Nieuwe Nederland ICT voorwaarden 2014
Nederland ICT Voorwaarden 2014 (inkijkexemplaar).
Nederland ICT brengt nieuwe voorwaarden op de markt. Deze Nederland ICT Voorwaarden vervangen de in de markt veelgebruikte ICT~Office Voorwaarden, die stammen uit 2009. Nieuwe wet- en regelgeving, gerechtelijke uitspraken en nieuwe vormen van dienstverlening door ICT-bedrijven zijn belangrijke redenen voor de ingrijpende update van de Voorwaarden. De Nederland ICT Voorwaarden zijn tot stand gekomen met behulp van input en toetsing door lidbedrijven van de brancheorganisatie. Hun praktijkervaringen vormden een belangrijke bron voor verbetering.
Lees verder
Conclusie AG: Geen onderscheid thuiskopievergoeding maken in wel/niet verwijderbare telefoongeheugenkaarten
Conclusie AG HvJ EU 18 juni 2014, IT 1535, zaak C-463/12 (Copydan Båndkopi) - dossier
Zie prejudiciële vragen: IEF 12086. Uitlegging van artikel 5, lid 2, sub b, van [InfoSoc-richtlijn]. Geheugenkaarten, voor mobiele telefoons, die door een mobieletelefonie-operator worden ingevoerd en verkocht in een lidstaat. Verenigbaarheid met de richtlijn van een nationale regeling die voorziet in compensatie voor de rechthebbenden voor de kopieën die worden gemaakt op geheugenkaarten voor mobiele telefoons. Billijke compensatie. Conclusie AG:
1) Artikel 5, lid 2, sub b, van [InfoSoc-richtlijn] moet aldus worden uitgelegd dat het in principe niet in de weg staat aan een regeling van een lidstaat die voorziet in de heffing van de thuiskopievergoeding op geheugenkaarten van mobiele telefoons ter financiering van de billijke compensatie, voor zover het rechtvaardige evenwicht wordt gehandhaafd (...), terwijl de hoofdfunctie of belangrijkste functie van genoemde kaarten wat dat betreft van geen belang is.
Richtlijn 2001/29 moet evenwel aldus worden uitgelegd dat deze zich verzet tegen de wettelijke regeling van een lidstaat die voorziet in de heffing van de thuiskopievergoeding op verwijderbare informatiedragers, zoals geheugenkaarten van mobiele telefoons, ter financiering van de billijke compensatie, terwijl de heffing op niet-verwijderbare dragers welke deel uitmaken van apparaten of installaties die specifiek zijn ontworpen en worden gebruikt als informatiedragers voor privédoeleinden wordt uitgesloten, zonder dat deze uitsluiting objectief gerechtvaardigd is.
De verwijzende rechter zal de mogelijke objectieve rechtvaardiging van deze uitsluiting moeten beoordelen en daaruit de conclusies moeten trekken.
2) Richtlijn 2001/29 moet aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staat aan de wettelijke regeling van een lidstaat die voorziet in de heffing van de thuiskopievergoeding ter financiering van de billijke compensatie als bedoeld in artikel 5, lid 2, sub b, ervan, op de reproducties voor privégebruik die zijn gemaakt vanaf een onrechtmatige bron, evenals op de reproducties voor privégebruik die door de rechthebbenden specifiek zijn toegestaan en die op grond daarvan aanleiding hebben gegeven tot de betaling van een vergoeding of enige andere vorm van billijke compensatie.
3) Richtlijn 2001/29 moet aldus worden uitgelegd dat noch het gebruiken, noch het niet-gebruiken van doeltreffende technische beveiligingsvoorzieningen van bestanden van beschermde werken invloed heeft op de heffing van de thuiskopievergoeding ter financiering van de billijke compensatie als bedoeld in artikel 5, lid 2, sub b, van genoemde richtlijn.
4) Richtlijn 2001/29 moet aldus worden uitgelegd dat zij niet in de weg staat aan de wettelijke regeling van een lidstaat die voorziet in de heffing van de thuiskopievergoeding ter financiering van de billijke compensatie op reproducties voor privédoeleinden, die voor de rechthebbenden slechts een minimale schade veroorzaken.
5) Richtlijn 2001/29 moet aldus worden uitgelegd dat zij in principe niet in de weg staat aan een nationale wettelijke regeling, zoals die aan de orde in het hoofdgeding, die voorziet in de heffing van de thuiskopievergoeding ter financiering van de billijke compensatie op informatiedragers bij de producenten en distributeurs daarvan, voor zover genoemde producenten en importeurs deze daadwerkelijk kunnen doorberekenen aan de gebruikers die genoemde dragers aanschaffen voor het maken van thuiskopieën of de terugbetaling ervan kunnen verkrijgen wanneer genoemde dragers worden aangeschaft voor duidelijk andere doelen dan het maken van thuiskopieën.
Het is aan de verwijzende rechter om deze omstandigheden te beoordelen en daaruit de conclusies te trekken.”
Gestelde vragen:
1) Is het verenigbaar met richtlijn [2001/29] dat een nationale wet voorziet in compensatie van de rechthebbenden in geval van reproducties die zijn gemaakt vanaf een van de volgende bronnen:
[a)] bestanden waarvan het gebruik is toegestaan door de rechthebbenden en waarvoor de klant een vergoeding heeft betaald (gelicentieerde inhoud van bijvoorbeeld internetwinkels);
[b)] bestanden waarvan het gebruik is toegestaan door de rechthebbenden en waarvoor de klant geen vergoeding heeft betaald (gelicentieerde inhoud bijvoorbeeld in het kader van een marketingactie);
[c)] een dvd, cd-rom, mp3-speler, computer enz. van de gebruiker, waar geen doeltreffende technische voorzieningen worden aangewend;
[d)] een dvd, cd-rom, mp3-speler, computer enz. van de gebruiker, waar doeltreffende technische voorzieningen worden aangewend;
[e)] een dvd, cd-rom, mp3-speler, computer of een ander apparaat van een derde;
[f)] onrechtmatig gekopieerde werken, van het internet of van andere bronnen;
[g)] bestanden die op een andere wijze rechtmatig zijn gekopieerd van bijvoorbeeld het internet (uit rechtmatige bronnen, waarbij geen licentie is verleend)?
2) Hoe moet rekening worden gehouden met doeltreffende technische voorzieningen (zie artikel 6 van [richtlijn 2001/29]) in de regelgeving van de lidstaten inzake billijke compensatie (zie artikel 5, lid 2, sub b, van [genoemde] richtlijn)?
3) Wanneer is bij de berekening van de compensatie voor kopieën voor privégebruik (zie artikel 5, lid 2, sub b, van [richtlijn 2001/29]) sprake van ‚situaties waar de schade voor de rechthebbende minimaal zou zijn’ als bedoeld in [punt 35 van] de considerans van de richtlijn, waardoor het niet verenigbaar zou zijn met de richtlijn dat een regeling van een lidstaat voorziet in compensatie voor de rechthebbenden voor dergelijke kopieën voor privégebruik (zie in dit verband het onderzoek waarnaar in punt 2 [van de verwijzingsbeslissing] wordt verwezen)?
4) a) Indien ervan wordt uitgegaan dat het kopiëren voor privégebruik niet de hoofdfunctie of belangrijkste functie is van geheugenkaarten in mobiele telefoons, is het dan verenigbaar met de richtlijn dat een regeling van een lidstaat voorziet in compensatie voor de rechthebbenden voor kopieën op geheugenkaarten van mobiele telefoons?
b) Indien ervan wordt uitgegaan dat het kopiëren voor privégebruik een van de verscheidene hoofdfuncties of wezenlijke functies van geheugenkaarten in mobiele telefoons is, is het dan verenigbaar met richtlijn [2001/29] dat een regeling van een lidstaat voorziet in compensatie voor de rechthebbenden voor kopieën op geheugenkaarten van mobiele telefoons?
5) Is het verenigbaar met het begrip ‚rechtvaardig evenwicht’ als bedoeld in punt 31 van de considerans van de richtlijn en met de uniforme uitlegging van het begrip ‚billijke compensatie’ in artikel 5, lid 2, sub b, daarvan, waarbij moet worden uitgegaan van de ‚schade’, dat een regeling van een lidstaat voorziet in een vergoeding voor geheugenkaarten, terwijl geen vergoeding wordt verlangd voor interne geheugens zoals van mp3-spelers of iPods, die zijn ontworpen en hoofdzakelijk worden gebruikt voor het opslaan van kopieën voor privégebruik?
6) a) Staat richtlijn [2001/29] in de weg aan een regeling van een lidstaat die bepaalt dat de producent en/of de importeur, die geheugenkaarten verkoopt aan handelaren, die de geheugenkaarten op hun beurt doorverkopen aan zowel particulieren als aan handelaren, zonder dat genoemde producent en/of importeur weet of de geheugenkaarten worden verkocht aan particulieren dan wel handelaren, verplicht is een vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik te betalen?
b) Is het voor het antwoord op de zesde prejudiciële vraag, sub a, relevant of de regeling van de lidstaat bepalingen bevat op grond waarvan de producent, de importeur en/of de distributeur geen vergoeding hoeven te betalen voor geheugenkaarten die voor professionele doeleinden worden gebruikt; dat de producent, de importeur en/of de distributeur, die de vergoeding toch heeft betaald, terugbetaling van de vergoeding voor geheugenkaarten kunnen verkrijgen voor zover deze kaarten voor professionele doeleinden worden gebruikt; en dat de producent, de importeur en/of de distributeur zonder vergoeding te betalen geheugenkaarten kunnen verkopen aan andere ondernemingen die zijn geregistreerd bij de organisatie die de vergoedingen beheert?
c) Is het voor het antwoord op de zesde prejudiciële vraag, sub a of sub b, relevant
1) of de regeling van de lidstaat bepalingen bevat op grond waarvan de producent, de importeur en/of de distributeur geen vergoeding hoeven te betalen voor geheugenkaarten die voor professionele doeleinden worden gebruikt, maar waar het begrip ‚gebruik voor professionele doeleinden’ als een aftrekmogelijkheid wordt opgevat die enkel bestaat voor ondernemingen die zijn goedgekeurd door Copydan Båndkopi, terwijl de vergoeding moet worden betaald voor geheugenkaarten die voor professionele doeleinden worden gebruikt door andere zakelijke klanten die niet zijn goedgekeurd door Copydan Båndkopi;
2) of de regeling van de lidstaat bepalingen bevat op grond waarvan de producent, de importeur en/of de distributeur, wanneer de vergoeding (in theorie) toch is betaald, terugbetaling van de vergoeding voor geheugenkaarten kunnen verkrijgen voor zover deze kaarten voor professionele doeleinden worden gebruikt, maar waar:
a) in de praktijk alleen de koper van de geheugenkaart de terugbetaling van de vergoeding kan verkrijgen, en
b) de koper van de geheugenkaart een verzoek om terugbetaling van de vergoeding moet indienen bij Copydan Båndkopi;
3) of de regeling van de lidstaat bepalingen bevat op grond waarvan de producent, de importeur en/of de distributeurs zonder vergoeding te betalen geheugenkaarten kunnen verkopen aan andere ondernemingen die zijn geregistreerd bij de organisatie die de vergoedingen beheert, maar:
a) Copydan Båndkopi de organisatie is die de vergoedingen beheert, en
b) de geregistreerde ondernemingen niet weten of de geheugenkaarten zijn verkocht aan particulieren dan wel handelaren?
Puclicatie op www.rechstspraak.nl van benoeming vereffenaar
Rectbank Den Haag 9 mei 2014, IT 1533 (publicatie vereffening nalatenschap)
Zie ook IT 1526. Vereffening nalatenschap. Publicatieplicht. Het betreft het verzoek tot het benoemen van een vereffenaar van de nalatenschappen. De bekende erfgenamen hebben de nalatenschap verworpen. De wet bepaalt dat de benoeming van de vereffenaar dient te worden gepubliceerd, echter stelt de ING Bank dat er een onverhaalbare restschuld is en dat het in niemands belang is om voor de nalatenschap nog kosten te maken. De rechtbank beslist dat de beschikking bekend gemaakt wordt op www.rechtspraak.nl/uitspraken.
De beoordeling
De wet bepaalt dat de benoeming van de vereffenaar dient te worden gepubliceerd. Nu verzoekster stelt dat er sprake zal zijn van een onverhaalbare restschuld, aangezien de nalatenschap naast de te verkopen woning geen activa meer kent, is het in niemands belang om daarvoor nog kosten te maken. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er geen dwingende noodzaak voor de - kostbare - wettelijk voorgeschreven wijze van bekendmaking (publicatie in de Staatscourant en advertentie in een of meer nieuwsbladen) zodat dit niet zal worden bepaald. De belanghebbenden kunnen immers ook op een andere wijze, namelijk via internet, worden geïnformeerd, hetgeen iedere belanghebbende een even goede, wellicht betere, mogelijkheid geeft om de financiële situatie van de nalatenschap te kunnen inzien. Dit brengt ook geen nieuwe kosten met zich mee. De bekendmaking van de beschikking zal plaatsvinden op rechtspraak.nl/uitspraken. Deze wijze van bekendmaking komt in de huidige tijd met internet beter tegemoet aan de bedoeling van de wetgever, dan met de publicatiemiddelen uit de tijd waarin het huidig erfrecht werd ontworpen, toen de toegang tot internet nog niet algemeen was. Verzoekster wordt daarom ontheven van de wettelijke publicatieplicht.
Verlies van gegevens bij overhevelen cloud opslag
Rechtbank Den Haag 28 mei 2014, IT 1534 (Fysicas tegen KPN)
Tussenuitspraak. Cloud computing. Back-up Online dienstverlening aan eenmanszaak. Schadevergoeding wegens niet-overhevelen van bestanden van oude naar nieuwe account. Verlies van gegevens (opleidings- en cursusmaterialen sportmassage). Exoneratiebeding in Algemene leveringsvoorwaarden via reflexwerking vernietigbaar.
4.7. Artikel 14.1 en 14.3 van de Algemene leveringsvoorwaarden zijn als exoneratiebedingen aan te merken als bedoeld in artikel 6:237 aanhef en onder f BW. Dergelijke bedingen die de gebruiker geheel of ten dele bevrijdt van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding staan op de zogenoemde grijze lijst, en worden vermoed onredelijk bezwarend te zijn ten aanzien van een wederpartij, natuurlijk persoon, die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Vast staat dat artikel 6:237 aanhef en onder f niet rechtstreeks tussen [eiseres] en KPN van toepassing is. De rechtbank is echter van oordeel dat aan deze laatste bepaling in de grijze lijst reflexwerking toekomt jegens [eiseres], nu zij een met consumenten vergelijkbare positie inneemt. [eiseres] heeft op dit punt terecht gesteld dat zij een kleine zelfstandige is, geen personeel in dienst heeft en voorts haar eenmanszaak lange tijd naast haar baan in loondienst als fysiotherapeute heeft gevoerd. Verder staat vast dat de door KPN aangeboden back-up dienst niet onmiddellijk samenhangt met de bedrijfsmatig door [eiseres] ondernomen activiteiten en ligt buiten het gebied van de eigenlijke professionele activiteit, namelijk het verzorgen van sportmassage opleidingen. [eiseres] is niet of nauwelijks van een consument te onderscheiden en komt via de open norm van artikel 6:233 aanhef en onder a BW de bescherming toe van de grijze lijst. Voor haar is het op dezelfde voet als bij een consument onwenselijk te achten dat in gevallen als deze – waarbij door KPN een fout met grote gevolgen is gemaakt – een wettelijke verplichting tot schadevergoeding wordt uitgesloten. Temeer nu KPN als grote professionele organisatie is aan te merken en [eiseres] in generlei onderhandelingspositie over de Algemene leveringsvoorwaarden tegenover KPN stond.
4.8. De stelling van KPN dat [eiseres] via Fysicas ook algemene voorwaarden met uitsluiting van aansprakelijkheid hanteert, en dat zij reeds zeven jaar zelfstandige is, doet aan de zojuist genoemde reflexwerking niet af. Volgens vaste rechtspraak moet de uitzondering van artikel 6:235 lid 3 BW restrictief worden uitgelegd, in die zin dat op de eerdergenoemde vernietigingsgronden geen beroep kan worden gedaan door een partij die meermalen en nagenoeg hetzelfde pakket van algemene voorwaarden hanteert. De door [eiseres] gehanteerde algemene voorwaarde betreft uitsluiting van aansprakelijkheid voor lichamelijk letsel, en niet, zoals de onderhavige Algemene leveringsvoorwaarden van KPN een uitsluiting van aansprakelijkheid voor schade, waaronder begrepen (onder meer) verlies van gegevens.
4.9. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de in artikel 14.3 vermelde uitsluiting van aansprakelijkheid door KPN terecht door [eiseres] buitengerechtelijk is vernietigd.
4.13. [eiseres] heeft ter comparitie, aan de hand van een door haarzelf opgesteld overzicht, toegelicht dat zij ongeveer 500-700 uur in 2013 en 360 uur in 2014 heeft besteed aan het herstellen en opnieuw vervaardigen van het benodigde cursusmateriaal. [eiseres] heeft met stukken onderbouwd welke specifieke werkzaamheden zij heeft moeten verrichten om het cursusmateriaal weer op te bouwen, zoals het maken van fotoplaatjes met telkens twee personen voor het doorlopen van alle stappen van een sportmassage, anatomieoverzichten, protocollen etc. Slechts een kleine hoeveelheid studiemateriaal heeft [eiseres] via haar studenten kunnen krijgen en inscannen, waarvoor echter opnieuw bewerkingstijd nodig was, in verband met aanstrepingen e.d. in die tekst. KPN heeft het door [eiseres] gestelde urenaantal, alsmede de door [eiseres] nauwkeurig omschreven werkzaamheden, nog niet (gemotiveerd) weersproken. Gelet op het onder 4.12 bedoelde oordeel van de rechtbank dat zij de schadebegroting aan zich houdt, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen om zich bij akte uit te laten over de schadeomvang, te weten (i) de hoogte van de uurvergoeding en (ii) het aantal gemaakte uren. De rechtbank zal [eiseres] in de gelegenheid stellen zich uitsluitend over de onder (i) en (ii) genoemde onderwerpen bij akte uit te laten op een termijn van vier weken, waarna KPN gelegenheid zal krijgen om eveneens uitsluitend op voornoemde onderwerpen bij antwoordakte te reageren, eveneens op een termijn van vier weken.
4.14. KPN heeft nog aangevoerd dat [eiseres] niet heeft voldaan aan haar schadebeperkingsplicht, omdat zij – kort gezegd – haar licentiegegevens en inlogcodes op een andere plek had kunnen bewaren, dan wel had kunnen inloggen op een andere computer om die gegevens te verkrijgen. KPN suggereert daarmee in feite dat [eiseres] de fout van KPN had kunnen voorkomen. Dit verweer gaat aldus niet op, nu dit niet van [eiseres] had kunnen worden verwacht in verhouding tot de vastgestelde fout van KPN, terwijl voorts uit een door partijen overgelegde afdruk van een e-mailbericht van KPN volgt dat KPN zelf via haar systemen ook over de licentiegegevens kon beschikken.
IViR staff commenting on Google Spain
All comments here.
Nico van Eijk: European Ruling On Removing Google Links May Leave a Mess, National Public Radio, 16 May 2014. You can listen to the story here.
Egbert Dommering: Straks verwijdert Google alle oude informatie, Opinie, NRC Handelsblad, 17 mei 2014.
Ot van Daalen:
- Google moet resultaten wissen, NOS Journaal, 13 mei 2014;
- Jezelf Googelen, misschien minder pijnlijk?, NOS op 3, 13 mei 2014;
- EU-hof: zoekmachines moeten resultaten verwijderen bij privacy-inbreuk, Tweakers, 13 mei 2014;
- U kunt Google vragen slechte verhalen over u te weren, RTLXL, 13 mei 2014.
- Google moet links gaan verwijderen. Wat betekent dat?, De Correspondent, 15 mei 2014.
Axel Arnbak: Burger heeft recht om vergeten te worden, De Volkskrant, 14 mei 2014.
Joris van Hoboken:
- Gaat de Google-uitspraak écht het Internet slopen? We vroegen het een expert, Motherboard, 21 mei 2014;
- Data protection agencies gain power from Google defeat, Financial Times, 14 mei 2014;
- 'Recht om vergeten te worden': reden voor feestje?, De Volkskrant, 13 mei 2014.
Lees verder
Handhaving boete vanwege machtsmisbruik x86-processoren
Gerecht EU 12 juni 2014, IT 1531, zaak T-286/09 (Intel tegen Europese Commissie) - dossier
Uit het persbericht: Het Gerecht bevestigt de geldboete van 1,06 miljard EUR die aan Intel is opgelegd wegens misbruik van haar machtspositie op de markt van de x86-processoren tussen 2002 en 2007.
Nietigverklaring van beschikking C(2009) 3726 def. van de Commissie van 13 mei 2009 betreffende een procedure op grond van artikel 82 van het EG-Verdrag en artikel 54 van de EER-overeenkomst (zaak COMP/C 3/37.990 – Intel), waarbij aan verzoekster een geldboete is opgelegd van 1.06 miljard EUR wegens illegale concurrentieverstorende praktijken, met misbruik van haar machtspositie, die erop waren gericht concurrenten uit te sluiten van de markt van computerchips die worden aangeduid als „x86-processoren”, alsmede, subsidiair, intrekking of verlaging van de aan verzoekster opgelegde geldboete. Het beroep wordt afgewezen.
Een minder strikte tijdelijke kanssspelregeling is toegestaan
HvJ EU 12 juni 2014, IT 1530 (Digibet tegen Westdeutsche Lotterie) - dossier - persbericht
Zie eerder IT 1148. Uitlegging van artikel 56 VWEU – Kansspelen – Federale regeling met verbodsbepalingen inzake kansspelen op het internet die niet van toepassing zijn in een deelstaat van die staat – Evenredigheidsbeginsel. Uit het persbericht: The more liberal policy adopted temporarily by the Land Schleswig-Holstein on games of chance does not damage the consistency of the stricter policy pursued by the other German Länder. The prohibition on the organisation and advertising of games of chance on the Internet in almost all the Länder may be proportionate to the public interest objectives pursued. Het Hof verklaart voor recht:
Artikel 56 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een gemeenschappelijke regeling van een meerderheid van de deelstaten van een lidstaat met een federale structuur waarbij de organisatie van kansspelen via internet en het optreden als tussenpersoon daarbij in beginsel wordt verboden, terwijl één deelstaat gedurende een beperkte periode, naast de restrictieve regeling van de andere deelstaten, een minder strikte regeling heeft gehandhaafd, indien een dergelijke regeling kan voldoen aan de voorwaarden met betrekking tot de evenredigheid die in de rechtspraak van het Hof zijn geformuleerd, hetgeen aan de verwijzende rechter ter beoordeling staat.
Gestelde vragen:
1. Is een beperking van de kansspelsector incoherent, - indien enerzijds in een lidstaat met een federale structuur de organisatie van publieke kansspelen op het internet en het optreden als tussenpersoon daarbij krachtens het in de meerderheid van de deelstaten geldende recht in beginsel zijn verboden en – zonder dat daarop een afdwingbaar recht bestaat – enkel voor loterijen en sportweddenschappen bij wijze van uitzondering kunnen worden toegelaten om een geschikt alternatief te bieden voor het illegale kansspelaanbod en de ontwikkeling en uitbreiding daarvan tegen te gaan, - terwijl anderzijds in één deelstaat van deze lidstaat volgens het daar geldende recht onder nader bepaalde objectieve voorwaarden aan elke burger van de Unie en elke daarmee gelijkgestelde rechtspersoon een vergunning voor het aanbieden van sportweddenschappen op het internet moet worden verleend, zodat mogelijk afbreuk wordt gedaan aan de geschiktheid van de in de rest van de federale staat geldende beperking van het kansspelaanbod op het internet om de daarmee nagestreefde rechtmatige doelstellingen van algemeen belang te verwezenlijken?
2. Hangt het antwoord op de eerste vraag af van de vraag of de afwijkende rechtstoestand in een van de deelstaten de geschiktheid van de in de andere deelstaten geldende kansspelbeperkingen om de daarmee nagestreefde rechtmatige doelstellingen van algemeen belang te verwezenlijken, tenietdoet of daaraan aanzienlijk afbreuk doet?
Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord:
3. Wordt de incoherentie verholpen wanneer de deelstaat met de afwijkende regeling de in de andere deelstaten geldende kansspelbeperkingen overneemt, ook indien de bestaande ruimere regelingen van kansspelen op het internet in die deelstaat met betrekking tot de daar reeds verleende concessies nog voor een overgangsperiode van meerdere jaren blijven gelden, omdat deze vergunningen niet of slechts tegen voor die deelstaat uiterst belastende schadevergoedingen weer kunnen worden ingetrokken?
4. Is het voor het antwoord op de derde vraag van belang of tijdens de overgangsperiode van meerdere jaren de geschiktheid van de in de andere deelstaten geldende kansspelbeperkingen teniet wordt gedaan of daaraan aanzienlijk afbreuk wordt gedaan?
Overeenkomsten tussen interfaces is nog geen inbreuk op software
Rechtbank Den Haag 11 juni 2014, IT 1529 (Zoorobotics tegen Labelsoft)
Uitspraak ingezonden door Wouter Seinen en Nathalja Doing, CMS. Auteursrecht. Software. Zoorobotics heeft auteursrecht op software genaamd Meditra NTS en de daartoe behorende gebruikersinterface. Zij stelt dat Labelsoft inbreuk heeft gemaakt op haar auteursrecht en dat Labelsoft onrechtmatig handelt door de Zoorobotic software en de interface daarvan te gebruiken voor een eigen module die onnodig verwarring bij het publiek wekt. Uit de overeenkomsten tussen beide interfaces leidt de rechtbank derhalve een redelijk vermoeden van inbreuk door Labelsoft op de interface van de Zoorobotics software af. Een dergelijk vermoeden kan niet zonder nadere motivering een redelijk vermoeden van inbreuk op de software zelf bewerkstelligen.
4.4. Labelsoft heeft in dit incident niet bestreden dat de door Zoorobotics opgesomde en in productie 5 bij dagvaarding weergegeven overeenkomsten tussen de beide interfaces daarin aanwezig zijn. Ook heeft zij niet bestreden dat die overeenkomsten auteursrechtelijk beschermde trekken van de Zoorobotics interface betreffen. Labelsoft bestrijdt weliswaar de ontlening maar heeft niet, althans onvoldoende gemotiveerd, uitgelegd hoe die gelijkenissen tussen beide interfaces dan wel verklaard kunnen worden. Uit de overeenkomsten tussen beide interfaces leidt de rechtbank derhalve een redelijk vermoeden van inbreuk door Labelsoft op de interface van de Zoorobotics software af. Zoorobotics maakt echter onderscheid tussen de gestelde auteursrechtelijke inbreuk op de Zoorobotics interface en de gestelde inbreuk op de Zoorobotics software zelf en wil inzage in bescheiden die betrekking hebben op die laatste gestelde inbreuk. Een vermoeden van inbreuk op de Zoorobotics interface kan dan ook niet zonder nadere motivering, die ontbreekt, een redelijk vermoeden van inbreuk op de software zelf bewerkstelligen.
4.6 Zoorobotics heeft de inbreuk op de software voorlopig derhalve alleen maar gemotiveerd gesteld, terwijl Labelsoft die motivering betwist. Naar het oordeel van de rechtbank is er dan ook niet voldaan aan het vereiste redelijk vermoeden van auteursrechtinbreuk op de Zoorobotics software. Nu onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat Labelsoft een non-obfuscated versie van de Zoorobotics software heeft ontvangen, is er evenmin sprake van een redelijk vermoeden dat Labelsoft anderszins onrechtmatig jegens Zoorobotics heeft gehandeld. Van een rechtsbetrekking in de zin van artikel 843a Rv is derhalve geen sprake.
Kort verslag IFCLA conferentie 2014: ‘IT law at the crossroads’
Verslag ingezonden door Ivo van Schelven, LinkedIn-profiel. Op donderdag 5 en vrijdag 6 juni 2014 vond de IFCLA conferentie, een eens in de twee jaar terugkerende internationale conferentie op het gebied van IT en recht, in Antwerpen plaats onder de overkoepelende titel ‘IT law at the crossroads’. In dit korte verslag wordt ingegaan op de IFCLA en de recente conferentie in Antwerpen, en wordt een impressie gegeven van enkele onderwerpen die op deze conferentie ter sprake zijn gekomen en die van belang zijn voor de rechtspraktijk.
IFCLA
De IFCLA, de International Federation of Computer Law Associations, bestaat sinds 1986 en is een federatie waarin verschillende nationale organisaties op het gebied van IT en recht deelnemen. De IFCLA heeft onder meer ten doel de internationale samenwerking en de uitwisseling van informatie op het gebied van IT-recht in brede zin te bevorderen. Vanuit Nederland neemt de Nederlandse Vereniging voor Informatietechnologie en Recht (NVvIR) deel aan de IFCLA. Daarnaast zijn zusterorganisaties uit Argentinië, België, Brazilië, Canada, Denemarken, Finland, Frankrijk, Duitsland, Noorwegen, Portugal, Zweden en het Verenigd Koninkrijk aangesloten bij de IFCLA. Reeds eerder heeft de IFCLA conferenties georganiseerd in Brussel, Berlijn, Oxford, Amsterdam, Parijs, Helsinki en München.
IFCLA 2014 CONFERENTIE
Een internationale setting en gerenommeerde topjuristen als sprekers zijn woorden die de IFCLA kenschetsen. De IFCLA 2014 conferentie vond in het Hilton Hotel te Antwerpen plaats. De conferentie, waarbij de voertaal Engels was, bood de aanwezige juristen inzicht in recente trends en ontwikkelingen op het gebied van IT en recht, en verschafte eveneens een platform om hierover met elkaar van gedachten te wisselen. Hoewel de focus daarbij op juridische vraagstukken lag, is tijdens de conferentie ook uitgebreid ingegaan op technische en feitelijke aspecten, zoals eDiscovery en de opkomst van nieuwe cyberbedreigingen. In de openingsspeech van de conferentie door de huidige president van de IFCLA, Steven De Schrijver (partner bij het advocatenkantoor Astrea), werd stilgestaan bij de in rap tempo elkaar opvolgende ontwikkelingen in de technologiemarkt. Voor juristen werkzaam in de IT zullen deze ontwikkelingen nieuwe uitdagingen met zich meebrengen. Zo zijn, zoals De Schrijver benadrukte, 3D-printing, ‘wearable devices’ en Internet of Things voorbeelden van ontwikkelingen die vanuit juridisch perspectief nieuwe vragen oproepen en mogelijk nopen tot heroverweging van bestaande kaders. De IFCLA 2014 conferentie maakte duidelijk dat de in de IT werkzame juristen geconfronteerd worden met tal van (nieuwe) rechtsvragen en zich in hun werkzaamheden niet zelden op een pad begeven met de nodige juridische voetangels en klemmen.
Alvorens in te gaan op het inhoudelijke programma, is het goed hier kort stil te staan bij het vaste concept van IFCLA conferenties. Traditiegetrouw kennen IFCLA conferenties naast een inhoudelijk programma ook een sociaal programma (dit jaar o.a. een welkomstreceptie in het Rockoxhouse en een galadiner in het Museum aan de Stroom (MAS)), hetgeen IFCLA conferenties op dit punt meer maken dan enkel een netwerk-event. Dit sociale programma alsmede de contactmomenten die waren ingebouwd gedurende de conferentiedagen maakten het mogelijk om kennis te maken met het deelnemersveld, bestaande uit een mix van mensen met verschillende nationaliteiten afkomstig uit met name de advocatuur, het bedrijfsleven, de overheid en de academische wereld. Diverse Nederlandse juristen hebben de conferentie bijgewoond.
Het inhoudelijke programma van de IFCLA 2014 conferentie bestond uit verschillende onderdelen. Zo werden beide conferentiedagen gestart met een keynote speech. Op de eerste conferentiedag gaf keynote spreker Chris Marsden (Professor Internet Law aan Sussex Law School, University of Sussex) een presentatie getiteld ‘Open access to the internet, and to the law?’. Ingegaan werd met name op netneutraliteit en open internet vanuit Europees en Amerikaans perspectief, waarover het debat, aldus Chris Marsden, de komende jaren in belang zal toenemen. Op het gebied van wetgeving met betrekking tot netneutraliteit zit thans een voorstel tot een verordening in de Europese pijplijn. Bij netneutraliteit gaat het over de vraag of Internet Service Providers bepaalde soorten internetverkeer met voorrang dan wel met vertraging mogen behandelen, bijvoorbeeld door middel van prijs- en/of kwaliteitsdifferentiatie. Naast netneutraliteit sprak Marsden over de toegankelijkheid van het recht voor juristen, daarbij onder meer verwijzend naar initiatieven zoals www.openlaws.eu. Met dit initiatief wordt getracht wetgeving, jurisprudentie en rechtsliteratuur beter toegankelijk te maken.
Troels Oerting (Hoofd van het European Cybercrime Centre (EC3) van Europol) bracht op de tweede conferentiedag als tweede keynote spreker onder meer recente ontwikkelingen op het gebied van cybercriminaliteit in kaart. Zo schetste hij dat cybercriminelen steeds meer gebruik maken van ‘live streaming’ van illegale content (bijvoorbeeld kinderporno) in plaats van deze content te downloaden. Deze ontwikkeling bemoeilijkt het optreden hiertegen. Hij sprak voorts over ‘Crime as a Service’, waarbij op het internet schadelijke hulpmiddelen, zoals virussen, makkelijk en eenvoudig verkrijgbaar zijn.
Kern van het verdere programma werd gevormd door een twaalftal sessies. Deze sessies, waarvan er zes per conferentiedag plaatsvonden, waren opgedeeld in een zogeheten ‘sector track’ en ‘other domain track’. In de sessies uit de ‘sector track’ werd verbinding gezocht tussen IT-recht en functionele toepassingsgebieden, te weten de gezondheidszorg, entertainment, telecommunicatie en de financiële sector. Ook stonden in deze track sessies gepland op het gebied van Big Data en Cloud Computing. De ‘other domain track’ ging in op het raakvlak van IT-recht met andere rechtsgebieden, zoals het mededingingsrecht, het strafrecht, het overeenkomstenrecht, het auteursrecht, het privacyrecht en regels betreffende fusies en overnames. De opbouw van het programma, waarbij parallel een sessie uit de ‘sector track’ en een sessie uit de ‘other domain track’ plaatsvond, stelde de deelnemers in staat drie sessies per dag te volgen. De eerste dag werd voorts afgesloten met een vijftal breakoutsessions, waarin vanuit juridisch perspectief, in kleinschalige groepen werd gediscussieerd over onder andere drone technologie en het gebruik van bepaalde technieken bij Search Engines Optimization and Marketing (SEO/SEM), zoals backlinks en negative SEOs. De conferentie was, mede vanwege het hoge potpourri gehalte aan onderwerpen, geschikt voor beginnende en gevorderde juristen. Nederlandse sprekers op de conferentie waren Lokke Moerel (Partner bij De Brauw Blackstone Westbroek en Professor Global ICT Law aan Tilburg University), Maurits Dolmans (Partner bij Cleary, Gottlieb Steen & Hamilton LLP), Harrie Temmink (Deputy Head of the Online and Postal Unit bij DG Internal Market Services, Europese Commissie), Maarten Haijer (Secretary General van de European Gaming and Betting Association), Mathieu van Ravenstein (Director of European Managed Review Services bij Consilio Global) en Sjoerd Mol (Partner Corporate, M&A bij Benvalor).
IMPRESSIE
Tijdens de tweedaagse conferentie passeerde een groot aantal onderwerpen de revue. Enkele onderwerpen zullen - als impressie over de conferentie - hier kort worden aangestipt. Zo is één van de onderwerpen waarop tijdens de breakoutsessions is ingegaan het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt. Met deze verordening zal - nadat die zal zijn aangenomen - worden bewerkstelligd dat burgers en bedrijven onder voorwaarden de mogelijkheid hebben om met hun nationale elektronische legitimatiesysteem toegang te krijgen tot overheidsdiensten in andere EU-landen die gebruik maken van elektronische identificatiemiddelen. Daarnaast zijn in de beoogde verordening onder meer specifieke regels opgenomen op het gebied van elektronische handtekeningen, elektronische zegels, elektronische tijdstempels, elektronische documenten, gekwalificeerde diensten voor elektronische bezorging alsmede authenticatie van websites. Op 28 februari jongstleden is over dit voorstel een compromis bereikt tussen de Raad van de Europese Unie en het Europees Parlement. Het is - nadat het Europees Parlement in april jongstleden zijn standpunt over deze verordening heeft vastgesteld - nog slechts aan de Raad om de verordening formeel vast te stellen, hetgeen naar verwachting binnen afzienbare tijd het geval zal zijn.
Ook Cloud Computing kwam gedurende de conferentie veelvuldig aan bod. Zo bespraken Lien Ceulemans (Senior Privacy Counsel (EMEA) bij Salesforce.com), Patrick Van Eecke (Partner bij DLA Piper en Professor IT Law aan de Universiteit Antwerpen), Ken Lioen (Manager International Tax Services bij Ernst & Young) en Christopher Millard (Professor of Privacy and Information Law aan Queen Mary, University of London en Counsel bij Bristows) tal van punten (contractueel, privacyrechtelijk, fiscaal etc.) die voor bedrijven die overwegen om de overstap te maken naar de cloud alsook voor cloudproviders relevant zijn. Zo ging laatstgenoemde, die tevens editor is van het prachtige en veelomvattende boek ‘Cloud Computing Law’, onder meer in op de in de praktijk zo nu en dan nog bestaande misvatting dat in B2B-relaties cloudcontracten voor afnemers van clouddiensten niet onderhandelbaar zouden zijn. Ook in de Nederlandse contractspraktijk wordt niet louter op standaardvoorwaarden gecontracteerd. Met name over de bepalingen betreffende het uitsluiten/beperken van aansprakelijkheid van de cloudprovider, de SLA’s, de beveiliging en de privacy, de beschermende bepalingen bij het einde van het cloudcontract en de mogelijkheden van de cloudprovider om de aangeboden dienst gedurende het contract eenzijdig te wijzigen, blijkt in de praktijk meer dan eens te (kunnen) worden onderhandeld. Ook het onlangs gepubliceerde Working Document 01/2014 van de Article 29 Data Protection Working Party, waarin modelbepalingen tussen een bewerker en een sub-bewerker zijn vastgelegd, kwam op de conferentie aan bod.
Op het gebied van gezondheidszorg kwam in een sessie in de ‘sector track’ - vanuit Amerikaans en Europees perspectief - onder andere ter sprake of een app te beschouwen kan zijn als een medisch hulpmiddel. Deze vraag is van belang, omdat de praktijk uitwijst dat de regels betreffende medische hulpmiddelen niet altijd correct worden toegepast. De definitie van medische hulpmiddelen zoals neergelegd in Richtlijn 93/42/EEG van de Raad betreffende medische hulpmiddelen is in Nederland geïmplementeerd in artikel 1 lid 1 sub a van de Wet op de medische hulpmiddelen. Leidend is - kort gezegd - het doel waarmee de leverancier het product op de markt brengt. Een app kan derhalve onder omstandigheden een medisch hulpmiddel in de zin van de Wet op de medische hulpmiddelen zijn. Op de conferentie kwam de betekenis daarvan voor de rechtspraktijk uitvoerig ter sprake.
De IFCLA heeft met haar tweedaagse conferentie een brede en nuttige bijdrage geleverd aan de uitwisseling van kennis en expertise op het gebied van IT-recht. De vele deskundige sprekers hebben laten zien dat het IT-recht in tal van opzichten met de dag complexer en veelomvattender wordt.
Ivo van Schelven
Onfatsoenlijk aanprijzing registratie domeinnaam
RCC 13 mei 2014, IT 1527, dossiernr. 2014/00253, 00253A (erotische winkel)
Aanbeveling. Digitale marketing. Domeinnaam. Het betreft een door adverteerder aan klaagster gezonden e-mail, die opent met de tekst: “Beste [voornaam klaagster], Situatie: je zit in een taxi en komt overal reclame tegen voor een erotische winkel maar dan wel met jouw eigen naam! Stout, discreet en snel, ga naar [naam klaagster].nl.”. Op deze website wordt voorts de mogelijkheid geboden een drie minuten durend filmpje te bekijken waarop adverteerder laat zien hoe vijf verschillende mensen reageren als ze zien dat een derde hun naam heeft laten registreren om onder die naam een erotische winkel te drijven. Vervolgens staat op deze website: “De boodschap? Registreer jouw naam voordat iemand anders deze heeft! Controleer daarom vandaag nog jouw naam, die van je partner of die van je kind(eren).”
De klacht is dat klaagster al een domeinnaam bij/via adverteerder heeft geregistreerd, maar adverteerder probeert klaagster nu bang te maken en haar daardoor aan te sporen vooral méér bedrijfsnamen bij adverteerder te laten registeren. Gelet hierop acht klaagster de uiting onfatsoenlijk. De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met de artikelen 2 en 6 NRC en beveelt zij adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
Het oordeel van de Commissie
Adverteerder tracht (potentiële) klanten ertoe te bewegen hun naam bij/via hem te laten registreren door op realistisch aandoende wijze in beeld te brengen hoe mensen, die dat niet (tijdig) hebben gedaan en (daardoor) vervolgens geconfronteerd worden met het feit dat een derde hun naam heeft laten registreren voor een erotische winkel, verrast en geschrokken daarop reageren.
Het feit dat adverteerder de ontvanger van de gewraakte e-mail ervan bewust heeft willen maken dat, zolang hij zijn naam niet heeft laten registreren, de mogelijkheid bestaat dat een ander zijn naam laat registreren, rechtvaardigt niet de wijze waarop adverteerder deze boodschap overbrengt. Door de ontvanger van de e-mail te confronteren met een situatie waarvan mag worden aangenomen dat iedereen daardoor onaangenaam getroffen zou zijn, namelijk dat een derde de naam van de ontvanger van de e-mail heeft gebruikt om onder die naam een erotische winkel te (gaan) drijven, wordt onnodig angst aangejaagd.
Gelet op het vorenstaande is de Commissie van oordeel dat adverteerder reclame heeft gemaakt in strijd met het bepaalde in artikel 6 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) en daardoor tevens in strijd met het fatsoen in de zin van artikel 2 NRC.