Kort commentaar op Football Dataco
Een commentaar in't kort van Polo van der Putt, Vondst Advocaten.
Opvraging en hergebruik (uploads), databankenrecht en IPR. Alweer enige tijd terug wees het Europese Hof arrest in de Dataco-zaak (IT 1012), waar IT en Recht, toen de zaak alleen nog maar in Engeland speelde, al eerder over berichtte (IT 161). De zaak gaat om de vraag waar websites geacht moeten worden hun content aan te bieden. Het Hof neemt als uitgangspunt dat websites hun informatie verstrekken in het land van de bezoekers van de website. Websites kunnen daarom al snel geacht worden binnen de rechtssfeer te vallen van een andere lidstaat.
Het Hof gaat er van uit dat een website “actief” is, zij het getrapt. Allereerst neemt het Hof als uitgangspunt dat een website waar informatie wordt opgevraagd deze informatie verzendt:
21. Onder dat begrip valt de handeling die, zoals in het hoofdgeding, erin bestaat dat een persoon gegevens die eerder uit een door het recht sui generis beschermde databank zijn opgevraagd, via zijn webserver naar de computer van een andere persoon op diens verzoek verzendt. Door een dergelijke verzending worden deze gegevens immers beschikbaar gesteld aan een lid van het publiek.
In het verleden werd door juristen wel betoogd dat websites passief zijn, slechts informatie beschikbaar stellen en het de bezoeker is die de informatie “haalt”, maar die argumentatie lijkt niet langer meer te handhaven. Is een website dan actief in alle landen waar zij kan worden opgeroepen? Dat zou de logische consequentie zijn van de stellingname van het Hof. Zo ver wil het Hof echter niet gaan (alles in de sleutel van het databankenrecht):
35 Daarnaast moet echter ook rekening worden gehouden met de omstandigheid dat een dergelijke beschikbaarstelling aan het publiek in beginsel is te onderscheiden van traditionele wijzen van verspreiding doordat de content van een website altijd en overal toegankelijk is, aangezien deze content door een onbepaald aantal internetgebruikers overal ter wereld onmiddellijk kan worden geraadpleegd, ongeacht of de exploitant van die website de bedoeling heeft dat deze buiten zijn lidstaat van vestiging beschikbaar is en zonder dat hij daar invloed op heeft (zie in die zin arresten van 7 december 2010, Pammer en Hotel Alpenhof, C 585/08 en C 144/09, Jurispr. blz. I 12527, punt 68, en 25 oktober 2011, eDate Advertising en Martinez, C 509/09 en C 161/10, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 45).
36 Het volstaat dus niet dat de website met de betrokken gegevens vanaf een bepaald nationaal grondgebied toegankelijk is om te concluderen dat sprake is van hergebruik, door de exploitant van die website, dat onder het aldaar geldende nationale recht inzake bescherming door het recht sui generis valt (zie naar analogie arrest Pammer en Hotel Alpenhof, reeds aangehaald, punt 69, en 12 juli 2011, L’Oréal e.a., C 324/09, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 64).
37 Indien reeds uit die toegankelijkheid zou kunnen worden afgeleid dat sprake is van hergebruik, zouden websites en gegevens die, hoewel zij klaarblijkelijk voor buiten de betrokken lidstaat gevestigde personen bestemd zijn, technisch gezien vanaf het grondgebied van die lidstaat toegankelijk zijn, immers ten onrechte aan het aldaar ter zake geldende recht worden onderworpen (zie naar analogie arrest L’Oréal e.a., reeds aangehaald, punt 64).
Een website is dus wel overal actief waar haar bezoekers zich bevinden, maar of het aanbieden van de website gelijkgesteld kan worden met handelen in een specifieke lidstaat, hangt af van de vraag of de website zich op die specifieke lidstaat richt. Een redenering waarvoor je toch aardig wat rubber in je rug moet hebben.
Om te beoordelen of een website zich richt op een specifieke lidstaat, kunnen vele factoren een rol spelen (r.o. 39 :” Of hergebruik plaatsvindt op het grondgebied van de lidstaat waarnaar de betrokken gegevens worden verzonden, is afhankelijk van het bestaan van aanwijzingen dat uit de handeling blijkt dat degene die deze verricht zich op personen op dat grondgebied wil richten”). Feiten die op gerichtheid kunnen wijzen zijn de inhoud van de website (heeft die betrekking op de specifieke lidstaat), contracten met gebruikers van de website in die specifieke lidstaat en de taal van de informatie (zie nummers 40-42). Van gerichtheid kan dus al snel sprake zijn.
Het ‘klassieke internet’ lijkt hiermee weer een stukje verder te worden afgebroken. Dit arrest past ook in de trend om het plaatsen van hyperlinks, alhoewel geen auteursrechtinbreuk, toch onrechtmatig te achten (zie bijv. IT 1004). Het aanbieden van websites wordt hierdoor steeds riskanter.
Polo van der Putt