedingswet 2012
Wet van 1 november 2012, houdende nieuwe regels omtrent aanbestedingen (Aanbestedingswet 2012)
(wet)
Aanbestedingsbeluit
Besluit van 11 februari 2013, houdende de regeling van enkele onderwerpen van de Aanbestedingswet 2012 (Aanbestedingsbesluit)
(besluit)
Gids proportionaliteit
Bij het aanbesteden van opdrachten moeten aanbestedende diensten het beginsel van proportionaliteit in acht nemen. Dit beginsel is uitgewerkt in de Gids proportionaliteit. Het verplicht gebruik geldt zowel voor Europese aanbestedingen, nationale aanbestedingen als voor meervoudig onderhandse procedures.
(Gids)
Tevens dient er gebruik te worden gemaakt van zogenaamde Eigen Verklaringen
Eigen verklaring aanbestedingsprocedure aanbestedende diensten
Eigen verklaring aanbestedingsprocedure speciale-sectorbedrijven
Voor diensten zijn er ook richtsnoeren welke gelden als onverplichte aanvulling op de Aanbestedingswet. Deze zijn op dit moment nog niet bekend.
Voor de afhandeling van klachten is er een commissie van aanbestedingsexperts opgericht. Meer informatie treft u hier aan.
De oude aanbestedingsregels gelden nog voor aanbestedingen die gepubliceerd zijn voor 1 april 2013. Een overzicht van deze regelgeving treft u hier aan.
Daarnaast is per 15 februari 2013 de Aanbestedingswet op defensie- en veiligheidsgebied in werking getreden.
Aanbestedingswet op defensie- en veiligheidsgebied
Wet van 28 januari 2013 inzake implementatie van richtlijn nr. 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen door aanbestedende diensten van bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, en tot wijziging van richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG (Aanbestedingswet op defensie- en veiligheidsgebied)
(wet)
Op dit moment wordt er gewerkt aan nieuwe Europese Aanbestedingsrichtlijnen. Meer informatie treft u aan in het dossier hieronder.
(dossier)
N.B. Links verwijzen vaak naar de originele versie van de betreffende regelgeving. Om de meest recente versie te raadplegen, maak gebruik van de wijzigingsgegevens in de bibliografische gegevens in EUR-Lex en de wetstechnische info bij de wet in overheid.nl.
Uitleg entire agreement clause
HR 5 april 2013, LJN BY8101 (Lundiform tegen Mexx Europe)
In't kort: Uitleg van tussen commerciële partijen gesloten overeenkomst over afname van geproduceerde goederen. Taalkundige betekenis van bewoordingen contract? Ongemotiveerd passeren van stellingen en bewijsaanbod; Haviltex-criterium. Relevante omstandigheden; ‘entire agreement clause’. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 2 augustus 2011 en verwijst het geding ter verdere behandeling en beslissing naar het gerechtshof Den Haag. Cassatieblog: Taalkundige uitleg commercieel contract niet zonder meer doorslaggevend
3.5.2 Blijkens rov. 3.10 berust het oordeel van het hof met betrekking tot de gebondenheid van partijen aan de "entire agreement clause" mede op het uitgangspunt dat het hof in rov. 3.6 heeft geformuleerd. Nu onderdeel 1 met succes opkomt tegen dit uitgangspunt, kan het oordeel van het hof met betrekking tot de "entire agreement clause" reeds daarom niet in stand blijven.
3.5.3 Opmerking verdient dat een "entire agreement clause" een relevante omstandigheid kan zijn bij de uitleg van een overeenkomst waarvan deze clausule deel uitmaakt (vgl. HR 19 januari 2007, LJN AZ3178, NJ 2007/575). Welke betekenis aan een dergelijke clausule toekomt, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder de bewoordingen van de clausule, de aard, de inhoud, de strekking en de mate van gedetailleerdheid van de overeenkomst waarvan de clausule deel uitmaakt, en de wijze waarop de clausule tijdens de onderhandelingen ter sprake is gekomen en onderdeel van de overeenkomst is geworden.
Daarbij zij aangetekend dat een "entire agreement clause" op zichzelf geen uitlegbepaling is. De clausule heeft een specifieke herkomst en functie in de Anglo-Amerikaanse rechtssfeer, en heeft naar Nederlands recht niet zonder meer een bijzondere betekenis.
Zij beoogt veelal te bewerkstelligen dat partijen niet zijn gebonden aan eerdere op de overeenkomst betrekking hebbende afspraken die daarmee in strijd zijn, indien die afspraken niet in de overeenkomst zijn opgenomen en de overeenkomst evenmin daarnaar verwijst. De clausule staat evenwel niet zonder meer eraan in de weg dat voor de uitleg van de in de overeenkomst vervatte bepalingen betekenis wordt toegekend aan verklaringen die zijn afgelegd dan wel gedragingen die zijn verricht, in het stadium voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst.
3.5.4 Het vorenstaande brengt mee dat onderdeel 2 slaagt. Het hof heeft in rov. 3.9 miskend dat art. 9.1 van de overeenkomst niet zonder meer eraan in de weg staat dat toezeggingen die Mexx voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst heeft gedaan, van belang kunnen zijn voor de uitleg van de overeenkomst.
Minder punten voor 'Warez' die worden verwijderd of afgekeurd
Hof Den Haag 18 januari 2013, LJN BZ6496 (Internetforum en 'Warez')
In navolging van LJN BR5615. Auteursrecht. Strafrecht. Computervredebreuk. Hacken. Organisatie. 'Warez'. Art. 140 Sr. De verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, bestaande uit de leden van het internetforum. Leden van dit forum hebben zich op vrij omvangrijke schaal en op een geraffineerde wijze over een lange periode bezig gehouden met het plegen van computervredebreuk en het verspreiden van auteursrechtelijk beschermde werken via het internet.
Medeverdachte heeft verklaard dat het forum een soort FXP-board is met als doel films zo snel mogelijk te verspreiden. Het gaat er (ook) om wie als eerste een nieuwe release plaatst. Hiermee krijgt deze persoon de meeste punten. Met de oudere "warez" (een verzamelnaam voor auteursrechtelijk beschermd werk dat illegaal wordt verspreid) en als post wordt verwijderd of afgekeurd kreeg men minder punten. Op grond van al het vorenstaande acht het hof het forum een samenwerkingsverband van voldoende structuur en duurzaamheid om te kunnen spreken van een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr.
Vast staat dat het forum het oogmerk had op het hacken van computersystemen om gebruik te maken van de schijfruimte en bandbreedte zodat er snel auteursrechtelijk beschermde werken konden worden geüpload en gedownload. Het hof komt tot het oordeel dat aan alle vereisten van artikel 140 Sr is voldaan. Verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden.
Uit het voorgaande kan worden geconcludeerd dat toegang tot en deelname aan het forum aan bepaalde regels geboden was en dat er sprake was van gezamenlijke besluitvorming ten aanzien van het aantrekken en aannemen van nieuwe leden. Voorts kan hieruit worden afgeleid dat er een zeker toegangsbeleid werd gehanteerd en dat de inhoud van hetgeen op het forum aan de orde kwam voorbehouden moest blijven aan een in mindere of meerdere mate exclusieve groep personen.
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat [forum] een soort FXP-board is met als doel films zo snel mogelijk te verspreiden. Het gaat er (ook) om wie als eerste een nieuwe release plaatst. Hiermee krijgt deze persoon de meeste punten. Met de oudere "warez" (een verzamelnaam voor auteursrechtelijk beschermd werk dat illegaal wordt verspreid) en als post wordt verwijderd of afgekeurd kreeg men minder punten. Ook de verdachte en [medeverdachte 1] verklaren over dit puntensysteem dat er op neer komt dat iemand punten kan verdienen met uploaden waardoor krediet wordt opgebouwd om te downloaden. [medeverdachte 1] heeft in dit verband genoemd dat je als filler aan bepaalde quota moet voldoend. Dit puntensysteem was een op het forum geldende gemeenschappelijke regel.
Op grond van al het vorenstaande acht het hof het [forum]forum een samenwerkingsverband van voldoende structuur en duurzaamheid om te kunnen spreken van een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht.De conclusie moet zijn dat [forum] het oogmerk had op het hacken van computersystemen om gebruik te maken van de schijfruimte en bandbreedte zodat er snel auteursrechtelijk beschermde werken konden worden geüpload en gedownload.
De verdachte heeft zich als hacker/scanner intensief beziggehouden met onder andere het inbreken in computers, het gebruik maken van gehackte snelle ftp-servers, het posten van informatie over gehackte computers op het forum en het plaatsen van informatie op het forum.
Serieuze noot bij onze 1 april grap: het gevaar van expliciete opt-in
Een redactionele bijdrage van Wouter Dammers, ICTRecht.
Afgelopen maandag, 1 april, heeft ICTRecht EUR 8.200,- verdiend doordat bezoekers simpelweg op “Accepteren” klikken in onze cookiemelding. Deze cookie pop-up bevatte naast de bekende teksten over Analytics cookies en sociale media namelijk ook de tekst “Daarnaast geeft u ons toestemming € 100 af te boeken per eenmalige incasso van uw bankrekening”. Natuurlijk niet echt: het was een 1 april grap. Maar: een grap met een boodschap. Aan de bezoekers: klik niet zomaar op accepteren. En aan de wetgever: een expliciete opt-in is gevaarlijk!
Halverwege de middag publiceerde ICTRecht vervolgens de blog met het bericht dat ze EUR 8.200,- heeft mogen incasseren via automatische incasso. Een geslaagde grap, blijkbaar, gezien de vele retweets en boze e-mailtjes in de infobox van ICTRecht dat we het echt niet moesten wagen om EUR 100,- te incasseren van rekeningnummer 123…etc.
Deze grap – die overigens al het hele jaar lang werd aangekondigd door ICTRecht partner Arnoud Engelfriet – toont maar weer eens aan dat het vragen van een expliciete opt-in ook zekere gevaren kent. Internetgebruikers willen internetten. Niet irritante pop-ups lezen over cookies en wat ze zijn en wat ze doen en waarom en dat cookies niet gevaarlijk zijn. Dus wegklikken die pop-up.
Dit is het gevolg van de cookiewet, die sinds juni vorig jaar websites verplicht om toestemming te verkrijgen voor het plaatsen en uitlezen van cookies. In reactie daarop heeft vrijwel iedere zichzelf respecterende website een pop-up of dialoogvenster waarin wordt gemeld welke cookies men gebruikt, door welke partijen deze worden gebruikt, en voor welke doeleinden deze worden gebruikt. Sommige websites kiezen daarbij voor een impliciete toestemming (“Wij hebben alvast cookies voor je geplaatst, en we veronderstellen dat je daarmee akkoord bent“), andere websites kiezen voor ondubbelzinnige toestemming (“Door verder te klikken op deze website ben je akkoord bent met….”), en weer andere websites kiezen voor een meer expliciete versie (“Klik hieronder op “Accepteren” om hiermee akkoord te gaan”). Deze laatste versie, zoals ook door ons gehanteerd, is de juridisch meest waterdichte manier om toestemming te krijgen.
Probleem is namelijk dat impliciete toestemming sowieso niet is toegestaan: toestemming moet vooraf aan het plaatsen van de cookies zijn verkregen en cookies kunnen dus niet alvast geplaatst worden. Ondubbelzinnige toestemming houdt in dat een websitehouder in het geval van twijfel dient te verifiëren of hij er terecht van uit mag gaan dat de bezoeker met de verwerking heeft ingestemd en voor welke specifieke verwerkingen toestemming is gegeven. Dat kan nog wel eens lastig zijn: kon je er echt van uit gaan dat de bezoeker akkoord was met de verwerking, of wilde hij/zij gewoon verder surfen op de site? Bij expliciete toestemming weet je zeker dat de betrokkene akkoord is met het gebruik van cookies: hij/zij klikt immers op “Accepteren” / “Akkoord”. Of hij/zij nou wel of niet de tekst van de pop-up leest doet daar in principe niet aan af: hij heeft er alles aan gedaan wat redelijkerwijs van hem mocht worden verwacht om informatie te verstrekken over het gebruik van cookies. En aangezien er op overtreding van de cookiewet een boete staat per overtreding van EUR 450.000,- kiezen de meeste websites eieren voor hun geld: dan maar expliciete toestemming.
Erg vervelend voor de internetbezoeker, want die wordt nu dus praktisch gedwongen om op iedere website die hij/zij bezoekt aan te geven of hij/zij wel of niet akkoord is met het gebruik van cookies.
Los van deze irritatie is het hanteren van een expliciete toestemming ook nog eens gevaarlijk, omdat daarmee overeenkomsten tot stand kunnen komen. En ook de privacy van de bezoeker kan daardoor in het geding komen. En aangezien de cookiewet nu juist bedoeld was om de privacy van de internetbezoeker beter te beschermen (of althans: hem/haar meer controle te geven over welke gegevens op of van zijn computer worden gebruikt), lijkt ons dit een zeer ongewenst gevolg.
Immers: een expliciete toestemming kan voor meer doeleinden worden gebruikt dan alleen voor het verkrijgen van toestemming voor het gebruik van cookies. Denk aan het verzamelen en/of doorverkopen van (andere) persoonsgegevens, of zelfs het verwerken van bijzondere persoonsgegevens zoals gegevens over iemands godsdienst of levensovertuiging, ras, politieke gezindheid, seksuele leven, lidmaatschap van een vakvereniging of strafrechtelijke gegevens. Voor het verwerken van bijzondere persoonsgegevens is namelijk expliciete toestemming vereist.
Dat kan dus betekenen dat je als internetbezoeker zomaar akkoord kunt zijn gegaan met het plaatsen van een tracker op jouw computer, om jouw toetsaanslagen te registreren en deze door te sturen aan de betreffende websitehouder. En/of om achter jouw inloggegevens voor jouw e-mailaccount te komen (“Handig joh! Hoef je zelf geen mails meer te sturen!”), en ook om nog even mee kijkt bij jouw gebruik van internetbankieren (“Wij regelen jouw betalingen wel!”), verstuurde berichten via jouw online datingprofiel (“Zozo, rare gewoontes heb jij!”) en de laatste resultaten van de SOA-test die je van je huisarts toegestuurd krijgt (“Handig voor je verzekering!”).
Natuurlijk heb je als websitebezoeker een zekere onderzoeksplicht: je moet niet zomaar op “Accepteren” klikken: lees.
Maar dit neemt niet weg dat de praktijk anders is. Cookie pop-ups worden net zo min gelezen als algemene voorwaarden.
Hopelijk zal Minister Kamp daarom bij zijn voorstel tot aanpassing van de cookiewet rekening houden met de negatieve effecten van een expliciete opt-in (en wil hij kiezen voor een ondubbelzinnige opt-in d.m.v. actieve en bewuste handeling – en dat een websitehouder er dan van uit mag gaan dat er een rechtmatige toestemming is verkregen).
Bedrijfsarts bezit geen documenten meer
Rechtbank Middelburg 21 december 2012, LJN BZ5988 (verzoeker tegen verweerder en QS Gezondheidsmanagement B.V.)
Verzoek op basis van Wet bescherming persoonsgegevens art. 46 jo 7:456 BW tot inzage in medisch dossier. Het verzoek richt zich tot de bedrijfsarts. Verzoek afgewezen omdat verweerders geen documenten meer bezitten over verzoeker.
[verzoeker] heeft op 9 maart 2010 een klacht ingediend tegen [verweerder sub 1] bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Eindhoven. Het tuchtcollege heeft bij beslissing van 24 november 2010 de klacht van [verzoeker] deels gegrond verklaard, waaronder de klacht met betrekking tot inzage in het volledig dossier, en [verweerder sub 1] berispt en de klacht voor het overige afgewezen. [verzoeker] heeft beroep aangetekend bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg in ’s-Gravenhage, welk beroep op 28 februari 2012 niet-ontvankelijk is verklaard.
[verzoeker] verzoekt om inzage in zijn medisch dossier door [verweerder sub 1] en QS, op straffe van verbeurte van (diverse) dwangsommen. [verweerder sub 1] heeft voldaan aan zijn verplichtingen ten aanzien van het geven van inzage in het door hem gevoerde dossier uit hoofde van de Wet bescherming persoonsgegevens en de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst.
4.1. Los van de vraag welke documenten al dan niet tot het medisch dossier van [verzoeker] behoren, heeft zowel [verweerder sub 1] als QS ter zitting uitdrukkelijk verklaard dat geen van beide nog de beschikking heeft over documenten met betrekking tot [verzoeker].
Ter zitting heeft [verweerder sub 1] aangegeven geen enkel belang te hebben bij het eventueel achterhouden van stukken voor [verzoeker]. [verzoeker] richt zich voornamelijk op een beweerdelijke e-mail van zijn ex-werkgever aan [verweerder sub 1], waaruit [verweerder sub 1] tijdens het spreekuur op 16 april 2008 zou hebben voorgelezen. [verweerder sub 1] heeft uitdrukkelijk het bestaan van deze e-mail betwist. Voorzover sprake is geweest van een interne mededeling, waarin is aangetekend dat er geen gesprek had plaatsgevonden tussen [verzoeker] en de werkgever, moet deze mededeling als een werkaantekening van [verweerder sub 1] worden beschouwd die niet tot het medisch dossier behoort.
Gelet hierop, alsmede gelet op het feit dat [verweerder sub 1] wordt geacht geen belang te hebben bij het achterhouden van de door [verzoeker] beweerdelijk ontbrekende informatie, gaat de rechtbank ervan uit dat [verweerder sub 1] niet beschikt over de door [verzoeker] verzochte documenten.
Daar komt bij dat het ontbreken van bepaalde documenten reeds aan de orde is geweest in de procedure voor het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven. Dit klachtonderdeel is gegrond verklaard en aan [verweerder sub 1] is reeds de maatregel van berisping opgelegd.
Voorzover het verzoek van [verzoeker] wordt ingegeven door een gevoel van onrechtvaardigheid met betrekking tot de wijze waarop met zijn arbeidsongeschiktheid is omgegaan, overweegt de rechtbank dat dit eveneens door middel van de overige klachtonderdelen in de procedure bij het Regionaal Tuchtcollege aan de orde is geweest. Het Tuchtcollege heeft hieromtrent beslist en het door [verzoeker] tegen de betreffende uitspraak ingestelde beroep is niet-ontvankelijk verklaard. Onderhavige procedure biedt voor [verzoeker] in dat opzicht geen soelaas. Het verzoek van [verzoeker], voorzover dat is gericht tegen [verweerder sub 1], zal worden afgewezen.
4.2. Ten aanzien van QS heeft [verzoeker], gelet op de gemotiveerde betwisting van QS, onvoldoende aannemelijk gemaakt dat QS beschikt over de door [verzoeker] verzochte stukken, dan wel dat zij hierover dien(t)(de) te beschikken. Het verzoek tegen QS dient eveneens te worden afgewezen.
ICTRecht incasseert €8200 dankzij cookiepopup met incassotoestemming
A. Engelfriet, ICTRecht incasseert €8200 dankzij cookiepopup met incassotoestemming, ICTRecht.nl.
Dankzij het gemak waarmee mensen online akkoord gaan met cookiepopups heeft ICTRecht een bedrag van €8200 mogen incasseren via automatische incasso. Dat maakte het juridisch adviesbureau vandaag bekend. Naast de bekende teksten over Analyticscookies en sociale media bevatte de cookiepopup ook de tekst “Tevens geeft u toestemming €100 van uw bankrekening te laten afschrijven”. Een dergelijke tekst is rechtsgeldig, nu bezoekers expliciet op “Akkoord” moesten klikken.
Verdragen die naar verwachting worden ingediend
Bijlage bij Kamerstukken II 2012/13, 33 400-V, nr. 122 (lijst I - Verdragen die dit jaar naar verwachting ter parlementaire goedkeuring worden ingediend).
Zie ook een update op IE-Forum.nl en LifeSciencesenRecht.nl.
EEX
Totstandgekomen: 30-10-2007 Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken
Stand van zaken c.q. factoren van belang: Europees Nederland is via de EU aan het verdrag gebonden. Goedkeuringsstukken in voorbereiding.
Telecom
Totstandgekomen: 22-10-2010
Akten van wijziging van het Statuut en het Verdrag van de Internationale Unie voor Telecommunicatie (Genève, 1992)
Stand van zaken c.q. factoren van belang: Overleggen aan het parlement voorzien in januari 2013.
Bijlage bij Kamerstukken II 2012/13, 33 400-V, nr. 122 (Verdragen die naar verwachting eerst op langere termijn ter parlementaire goedkeuring zullen worden ingediend of ten aanzien waarvan nog geen besluit is genomen omtrent de wenselijkheid van partij worden)
18-06-2009 Verdrag inzake toegang tot officiële documenten
Stand van zaken c.q. factoren van belang: (RvE 205) Wenselijkheid van partij worden wordt bestudeerd. Ratificatie is arbeidsintensief en omdat ratificatie niet veel zal wijzigen in de mate van openbaarheid in Nederland en de WOB reeds een goede basis vormt, heeft het verdrag geen prioriteit.
Advies over bescherming natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens
Advies van de Commissie Juridische zaken inzake de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de bevoegde autoriteiten met het oog op het voorkomen, onderzoeken, opsporen en vervolgen van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en het vrije verkeer van gegevens.
The EU is rightly seeking to equip itself with a comprehensive, coherent, modern, high-level framework for data protection, since the challenges facing data protection are numerous. They include globalisation, technological development, enhanced online activity, uses related to more and more criminal activities, and security concerns. (...)
The relevant European rules (Article 16 TFEU and the recognition in Article 8 of the Charter of Fundamental Rights of the right to protection of personal data as an autonomous right) must therefore provide individual citizens with legal certainty and confidence in the behaviour of data controllers, and in particular of prosecution and enforcement authorities, since violations of data protection provisions can lead to serious risks for the fundamental rights and freedoms of individuals and the values of the Member States. (...)
data protection in the field of criminal investigation and enforcement must be adapted to other considerations relating to the rule of law and deriving from the state monopoly on the use of force. Data protection legislation in relation to averting risk, establishing and safeguarding public security and investigating crimes and executing criminal penalties must match the tasks to be performed by the state and ensure that it is still able to perform these tasks effectively, in the interests of all its citizens.(...)
In light of these considerations, the rapporteur takes the view that the directive should do no more than set minimum standards. In practice, this renders obsolete the question of 'only cross-border' or 'also domestic' data protection, and a higher level of data protection may in any case be maintained.
However, in order to preserve the balance with data protection as a fundamental right, the directive must at the same time strengthen and give a clear definition of individual rights. The principles of transparency and scrutiny must be enshrined, but they should not run counter to the purpose of averting risks and prosecuting crimes. (...)