Filter
  • Datum
  • Dossier
  • Instantie
zoeken

Dossiers

 
 
4.671 artikelen gevonden
IT 1423

Geen waardevergoeding gaslevering na ontbinding, `opgedrongen verrijking`

Hof Arnhem-Leeuwarden 11 februari 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:999 (Appellant tegen Nederlandse Energiemaatschappij)
Contractenrecht. Koop op afstand. Bedenktijd. Overeenkomst tot levering van energie. Betwisting wilsovereenstemming ten aanzien van de levering van gas. Voorliggende vraag is of wettelijke regels inzake koop op afstand zijn geschonden. NEM vordert appellant te bevelen tot betaling van de levering van gas. Annulering is in de gegeven omstandigheden tijdig geschied. Vergoeding van de waarde van het geleverde gas ex artikel 6:203 lid 1 BW in de gegeven omstandigheden niet redelijk. Uitblijven van levering van elektriciteit levert geen aan de energiemaatschappij toerekenbare tekortkoming op. De afwezigheid van een elektriciteitsmeter komt voor rekening van de afnemer. Geen schending van toezegging en/of zorgplicht door de energiemaatschappij. Het hof wijst de vorderingen van NEM af.

5.3. Uit een geluidsopname van (het afsluitende gedeelte van) het telefoongesprek d.d. 29 mei 2008, waarin de overeenkomst tussen partijen is gesloten, blijkt dat gesproken wordt over de levering van gas en elektriciteit. [appellant] bestrijdt dit niet, maar stelt - zoals het hof zijn verweer begrijpt - dat zijn wil niet op de levering van gas gericht is geweest. Voorts stelt hij dat (de betreffende medewerkster van) NEM dit redelijkerwijs heeft dienen te begrijpen, aangezien het hele telefoongesprek ging over de levering van elektriciteit en het daarmee verband houdende probleem van het ontbreken van een elektriciteitsmeter. Pas op het eind van het gesprek is - voor hem ongemerkt - de levering van gas "ingeslopen", aldus [appellant].
Deze stelling wordt ondersteund door zijn - na ontvangst van de betreffende geluidsopname verzonden - brief aan NEM d.d. 14 november 2008:

"(…) In het gesprek wat wij hebben gevoerd met uw medewerkster is gesproken over de levering van elektriciteit in de bandopname wordt hier snel gas aan toegevoegd hetgeen erg misleidend is. (…)"

5.14. De ontbinding van de overeenkomst heeft tot gevolg dat de nadien door NEM gedane gasleveringen onverschuldigd zijn gedaan, zodat zij in beginsel recht heeft deze als onverschuldigd betaald terug te vorderen (artikel 6:203 lid 1 BW). Nu de levering van gas naar de aard niet ongedaan gemaakt kan worden, "treedt, voor zover dit redelijk is, vergoeding van de waarde van de prestatie op het ogenblik van ontvangst daarvoor in de plaats, indien de ontvanger door de prestatie is verrijkt, indien het aan hem is toe te rekenen dat de prestatie is verricht, of indien hij erin had toegestemd een tegenprestatie te verrichten" (artikel 6:210 lid 2 BW).

5.15. [appellant] betwist dat hij verplicht is tot ongedaanmaking in de vorm van waardevergoeding, aangezien volgens hem sprake is van een "opgedrongen" verrijking. Hiertoe voert hij aan dat hij in een reeks van brieven aan NEM heeft aangegeven dat hij van de levering van gas door NEM af wilde, maar dat NEM deze brieven steeds onbeantwoord heeft gelaten, terwijl overstappen naar een andere energieleverancier voor hem onmogelijk was, omdat NEM hem als "wanbetaler" had geregistreerd.

5.16. Het hof is van oordeel dat het in de gegeven omstandigheden niet redelijk is dat [appellant] de waarde van het aan hem geleverde gas zou moeten vergoeden. Daarbij kent het hof met name gewicht toe aan het feit dat [appellant] direct na ontvangst van de eerste termijnnota heeft bestreden dat tussen hem en NEM een overeenkomst met betrekking tot de levering van gas tot stand is gekomen en heeft verzocht dit ongedaan te maken, en dat hij dit standpunt in een reeks van daaropvolgende brieven heeft herhaald, zonder dat NEM hierop - op adequate wijze - heeft gereageerd.

5.21. Naar het oordeel van het hof heeft [appellant] onvoldoende concrete feiten en omstandigheden aangevoerd op basis waarvan hij redelijkerwijs heeft mogen aannemen dat NEM zich verplichtte tot levering van elektriciteit zonder de aanwezigheid van een meter, althans tot het zorgdragen voor herinstallatie en heraansluiting van de meter. Indien de verkoopmedewerkster al tegen [appellant] zou hebben gezegd dat de afwezigheid van een meter geen probleem was, zou hieruit hooguit de verplichting voor NEM voortvloeien om van haar kant al het mogelijke te doen om levering van elektriciteit mogelijk te maken. [appellant] heeft echter niet dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist dat NEM aan deze verplichting heeft voldaan, maar dat dit niet tot het gewenste resultaat heeft geleid omdat herinstallatie en heraansluiting van de meter alleen door tussenkomst van [appellant] in persoon bewerkstelligd kon worden.

5.22. Ten aanzien van de vraag of NEM een zorgplicht jegens [appellant] heeft geschonden door hem niet naar een oplossing van het probleem te begeleiden, overweegt het hof als volgt. Naar het oordeel van het hof heeft [appellant] onvoldoende gemotiveerd betwist dat hij door Enexis op de hoogte is gesteld van de voorwaarden voor herinstallatie en heraansluiting van de meter. De enkele opmerking van [appellant] dat het hem ontgaat waarom hij als consument de oplossing had moeten kennen, en dat hij anders immers zelf wel actie zou hebben ondernomen (memorie van grieven sub 61), is daartoe naar het oordeel van het hof ontoereikend. Indien [appellant] al niet op de hoogte zou zijn gesteld door Enexis, had het bovendien op zijn weg gelegen om hiernaar bij Enexis te informeren. [appellant] heeft uit vorenbedoelde opmerking van de verkoopmedewerkster van NEM redelijkerwijs niet mogen afleiden dat hij van zijn eigen verantwoordelijkheid in dezen werd ontslagen. De omstandigheid dat NEM hem hierop pas bij brief van 12 juni 2009 gewezen, zo dit al als een schending van haar zorgplicht dient te worden aangemerkt, staat derhalve niet in causaal verband met de door [appellant] gestelde schade.

5.23. Uit het voorgaande volgt dat [appellant] de voor hem nadelige financiële gevolgen van de afwezigheid van een meter, die het rechtstreekse gevolg zijn van de fraude die heeft plaatsgevonden op zijn perceel, niet - op basis van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst - kan afwentelen op NEM. De (tegen)vordering van [appellant] is derhalve niet toewijsbaar.
IT 1421

Boete van 150.000 euro voor illegaal aanbieden online kansspel

Kansspelautoriteit 6 februari 2014, zaak OA/2012/004 (Onisac en Mansion Online Casino) 
Kansspelen. Gambling. De Kansspelautoriteit heeft de bedrijven Onisac Limited en Mansion Online Casino Limited een gezamenlijke boete opgelegd van 150.000 euro. Zij boden gericht op de Nederlandse markt zonder vergunning een kansspel aan. Het ging om online casinospelen, waarvoor de in het Nederlands gestelde website casino.com werd gebruikt. Behalve de juridische overtreding van het aanbieden van een kansspel zonder vergunning, is onduidelijk of de aanbieders van dergelijke kansspelen voldoende betrouwbaar zijn en of zij de (potentiële) speler voldoende beschermen. Volgens de Kansspelautoriteit zijn beide bedrijven verantwoordelijk voor de website casino.com.

In de onderzoeksperiode van juni 2012 tot augustus 2013 was de website gericht op de Nederlandse markt. Casino.com voerde een Nederlandse vlag als taalduiding, een Nederlandse klantenservice, kon gebruik gemaakt worden van een Nederlands betaalsysteem (iDeal) en waren teksten te zien als ‘Welkomstbonus 3.200 €' en ‘Casino.com is 's werelds leidende site voor online casino spellen. Wij bieden meer dan 100 van de beste casino spelen aan'.

In november 2013 nam de Kansspelautoriteit al het besluit tot boeteoplegging. Onisac en Mansion hebben de rechtbank Den Haag gevraagd een voorlopige voorziening te treffen om openbaarmaking te voorkomen. De rechtbank heeft op 4 februari 2014 dit verzoek afgewezen en dus mag het besluit nu openbaar worden.

Onisac en Mansion hebben bij de autoriteit bezwaar aangetekend tegen het besluit tot oplegging van een boete. Dat bezwaar is nu in behandeling.

Achtergrond

Het aanbieden van (online) kansspelen, zonder in het bezit te zijn van een vergunning, is in Nederland verboden. Momenteel is er een wet in voorbereiding die het vergunningstelsel voor online kansspelen uitwerkt, waarmee het in de toekomst mogelijk zal zijn hiervoor een vergunning te verkrijgen en legaal kansspelen via internet aan te bieden. Tot die tijd is dit niet toegestaan. Overigens zal de Kansspelautoriteit ook in de toekomst online aanbieders die opereren zónder vergunning blijven beboeten. De Kansspelautoriteit vindt het van maatschappelijk belang dat consumenten worden geïnformeerd en gewaarschuwd over de deelname aan online kansspelen en de  risico's die daaraan kleven. De toezichthouder verwacht dat met de  openbaarmaking van het sanctiebesluit een preventieve werking uitgaat naar andere ondernemingen.

Besluit tot openbaarmaking, behorend bij het besluit tot het opleggen van bestuurlijke boete van 4 november 2013, met het kenmerk 7845  00.017.101, aan Onisac Limited en Mansion Online Casino Limited

IT 1420

Actualiteitenlunch internetrecht | The Pirate Bay

De Balie, Amsterdam, dinsdag 4 maart van 12.00 tot 15.15 uur, 3 PO-punten. 

Op dinsdag 4 maart 2014 van 12:00 tot 15:15 organiseert eduLex, onderdeel van uitgeverij deLex, een actualiteitenlunch; Kern van ITenRecht in Amsterdam. Tijdens deze bijeenkomst zullen twee ervaren sprekers belangrijke actualiteiten en ontwikkelingen in IT-jurisprudentie en -wetgeving bespreken. Arnoud Engelfriet zal vertellen over de ontwikkelingen (opkomst en ondergang) van The Pirate Bay, en daarbij ook nader ingaan op de meest recente uitspraak over de opgeheven blokkade van de torrentsite [Hof Amsterdam, IEF 13467]. Wouter Seinen zal ingaan op marketing en privacy op het internet. Een van de onderwerpen die hier aan bod zal komen is bijvoorbeeld de cookieregelgeving. Deze cursus biedt verdieping en verbreding voor de specialist met voorkennis.

Programma
11.45 – 12.00 uur Intekenen met lunch
13.00 – 13.30 uur De ontwikkelingen (opkomst en ondergang) van The Pirate Bay - Arnoud Engelfriet, ICTRecht
13.30 – 13.45 uur Pauze
13.45 – 15.15 uur Marketing en privacy op het internet - Wouter Seinen, CMS
15.15 uur Einde bijeenkomst
Hier aanmelden

De onderwerpen nader geïntroduceerd:
Arnoud Engelfriet, ICTRecht: Helden van informatievrijheid of de grootste IE-dieven in de geschiedenis? Weinig internetsites hebben zoveel losgemaakt als het Zweedse The Pirate Bay. Maar TPB is geen uniek verschijnsel: al sinds internet snel genoeg is om meer dan alleen te mailen, worden er dingen uitgewisseld zonder toestemming van de rechthebbenden. De resulterende technische en juridische wapenwedloop is een van de belangrijkste thema's in het internetrecht geweest, met als voorlopig hoogtepunt de door Brein afgedwongen (en in hoger beroep ongedaan gemaakte, Hof Amsterdam, IEF 13467) blokkade door Nederlandse internetproviders van TPB. ICT-jurist Arnoud Engelfriet neemt u mee naar de wondere wereld van filesharen, Bittorrent, legaal downloaden uit illegale bron, remixcreativiteit en zijn visie op de toekomst van internet en auteursrecht.

Wouter Seinen, CMS: Marketing is de financiële motor van het internet. Hierin vinden echter steeds meer ontwikkelingen plaats op het gebied van regulering en wetgeving. Goede voorbeelden daarvan zijn de cookie regels, de reclame code voor social media, regels voor vergelijkingswebsites en privacy regelgeving. Maar, wat zijn de effecten geweest van het cookie-artikel in de Telecomwet in de praktijk? Hoe wordt om deze ‘cookiemuur’ [genomineerde voor Woord van het Jaar, IT 1347] heen gewerkt? En waarom wordt dit veelbesproken, maar weinig gehandhaafde artikel, nu weer gewijzigd [IT 1150]? Deze en andere actuele/interessante vragen zullen aan de orde komen.


Er zijn 3 PO-punten toegekend door de Orde van Advocaten

Locatie
De Balie, Kleine Gartmanplantsoen 10, te Amsterdam.
Klik hier voor een routebeschrijving, parkeersuggestie Byzantium.

Kosten deelname
€ 350,00 per persoon,
€ 295,00 sponsors ITenRecht en/of IE-Forum en
€ 100,00 rechterlijke macht/wetenschappelijk personeel (full time).

Genoemde prijzen zijn excl. BTW, uw factuur wordt direct toegezonden als bevestiging. Komt u in aanmerking voor korting, selecteer de juiste prijs in het bestelformulier, uw factuur ontvangt u direct. Inbegrepen zijn de kosten van lunch, koffie, thee en documentatie.

Hier aanmelden

Meer opleidingen IE/ICT: www.delex.nl/opleidingen

IT 1419

Regional Roaming uitbreiden naar dataverkeer onwenselijk

Nader onderzoek Regional Roamingafspraken, Kamerstukken II, 2013-2014, 24 095, nr. 360
Bij de Regional Roamingafspraken zijn geen afspraken gemaakt over het dataverkeer omdat bij het moeten overzetten van deze (omvangrijke) verkeersvolumes, capaciteitsproblemen worden voorzien. De vraag is echter of het, in geval van een grootschalige storing, voor sommige datastromen niet van belang is de continuïteit te borgen door uitbreiding van de Regional Roamingafspraken. Gelet op de maatschappelijke ontwrichting die door uitval van vitale diensten kan ontstaan, is de onderzoeksvraag toegespitst op deze sectoren. Dit onderzoek [Nut en noodzaak Regional Roaming voor vitale sectoren] is in januari 2014 door Stratix opgeleverd. Ten aanzien van Regional Roaming wijzen de onderzoekers op de kwetsbaarheid dat een deel van het netwerk van de door storing getroffen operator moet blijven functioneren om Reginal Roaming mogelijk te maken. Daarnaast wordt gewezen op de hoge investeringskosten in uitbreiding van netwerkcapaciteit. Prioritering van dataverkeer van vitale sectoren is mogelijk bij Regional Roaming, maar leidt tot omvangrijke kosten door complexe administratieve processen bij zowel de operators als bij de vitale sectoren.

Brief van de minister van Economische Zaken
In mijn brief van 7 mei 20131 heb ik u geïnformeerd over een aantal consumentenzaken op het gebied van telecommunicatie, waaronder de afspraken over Regional Roaming van februari 2013 tussen de drie mobiele netwerkbeheerders (KPN, Vodafone, T-Mobile). Directe aanleiding hiervan was een grote storing van telecommunicatie als gevolg van de brand bij Vodafone in april 2012. De gemaakte afspraken gaan ervan uit dat bij grootschalige uitval van het spraak- of sms-verkeer bij één van deze partijen, dit verkeer tijdelijk door de overige partijen wordt overgenomen. In de brief is nader onderzoek aangekondigd naar de mogelijkheid om ook voor dataverkeer te bezien of Regional Roamingafspraken gewenst zijn. Mede in verband met het geplande Algemeen Overleg van 30 januari 2014 informeer ik u over de laatste stand van zaken rond Regional Roaming.

Resultaten onderzoek
Bij de Regional Roamingafspraken zijn geen afspraken gemaakt over het dataverkeer omdat bij het moeten overzetten van deze (omvangrijke) verkeersvolumes, capaciteitsproblemen worden voorzien. De vraag is echter of het, in geval van een grootschalige storing, voor sommige datastromen niet van belang is de continuïteit te borgen door uitbreiding van de Regional Roamingafspraken. Gelet op de maatschappelijke ontwrichting die door uitval van vitale diensten kan ontstaan, is de onderzoeksvraag toegespitst op deze sectoren.

Dit onderzoek «Nut en noodzaak Regional Roaming voor vitale sectoren» is in januari 2014 door Stratix opgeleverd. Ten aanzien van Regional Roaming wijzen de onderzoekers op de kwetsbaarheid dat een deel van het netwerk van de door storing getroffen operator moet blijven functioneren om Reginal Roaming mogelijk te maken. Daarnaast wordt gewezen op de hoge investeringskosten in uitbreiding van netwerkcapaciteit («enkele tientallen miljoenen euro’s») bij een generieke uitbreiding.

Prioritering van dataverkeer van vitale sectoren is mogelijk bij Regional Roaming, maar leidt tot omvangrijke kosten door complexe administratieve processen bij zowel de operators als bij de vitale sectoren.

De onderzoekers concluderen tevens dat in de markt voldoende mogelijkheden worden aangeboden, waarbij per sector of toepassing beoordeeld kan worden welke oplossing het meest adequaat is. Bij deze alternatieven is te denken aan radicale oplossingen, zoals een apart netwerk (bijvoorbeeld C2000, Entropia) tot het zelf zorgen om van verschillende netwerken gebruik te kunnen maken (bijvoorbeeld dual SIM kaarten).

Stratix meent dan ook dat Regional Roaming voor dataverkeer niet de meest efficiënte en effectieve oplossing is voor het opvangen van uitval van mobiele netwerken ten behoeve van vitale toepassingen.

Recent onderzoek uit de EU (Enisa, «National Roaming for Resilience» november 2013) ondersteunt de conclusies van Stratix. Het Enisa onderzoek besteedt meer in algemene zin aandacht aan de mogelijkheid en wenselijkheid van roamingafspraken bij verstoringen. Enisa beveelt lidstaten aan Roamingafspraken te maken over spraak- en sms-verkeer en wijst hier op het voorbeeld in ons land. Voor dataverkeer wordt gewezen op het alternatief van wifi-spots, waar vooral consumenten op terug kunnen vallen, en wordt gewezen op het gevaar van overbelasting van de overige netwerken als ook extra dataverkeer moet worden verwerkt. Deze beide elementen, het alternatief van wifi en het gevaar van overbelasting, zijn in de Kamerbrief van 7 mei 2013 aan bod gekomen. Het onderzoek van Enisa laat zien dat Nederland internationaal voorop loopt met de Regional Roamingafspraken.

Conclusie
De hoofdconclusie die ik uit deze studie trek is dat de bestaande Regional Roamingafspraken adequaat zijn en dat een uitbreiding naar afspraken over dataverkeer niet wenselijk is. Belangrijke overweging daarbij is dat eventuele oplossingen langs de weg van Regional Roaming veel investeringen zullen vergen, waarbij de efficiëntie en effectiviteit veelal te wensen overlaat of waar juist (bestaande) commerciële oplossingen tot beter resultaat kunnen leiden.  De mobiele netwerkbeheerders onderschrijven deze conclusie.

Het rapport van Stratix zal ik onder de aandacht brengen van de vitale sectoren zodat de verschillende sectoren kennis kunnen nemen van de analyses en genoemde voorbeelden bij de verschillende partijen.

De Minister van Economische Zaken,
H.G.J. Kamp

IT 1418

Geen matiging boete: verbrekingsvergoeding Proximedia geen boetebeding

Gerechtshof Amsterdam 28 januari 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:304 (Proximedia B.V. tegen geïntimeerden)
Contractenrecht. Geen steekhoudend verweer tegen de vordering ter zake van een aantal maandelijkse facturen. Artikel 7.1 van de overeenkomst, een verbrekingsvergoeding, is een algemene voorwaarde in de zin van artikel 6:231 BW. Geen “reflexwerking” van artikel 6:237 BW. Onvoldoende gesteld waarom artikel 7.1 onredelijk bezwarend zou zijn in de zin van artikel 6:233 BW en dat toewijzing van de vordering naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Verbrekingsvergoeding geen boete in de zin van artikel 6:91 BW, derhalve geen matiging van de boete op grond van artikel 6:94 BW.

3.5.3. Anders dan de kantonrechter (en [geïntimeerden].) is het hof van oordeel dat in het kader van de beoordeling van - de kennelijk door [geïntimeerden]. in hoger beroep geponeerde - stelling dat het beding onredelijk bezwarend is in de zin van art. 6:233 aanhef en sub a BW geen zogeheten reflexwerking moet worden toegekend aan art. 6:237 aanhef en sub i BW. Tegen de achtergrond van het feit dat vaststaat dat [geïntimeerde sub 1] ten tijde van het sluiten van de overeenkomst twee barbecuerestaurants exploiteerde hebben [geïntimeerden]. niets aangevoerd waaruit zou moeten geconcludeerd dat [geïntimeerde sub 1] in haar relatie tot Proximedia een met een consument vergelijkbare positie innam.

3.5.4. Art. 6:233 BW luidt, voor zover thans van belang, als volgt:
Een beding in algemene voorwaarden is vernietigbaar:
a. indien het, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden zijn tot stand gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij (…)”
Op [geïntimeerden]. rusten de stelplicht en de bewijslast met betrekking tot de feiten en omstandigheden waaruit kan volgen dat het beding onredelijk bezwarend is. Zij hebben te dier zake in eerste aanleg in het geheel niets gesteld. In hoger beroep hebben zij slechts argumenten aangedragen voor hun stelling dat het beding onredelijk bezwarend is op grond van (het niet toepasselijke noch reflexwerking hebbende) art. 6:237 aanhef en sub i BW. Zij hebben in dat kader overigens vooral weersproken wat Proximedia heeft aangedragen ter adstructie van haar stelling dat de gevorderde vergoeding van 60% van de nog niet vervallen termijnen niet onredelijk is. Waarom het beding, afgezien van art. 6:237 aanhef en sub i BW, onredelijk bezwarend zou zijn hebben [geïntimeerden]. echter niet uit de doeken gedaan en zij zijn niet ingegaan op de in art. 6:233 BW genoemde relevante aspecten als zojuist geciteerd. Zij hebben aldus niet aan de te dezen op hen rustende stelplicht voldaan.
IT 1417

Finalisten Internet Scriptieprijs bekend

Op 20 februari a.s. organiseren Brinkhof en XS4ALL het symposium “Internetrecht Bestaat Niet”. Aanleiding is de zevende editie van de Internet Scriptieprijs. Op het symposium zullen drie finalisten hun scripties kort presenteren, waarna de winnende scriptie gekozen wordt. De finalisten zijn dit jaar:

- Bernold Nieuwesteeg, “The legal position and social effects of security breach notification laws”, Technische Universiteit Delft / Universiteit Utrecht;
- Stefan Pack, “Het recht om te worden vergeten als privacywaarborg, tussen wenselijkheid en uitvoerbaarheid van deze Europeesrechtelijke noviteit”, Universiteit Leiden;
- Joyce Verhaert, “The challenges involved with the application of article 102 TFEU to the Market for search engines as part of the new economy and the implications for the Google-case”, Katholieke Universiteit Leuven.

 

Brinkhof en XS4ALL nodigen alle geïnteresseerden van harte uit om het symposium bij te wonen. Naast de finalisten komen daar interessante sprekers aan het woord. Milica Antic (Google Netherlands) gaat in op de manier waarop Google omgaat met verzoeken tot het gegevensverstrekking of -verwijdering van overheden en civiele partijen. Ronald Leenes (Tilburg Law School) haalt the law of the horse van stal en bespreekt of Big Data wel past binnen bestaande rechtsgebieden, met name het dataprotectierecht. Sjoukje Rullmann (rechtbank Amsterdam) zal spreken over de wijze waarop kort gedingrechters omgaan met internet. Is het oude wijn in nieuwe zakken of zet het internet alles op zijn kop?

Datum: 20 februari 2014, 13.30 - 17.00
Plaats: De Balie, Amsterdam
Aanmelding: kosteloos via internetscriptieprijs.nl/aanmelden

IT 1416

Incompatibiliteit in laat stadium voor rekening ICT-dienstverlener

Rechtbank Amsterdam 4 december 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:9521 (SET Automatisering tegen TRIPLE ACE) 
Contractenrecht. Wanprestatie. Dienstverlening voor vaste prijs. Toerekenbare tekortkoming in nakoming van een overeenkomst inzake automatisering? Geschil ontstaan na voorgenomen overname beheer ICT van verhuurder van vergaderruimtes en horeca-ondernemer. Tussen partijen is uitgebreid onderhandeld, waarbij de ondernemer steeds heeft gezegd dienstverlening voor een vaste prijs te willen en geen verrassingen achteraf. De ICT-dienstverlener heeft bestaande ICT doorgelicht en is op basis daarvan tot een offerte gekomen. Onder die omstandigheden komt een in een laat stadium gebleken incompatibiliteit van een belangrijke applicatie met het nieuw te installeren ICT-systeem voor rekening van de ICT-dienstverlener.

6. De kantonrechter stelt vast dat tussen partijen een overeenkomst van opdracht is gesloten. Op grond van de hiervoor aangehaalde feiten is de kantonrechter van oordeel dat inhoud van deze overeenkomst was dat SET opdracht had gekregen een totaaloplossing te bieden voor een vaste, transparante prijs. Daarbij heeft SET Triple voorgehouden (zie het advies aangehaald onder 1.5) dat “Niet standaard applicaties worden in kaart gebracht en geanalyseerd of deze mogelijke problemen kunnen veroorzaken tijdens een migratie”. De kantonrechter stelt voorts vast dat voor het sluiten van de overeenkomst aan de orde is geweest dat sprake was van een oude versie van Fidelio en een wens van Triple om deze te “upgraden”, waarbij het de bedoeling was dat de nieuwe versie van Fidelio zou gaan draaien op het systeem dat SET zou leveren (zie de onder 1.4 en 1.9 aangehaalde e-mails van [naam 2]). In de onder 1.4 aangehaalde e-mail van [naam 2] is niet alleen gesproken over een upgrade van een oude naar een nieuwe versie van Fidelio, maar tevens een verzoek gedaan om “een voorstel waarin álles opgenomen is, zodat er niets aan het toeval overgelaten kan worden en dus achteraf (na ondertekenen) niet de vraag krijgen om nog software, hardware en of andere dienstverlening aan te schaffen om het product en dienst van setICT goed te laten functioneren. Dit mag ook opgenomen worden in het voorstel”.

7. Op grond van deze inhoud van de door partijen gemaakte afspraken, is de kantonrechter van oordeel dat Triple er gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat SET op 1 december 2012 “live” zou kunnen gaan met haar dienstverlening inclusief het bieden van een platform waarop Fidelio kon draaien. Dit wordt niet anders door de omstandigheid dat Fidelio binnen de overeenkomst is aangemerkt als “Third Party Software”, nu tussen partijen niet in geschil is dat SET zou zorgen voor een infrastructuur waarop Fidelio als nadrukkelijk genoemde “Third Party Software” wel kon draaien. Voor zover dat niet het geval was, had het op de weg van SET als professionele dienstverlener gelegen Triple op de gevolgen daarvan tijdig te wijzen. Dit geldt met name nu Triple meerdere keren met zoveel woorden erom heeft gevraagd haar te wijzen op alle risico’s en niet voor onverwachte kostenposten te willen komen staan. Nu ter comparitie door [naam 3] met zoveel woorden is verklaard dat SET pas in november 2012 duidelijk is geworden dat de oude versie van Fidelio niet compatibel was met het door haar te leveren systeem, is zij in ieder geval tekortgeschoten in haar verplichting uit hoofde van de overeenkomst om alle vereisten goed in kaart te brengen en te analyseren of er problemen konden ontstaan bij de migratie (zie opnieuw het onder 1.5 aangehaalde advies). Van SET had in ieder geval verwacht mogen worden dat zij Triple erop had gewezen dat Fidelio voor een bepaalde datum ge-upgrade moest zijn naar de nieuwe versie omdat anders de start van het project in gevaar zou komen. Nu gesteld noch gebleken is dat zij dit heeft gedaan, kan Triple niet worden tegengeworpen dat zij niet eerder opdracht voor de upgrade aan [naam 1] heeft gegeven.

8. Nadat pas in november 2012 uiteindelijk de incompatibiliteit is gebleken en toen niet tijdig meer kon worden overgeschakeld, heeft SET bovendien te kennen gegeven slechts tegen extra kosten mee te werken aan het alsnog en met vertraging leveren van het onder de overeenkomst beloofde systeem. De kantonrechter concludeert dan ook dat SET als eerste niet heeft geleverd wat Triple onder de overeenkomst van haar heeft mogen verwachten.
IT 1409

CBP: Belastingdienst gebruikte inkomensgegevens in strijd met de wet

CBP: Belastingdienst gebruikte inkomensgegevens in strijd met de wet: Privacytoezichthouder controleert verstrekking inkomensgegevens huurders in 2014
De Belastingdienst heeft in 2013 in strijd met de wet inkomensgegevens van alle huurders in Nederland gebruikt voor de uitvoering van de inkomensafhankelijke huurverhoging. Dat concludeert het College bescherming persoonsgegevens (CBP) na onderzoek. Uit het onderzoek bleek dat de Belastingdienst alle huurwoningen had opgenomen in een speciaal voor de gegevensverstrekking aan verhuurders aangemaakt bestand terwijl de inkomensafhankelijke huurverhoging niet voor alle huurwoningen geldt. Zo is deze niet van toepassing op huurhuizen in de vrije sector en op huurwoningen waarvoor al de maximale huurprijs wordt betaald. Het CBP concludeert dat ten minste twaalf procent van de woningen (350.000 geliberaliseerd verhuurde woningen) niet in het bestand opgenomen had mogen worden. De gegevensverwerking in 2013 was daarom bovenmatig en de werkwijze onrechtmatig, concludeert het CBP. De Belastingdienst heeft naar aanleiding van het onderzoek van het CBP maatregelen voor een nieuwe werkwijze in 2014 aangekondigd om de overtreding te beëindigen. Het CBP zal controleren in hoeverre de Belastingdienst met deze voorgenomen handelwijze voldoet aan de Wet bescherming persoonsgegevens.

Maatregelen Belastingdienst
De Belastingdienst heeft (mede) naar aanleiding van het onderzoek aangegeven in 2014 alleen nog bestanden met het huishoudinkomen samen te stellen voor verhuurders die van te voren kenbaar hebben gemaakt dat zij inkomensafhankelijke huurverhogingen willen doorvoeren. Verder krijgen huishoudens bericht van de Belastingdienst als hun verhuurder voor hun woonadres een indicatie over alle gezamenlijke inkomensgegevens in een huishouden heeft opgevraagd en verkregen.

Scheefwonen
Met de inkomensafhankelijke huurverhoging wordt beoogd het zogeheten scheefwonen tegen te gaan bij midden- en hogere inkomens en hiermee de doorstroming op de huurmarkt te bevorderen. Dit gebeurt door de huurprijsverhoging te koppelen aan het huishoudinkomen. In 2013 is hiervoor een wetsvoorstel aangenomen dat inmiddels kracht van wet heeft.

Leestip:

De aanbiedingsbrief aan de staatssecretaris van Financiën

De definitieve bevindingen

De wetgevingsadviezen van 14 juni 2011 en 24 juli 2012

IT 1408

Procedure gegevens studenten OV-chip geschikt, reisgegevens vernietigd

CBP: procedure GVB over bewaartermijnen reisgegevens Studenten OV-chipkaart via schikking beëindigd, GVB heeft reisgegevens vernietigd

Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) heeft de procedure inzake het onderzoek naar het bewaren van reisgegevens door het vervoerbedrijf GVB beëindigd. In 2011 legde het CBP het vervoerbedrijf GVB een last onder dwangsom op wegens het in strijd met de wet bewaren van reisgegevens van studenten die reizen met de studenten OV-chipkaart. Inmiddels hebben het CBP en GVB in de daaropvolgende procedure een schikking getroffen waarin ook is opgenomen dat partijen in overleg zullen blijven. GVB heeft inmiddels alle reisgegevens alsnog vernietigd. De dwangsom is gematigd tot het symbolische bedrag van één euro.

GVB had eerder tegen de last onder dwangsom van het CBP bezwaar aangetekend. In de zogeheten beslissing op bezwaar van het CBP werd het besluit tot het opleggen van een dwangsom gehandhaafd. GVB stelde hierop beroep in bij de rechtbank omdat het bedrijf vond dat de last onder dwangsom voor meerdere uitleg vatbaar was.

Leestip: eerdere berichten over het onderzoek bij GVB

CBP: procedure RET over bewaartermijnen reisgegevens Studenten OV-chipkaart via schikking beëindigd, RET heeft reisgegevens vernietigd
Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) heeft de procedure inzake het onderzoek naar het bewaren van reisgegevens door het vervoerbedrijf RET beëindigd. In 2011 legde het CBP het vervoerbedrijf een last onder dwangsom op wegens het in strijd met de wet bewaren van reisgegevens van studenten die reizen met de studenten OV-chipkaart. Inmiddels hebben het CBP en RET in de daaropvolgende procedure een schikking getroffen. RET had het CBP al eerder laten weten dat het bedrijf de reisgegevens heeft vernietigd. In dit licht is de dwangsom gematigd tot het symbolische bedrag van één euro.

RET tekende eerder tegen de invorderingsbeschikking van het CBP bezwaar aan. De RET heeft het bezwaar ingetrokken.

Leestip: het eerdere bericht over het onderzoek bij RET

IT 1415

Geen zwaarwegend belang bij inzage medisch dossier van overleden broer

Vzr. Rechtbank Oost-Brabant 29 januari 2014, ECLI:NL:RBOBR:2014:487 (Eiseres tegen Maatschap Huisartsenpraktijk de Peperstoep, Stichting Jeroen Bosch Ziekenhuis en Stichting Ondersteuning Ziekenhuiszorg)
Kort geding. Geheimhoudingsplicht - inzage medische dossiers. De broer [Y] van eiseres was onder behandeling bij de Huisartsenpraktijk de Peperstoep en het Jeroen Bosch Ziekenhuis. [Y] is tijdens zijn ziekteperiode bijgestaan en verzorgd door [Z]. Gedurende dezelfde periode heeft [Y] zijn testament vervangen waarin [Z] als enig erfgenaam is benoemd. Eiseres vordert van gedaagden een afschrift van  het medische dossier. Daaraan legt eiseres het arrest van 20 april 2001 (NJ 2001, 600) ten grondslag; dat zwaarwegende aanwijzingen bestaan dat sprake was van wilsonbekwaamheid ten tijde van het opmaken van het testament; aannemelijk is gemaakt dat de overledene, ware hij nog in leven geweest, toestemming gegeven zou hebben en deze wijze van gegevensopenbaring is de enige effectieve mogelijkheid om de gewenste opheldering te verschaffen. De voorzieningenrechter oordeelt dat niet is voldaan aan de vereisten en ook een belangenafweging niet in het voordeel van eiseres uitvalt. De voorzieningen worden afgewezen.

4.7. Allereerst komt aan de orde of er zwaarwegende aanwijzingen zijn dat er sprake was van wilsonbekwaamheid ten tijde van het verlijden van het testament. Eiseres stelt dat [Y] niet meer (volledig) compos mentis was en legt ter onderbouwing van dit standpunt meerdere - in r.o. 2.18. geciteerde - verklaringen over. Uit deze verklaringen valt af te leiden dat [Y] in de laatste periode van zijn leven sterk achteruit is gegaan en dat dat gevolgen heeft gehad voor zijn geestelijke vermogens. Eiseres legt ter staving van haar stellingen ook een afschrift van een samenvatting van een onderzoek door de afdeling geriatrie van het ziekenhuis over van 18 augustus 2011 (prod. 3 van eiseres). De conclusie van dat onderzoek is dat sprake is van geheugenfunctieverlies, schade van hersenfuncties door bloedvatbeschadiging in de hersenen (herseninfarct) en dat het uitvoeren van verantwoordelijke taken moeilijker zal gaan als gevolg van geheugenverlies. Daarin liggen naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter aanwijzingen besloten dat er ten tijde van het opmaken van het testament sprake was van wilsonbekwaamheid bij [Y].

4.8. De voorzieningenrechter acht eiseres er niet in geslaagd voldoende aannemelijk te maken dat [Y] indien hij nog in leven was geweest haar toestemming had verleend tot inzage in het medisch dossier. In de in r.o. 2.13. geciteerde verklaringen ligt eerder besloten dat hij daarvoor geen toestemming zou hebben verleend.

4.9. De voorzieningenrechter is er ook niet van overtuigd dat eiseres niet zonder de medische dossiers van het ziekenhuis en Huisartsenpraktijk de Peperstoep kan bewijzen dat [Y] ten tijde van het opmaken van het testament wilsonbekwaam was. Omdat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat het voor haar onmogelijk is om middels getuigenverklaringen aan te tonen dat [Y] wilsonbekwaam was tijdens het verlijden van het testament, weegt het belang van het ziekenhuis en Huisartsenpraktijk de Peperstoep bij handhaving van de geheimhoudingsplicht zwaarder dan het belang van eiseres bij doorbreking daarvan.