Gemeente moet concessieopdracht voor lichtmastreclames Europees aanbesteden
Rb. Midden-Nederland 18 oktober 2024, IT 4685; ECLI:NL:RBMNE:2024:5923 (eiseres tegen Gemeente Hilversum) Gemeente Hilversum had gekozen voor een nationale openbare aanbestedingsprocedure, terwijl eiseres stelde dat de opdracht Europees had moeten worden aanbesteed vanwege de geraamde waarde van de concessieopdracht. De geraamde waarde van de opdracht, berekend op basis van het aantal lichtmastreclames en reclameplaten, overschreed de drempelwaarde van € 5.538.000,00, wat een Europese aanbesteding verplicht maakte. De voorzieningenrechter oordeelt dat Gemeente Hilversum de waarde van de concessieopdracht onjuist had geraamd door uit te gaan van een te laag aantal lichtmastreclames en een te lage advertentieprijs. De juiste berekening, met een maximumaantal van 200 lichtmastreclames en een advertentieprijs van € 1.800,00, resulteert in een waarde die de drempelwaarde overschrijdt. Hierdoor moet de opdracht Europees worden aanbesteed. De voorzieningenrechter verbiedt Gemeente om Hilversum de opdracht definitief aan de tussenkomende partij te gunnen en beveelt intrekking van de gunningsbeslissing.
Hof geeft verduidelijking over niet-verplichte persoonsgegevens
HvJ EU 4 oktober 2024, IT 4684; ECLI:EU:C:2024:827 (Agentsia po vpisvaniyata) OL heeft het Bulgaarse agentschap voor registraties verzocht om verwijdering van haar naam, voornaam, identificatienummer, gegevens van haar identiteitskaart, adres en handtekening uit een vennootschapsovereenkomst. Het agentschap verwijderde uiteindelijk alleen haar identificatienummer, identiteitskaartgegevens en adres. De rechter in eerste aanleg oordeelde dat het agentschap OL's recht op gegevenswissing had geschonden en kende haar een schadevergoeding toe. Het Hof oordeelt dat artikel 21 lid 2 Richtlijn 2017/1132 geen verplichting oplegt aan lidstaten om de openbaarmaking van niet-verplichte persoonsgegevens toe te staan. Het Hof oordeelt verder dat het agentschap in dit geval zowel ontvanger als verwerkingsverantwoordelijke is van de persoonsgegevens in de zin van de AVG. Dit betekent dat het agentschap verantwoordelijk is voor de naleving van de AVG, inclusief het recht op gegevenswissing. Het Hof concludeert dat de Bulgaarse regeling, die de afwijzing van een verzoek tot verwijdering van niet-verplichte persoonsgegevens toestaat als er geen afschrift is verstrekt waarin die gegevens onleesbaar zijn gemaakt, in strijd is met Richtlijn 2017/1132 en artikel 17 AVG. Bovendien oordeelt het Hof dat een handgeschreven handtekening een persoonsgegeven is in de zin van de AVG. Tot slot bevestigt het Hof dat zelfs een kortstondig verlies van controle over persoonsgegevens immateriële schade kan opleveren in de zin van artikel 82 lid 1 AVG.
Uitspraak ingezonden door Marije van der Jagt, Griffiths Advocaten, en Thijs van Aerde, NautaDutilh.
Meta mogelijk schadeplichtig wegens tekortschietende licentieonderhandelingen met Pictoright
Rb. Amsterdam 20 november 2024, IEF 22394, IT 4683; ECLI:NL:RBAMS:2024:6885 (Pictoright tegen Meta). De Rechtbank Amsterdam beoordeelt in dit tussenvonnis de inspanningen van Meta om een licentieovereenkomst met Pictoright te sluiten. Pictoright, een auteursrechtenorganisatie die de rechten van visuele makers beheert, stelt dat Meta auteursrechten van haar leden schendt door hun werken zonder toestemming op Facebook en Instagram te exploiteren. Pictoright eist een verklaring voor recht dat Meta schadeplichtig is en een passende licentievergoeding moet betalen. De rechtbank concludeert dat zowel Facebook als Instagram kwalificeren als online diensten voor het delen van inhoud in de zin van artikel 29c Auteurswet (Aw). Deze platforms richten zich op het opslaan en toegankelijk maken van een grote hoeveelheid door gebruikers aangeboden werken van letterkunde, wetenschap of kunst voor het publiek. Hierbij ordenen en promoten zij deze werken met een winstoogmerk. Door deze kwalificatie moet de rechtbank bepalen of Meta zich naar beste vermogen heeft ingespannen om een licentieovereenkomst met Pictoright te sluiten. Meta stelt voor om de economische waarde van het Pictoright-repertoire vast te stellen via een Data Discovery-methode. Pictoright betwist echter de betrouwbaarheid van deze methode en weigert verdere medewerking.
Laatste plekken: Jurisprudentielunch Merken-, Modellen- en Auteursrecht op woensdag 27 november 2024
Aanstaande woensdag 27 november vindt de najaarseditie van de Jurisprudentielunch Merken-, Modellen- en Auteursrecht plaats. Er zijn nog een aantal plekken beschikbaar. Tijdens deze middag praten we u bij over de laatste ontwikkelingen binnen deze rechtsgebieden. We doen dit samen met Tobias Cohen Jehoram (De Brauw Blackstone Westbroek), Jesse Hofhuis (AC&R) en Joris van Manen (HOYNG ROKH MONEGIER). Aanmelden kan alleen vandaag en morgen nog! Nog een reden om deze lunch niet te missen: Bij deelname aan de Jurisprudentielunch van 27 november ontvangt u de nieuwe uitgave van Merkenrechtspraak HvJ EU van Dirk Visser. Dit boek bevat een verzameling van samenvattingen van de belangrijkste beslissingen van het HvJ EU, het Benelux Gerechtshof en het EFTA-Hof op het gebied van het merkenrecht.
Kwijtschelding studieschuld bij identiteitsfraude DigiD
Rb. Oost-Brabant 6 november 2024, IT 4678; ECLI:NL:RBOBR:2024:5232 (eiseres tegen de minister) Op naam van eiseres is met haar DigiD-inloggegevens studiefinanciering aangevraagd. Dit bleek nadien onderdeel van identiteitsfraude bij in totaal 48 personen waarvoor uiteindelijk twee verdachten strafrechtelijk zijn veroordeeld. De minister van OC&W weigert kwijtschelding van de op naam van eiseres ontstane studieschuld van € 12.507,78 omdat de fraude in de risicosfeer van eiseres zou liggen. De rechtbank oordeelt dat de minister onzorgvuldig heeft gehandeld door studiefinanciering toe te kennen zonder een bewijs van inschrijving van een onderwijsinstelling. Daarnaast is vastgesteld dat eiseres slachtoffer was van identiteitsfraude en dat zij haar DigiD-gegevens niet vrijwillig heeft gedeeld met de fraudeurs. De rechtbank concludeert dat het niet kwijtschelden van de schuld zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard en dat de minister in redelijkheid niet anders had kunnen besluiten dan tot kwijtschelding over te gaan. Daarom wordt de minister opgedragen de studieschuld van eiseres volledig kwijt te schelden.
Toewijzing van identificerende gegevens en schorsing van Binance-account na beleggingsfraude
Rb. Den Haag 7 november 2024, IT 4677, ECLI:NL:RBDHA:2024:18170 (eiseres tegen Binance) Eiseres heeft aangifte gedaan van beleggingsfraude en oplichting nadat zij in de zomer van 2024 via een datingplatform was overgehaald om te beleggen in cryptovaluta. Zij heeft in totaal € 186.000,- ingelegd, welke cryptovaluta uiteindelijk op een oplichtersplatform terechtkwamen en vervolgens werden overgemaakt naar een gebruikersaccount bij Binance. DataExpert B.V. heeft vastgesteld dat een deel van deze cryptovaluta op een specifiek Binance-account terecht is gekomen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de eiseres rechtmatig belang heeft bij het verkrijgen van de identificerende gegevens van de klant van Binance, op wiens naam het gebruikersaccount staat. De vordering van eiseres om deze gegevens te verkrijgen wordt toegewezen op grond van artikel 843a Rv, omdat de bescheiden betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarbij de eiseres partij is. Daarnaast wordt het gebruikersaccount geschorst om te voorkomen dat de cryptovaluta zouden worden weggesluisd voordat een bodemvonnis is verkregen. De voorzieningenrechter acht het belang van eiseres om de fraudeur in rechte te kunnen betrekken zwaarder dan de privacybelangen van de klant van Binance.
Laatste kans: Nationaal Mediarechtcongres 2024 aanstaande donderdag
Op donderdag 21 november 2024 vindt ons Nationaal Mediarechtcongres plaats. Er zijn nog plekken beschikbaar. De hoofdonderwerpen van dit congres zijn uitingsvrijheid, toezicht en handhaving van het Commissariaat van de Media, AI in combinatie met mediarecht en tot slot het onlangs verschenen WRR rapport ‘Aandacht voor media. Naar nieuwe waarborgen voor hun democratische functies’.
Kortom: een gevarieerd middagprogramma over actuele ontwikkelingen in de rechtspraak, regelgeving en mediatoezicht.
Bent u erbij? Aanmelden kan alleen vandaag nog.
Uitspraak ingezonden door Merel Teunissen, Versteeg Wigman Sprey advocaten.
Hoger beroep slaagt, BNNVARA moet uitzending ‘Sluiproute Iran’ offline halen
Hof Arnhem-Leeuwarden 19 november 2024, IEF 22383, IT 4676 (Eisers tegen BNNVARA). In 2023 heeft BNNVARA een tv-programma van Zembla uitgezonden met de titel ‘Sluiproute Iran’ (hierna: de Uitzending). Hierin wordt aandacht besteed aan de rol van eiser bij het ontduiken van sancties tegen Iran. Eiser stelt zich op het standpunt dat door de Uitzending zijn eer en goede naam zijn aangetast, wat onrechtmatig is, en dat zijn recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer in de gegeven omstandigheden zwaarder moet wegen dan het recht van BNNVARA op vrijheid van meningsuiting. In een kort geding vorig jaar oordeelde de rechtbank dat de persvrijheid in dit geval diende te prevaleren en wees zij de vorderingen af [zie IEF 21408]. In hoger beroep heeft het hof de verbodsvordering alsnog toegewezen.
Disney mag overeenkomsten Buma/Stemra met andere aanbieders niet inzien
Rb. Amsterdam 2 mei 2024, IEF 22029, IT 4546; ECLI:NL:RBAMS:2024:7001 (Disney tegen Buma/Stemra). Disney maakt op haar platform Disney+, een subscription video on demand (hierna: SVOD)-dienst, gebruik van muziek die behoort tot het door Buma/Stemra beheerde repertoire. Voor dit gebruik hebben partijen een licentieovereenkomst gesloten. Disney stelt dat zij sterke indicaties heeft dat het tarief dat door Buma/Stemra wordt gehanteerd niet is gebaseerd op objectieve en niet-discriminerende criteria. Dit zou in strijd zijn met artikel 21 van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten (hierna: Wet Toezicht), artikel 102 van het VWEU en artikel 4 van de Mededingingswet. In verband daarmee verzoekt Disney bij de rechtbank op grond van artikel 843a Rv verstrekking van, primair, de meest recente overeenkomsten die Buma/Stemra met andere SVOD-aanbieders (waaronder Netflix en Apple) en, subsidiair, de geanonimiseerde versie van deze documenten. Uiterst subsidiair vordert Disney een door een onafhankelijk registeraccountant gecontroleerd en gewaarmerkt afschrift van informatie over de door Buma/Stemra toegepaste licentietarieven. Buma/Stemra betwist deze stellingen en betoogt dat het verzoek van Disney neerkomt op een “fishing expedition”.
Publiceren website in strijd met non-concurrentiebeding
Rb. Amsterdam 30 oktober 2024, IT 4674; ECLI:NL:RBAMS:2024:6632 (I.F.H. tegen naam V.O.F.) Op 3 december 2020 werd een V.O.F. verkocht aan IFH voor waarbij een non-concurrentiebeding werd overeengekomen dat twee jaar zou duren. Tijdens deze periode een vergelijkbaar reviewplatform, door de V.O.F. online gezet. Hoewel de V.O.F. aanvoerde dat de website per ongeluk online was gezet en geen economische activiteiten verrichtte, oordeelt de rechtbank dat de enkele aanwezigheid van de website al een schending van het non-concurrentiebeding inhoudt. De rechtbank wijst de gevorderde boete van € 3.755.000 af als buitensporig en matigt deze tot € 200.000, mede omdat IFH geen aantoonbare schade heeft geleden en de boete anders de koopsom van de overgenomen onderneming zou overstijgen. De rechtbank oordeelt dat de klachtplicht van artikel 6:89 BW niet van toepassing is op deze zaak, omdat het hier gaat om niet-presteren in plaats van gebrekkig presteren. De rechtbank houdt rekening met het feit dat de gepubliceerde website geen serieuze concurrentie vormt aangezien er geen economische activiteiten plaatsvonden en er geen inkomsten werden gegenereerd.