CBP handhaaft cookieplaatsing zonder toestemming
CBP 27 maart 2014, Z2012-00811 (YD Advertising)
Uit het persbericht: Het CBP heeft geconcludeerd dat het online advertentiebemiddelingsbedrijf YD Display Advertising Benelux B.V (hierna: YD) de wet overtreedt door zonder toestemming persoonsgegevens van internetgebruikers te verzamelen om hun vervolgens gepersonaliseerde advertenties te tonen. YD verzamelt met zogeheten tracking cookies onder meer informatie over producten of diensten die internetgebruikers hebben bekeken op websites van zijn adverteerders. Vervolgens laat het bedrijf in de dagen daarna, op basis van kennelijke interesses en voorkeuren, op verschillende andere sites advertenties van die adverteerders zien (retargeting).
Het bedrijf YD bemiddelt tussen adverteerders en websites bij het plaatsen van online advertenties. YD plaatst en leest eigen tracking cookies. Bovendien stelt YD advertentienetwerken in staat om tracking cookies te plaatsen in de browsers van internetgebruikers en daarmee hun surfgedrag te volgen.
Door de werkwijze van YD worden mensen achtervolgd door advertenties op het web zonder dat is gevraagd of ze dat wel willen. Internetgebruikers hebben het recht om te weten wie welke persoonsgegevens van hen verzamelt en met welk doel dat gebeurt. De wet staat het volgen van surfgedrag via cookies alleen toe als internetgebruikers hiervoor hun ondubbelzinnige toestemming hebben gegeven.
Het CBP zal YD uitnodigen voor een hoorzitting. Hierna zal de toezichthouder controleren in hoeverre de overtredingen voortduren en beslissen over eventuele inzet van handhavende maatregelen.
Op andere blogs:
ICTRecht Adnetwork YD door Cbp gewaarschuwd vanwege gebruik trackingcookies
PIT Legal Gebruik trackingcookies door reclamebemiddelaar YD onrechtmatig
Zoekmachine Google verwerkt persoonsgegevens en moet koppelingen na zoekopdracht op persoonsnaam verwijderen
HvJ EU 13 mei 2014, zaak C-131/12, IT 1507 (Google Spain en Google) - dossier
De exploitant van een internetzoekmachine is verantwoordelijk voor de door hem verrichte verwerking van persoonsgegevens die worden weergegeven op door derden gepubliceerde webpagina’s. Aldus kan, wanneer na een zoekopdracht op de naam van een persoon de resultatenlijst een koppeling weergeeft naar een webpagina die informatie over de betrokkene bevat, de betrokkene zich rechtstreeks tot de exploitant richten of, wanneer deze geen gevolg geeft aan zijn verzoek, tot de bevoegde autoriteiten om, onder bepaalde voorwaarden, deze koppeling van de resultatenlijst te laten verwijderen. Het hof verklaart voor recht:
1) Artikel 2, sub b en d, [privacyrichtlijn] moet aldus worden uitgelegd dat, ten eerste, de activiteit van een zoekmachine, die erin bestaat door derden op het internet gepubliceerde of opgeslagen informatie te vinden, automatisch te indexeren, tijdelijk op te slaan en, ten slotte, in een bepaalde volgorde ter beschikking te stellen aan internetgebruikers, moet worden gekwalificeerd als „verwerking van persoonsgegevens” in de zin van dit artikel 2, sub b, wanneer deze informatie persoonsgegevens bevat, en, ten tweede, de exploitant van deze zoekmachine moet worden geacht de „verantwoordelijke” voor deze verwerking te zijn, in de zin van dat artikel 2, sub d.
2) Artikel 4, lid 1, sub a, van richtlijn 95/46 moet aldus worden uitgelegd dat er sprake is van een verwerking van persoonsgegevens in het kader van de activiteiten van een vestiging van de voor de verwerking verantwoordelijke op het grondgebied van de lidstaat, in de zin van deze bepaling, wanneer de exploitant van een zoekmachine in een lidstaat ten behoeve van het promoten en de verkoop van door deze zoekmachine aangeboden advertentieruimte een bijkantoor of een dochteronderneming opricht waarvan de activiteiten op de inwoners van die lidstaat zijn gericht.
3) De artikelen 12, sub b, en 14, eerste alinea, sub a, van richtlijn 95/46 moeten aldus worden uitgelegd dat, ter naleving van de in deze bepalingen voorziene rechten en voor zover aan de in deze bepalingen gestelde voorwaarden daadwerkelijk is voldaan, de exploitant van een zoekmachine verplicht is om van de resultatenlijst die na een zoekopdracht op de naam van een persoon wordt weergegeven, de koppelingen te verwijderen naar door derden gepubliceerde webpagina’s waarop informatie over deze persoon is te vinden, ook indien deze naam of deze informatie niet vooraf of gelijktijdig van deze webpagina’s is gewist en, in voorkomend geval, zelfs wanneer de publicatie ervan op deze webpagina’s op zich rechtmatig is.
4) De artikelen 12, sub b, en 14, eerste alinea, sub a, van richtlijn 95/46 moeten aldus worden uitgelegd dat in het kader van de beoordeling van de toepassingsvoorwaarden van deze bepalingen met name moet worden onderzocht of de betrokkene recht erop heeft dat de aan de orde zijnde informatie over hem thans niet meer met zijn naam wordt verbonden via een resultatenlijst die wordt weergegeven nadat op zijn naam is gezocht, zonder dat de vaststelling van een dergelijk recht evenwel veronderstelt dat de opneming van die informatie in de resultatenlijst deze betrokkene schade berokkent. Aangezien laatstgenoemde op basis van zijn door de artikelen 7 en 8 van het Handvest gewaarborgde grondrechten kan verlangen dat de betrokken informatie niet meer door de opneming ervan in een dergelijke resultatenlijst ter beschikking wordt gesteld van het grote publiek, krijgen deze rechten in beginsel voorrang niet enkel op het economische belang van de exploitant van de zoekmachine, maar ook op het belang van dit publiek om toegang tot deze informatie te krijgen wanneer op de naam van deze persoon wordt gezocht. Dit zal echter niet het geval zijn indien de inmenging in de grondrechten van de betrokkene wegens bijzondere redenen, zoals de rol die deze persoon in het openbare leven speelt, wordt gerechtvaardigd door het overwegende belang dat het publiek erbij heeft om, door deze opneming, toegang tot de betrokken informatie te krijgen.
Gestelde vragen:
1) Met betrekking tot de territoriale werkingssfeer van richtlijn [95/46] en bijgevolg van de Spaanse wetgeving inzake gegevensbescherming:
a) Moet worden aangenomen dat er sprake is van ,vestiging’ in de zin van artikel 4, lid 1, sub a, van [richtlijn 95/46] in een of meerdere van de volgende gevallen:
– wanneer de exploitant van een zoekmachine in een lidstaat een bijkantoor of dochteronderneming opricht ten behoeve van de promotie en verkoop van door deze zoekmachine aangeboden advertentieruimte en waarvan de activiteiten op de inwoners van die lidstaat zijn gericht;
of
– wanneer de moedermaatschappij een dochteronderneming in die lidstaat aanwijst als haar vertegenwoordigster en verantwoordelijke voor de verwerking van twee concrete bestanden met de gegevens van de klanten die reclameovereenkomsten met die onderneming hebben gesloten,
of
– wanneer het bijkantoor of de dochteronderneming gevestigd in een lidstaat, klachten en sommaties van zowel betrokkenen als de bevoegde autoriteiten betreffende de handhaving van het recht van gegevensbescherming doorzendt aan de moedermaatschappij, die buiten de Europese Unie is gevestigd, zelfs wanneer die samenwerking vrijwillig is?
b) Moet artikel 4, lid 1, sub c, van [richtlijn 95/46] aldus worden uitgelegd dat er sprake is van ,gebruikmaking van middelen die zich op het grondgebied van genoemde lidstaat bevinden’,
– wanneer een zoekmachine gebruik maakt van spiders of robots voor het lokaliseren en indexeren van gegevens op internetpagina’s die zich op servers in die lidstaat bevinden, of
– wanneer deze een bij die lidstaat behorende domeinnaam gebruikt en de zoekopdrachten en resultaten stuurt aan de hand van de taal van die lidstaat?
c) Kan de tijdelijke opslag van de door internetzoekmachines geïndexeerde informatie worden aangemerkt als gebruikmaking van middelen in de zin van artikel 4, lid 1, sub c, van [richtlijn 95/46]? Zo ja, kan dit aanknopingscriterium dan als vervuld worden beschouwd wanneer de onderneming op grond van concurrentieoverwegingen weigert de plaats aan te geven waar zij deze indexen opslaat?
d) Los van het antwoord op de voorgaande vragen en met name voor het geval dat het Hof meent dat niet is voldaan aan de aanknopingscriteria van artikel 4 van [...] richtlijn [95/46]:
Moet [richtlijn 95/46], in het licht van artikel 8 van het [Handvest], worden toegepast in de lidstaat waar zich het zwaartepunt van het geschil bevindt en waar een meer doeltreffend toezicht op de rechten van de burgers van de [...] Unie mogelijk is?
2) In verband met de activiteit van de zoekmachines als leveranciers van content met betrekking tot [richtlijn 95/46]:
a) wat de activiteit van [Google Search], als leverancier van content, betreft, bestaande in het vinden van door derden op internet gepubliceerde of opgeslagen informatie, het automatisch indexeren ervan, het tijdelijk opslaan ervan en ten slotte het ter beschikking stellen ervan aan internetgebruikers in een bepaalde volgorde, wanneer die informatie persoonsgegevens van derden bevat, moet een activiteit als hierboven omschreven worden geacht te vallen onder het begrip ‚verwerking van persoonsgegevens’ in artikel 2, sub b, van [richtlijn 95/46]?
b) Indien het antwoord op de voorgaande vraag bevestigend luidt, en nog steeds in verband met een activiteit als boven omschreven:
Moet artikel 2, sub d, van [richtlijn 95/46] aldus worden uitgelegd dat de onderneming die [Google Search] exploiteert, de ,voor de verwerking verantwoordelijke’ is met betrekking tot de persoonsgegevens op de internetpagina’s die zij indexeert?
c) Indien het antwoord op de voorgaande vraag bevestigend luidt:
Kan de [AEPD] ter bescherming van de rechten van de artikelen 12, sub b, en 14, [eerste alinea], sub a, van [richtlijn 95/46] zich rechtstreeks tot [Google Search] richten en verlangen dat zij door derden gepubliceerde gegevens uit haar indexen verwijdert, zonder zich eerst of tegelijkertijd te wenden tot de houder van de internetpagina waarop zich die informatie bevindt?
d) Indien het antwoord op deze laatste vraag bevestigend luidt:
Vervalt de verplichting van de exploitant van de zoekmachine om deze rechten te beschermen wanneer de informatie waarin de persoonsgegevens zijn opgenomen, door derden rechtmatig is gepubliceerd en op de oorspronkelijke internetpagina gehandhaafd blijft?
3) Met betrekking tot de omvang van het recht op verwijdering en/of het recht op verzet tegen de verwerking van de gegevens betreffende de betrokkene, in het kader van het recht te worden vergeten, wordt de volgende vraag voorgelegd:
Moet het in artikel 12, sub b, van [richtlijn 95/46] bedoelde recht op uitwissing en afscherming van persoonsgegevens en het in artikel 14, [eerste alinea], sub a, van [richtlijn 95/46] bedoelde recht van verzet tegen de verwerking ervan aldus worden uitgelegd dat de betrokkene zich tot de exploitant van de zoekmachine kan wenden teneinde de indexering van zijn persoon betreffende informatie te verhinderen die op internetpagina’s van derden zijn gepubliceerd, daarbij als zijn wens te kennen gevend dat deze informatie niet bekend wordt bij internetgebruikers wanneer deze hem naar zijn mening schade kan berokkenen, of vergeten wordt, hoewel het om door derden rechtmatig gepubliceerde informatie gaat?
Hergebruik van geheel of substantieel deel door een dedicated metazoekmachine bevestigd
Hof Den Haag 6 mei 2014, IEF 13837 (Innoweb tegen Wegener)
Eerder als IEF 13837 gepubliceerd: Databankenrecht. Informatievrijheid. Proceskosten. Er is sprake van hergebruik van het geheel of een substantieel deel van de inhoud van de onderhavige databank van Wegener (AutoTrack) door Gaspedaal. De verweren van Innoweb dat een verbod strijdig zou zijn met de informatievrijheid en dat handhaving misbruik van machtspositie zou opleveren, falen. Het Hof volgt het HvJ EU [IEF 13350], bekrachtigt het gewezen vonnis in principaal [IEF 7570] en veroordeelt Innoweb in de kosten. Er is onvoldoende gesteld dat Wegener afstand heeft gedaan van het recht om de volledige proceskosten te vorderen; de kosten zijn voldoende gespecificeerd.
14. Op grond van het bovenstaande moet worden geoordeeld dat in casu sprake is van hergebruik van het geheel of een substantieel deel van de inhoud van de onderhavige databank van Wegener (AutoTrack) en derhalve inbreuk in de zin van artikel 2 lid 1 sub a Dw) op de databanken van Wegener. (...)
De verweren van Innoweb dat een verbod strijdig zou zijn met de informatievrijheid en dat handhaving misbruik van machtspositie zou opleveren, falen gelet op het oordeel van het HvJEU, terwijl deze verweren bovendien onvoldoende zijn onderbouwd.
Voldoende aanleiding inhoud laptop te onderzoeken
Ktr. Rechtbank Amsterdam 6 februari 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:2391 (eiser tegen Adata)
Arbeidsrecht. Doorzoeken laptop. Rechtspraak.nl: Werkgever had voldoende aanleiding om de inhoud van de laptop van de werknemer te doen onderzoeken. Dat onderzoek vond proportioneel plaats en de in die laptop gevonden berichten vormen daarom rechtmatig verkregen bewijs. Werknemer heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de door werkgever overgelegde berichten niet van hem afkomstig zijn. Die berichten (grovelijk uitschelden leidinggevende) vormen naar in kort geding moet worden aangenomen een dringende reden.
7. Adata heeft gesteld dat de laptop van [eiser] onderzocht is op voor Adata negatieve berichten. Hoewel [eiser] de inhoud van de berichten op zijn laptop had gewist, konden deze berichten naar zeggen van Adata toch worden getraceerd.
12. [eiser] betwist de geldigheid van het ontslag op staande voet. Hij voert daartoe aan dat de in de e-mail van 6 november 2013 gegeven redenen niet juist zijn, en voor zover wel juist, geen dringende reden opleveren. [eiser] stelt voorts dat het door Adata in de verzoekschriftprocedure naar voren gebracht materiaal, grotendeels onrechtmatig is verkregen. Immers, die informatie is uit zijn laptop gehaald, terwijl hij die laptop had gewist. Het had daarmee voor Adata duidelijk moeten zijn dat het hier om privé gegevens betrof.
16. De kantonrechter is van oordeel dat Adata, gelet op de verklaring van [collega] en de naar zeggen van Adata door [collega] overgelegde whatsapp-berichten, voldoende aanleiding had om nader onderzoek te doen naar de inhoud van de laptop die afkomstig was van [eiser]. Adata heeft uitsluitend een beroep op gedaan op berichten gestuurd aan of van werknemers of ex-werknemers van Adata, en die een verband hielden met het werk. Tevens is gekeken naar werkzaamheden die [eiser] tijdens het dienstverband van en met bedrijfsmiddelen van Adata heeft verricht ten eigen bate, dat wil zeggen zijn eigen bedrijf. Gelet op de inhoud van de, naar zeggen van Adata, van [collega] verkregen informatie, kan niet worden gezegd dat Adata bij deze informatie geen belang had. Ook is niet gebleken dat de verificatie van de door [collega] verstrekte informatie op een andere, voor [eiser] minder belastende, wijze had kunnen plaatsvinden. Naar het oordeel van de kantonrechter is voldoende aannemelijk dat het door Adata ingebrachte materiaal rechtmatig is verkregen, althans dat Adata van dit materiaal in de onderhavige procedures gebruik kan maken.
Op andere blogs:
ICTRecht Laptopdoorzoeking na ontslag op staande voet terecht
Selectie van documenten via zoektermen en zoekmachine te onbepaald
Vzr. Rechtbank Overijssel 7 maart 2014, ECLI:NL:RBOVE:2014:2322 (zoekmachineverzoek I), 14 april 2014, ECLI:NL:RBOVE:2014:2321 (zoekmachineverzoek II)
Bewijsbeslag op digitale bestanden ex 843a Rv. Verzoek om selectie van documenten door middel van zoektermen en een digitale zoekmachine zoals Google. Verzoekster kan kennelijk pas na doorzoeking en kennisneming van documenten, aanwijzen van welke bepaalde bescheiden zij inzage of afschrift wil vorderen. Dat is te ruim en ter voorkoming van een ‘fishing expedition’, wordt het verzoek afgewezen.
2.3. De voorzieningenrechter toetst het verzoek aan artikel 843a Rv. in het licht van deze overwegingen van de Hoge Raad. De rechter begrijpt uit dit gebruik in het verzoekschrift, dat verzoekster kennelijk alle bij gerekwestreerde aan te treffen digitale documenten (alsmede alle eerdere concepten daarvan en inclusief verwante documentatie zoals interne en externe correspondentie), niet één uitgezonderd, in de vorm van digitale kopieën in beslag wil laten nemen, en dat verzoekster deze kopieën vervolgens (zodra kennisneming van die stukken of van een deel daarvan zou worden toegestaan) met behulp van een zoekmachine zoals Google wil doorzoeken om daaruit die stukken te selecteren waarin (telkens) tenminste één van de door haar gewenste zoektermen voorkomt.
2.4. Verzoekster kan dus kennelijk pas na die doorzoeking en dus pas na kennisneming van de inhoud van die documenten, althans pas na kennisneming van een door de zoekmachine gegeven korte samenvatting of aanduiding van de inhoud van die documenten, aanwijzen van welke bepaalde bescheiden zij inzage, afschrift of uittreksel wil vorderen.
2.5. Dat is te ruim, en beantwoordt niet aan de in artikel 843a Rv. ter voorkoming van ‘fishing expeditions’ gestelde voorwaarde dat slechts inzage, afschrift of een uittreksel kan worden gevorderd van bepaalde bescheiden. Het verzoek moet daarom worden afgewezen.
Personalia: Nieuwe partners versterken Louwers IP|Technology advocaten
Huub de Jong (1974) is deze maand toegetreden als partner van Louwers IP|Technology Advocaten, nichekantoor gespecialiseerd in IT, technologie, privacy en intellectuele eigendom. Hij stapt van Bird & Bird over naar Louwers, in 2006 opgericht door Ernst-Jan Louwers en Marianne Korpershoek. Ook Tom de Wit (1969) is partner geworden. Hij is al sinds 2011 verbonden aan Louwers.
Huub de Jong en Tom de Wit partners van Louwers IP|Technology Advocaten. Huub de Jong (1974) verklaart vandaag bij zijn toetreding als partner van Louwers IP|Technology Advocaten: "ING wil klantgegevens gebruiken voor nieuwe diensten en Facebook vraagt op hetzelfde moment een bankvergunning aan. Twee recente gebeurtenissen die illustreren dat de juridische werkelijkheid steeds complexer wordt en bijvoorbeeld zorgvuldige omgang met persoonsgegevens steeds belangrijker. Het is als advocaat heel inspirerend om cliënten bij te staan bij het ontwikkelen van nieuwe, grensverleggende diensten."
(...) Tom de Wit (1969) is tegelijkertijd benoemd tot partner. Hij werkt al sinds 2011 bij Louwers. "Rechtsgebieden als het intellectueel eigendomsrecht en het privacyrecht zijn door technologische ontwikkelingen volop in beweging. Wij zijn als geen ander in staat om cliënten juridisch te ondersteunen bij de toenemende digitalisering. Als partner kan ik een waardevolle bijdrage leveren aan de koers van ons kantoor."
Technologie en innovatie
De advocaten bij Louwers staan cliënten bij met juridische diensten in de steeds meer door innovatie en technologie gedomineerde wereld.
De Wit: "We blijven daarbij niet hangen in obstakels, maar geven preventief juridisch advies waardoor klanten zonder kleerscheuren verder komen. Cliënten staan soms pas op de stoep als de problemen er al zijn. Juist om die te voorkomen zoeken wij tijdig de dialoog over trends en ontwikkelingen op het gebied van bijvoorbeeld big data, 3D printing en de cloud."
Met het oog op meer strategische begeleiding van cliënten heeft Louwers recent de doorgewinterde technologieondernemer Dimmes Doornhein aan het kantoor verbonden.
De Jong: "Het is cruciaal technologie en het strategisch belang daarvan voor organisaties te begrijpen. Nieuwe diensten moeten snel worden geïntroduceerd op de markt en het juridische mag daarbij geen onnodig obstakel vormen. Dat vraagt om projectmatig werken en slimme oplossingen."
Met de komst van Doornhein en De Jong is Louwers nog beter in staat om cliënten slagvaardig, hoogwaardig en pragmatisch te bedienen.
Directe prijsvergelijking webshops na RCC gestaakt, KG laat gestart
Vzr. Rechtbank Overijssel 2 mei 2014, ECLI:NL:RBOVE:2014:2344 (Your Hosting tegen Strato)
Prijsvergelijk. RCC. Eiser vordert dat gedaagde een rectificatie plaatst van een volgens haar onjuiste advertentie die van 2 mei tot 13 augustus 2013 door gedaagde is gepubliceerd in de dagbladen Telegraaf en de Volkskrant en het maandblad Computer Totaal. Het betrof een directe prijsvergelijking met onder meer webshops. Zo genuanceerd als het betoog van Strato is, zo ongenuanceerd heeft Strato de onderhavige advertenties opgesteld. Voor die nuance is, gezien de wijze waarop de advertentie is vormgegeven, geen enkele ruimte. Hoewel de voorzieningenrechter met eiser van oordeel is dat de bedoelde reclame misleidend is geweest, wijst hij de vorderingen af bij gebrek aan (spoedeisend) belang van eiser; de advertentie wordt sinds 13 augustus 2013 niet meer gevoerd, na de beslissing van de RCC heeft Your Hosting enkele maanden gewacht en de gevolgen zijn niet (aangetoond) voelbaar.
4.4.Met Your Hosting is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat de reclame-uitingen van Strato in de periode 2 mei tot 13 augustus 2013 misleidend zijn geweest. Dit volgt al uit de beslissing van de Reclame Code Commissie van 21 oktober 2013, waarin is overwogen dat de uiting misleidend is en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
Daarnaast heeft Strato ter zitting uitvoerig gepoogd de verschillen tussen partijen op het gebied van webshops uiteen te zetten. Zo genuanceerd als dit betoog van Strato is, zo ongenuanceerd heeft Strato de onderhavige advertenties opgesteld. Voor die nuance is dan ook, gezien de wijze waarop de advertentie is vormgegeven, geen enkele ruimte. Your Hosting heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij webshops aanbiedt. Met het plaatsen van een “x” onder de naam Your Hosting en achter “webshop” verkeert ook de door Strato aangehaalde “gemiddelde geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone beroeps- of bedrijfsoefenaar” in de – onjuiste – veronderstelling dat Your Hosting in het geheel geen webshops aanbiedt. Voor zover het betoog van Strato ertoe strekt dat de “x” zou betekenen dat Your Hosting een andere variant van webshops aanbiedt dan Strato, dan is dat – voor zover dat al het geval zou zijn, hetgeen door Your Hosting uitvoerig gemotiveerd is betwist – niet uit de advertentie op te maken.
4.5. Het vorenstaande leidt echter niet tot toewijzing van de vorderingen.
4.6. Ten eerste is het zeer de vraag of Your Hosting een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. (...)
4.7. Verder heeft Your Hosting niet voldoende aannemelijk gemaakt dat de gevolgen van de misleidende reclame op dit moment nog voelbaar zijn. (...)
4.8. Hieruit volgt dat een rectificatie op de door Your Hosting gevorderde wijze naar het oordeel van de voorzieningenrechter op dit moment geen redelijk doel (meer) dient. Daarbij betreft het een ingrijpende voorziening, gezien de daarmee gepaard gaande hoge kosten, die onomkeerbaar is.
Internetconsultatie beleidsregel netneutraliteit
Beleidsregel definitie internettoegangsdienst in de zin van artikel 7.4a Telecommunicatiewet, consultatie van 2 tot 30 mei 2014.
Doel van de beleidsregel is meer duidelijkheid te geven over de reikwijdte van het begrip internettoegangsdienst in de bepaling over netneutraliteit (artikel 7.4a Telecommunicatiewet) om zo het omzeilen van de netneutraliteitsregels met betrekking tot tarifering te voorkomen.
Op grond van artikel 7.4a Telecommunicatiewet mogen aanbieders van internettoegangsdiensten bij het leveren van de internettoegangsdienst geen diensten of toepassingen belemmeren of vertragen, en mogen zij de hoogte van het tarief voor de internettoegangsdienst niet afhankelijk stellen van de diensten en toepassingen die via de internettoegangsdienst worden gebruikt.
Een losse via het internet geleverde dienst is geen internettoegangsdienst waardoor de netneutraliteitsregels (met inbegrip van de regels over tarifering) niet op deze dienst van toepassing zijn. Deze dienst mag dus ook apart worden getarifeerd. In de toelichting op artikel 7.4a van de Telecommunicatiewet was al verduidelijkt dat van een losse dienst die buiten de werking van artikel 7.4a Tw valt geen sprake is als meerdere losse diensten tegelijkertijd worden geleverd. Dan is er sprake van een internettoegangsdienst en moet netneutrale internettoegang worden geleverd waarbij geen diensten of toepassingen worden geblokkeerd of vertraagd of anders worden getarifeerd.
In de beleidsregel wordt verduidelijkt dat indien een losse dienst tegelijkertijd wordt geleverd met een internettoegangsdienst er ook geen sprake meer is van een losse dienst die buiten de werking van artikel 7.4a Tw valt. In dat geval mag het elektronisch transport van deze dienst dan ook niet afzonderlijk/afwijkend worden getarifeerd ten opzichte van het overige verkeer.
Concept regeling | reageren
Bereik van beveiligingscamera's uit technische beschrijving onvoldoende voor privacyinbreuk
Vzr. Rechtbank Noord-Nederland 2 mei 2014, ECLI:NL:RBNNE:2014:2192 (Verwijdering beveiligingscamera's)
Vordering tot verwijdering van beveiligingscamera's afgewezen. Eiser is de eigenaar van een perceel grond met daarop een woning en een bedrijfshal. Gedaagde is de eigenaar van het daarnaast gelegen perceel met daarop eveneens een woning en een bedrijfshal. Beide percelen zijn gelegen op een bedrijventerrein. Uit de technische beschrijving van de camera's kan worden afgeleid dat deze een zodanig bereik hebben dat er opnamen van zijn woning en tuin kunnen worden gemaakt, maar het gevoel van privacyinbreuk wordt niet nader onderbouwd. Gezien het verweer over het gebruik van de beelden (opslag en slechts bekijken wanneer er inbraak is), wordt er niet onrechtmatig gehandeld.
4.3. Bij de beoordeling van de vorderingen van [eiser] wordt voorop gesteld dat [gedaagde] als eigenaar van zijn perceel het meest omvattende recht heeft dat een persoon op een zaak kan hebben en dat het hem om die reden in beginsel is toegestaan om beveiligingscamera’s te plaatsen. De uitoefening van het eigendomsrecht van Van der Gieszen is echter niet onbegrensd: de aanwezigheid van de camera's kan ontoelaatbaar zijn als sprake is van een onrechtmatige inbreuk op de privacy van [eiser]. Het is aan [eiser] als eisende partij om aannemelijk te maken dat die situatie zich hier voordoet.
4.4. [eiser] stelt dat hij in zijn privacy wordt aangetast door de aanwezigheid van de camera's en dat uit de technische beschrijving van de camera's kan worden afgeleid dat deze een zodanig bereik hebben dat er opnamen van zijn woning en tuin kunnen worden gemaakt. Wat [eiser] hiermee stelt, komt in feite daarop neer dat hij het gevoel heeft dat er inbreuk op zijn privacy wordt gemaakt, zonder dat hij deze inbreuk nader kan onderbouwen. In het licht van het verweer van [gedaagde] over onder meer het gebruik van de beelden*, stelt [eiser] daarmee naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende om aan te nemen dat van [gedaagde] onrechtmatig jegens hem handelt.
* 3.2. (...) [gedaagde] voert ook aan dat hij de camerabeelden niet bekijkt, maar dat deze worden opgeslagen op de computer, enkel om te kunnen worden bekeken in het geval van bijvoorbeeld een inbraak. Van het op onrechtmatige wijze aantasten van de privacy van [eiser] is dan ook geen sprake aldus [gedaagde].
Op andere blogs:
IusMentis Hoe ver mag een beveiligingscamera reiken?
Geen gegevensverwijdering door Google Maps/Street View nu de koppeling met KvK is doorbroken
Hof Amsterdam 24 september 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:5224 (Appellanten tegen Google Netherlands)
Geen gegevens natuurlijkse persoon. Vordering tot gebod verwijdering persoonsgegevens van websites Google Maps en/of Google Street View. Er is geen spoedeisend belang meer nu appellanten van de opt-out-regeling of non-mailing-indicator van de KvK gebruikmaken en de koppeling via de Google-diensten niet meer bestaat. De naam van een rechtspersoon waarin de naam van een natuurlijk persoon is verwerkt kan niet zonder meer worden beschouwd als een gegeven dat betrekking heeft op die natuurlijke persoon en daarmee onder de werkingssfeer van de Wbp kan worden gebracht. Dat die gegevens voordien werden vrijgegeven via een koppeling van data die Google (contractueel) onderhoudt met de Kamer van Koophandel en dat een dergelijke koppeling niet meer tot stand komt indien en zodra een rechtspersoon van de zogenoemde opt out-regeling (of non mailing-indicator) gebruik maakt.
3.3. De voorzieningenrechter heeft bij het vonnis waarvan beroep, kort samengevat en voor zover thans relevant, het volgende overwogen. De onder 3.2 sub a bedoelde vordering moet worden afgewezen omdat voor de toepasselijkheid van de Wbp is vereist dat sprake is van verwerking van gegevens betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon en de foto's die via Google openbaar worden gemaakt geen verwijzing naar een bepaalde natuurlijke persoon bevatten. Ook de onder 3.2 sub b bedoelde vordering moet worden afgewezen omdat de naam van een rechtspersoon waarin de naam van een natuurlijk persoon is verwerkt niet zonder meer kan worden beschouwd als een gegeven dat betrekking heeft op die natuurlijke persoon en daarmee onder de werkingssfeer van de Wbp kan worden gebracht en, zo in het onderhavige geval – veronderstellenderwijs – zou moeten worden aangenomen dat dit toch het geval is, een weging van belangen als bedoeld in artikel 8 aanhef en sub f Wbp dient plaats te vinden waarbij, gelet op alle concrete omstandigheden over en weer, het belang van [appellanten 1] dient te wijken voor het belang dat Google erbij heeft om rechtmatig door haar verkregen informatie te gebruiken voor haar commerciële activiteiten. Op grond van een en ander heeft de voorzieningenrechter beide vorderingen van [appellanten 1] afgewezen en [appellanten 1] veroordeeld in de proceskosten.
3.9. Het hof beantwoordt ook deze vraag ontkennend. Vaststaat – zo is bij gelegenheid van de pleidooien voor dit hof door beide partijen ook uitdrukkelijk bevestigd – dat op dit moment de naam en het telefoonnummer van de stichting na het intypen van de zoekwoorden '[appellanten 2]' en '[A]' in de zoekfunctie van Google Maps niet meer worden vrijgegeven, dat Google dit reeds vóór de procedure in eerste aanleg zelf onmogelijk heeft gemaakt, dat die gegevens voordien werden vrijgegeven via een koppeling van data die Google (contractueel) onderhoudt met de Kamer van Koophandel, dat een dergelijke koppeling niet meer tot stand komt indien en zodra een rechtspersoon van de zogenoemde opt out-regeling (of non mailing-indicator: zie memorie van grieven onder 47) bij de Kamer van Koophandel gebruik maakt en dat [appellanten 1] van die laatste mogelijkheid inmiddels gebruik hebben gemaakt. Dit laatste betekent dat Google, ook indien zij dit zou wensen, de openbaarmaking van de gewraakte gegevens niet meer kan bewerkstelligen, tenzij [appellanten 1] eerst zelf hun keuze voor de zogenoemde opt out-regeling bij de Kamer van Koophandel ongedaan maken. Onder die omstandigheden kan niet worden gezegd dat [appellanten 1] voldoende (spoedeisend) belang hebben bij hun onder 3.2 sub b bedoelde vordering zoals nader onder 3.8 omschreven. Dit impliceert dat de vraag of de gewraakte gegevens, dat wil zeggen de naam en het telefoonnummer van de stichting, onder de reikwijdte van de Wbp vallen alsmede de vraag of, als dit het geval is, een belangenafweging als bedoeld in artikel 8 aanhef en sub f Wbp in het voordeel van [appellanten 1] dan wel in het voordeel van Google moet uitvallen, in het onderhavige (kort) geding buiten bespreking kunnen blijven.
Op andere blogs:
ICTRecht Kun je via de privacywet als ondernemer uit Google Maps en Streetview blijven?