Elektronisch identificatie ontwerpverordening
Deze verordening is door de Commissie aangenomen op 4 juni 2012 en zal door de co-decisieprocedure worden geleid.
Both elements of the Regulation – e-ID and eSignatures - will create a predictable regulatory environment to enable secure and seamless electronic interactions between businesses, citizens and public authorities. This will increase the effectiveness of public and private online services, eBusiness and electronic commerce in the EU.
The approach to eSignatures, which builds on the current eSignature Directive (Directive 1999/93/EC), has brought a degree of harmonisation to practices across Europe. All countries in the EU have legal frameworks for eSignatures, however these diverge and make it de facto impossible to conduct cross border electronic transactions. The same holds true for trust services like time stamping, electronic seals and delivery, and website authentication, which lack European interoperability. Therefore, this Regulation proposes common rules and practices for these services.
For e-ID the Regulation provides for the legal certainty by the mutual recognition and acceptance principle in which Member States accept national e-IDs which have been officially notified to the Commission. It is not obligatory for Member States to register their national eIDs, but the Commission hopes that many Member States will chose to do this.
The Commission and EU Member States have proven that cross border mutual recognition of eIdentification works, through the STORK project involving 17 Member States.
Today's draft Regulation is the last of 12 key actions proposed in the Single Market Act (see IP/11/469). These proposals are also flagged in the eGovernment Action Plan 2011-2015 (see IP/10/1718) and the EU's Roadmap to Stability and Growth (see IP/11/1180); and Digital Agenda for Europe (see IP/10/581, MEMO/10/199 and MEMO/10/200).
Personalia: Thera Adam-Van Straaten
Uit't persbericht: De sectie Intellectueel Eigendom & ICT van het Rotterdamse advocatenkantoor Kneppelhout & Korthals wordt uitgebreid door de komst van Thera Adam- Van Straaten.
Thera Adam- Van Straaten heeft in de afgelopen 14 jaar een brede adviespraktijk opgebouwd in het IE en reclamerecht en heeft daarnaast ruime ervaring in de procespraktijk. Sectiehoofd Olaf van Haperen: “We zijn bijzonder blij met de komst van Thera. Het is altijd prettig als goede juristen je team komen versterken, en met Thera erbij is onze positie beduidend sterker geworden. We zijn vooral blij met haar komst vanwege haar expertise in het reclamerecht en merkrecht. Zij vormt een belangrijke pijler voor ons middellange termijn doel, de IE sectie van Rotterdam en omstreken worden“
Thera Adam- Van Straaten studeerde eerst een jaar aan de Oxford Polytechnic waarna zij aan de Rijksuniversiteit Utrecht haar studie rechten voltooide. Zij werkt sinds 2001 als advocaat en heeft in 2007 een jaar als bedrijfsjurist bij Unilever gewerkt. Zij specialiseerde zich direct in het intellectuele eigendomsrecht en later in het reclamerecht en voedingsclaims.
Zij zal zich richten op procederen en adviseren op het gebied van het intellectueel eigendomrecht, het reclamerecht, met name op het gebied van de marketing van fast moving consumer goods. Thera Adam: “Bij dit puur Rotterdamse kantoor krijgt de IE /ICT sectie alle ruimte. Dit full service kantoor, dat het belangrijkste kantoor van de regio wenst te worden, biedt mij een enorme uitdaging waar ik mijn ambitie, kennis en netwerk volledig kan benutten.”
Thera Adam- Van Straaten is Vice-voorzitter van de Beneluxvereniging voor Merken- en Modellenrecht (BMM) en is daarnaast internationaal actief o.a. via de Marques en ECTA (European Communities Trade Mark Association). Zij zit in de Raad van Bestuur van de Utrechtse vrouwelijke studentenvereniging UVSV/NVVSU (1350 leden). Daarnaast heeft zij gepubliceerd in het BMM Bulletin, het Journaal Warenwet. In 2002 heeft zij de Grotius opleiding Benelux, Europees en Internationaal Merkenrecht met succes afgerond.
Verstrekken inkomensgegevens aan verhuurder door Belastingdienst in strijd met wet
De verstrekking van inkomensgegevens van huurders aan woningverhuurders door de Belastingdienst was in strijd met de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Dit is de conclusie van het College bescherming persoonsgegevens (CBP) dat de staatssecretaris van Financiën hiervan in een brief op de hoogte heeft gesteld. De Belastingdienst verstrekte informatie over het feit of het huishoudinkomen al dan niet meer bedroeg dan € 43.000. De gegevensverstrekking liep vooruit op een wetsvoorstel dat huurverhoging op grond van inkomen mogelijk maakt in het kader van de zogeheten ‘aanpak scheefwonen’
Belangen en beletselen in de SGOA-mediation
Zal helaas niet doorgaan, uitgesteld
In deze training staat centraal het functioneren van de mediator in de SGOA mediations, waar zakelijke belangen de focus van het conflict lijken te zijn. Soms is in de mediation een effectief zakelijk discours ver te zoeken… Hoe kan de mediator preventief of reactief bijdragen aan een effectief onderhandelingsklimaat en hoe kan de mediator (interne of externe) blokkades voor effectief onderhandelen aanpakken.
Inschrijven: email
Waar BCN, Daltonlaan 100, 3584 BJ Utrecht. (routebeschrijving)
Wanneer 13 juni 2012 15.30 – 18.30
Prijs: € 350,00 p.p. excl. BTW
Inclusief: koffie, thee en een borrel
Ordepunten: Er zijn door het NMI drie PE punten toegekend aan deze training. NoVa punten dienen door u individueel te worden aangevraagd.
Programma
15.00 – 15.30 ontvangst en koffie
15.30 – 16.30 inleiding:
belangen en beletselen in de zakelijke mediation
structureren van de zakelijke mediation
procedurele rechtvaardigheid en effectief interveniëren
16.30 – 16.45 koffie of theepauze
17.00 – 18.30 praktijkvoorbeelden en oefeningen aan de hand van casus uit de mediationpraktijk van de SGOA.
Slordig omgesprongen met handelsnaam
Rechtbank Arnhem 9 mei 2012, LJN BW7438 (Agriom B.V. tegen Agri Information Partner B.V.)
Contractenrecht. FENIT-voorwaarden. In maart 2006 sluiten AIP en Agriom B.V., die ook handelt onder de naam Agriom Beheer en die de moedermaatschappij van Agriom Trade is, met elkaar een softwaregebruiksrechtovereenkomst. Deze software van AIP wordt bestemd voor gebruik in het bloemen- en plantenveredelingsbedrijf. De FENIT-voorwaarden zijn van toepassing verklaard, met inbegrip van de vertrouwelijkheids- en geheimhoudingsclausule.
Plantveredelaar, mevrouw X , zegt haar arbeidsovereenkomst bij Agriom B.V. op. Agriom B.V. verbiedt AIP de betrokkene in dienst te nemen op basis van die clausule. In de dagvaarding somt Agriom Trade de werkzaamheden van [betrokkene1] op, die verband houden met veredelingsprogramma’s en onder meer met de daarmee samenhangende patenten en kwekersrechten. In de feiten is steeds sprake van Agriom B.V. als partijnaam, de officiële naam van de beheersmaatschappij die ook Agriom Beheer gebruikt. Ook facturen gezonden aan Agriom B.V. werden steeds door Agriom trade betaald, daarmee hoeft het AIP nog niet duidelijk te zijn dat Agriom trade haar contractspartner was.
Met het gebruik van de naam Agriom B.V. is slordig omgesprongen, is ter comparitie erkend. Dat wil het rechtspersonenrecht nu juist voorkomen.
De rechtbank is van oordeel dat AIP er op mocht vertrouwen dat haar contractspartner en de werkgever van betrokkene 1 dezelfde rechtspersoon was en dat dit Agriom B.V. was. Dit moet tot niet-ontvankelijkheid van Agriom Trade in haar vorderingen leiden. Waar partijen echter in dit proces en ook in hun onderhandelingen vooral verdeeld worden gehouden over de uitleg van art. 3.2 van de Fenitvoorwaarden zal de rechtbank ten overvloede op deze uitleg ingaan.
4.4. Met het gebruik van de naam Agriom B.V. is slordig omgesprongen, is ter comparitie erkend. Dat wil het rechtspersonenrecht nu juist voorkomen. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat AIP er op mocht vertrouwen dat haar contractspartner en de werkgever van [betrokkene1] dezelfde rechtspersoon was en dat dit Agriom B.V. was. Dit moet tot niet-ontvankelijkheid van Agriom Trade in haar vorderingen leiden.
4.6. Daarbij merkt de rechtbank allereerst op dat ter comparitie onvoldoende is komen vast te staan dat AIP tegenover Agriom B.V. erkend heeft dat zij de Fenitvoorwaarden overtreden heeft. Niet valt uit te sluiten, zoals de rechtbank ter comparitie al aangegeven heeft, dat AIP in de onder 2.4 en 2.6 bedoelde gesprekken, waarin voor haar het herstellen en bestendigen van de relatie met Agriom B.V. voorop stond, de indruk heeft gewekt niet alleen het standpunt van Agriom B.V. te begrijpen, maar dit ook te delen. Bovendien staat het AIP vrij haar juridische stellingname te wijzigen.
4.7. In de dagvaarding somt Agriom Trade de werkzaamheden van [betrokkene1] op, die verband houden met veredelingsprogramma’s en onder meer met de daarmee samenhangende patenten en kwekersrechten. Zij wijst hierbij op de vertrouwensband die met AIP ontstaan is doordat de onder 2.1 bedoelde overeenkomst AIP op de hoogte bracht van onder meer de klantenbestanden van haar wederpartij, terwijl de software rechtstreeks de verdelingsprocessen betrof waarbij [betrokkene1] intensief betrokken was. Dit alles leidt tot het vermoeden dat [betrokkene1] in de zin van art. 3.2 van de Fenitvoorwaarden betrokken was bij de uitvoering van de onder 2.1 bedoelde overeenkomst, terwijl de uitvoering hiervan vertrouwelijke gegevens ter kennis van AIP kon brengen waarover zeker ook [betrokkene1] kon beschikken.
4.8. De uitleg die AIP aan art. 3.2 van de Fenitvoorwaarden geeft, houdt allereerst in dat de intentie van het artikel is dat zij, AIP, wordt beschermd tegen het aftroggelen van haar werknemers door haar klanten. Hierin gaat AIP volledig voorbij aan de overduidelijk wederkerige strekking van de bepaling. Deze beschermt beide partijen bij de overeenkomst over en weer tegen het aftroggelen van werknemers, zoals volgt uit de woorden ‘Elk der partijen zal (…) slechts na voorafgaande schriftelijke toestemming van de andere partij, medewerkers van de andere partij (…)’. Enige beperking tot AIP, die in deze Fenitvoorwaarden als ‘de Leverancier’ wordt aangeduid, kan hier niet in gelezen worden. Nu AIP nalaat aan te geven waarom dat anders zou zijn, verwerpt de rechtbank haar hier bedoelde betoog.
DDMA handleiding Cookiewet
DDMA handleiding Cookiewet ‘Wet en werkelijkheid', mei 2012.
DDMA publiceert vandaag een uitgebreide handleiding Cookiewet. In deze handleiding wordt een vertaalslag gemaakt van de juridische materie naar de Nederlandse beroepspraktijk. Aan de hand van diverse voorbeelden en een stappenplan wordt de lezer geïnformeerd over de wijzigingen die respectievelijk begin juni en per 1 januari 2013 in de bedrijfsvoering moeten zijn aangepast.
Zie verder: hier
Oracle vangt bot tegen Google inzake bescherming functionaliteit
District Court for the Northern District of California 31 mei 2012 (Oracle/Google).
Uit Amerika, maar niet minder interessant. Auteursrecht op functionaliteit. "This action was the first of the so-called “smartphone war” cases tried to a jury. This order includes the findings of fact and conclusions of law on a central question tried simultaneously to the judge, namely the extent to which, if at all, certain replicated elements of the structure, sequence and organization of the Java application programming interface are protected by copyright."
Met dank aan Polo van der Putt, Vondst Advocaten.
Op 2 mei jl. heeft het Hof van Justitie zich uitgelaten over de auteursrechtelijke bescherming van functionaliteit van software (zie IT 771):
"Article 1(2) of Council Directive 91/250/EEC of 14 May 1991 on the legal protection of computer programs must be interpreted as meaning that neither the functionality of a computer program nor the programming language and the format of data files used in a computer program in order to exploit certain of its functions constitute a form of expression of that program and, as such, are not protected by copyright in computer programs for the purposes of that directive."
Geen bescherming van functionaliteit dus. De rechtbank van het noordelijke district van Californië komt tot dezelfde conclusie (p. 34):
"Contrary to Oracle, copyright law does not confer ownership over any and all ways to implement a function or specification, no matter how creative the copyrighted implementation or specification may be. The Act confers ownership only over the specific way in which the author wrote out his version. Others are free to write their own implementation to accomplish the identical function, for, importantly, ideas, concepts and functions cannot be monopolized by copyright."
Zo worden er de laatste tijd meer principiële zaken uitgevochten over de omvang van het auteurecht op software (zie bijvoorbeeld de UsedSoft zaak, IT 763 inzake uitputting en tweede hands software en IT 197 inzake auteursrecht op gebuikersinterface).
Ik kan me niet aan de indruk ontrekken dat de klassieke softwarebedrijven, die hun markt zien verdwijnen door de opkomst van Cloud Computing en apps, het laatste slaatje proberen te slaan uit hun soms archaïsche systemen. De stroom (beweerdelijke) licentie-inbreukzaken op mijn bureau en de bureaus van mijn confrères (naar ik heb vernomen) spreekt boekdelen.
Verduistering van credits / telefoontikken
HR 17 april 2012, LJN BV9064 (strafzaak ‘credits’)
Heling en verduistering van 'credits'. In zijn nadere bewijsoverweging heeft het Hof tot uitdrukking gebracht dat de term 'credit' moet worden opgevat in de economische betekenis die daaraan in het normale spraakgebruik wordt toegekend, te weten als gebruikseenheid om de daarmee aangeduide vorm van telecommunicatiedienstverlening te kunnen kwalificeren en in rekening te kunnen brengen. Het oordeel van het Hof dat, gelet op de functie die een 'credit' in deze economische betekenis in het maatschappelijk verkeer vervult, kan worden aangemerkt als een goed dat vatbaar is voor toe-eigening en dus voorwerp kan zijn van verduistering in de zin van art. 321 Sr en van heling als bedoeld in de artt. 416bis en 417 Sr geeft niet blijk van en onjuiste rechtsopvatting (vgl. HR LJN BQ6575). Het oordeel van het Hof dat X zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting omtrent art. 321 Sr (vgl. HR LJN ZC8253 NJ 1990/256).
2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat: "zij in de periode van 14 augustus 2007 tot en met 22 oktober 2007 te Rotterdam, althans in Nederland, meermalen een hoeveelheid telefoontikken, althans zgn. credits, voorhanden heeft gehad, terwijl zij ten tijde van het voorhanden krijgen van die hoeveelheid telefoontikken, althans zgn. credits, wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof."
3.3. In de toelichting op het middel wordt betoogd dat de enkele omstandigheid dat [medeverdachte 1] zonder toestemming van Stichting [A] met de mobiele telefoon van die stichting een creditaccount heeft geopend en aldus de credits heeft bemachtigd, niet meebrengt dat [medeverdachte 1] die credits door misdrijf heeft verkregen. Die opvatting geeft echter blijk van een te beperkte lezing van de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen. Het Hof heeft immers kennelijk en niet onbegrijpelijk uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen afgeleid dat [medeverdachte 1] zonder daartoe gerechtigd te zijn als heer en meester heeft beschikt over credits die aan een ander toebehoren. Het oordeel van het Hof dat [medeverdachte 1] zich aldus heeft schuldig gemaakt aan verduistering geeft niet blijk van een onjuiste opvatting omtrent art. 321 Sr (vgl. HR 24 oktober 1989, LJN ZC8253, NJ 1990/256).
Uit de conclusie:
8. Het tweede middel klaagt dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat [medeverdachte 1] de credits door misdrijf heeft verkregen.
9. Het middel miskent dat [medeverdachte 1] de credits desbewust heeft aangeschaft op kosten van iemand anders, te weten de stichting [A] (bewijsm. 2), en wel zonder toestemming van die stichting (bewijsm. 1) en zich dus schuldig heeft gemaakt aan verduistering van het beltegoed dat hij als rechtmatig gebruiker van de telefoon van [A] onder zich had.
Totstandkoming koopovereenkomst via marktplaats.nl
Rechtbank Amsterdam 14 maart 2012, LJN BW6669 (Driesprong tegen gedaagde)
Totstandkoming koopovereenkomst via marktplaats. Valselijk bewijs. Onverschuldigde betaling.
In het tussenvonnis (LJN BW6665) is overwogen dat tussen partijen een overeenkomst tot verkoop van twee horloges tot stand is gekomen en dat de – op onverschuldigde betaling dan wel ongerechtvaardigde verrijking gebaseerde – vordering van Driesprong in beginsel moet worden afgewezen. Dit wordt - vanwege valselijk opgemaakte emails die van marktplaats.nl (lijken te) komen - in dit eindarrest omgekeerd. (afbeelding slechts ter illustratie)
Driesprong heeft vervolgens gesteld dat (uit mededelingen van Marktplaats.nl blijkt dat) de door gedaagde aangevoerde advertentienummers corresponderen met advertenties voor een meisjesjas en een zoomlens. Hieraan heeft Driesprong de conclusie verbonden dat gedaagde de twee horloges niet ten verkoop heeft aangeboden en dat gedaagde daarom niet gerechtvaardigd erop mocht vertrouwen dat een koopovereenkomst tussen partijen tot stand was gekomen. Driesprong verzoekt het tussenvonnis te heroverwegen en haar vordering op grond van onverschuldigde betaling dan wel ongerechtvaardigde verrijking alsnog toe te wijzen.
Gedaagde heeft zich beroepen op een email van marktplaats aan zijn advocaat, waaruit, volgens gedaagde, kan worden afgeleid dat de door hem geplaatste advertenties niet meer in de systemen van Marktplaats.nl te vinden zijn omdat een migratie van databases bij Marktplaats.nl niet vlekkeloos is verlopen. Deze email is, aldus gemotiveerd door Driesprong, valselijk opgemaakt en niet door marktplaats.nl verzonden.
De rechter neemt aan dat dat het geval is en nu gedaagde, ter toelichting van het door hem gestelde aanbod, uitsluitend een beroep heeft gedaan op die advertentienummers, volgt hieruit dat Driesprong onverschuldigd heeft betaald.
2.6. (...) Daarom moet worden aangenomen dat de e-mail van 11 januari 2011 valselijk is opgemaakt en niet door Marktplaats.nl is verzonden. Deze e-mail levert dan ook geen gemotiveerde betwisting op van de stelling van Driesprong dat de door [gedaagde] genoemde advertentienummers advertenties voor een meisjesjas en een zoomlens betreffen. Deze stelling is, nu niets anders ter betwisting daarvan is aangevoerd, onvoldoende weersproken. Dit betekent dat de volgende stelling van Driesprong, dat [gedaagde] de twee horloges (voor zover deze al hebben bestaan) niet ten verkoop heeft aangeboden, eveneens onvoldoende is weersproken; [gedaagde] heeft immers ter toelichting van het door hem gestelde aanbod uitsluitend een beroep gedaan op die advertentienummers.
2.7. Het voorgaande betekent dat, indien eindvonnis zou worden gewezen op de grondslag van het tussenvonnis, sprake zou zijn van een onaanvaardbare feitelijke of juridische misslag. Immers, in dat geval zou tot uitgangspunt worden genomen dat tussen partijen een overeenkomst tot koop en verkoop van de twee horloges tot stand is gekomen, terwijl na het tussenvonnis uit al het voorgaande duidelijk is geworden dat een dergelijke overeenkomst niet kan worden aangenomen. Daarom zal, in afwijking van het tussenvonnis en gelet op al het voorgaande, het beroep van Driesprong op onverschuldigde betaling alsnog worden gehonoreerd.
2.8. De primaire vordering van Driesprong zal dan ook worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente is op zichzelf niet bestreden en zal zoals gevorderd worden toegewezen vanaf 28 januari 2010.
Verslag van Conferentie ICT & Recht 2012 van IIR
Donderdag 19 en donderdag 26 april jl. vond voor de vierde keer de tweedaagse conferentie ‘ICT&Recht’ van het Institute for International Research (IIR) plaats. De eerste dag van deze tweedaagse conferentie stond in het teken van ‘ICT aanbestedingen’ en ‘ICT contracten’. In totaal gaven acht sprekers hun visie over actuele ontwikkelingen op het gebied van aanbestedingen en contracteren binnen de ICT-sector. Donderdag 26 april stond in het teken van ‘Cybersecurity’ en ‘Internetrecht’. Tijdens deze tweede conferentiedag kwamen naast zowel de juridische als technische aspecten rondom Cybersecurity en de ontwikkelingen op het gebied van merkgebruik op het internet, ook enkele primeurs op het gebied van geschillenbeslechting aan bod.
Voor een volledig verslag van de IIR Conferentie ICT&Recht 2012, klik hier.