"Fraudulent misrepresentation" in RFP fase
Op 26 januari 2010 heeft de High Court of Justice in Engeland uitspraak gedaan in een van de meest omvangrijke IT procedures die ooit in Europa zijn gevoerd (pdf). De uitspraak geeft in het bijzonder een interessante blik op hoe je je (vooral niet) dient te gedragen in de fase voorafgaand aan de totstandkoming van een contract. EDS (inmiddels onderdeel van HP) deed het niet zoals het hoort, en moest daar flink voor betalen. Met dank aan Joost van Ooijen, De Brauw Blackstone Westbroek.
Door de uitspraken van EDS te kwalificeren als bedrog, worden de aansprakelijkheidsbeperkingen uit de overeenkomst tussen EDS en BSkyB opzij gezet. EDS was onbeperkt aansprakelijk voor de door BSkyB geleden schade. De rechter heeft deze schade voorlopig begroot op 200 miljoen pond.
Lease, exoneratie, niet onredelijk bezwarend, toch onredelijk
Rechtbank Leeuwaarden, 23 december 2009 (100499 / KG ZA 09-351). Siemens Lease heeft een gebrekkige machine (een drukpers, okay, niet helemaal IT) in lease gegeven aan Drukkerij x. Die spreekt Siemens aan voor schade. Het beroep op het exoneratiebeding faalt wegens onredelijkheid, ook al is het niet een onredelijk bezwarend beding (pot-verwijt-de-ketel-verweer via een u-bocht). Redegevend is dat een gebruiker een goed functionerende machine mag verwachten, de machine niet goed functioneert, de gebruiker geen verwijt valt te maken, de gebruiker zelf geen actie tegen de leverancier kan instellen en Siemens de leverancier wel kan aanspreken. Met dank aan Polo van der Putt, Vondst Advocaten.
Allereerst roept Drukkerij x de nietigheid van de voorwaarden van Siemens in wegens niet ter hand stellen en onredelijke bezwarendheid. Siemens verdedigt zich tevergeefs met het pot-verwijt-de ketel-verweer:
"5.7. Siemens heeft betoogd dat [x] op grond van artikel 6:235 lid 3 BW geen beroep toekomt op de vernietigbaarheid van de algemene voorwaarden. Dit artikel bepaalt dat een partij die meermalen dezelfde of nagenoeg dezelfde algemene voorwaarden in haar overeenkomsten gebruikt geen beroep kan doen op de vernietigingsgronden van de artikelen 6:233 sub b jo. 6:234 BW. Deze uitzondering dient beperkt te worden opgevat: het moet gaan om algemene bepalingen die als geheel volledig of verregaand overeenstemmen met die van de wederpartij, niet om individuele bedingen uit die bepalingen (zie gerechtshof Amsterdam, 20 juli 2006, NJ 2006, 604). Voor een ruime uitleg van genoemde bepaling is geen plaats, omdat daarmee tekort zou worden gedaan aan de strekking van de wettelijke regeling, die erop gericht is zoveel mogelijk te bewerkstelligen dat algemene voorwaarden vóór of bij het sluiten van de overeenkomst aan de wederpartij ter kennis worden gebracht (zie HR 6 april 2001, NJ 2002, 385). Tegen deze achtergrond is de voorzieningenrechter van oordeel dat het enkele feit dat er in de - blijkens haar website - door [x] gehanteerde leveringsvoorwaarden voor de Grafische industrie een soortgelijke beperking van aansprakelijkheid is opgenomen als in de algemene voorwaarden van Siemens onvoldoende is om aan [x] een beroep op de vernietigbaarheid van bedingen uit de algemene voorwaarden van Siemens te ontzeggen. Verder is voorshands onvoldoende gesteld of gebleken dat de algemene voorwaarden van Siemens en [x] volledig of in verregaande mate overeenstemmen. De slotsom is dan ook dat [x] een beroep op de hiervoor genoemde vernietigingsgronden toekomt."
Dat Drukkerij x echter een vergelijkbaar exoneratiebeding hanteert (pot verwijt de ketel), is voor de Rechtbank desondanks tóch reden om te concluderen dat het exoneratiebeding niet onredelijk bezwarend is:
"5.9. Ingevolge artikel 6:233 aanhef en sub a BW is een beding in algemene voorwaarden vernietigbaar indien het gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij. In aansluiting hierop bepaalt artikel 6:237 aanhef en sub f BW dat bij een overeenkomst tussen een gebruiker en een wederpartij, natuurlijk persoon, die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, wordt vermoed onredelijk bezwarend te zijn een in de algemene voorwaarden voorkomend beding dat de gebruiker geheel of ten dele bevrijdt van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding. [x] kan geen rechtstreeks beroep op artikel 6:237 onder f BW doen, nu zij geen natuurlijke persoon is. Voor het aannemen van reflexwerking van dit artikel bestaat naar het oordeel van de voorzieningenrechter in de gegeven omstandigheden geen aanleiding. Voorts is de voorzieningenrechter van oordeel dat het beding als zodanig niet onredelijk bezwarend is jegens [x], nu het hier een bij transacties tussen ondernemingen veel voorkomend standaardbeding betreft, dat ook in de door [x] zelf gehanteerde algemene voorwaarden voorkomt. Het voorgaande leidt tot de voorlopige conclusie dat het beroep zijdens [x] op de vernietigbaarheid van de algemene voorwaarden niet zal slagen."
Is de race dan gelopen voor Siemens? Nee, toch niet:
"5.10. Desalniettemin is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat Siemens naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen beroep op het onderhavige beding kan doen jegens [x], nu (i) [x] mocht verwachten dat zij een deugdelijk functionerende drukpers ter beschikking gesteld kreeg, (ii) de drukpers vanaf het begin van de leaseovereenkomst herhaaldelijk niet deugdelijk heeft gefunctioneerd, (iii) voldoende aannemelijk geworden is dat het niet deugdelijk functioneren van de drukpers voortvloeit uit een gebrek aan de drukpers, waarvoor de leverancier kan worden aangesproken en dat niet aan [x] te verwijten valt, (iv) [x] de leverancier van de drukpers niet kan aanspreken op het gebrekkige functioneren van de drukpers, nu zij geen contractuele relatie met deze leverancier heeft, en (v) Siemens als contractspartij van de leverancier het in haar macht heeft om deze aan te spreken op het gebrekkige functioneren van de door haar gekochte drukpers."
Lees de uitspraak hier.
Duitse aansprakelijkheid voor openstaand draadloos internet
Het Bundesgerichtshof heeft bij uitspraak van 12 mei 2010 (pdf) geoordeeld dat een particulier aansprakelijk kan zijn voor misbruik van zijn verbinding door derden als hij zijn draadloos internet (de technische naam is een WLAN) onvoldoende heeft beveiligd.
Hij moet de beveiligingsmaatregelen treffen die op moment van aankoop van de router gangbaar zijn. Voldoende was in casu een WPA-sleutel, maar de gebruiker had het standaard-wachtwoord niet gewijzigd. De aansprakelijkheid lijkt wel beperkt te zijn tot de kosten van een aanmaning tot stopzetting van de inbreuk.
Het is niet duidelijk of deze aansprakelijkheid ook geldt voor commerciële terbeschikkingstelling van draadloos internet, nu daarvoor de Richtlijn e-commerce kan gelden.
De zaak betrof auteursrechtelijke inbreuk op het nummer Sommer Unseres Lebens (voor de geïnteresseerden, zie Youtube).
ARBIT: de eerste indruk
Op 19 juli jl. werden de nieuwe Algemene Rijksvoorwaarden Bij IT-overeenkomsten (ARBIT) gepubliceerd in de Staatscourant. Hoog tijd dus voor een eerste analyse. Zie voor de ARBIT-voorwaarden overigens artikel IT 28 op IT en Recht, makkelijk benaderbaar via de menu optie "Veel gebruikte voorwaarden". Met dank aan Theo Bosboom, Dirkzwager advocaten
Algemeen
De eerste indruk van de inhoud van de ARBIT is positief. De opzet van de voorwaarden is overzichtelijk, het taalgebruik is in het algemeen duidelijk en het gebruik van juridisch en technisch jargon is gelukkig heel beperkt. In die zin vormen de ARBIT een duidelijke verbetering ten opzichte van de BIZA-modelcontracten uit 1996, waarin het taalgebruik vaak erg wollig is. Ook de keuze om in de ARBIT geen opties op te nemen waaruit de gebruiker nog een selectie moet maken, zoals bij de BIZA-modellen het geval was, vormt mijns inziens een verbetering.
Dit betekent overigens niet dat overheden bij de toepassing van de ARBIT niet meer hoeven na te denken over de juridische aspecten van de samenwerking met de IT-leverancier en dat zij met de enkele van toepassing verklaring van de ARBIT kunnen volstaan. De ARBIT zijn echte inkoopvoorwaarden: ze vormen een juridisch raamwerk, dat aangevuld zal moeten worden met een overeenkomst waarin door partijen de punten op de i worden gezet en de concrete rechten en plichten nader worden uitgewerkt. De ARBIT gaat er ook vanuit dat een dergelijke overeenkomst wordt opgesteld. Eén van de sleutelbegrippen in de ARBIT is “het overeengekomen gebruik”, dat onder meer heel belangrijk is voor het vaststellen van de leveringsomvang en de inhoud van de garanties. Dit begrip moet door partijen zelf worden ingevuld in de overeenkomst en de stukken uit het voortraject. Overheden die de ARBIT gaan gebruiken, doen er goed aan om in het kader van offertetrajecten of aanbestedingsprocedures zelf al een aanvullende overeenkomst op te stellen en mee te sturen, zodat voor leveranciers exact duidelijk is onder welke voorwaarden de overheid wil contracteren en al in de selectiefase op deze voorwaarden kunnen reageren.
Implementatie en acceptatie
Wat ik mis in de ARBIT is een duidelijk juridisch raamwerk voor de implementatiefase van een IT-project. Als een IT-project mislukt, is dat nogal eens te wijten aan een onduidelijke verdeling van taken en verantwoordelijkheden bij de implementatie. Ook de acceptatieprocedure is in de ARBIT wel erg summier uitgewerkt. Zo is bijvoorbeeld niet aangegeven wat er moet gebeuren indien de software na de acceptatietest wordt afgekeurd: binnen welke termijn moeten gebreken dan worden hersteld, hoeveel kansen krijgt de leverancier en welke rechten heeft de afnemer? Deze onderwerpen moet nu dus worden opgenomen in de overeenkomst, in combinatie met het plan van aanpak.
Open source software
Voorts is opvallend dat er in de ARBIT-voorwaarden niet of nauwelijks aandacht wordt besteed aan open source software. Dit terwijl de rijksoverheid via het programmabureau Nederland Open in Verbinding (NOIV) overheden juist zoveel mogelijk stimuleert om waar mogelijk gebruik te maken van open source software. Inmiddels is uit een nadere toelichting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken gebleken dat er in het najaar een specifiek addendum bij de ARBIT zal verschijnen voor de aanschaf van open source software. Mede gezien het jarenlange voorbereidingstraject van de ARBIT, rijst de vraag waarom er niet voor gekozen is om open source software direct in de ARBIT te integreren. Nu zal in elk geval bij een substantieel deel van de IT-opdrachten van de overheid nog geen gebruik gemaakt kunnen worden van de ARBIT, in elk geval niet zonder een aanvullende overeenkomst die wel op open source is toegesneden en waarin op veel plaatsen van ARBIT wordt afgeweken. Het lijkt erop dat de opstellers van de ARBIT zich te laat het belang van open source hebben gerealiseerd.
ARBIT evenwichtig?
In de toelichting bij de ARBIT wordt aangegeven dat er een trendbreuk is beoogd met het verleden, in die zin dat in de ARBIT zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de belangen van beide partijen en dat op zoek is gegaan naar ‘het redelijke midden’. De vraag is of de opstellers van de ARBIT in deze opzet geslaagd zijn.
ICT~Office, de brancheorganisatie van IT-leveranciers, heeft in een eerste reactie al laten weten niet blij te zijn met de ARBIT en van mening te zijn dat de risico’s vooral bij de leverancier worden neergelegd. Deze wat voorspelbare reactie doet naar mijn mening geen recht aan de ARBIT. De voorwaarden zijn veel minder eenzijdig dan de eerdere BIZA-modellen en zeker ook veel minder eenzijdig dan de vorig jaar gelanceerde ICT~Office voorwaarden die door veel leveranciers gebruikt worden (zie hiervoor ook ons eerdere blogbericht). Dat de ARBIT in de praktijk onwerkbaar zouden zijn, wil er bij mij dan ook niet in. Wel erg eenzijdig vind ik de regel dat er pas iets betaald hoeft te worden na acceptatie van de betreffende producten of diensten (artikel 11.1). Zeker bij langdurige projecten betekent dit dat de leverancier heel veel zal moeten voorfinancieren. Met name bij aanbestedingsprocedures, waarbij de leverancier ook al veel tijd en kosten aan het verkrijgen van de opdracht heeft moeten besteden, is dit niet zonder meer redelijk. Hetzelfde geldt voor de regel dat overheden bij betaling van nog niet geaccepteerde prestaties altijd een bankgarantie van de leverancier kunnen verlangen (artikel 16.1). Zo zijn er nog wel wat voorbeelden te noemen. Dat neemt niet weg dat veel van de bepalingen behoorlijk evenwichtig zijn en dat de ARBIT als geheel zeker niet het karakter van een ‘wurgcontract’ hebben.
Wel vind ik – gelet op de beoogde evenwichtigheid van de ARBIT – de term “wederpartij” om de leverancier/opdrachtnemer aan te duiden wat ongelukkig. Deze term wordt in de praktijk met name door juristen gebruikt om de tegenstander in geschillen of procedures mee aan te duiden. Hoewel uit de toelichting blijkt dat dit hier niet zo bedoeld is, vraag ik mij af waarom niet gekozen is voor de neutrale term “contractspartij” of het begrip “leverancier”.
Dit bericht is oorspronkelijk verschenen op: https://dirkzwagerieit.nl/2010/08/19/arbit-de-eerste-indruk/.
Op het weblog van de sectie IE/IT van Dirkzwager zijn daarna ook nog de volgende twee berichten over ARBIT verschenen:
- ARBIT: voor wie en voor wat? (Theo Bosboom, 30 augustus 2010)
- ARBIT: beperking van aansprakelijkheid (Ernst-Jan van de Pas, 3 september 2010).
NEN-norm 7510 voor informatiebeveiliging in de zorg wordt vernieuwd
Het NNI bericht dat de NEN-norm 7510 zal worden herzien. Via een speciale website kunnen belangstellende het ontwerpdocument inzien en van commentaar voorzien.
Met dank aan Mark Jansen, Dirkzwager advocaten
NEN normen worden iedere vijf jaar herzien op actualiteit. De norm NEN 7510 stamt alweer uit 2004 en is dus aan revisie toe. NEN 7510 is de Nederlandse implementatie van de internationale norm ISO 27799 (laatst herzien in 2008).
De norm NEN 7510 is voor zorgverleners van belang, aangezien het College Bescherming Persoonsgegevens en de Inspectie voor de Gezondheidszorg zich op het standpunt stellen dat alle ziekenhuizen en andere zorgverleners aan deze norm moeten voldoen. Zie in dat kader onze eerdere berichtgeving hierover.
De uitwerkingen van NEN 7510, neergelegd in de normenserie NEN 7511 en de norm NEN 7512, stammen uit 2005 en zullen ongetwijfeld ook binnen afzienbare tijd worden herzien. Wij houden u ook hiervan op de hoogte.
Dit bericht is oorspronkelijk verschenen op https://dirkzwagerieit.nl/2010/08/19/nen-norm-7510-voor-informatiebeveiliging-in-de-zorg-wordt-vernieuwd/
Directe, indirecte en gevolgschade: helemaal niet angelsaksisch
Termen die je vaak tegenkomt in IT-contracten zijn directe, indirecte en gevolschade. De soms geopperde gedachte dat het om een nieuwe, van oorsprong Amerikaanse term zou gaan, wordt gelogenstraft door het feit dat men de term al kan aantreffen in jurisprudentie uit de jaren zestig en zeventig, aldus prof.dr.mr. T.F.E. Tjong Tjin Tai in het artikel "Directe schade in het contractenrecht", eerder gepubliceerd in Maandblad voor Vermogensrecht: MvV 2007/11, p. 226-231.
"Een term die men in de contractuele praktijk regelmatig ontmoet is ‘directe schade’. Een toelichting ontbreekt echter veelal: men lijkt te veronderstellen dat de betekenis van deze term bekend is. Zij wordt vaak gebruikt in exoneratiebedingen, in het bijzonder in de ICT-branche. Er wordt dan een onderscheid gemaakt tussen directe en indirecte schade. Vaak wordt voor directe schade een aansprakelijkheidslimiet overeengekomen en wordt voor indirecte schade algeheel geëxonereerd. Ook de term ‘gevolgschade’ wordt wel gebruikt in onderscheid van en afgezet tegen directe schade. Een enkele keer ontmoet men een exoneratie voor zowel indirecte als gevolgschade. De soms geopperde gedachte dat het om een nieuwe, van oorsprong Amerikaanse term zou gaan, wordt gelogenstraft door het feit dat men de term al kan aantreffen in jurisprudentie uit de jaren zestig en zeventig.
[...]
Indien geen nadere invulling wordt gegeven aan het paar directe/indirecte schade dient dit mijns inziens als niet meer dan een verwijzing naar de toerekenbaarheid te worden opgevat, die dus niets toevoegt aan het vereiste van art. 6:98 BW."
Lees het artikel hier.
Europese Commissie consulteert markt voor evaluatie E-commerce Richtlijn
De E-commerce Richtlijn (Richtlijn 2000/31/EC) is alweer 10 jaar oud. De hoogste tijd voor het opmaken van de balans. Die balans valt toch wel wat tegen. Volgens de Europese Commissie is namelijk gebleken dat in de afgelopen 10 jaar e-commerce nog geen 2% van de Europese retailhandel vertegenwoordigt. De Europese Commissie wil onderzoeken wat de oorzaken zijn van deze toch nog beperkte rol van e-commerce in het Europese handelsverkeer. De Europese Commissie heeft hiertoe een consultatieronde geopend om te horen wat de ervaringen en gedachten van de relevante marktpartijen zijn
Met dank aan Ernst-Jan van de Pas, Dirkzwager advocaten.
Iedereen die een belang heeft bij e-commerce wordt uitgenodigd om mee te denken en hun ervaringen te delen op een aantal onderwerpen, zoals over het ontwikkelingsniveau van diensten in de informatiemaatschappij, contractuele beperkingen inzake internationale (cross-border) online verkopen, het beslechten van online geschillen. Hiervoor is een vragenlijst beschikbaar gesteld die uiterlijk 15 oktober a.s. ingestuurd dient te zijn. Daarna zal de Europese Commissie de ingestuurde input bestuderen.
Meer informatie over dit onderwerp, inclusief een link naar de betreffende vragenlijst, treft u aan op de website van de Europese Commissie.
Dit bericht is oorspronkelijk verschenen op: https://dirkzwagerieit.nl/2010/08/12/europese-commissie-consulteert-markt-voor-evaluatie-e-commerce-richtlijn/
Geen uitgebreide documentatie voor inrichting standaard software
Rechtbank 's-Hertogenbosch, 11 augustus 2010 (nog niet gepubliceerd), zaaknummer/ rolnummer 192206/09-967, Qurius Nederland B.V. tegen CPH Chemicals B.V. (met dank aan Marianne Korpershoek, Louwers IP/Technology Advocaten), CPH en Qurius komen overeen dat Qurius standaard Microsoft software zal leveren en inrichten. Daarbij wordt tevens overeengekomen dat Qurius projectdocumentatie dient op te leveren van de door Qurius te ontwikkelen onderdelen. CPH vordert een verklaring voor recht dat Qurius gehouden is projectdocumentatie met betrekking tot alle door Qurius voor CPH ontwikkelde software - waarin de door die software geboden functionaliteit en de technische werking van die software gedetailleerd zijn beschreven volgens de daarvoor gebruikelijke standaarden.
De rechter wijst deze verklaring voor recht af met de volgende motivering: "Qurius stelt immers onweersproken dat Navision een product van Microsoft is met veel standaardfuncties, zodat het werk van Qurius (grotendeels) het 'inrichten' (ook genaamd: 'parametriseren') van de standaardfuncties behelst, waarbij Qurius niets meer doet dan aan- of uitvinken van keuzes in de standaardsoftware van Microsoft, op CPH afgestemde layouts en teksten invoeren en verbindingen maken tussen verschillende softwareproducten. Aan het voorgaande verbindt Qurius, evenmin weersproken, de conclusie dat voor dergelijke werkzaamheden (in de branche, naar de rechtbank begrijpt) geen noemenswaardige) documentatie wordt verwacht omdat een bekwaam vakgenoot ook zonder documentatie desgewenst kan zien wat Qurius heeft gedaan en daaraan verder kan werken. Bij deze stand van zaken lag het op de weg van CPH om concreet toe te lichten welke (rnaatwerk)onderdelen nog niet naar behoren door Qurius zijn gedocumenteerd, hetgeen zij heeft nagelaten."
Lees de uitspraak hier
Met dank aan Tros Radar......
Het leek allemaal zo mooi. Pretium en CPM ( een aanbieder van callcenter diensten) zijn een mooie samenwerking aangaan. Sinds november 2005 verricht CPM namelijk tegen betaling al haar telemarketingactiviteiten enkel ten behoeve van Pretium. Partijen leggen dat vast in een "Term Sheet voor het sluiten van een definitieve overeenkomst". Totdat TROS Radar met een verborgen camera opnamen maakt tijdens een training van nieuwe telemarketingmedewerkers bij CPM.
De opnamen leggen pijnlijk bloot dat CPM zich niet aan het callscript houdt door zich zeer onbeschoft en intimiderend uit te laten tegenover potentiële nieuwe klanten en door het verstrekken van onjuiste informatie aan potentiële nieuwe klanten.
Pretium probeert de uitzending nog in kort geding tegen te gaan, maar tevergeefs. CPM wil niet als zelfstandige partij in dat kort geding optreden.
De uitzending van TROS Radar is in ieder geval het einde van een mooie samenwerking. Pretium ontbindt direct daarop de eerder genoemde Termsheet, wegens wanprestatie. Pijnlijk voor CPM, want die werkt uitsluitend voor Pretium. De beëindiging heeft voor haar dus vergaande consequenties.
CPM betwist de ontbinding, en besluit daarop zelf te ontbinden. Het resulteert in een rechtzaak. Wie heeft er nu gelijk?
CPM trekt voorlopig aan het langste eind. De rechter overweegt dat er geen sprake is van een handelwijze, die de onmiddellijke ontbinding met genoemde verstrekkende gevolgen voor CPM rechtvaardigt, mede gezien de verstrekkende gevolgen hiervan voor CPM:
"Het valt niet in te zien waarom hetgeen in de uitzending van TROS Radar te zien was zodanig anders/ernstiger was, dat het een onmiddellijke ontbinding rechtvaardigde, zonder daaraan voorafgaand de gebruikelijke terugkoppeling te geven. Dit was wellicht anders geweest indien Pretium reeds eerder zou hebben aangegeven dat, indien CPM op deze wijze zou blijven doorgaan, dit de ontbinding van de overeenkomst tot gevolg zou hebben, maar van een dergelijke mededeling is niet gebleken. Het handelen van de medewerkers van CPM rechtvaardigde de ontbinding dan ook niet. Een en ander temeer daar de gevolgen van de ontbinding voor CPM zeer verstrekkend waren."
De rechter stelt ook vast dat de handelwijze direct verzuim oplevert, omdat vaststaat "dat die tekortkoming niet meer te herstellen was, zodat juiste nakoming van de overeenkomst blijvend onmogelijk was. Immers, het kort geding was al geweest zodat CPM Pretium daarbij niet meer kon bijstaan, en het handelen van de medewerkers van CPM kon niet meer worden teruggedraaid, terwijl sommige potentiële klanten al door die handelwijze benadeeld waren en daarmee Pretium DM benadeeld was." Dit lijkt haaks te staan op voornoemde redenering dat "dit was wellicht anders geweest indien Pretium reeds eerder zou hebben aangegeven dat, indien CPM op deze wijze zou blijven doorgaan, dit de ontbinding van de overeenkomst tot gevolg zou hebben, maar van een dergelijke mededeling is niet gebleken."
De visie over verzuim is discutabel. De tekortkoming is nog wel te herstellen, alleen de schade van Pretium als gevolg van die tekortkoming is definitief geleden. Dus alleen voor die schade is dan geen verzuim vereist. Beargumenteerd kan worden dat voor de ontbinding wel verzuim vereist was, en had de rechter het op die grond reeds kunnen laten afketsen.
Lees hier de uitspraak.
Pyrrhus overwinning VVD
Deze overwinning van de VVD heeft alleen niks met de verkiezingen te maken. Het betreft een mislukte automatisering, die ziet op de levering van onder meer vvd.net. De rechtbank Rotterdam komt in een uitgebreid vonnis tot de conclusie dat de leverancier tekort is geschoten in die levering.
De vraag is wat deze overwinning de VVD brengt (nee, geen flauw bruggetje naar de verkiezingen). In de contractuele voorwaarden is afstand gedaan van ongedaanmakingsverplichtingen, en de aansprakelijkheid voor schade is aanzienlijk beperkt. De rechtbank overweegt dat deze bepalingen in de gegeven omstandigheden niet onredelijk zijn. De zaak wordt uiteindelijk verwezen naar een schadestaat procedure. Lees hier het uitgebreide vonnis.