Opzeggen distributieovereenkomst
Rechtbank Rotterdam (of Dordrecht?) 22 juni 2011 (BP/Maumo).
Opzeggen distributieovereenkomst, redelijke opzegtermijn. De zaak betreft geen IT, maar kan wel relevant zijn voor het opzeggen van IT-contracten. Opzegbaarheid aangenomen van duurovereenkomst voor onbepaalde duur. Lengte opzegtermijn wordt bepaald door de voor distributeur benodigde tijd om bedrijfsvoering aan te passen. Het feit dat de distributeur voor een zeer belangrijk deel van haar omzet afhankelijk is van het distributiecontract, breng niet mee dat slechts mag worden opgezegd wegens zwaarwegende grond. Overeenkomst heeft 3 jaar geduurd, opzegtermijn van 2 maanden redelijk. Met dank aan Polo van der Putt, Vondst Advocaten.
Naar Nederlands recht is het de vraag of duurovereenkomsten voor onbepaalde duur altijd rechtsgeldig opzegbaar zijn. Het arrest Latour/De Bruijn (HR 3 december 1999, NJ 2000, 120) wekt de suggestie dat dit niet altijd het geval is, en soms zwaarwegend gronden voor opzegging noodzakelijk zijn. Voor een interessant overzichtsartikel van M.H. Visscher uit 2007 zie hier. In literatuur en lagere rechtspraak lijkt opzegbaarheid als uitgangspunt te worden genomen.
De Rotterdamse (of Dordse?) rechter overweegt:
"4.6.1. De overeenkomst is voor onbepaalde tijd aangegaan. Dit betekent dat de vraag of opzegging mogelijk was en zo ja, onder welke voorwaarden, moet worden beantwoord aan de hand van de redelijkheid en billijkheid in verband met alle omstandigheden van het geval. Die omstandigheden kunnen meebrengen dat opzegging alleen mogelijk was op basis van een voldoende zwaarwegende grond, of mits een redelijke opzegtermijn in acht werd genomen."
Distributeur was voor haar omzet in belangrijke mate afhankelijk van de overeenkomst. Was opzegging slechts mogelijk wegens zwaarwegende grond? Nee zegt de rechter, mijns inziens terecht, onder meer omdat er alternatieve producten in de markt zijn en er geen minimumafname was overeengekomen:
"4.6.2.3. Het dient een onderneming in beginsel vrij te staan om het leveren van een bepaald merk product te staken. De aard van de samenwerking, het leveren van een bepaald merk smeermiddelen, staat dan ook niet aan opzegging zonder zwaarwegende gronden in de weg. Dit geldt te meer nu staat vast dat Duckhams-smeerolie een relatief klein merk is en dat er voldoende alternatieven op de markt waren. Bovendien heeft Maumo niet weersproken dat zij jegens BP niet tot afname van bepaalde volumes verplicht was. Gelet op het vorenstaande valt niet in te zien dat de omstandigheid dat Maumo voor een groot deel afhankelijk was van de omzet van het product Duckhams, met zich brengt dat opzegging van de overeenkomst slechts mogelijk was op basis van een zwaarwegende grond."
De rechtbank hanteert het volgende toetsingskader voor de opzegtermijn:
"4.6.3. Bij de beoordeling van de vraag of een redelijke opzegtermijn in acht is genomen, moeten de wederzijdse belangen van partijen worden afgewogen en zijn derhalve ook aard en gewicht van de redenen voor opzegging van belang.'
Met betrekking tot de redelijkheid van de opzegtermijn overweegt de rechter dat het tot het normale ondernemingsrisico hoort dat omzet weg kan vallen. De opzegtermijn is niet bedoeld om een volledige omzetcompensatie mogelijk te maken, maar om de bedrijfsvoering aan te kunnen passen:
"4.6.8. De stelling van Maumo dat het haar na beëindiging van de overeenkomst twee jaar heeft geduurd om met de verkoop van alternatieve producten eenzelfde marge te behalen als zij met de verkoop van Duckhams-producten behaalde, is niet redengevend voor de vraag of een redelijke opzegtermijn in acht is genomen. Van belang is of Maumo na beëindiging van de overeenkomst voldoende tijd is gegund om haar bedrijfsvoering aan te passen, niet om met de verkoop van alternatieven eenzelfde marge te behalen als met de verkoop van Duckhams-producten. Het binnen afzienbare tijd niet meer kunnen aanbieden van een product waarmee een hoge marge behaald kan worden, is een omstandigheid die tot het normale ondernemersrisico behoort. "