DOSSIERS
Alle dossiers

Overige onderwerpen  

IT 1604

Wob-verzoek Bits of Freedom over netneutraliteit ingewilligd

ACM 8 september 2014, IT 1604 (WOB-netneutraliteit BOF)
In twee concrete zaken heeft ACM invulling gegeven aan artikel 7.4a van de Tw. De eerste zaak had betrekking op het belemmeren en vertragen van diensten en toepassingen op internet in de trein. lk
verwijs u in verband op de reeds op de website van ACM gepubliceerde brief. In de tweede zaak heeft ACM invulling gegeven aan het 'Iosse diensten'-begrip. lk verwijs u volledigheidshalve naar de brief van ACM van 8 juli 2013 (bijgevoegd).
Lees verder

IT 1597

Smaad als belemmering van de informatievrijheid

HvJ EU 11 september 2014, IT 1597, C-291/13 (Sotiris Papasavvas tegen Philinews.com)
Prejudiciële vragen gesteld door Eparchiako Dikastirio Lefkosias, Cyprus [IT 1233]. Diensten van de informatiemaatschappij. Smaad. Het begrip „diensten van de informatiemaatschappij omvat online-informatiediensten waarbij de dienstverlener niet wordt vergoed door de afnemer van de dienst, maar door inkomsten die hij haalt uit op een website gepubliceerde reclame. Een verlener van diensten aan de informatiemaatschappij kan zich niet op grond van de artikelen 12 tot en met 14 van richtlijn 2000/31 verzetten tegen de instelling tegen hem van een rechtsvordering inzake civiele aansprakelijkheid en bijgevolg tegen de vaststelling van voorlopige maatregelen door een nationale rechter.

Prejudiciële vragen

„1)      Kunnen de voorschriften van de lidstaten op het gebied van smaad worden gezien als een beperking op het leveren van informatiediensten voor de toepassing van richtlijn [2000/31], aangezien zij hun weerslag hebben op het vermogen langs elektronische weg informatiediensten te leveren, zowel op nationaal niveau als binnen de EU?

2)      Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord: zijn de bepalingen van de artikelen 12, 13 en 14 van richtlijn [2000/31], betreffende aansprakelijkheid, van toepassing in burgerlijke zaken tussen particulieren, zoals in geval van civiele aansprakelijkheid voor smaad, of zijn zij enkel van toepassing in geval van civiele aansprakelijkheid voor handelstransacties/consumentenovereenkomsten?

3)      Scheppen de artikelen 12, 13 en 14 van richtlijn [2000/31] betreffende de aansprakelijkheid van dienstverleners van de informatiemaatschappij, in het licht van hun doel en rekening houdend met het feit dat in veel lidstaten een vordering in rechte noodzakelijk is voordat een voorlopig verbod kan worden uitgevaardigd dat van kracht is tot het definitieve vonnis, individuele rechten die in een civiele zaak wegens smaad als verweer kunnen worden ingeroepen, of vormen zij wettelijke beletsels voor het instellen van een dergelijke vordering?

4)      Zijn de begrippen ‚diensten van de informatiemaatschappij’ en ‚dienstverlener’ als bedoeld in artikel 2 van richtlijn [2000/31] en artikel 1, lid 2, van richtlijn [98/34], van toepassing op online-informatiediensten die niet rechtstreeks door de afnemer van de diensten worden vergoed, maar indirect door reclame die verschijnt op een internetsite?

5)      In hoeverre kunnen de hiernavolgende situaties in het licht van de definitie van ‚dienstverlener van diensten van de informatiemaatschappij’ als bedoeld in artikel 2 van richtlijn [2000/31], en artikel 1, lid 2, van richtlijn [98/34], onder een of meer van de rechtsfiguren ‚mere conduit’, ‚caching’ of ‚hosting’ voor de toepassing van de artikelen 12, 13 en 14 van richtlijn [2000/31] worden gebracht:

a)      dagblad met internetsite die gratis toegankelijk is en waarop de elektronische uitgave van het gedrukte dagblad met alle artikelen en reclame als pdf-document of een vergelijkbaar elektronisch document wordt gepubliceerd;

b)      onlinedagblad dat vrij toegankelijk is en waartoe toegang aan de uitgever wordt vergoed door middel van reclame op de website. De informatie in het onlinedagblad wordt geleverd door personeel van het dagblad en/of onafhankelijke journalisten;

c)      tegen betaling toegankelijke internetsite waarop een van de sub a en b genoemde diensten wordt verleend?”


Het Hof (Zevende kamer) verklaart voor recht:

1)      Artikel 2, sub a, van richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt („richtlijn inzake elektronische handel”) moet aldus worden uitgelegd dat het begrip „diensten van de informatiemaatschappij”, in de zin van die bepaling, online-informatiediensten omvat waarbij de dienstverlener niet wordt vergoed door de afnemer van de dienst, maar door inkomsten die hij haalt uit op een website gepubliceerde reclame.

2)      In een zaak als het hoofdgeding staat richtlijn 2000/31 niet in de weg aan de toepassing van een regeling voor de civiele aansprakelijkheid voor smaad.

3)      De in de artikelen 12 tot en met 14 van richtlijn 2000/31 vermelde beperkingen van de civiele aansprakelijkheid beogen niet het geval van een persbedrijf dat beschikt over een internetsite waarop de elektronische versie van een krant wordt gepubliceerd en waarbij dit persbedrijf wordt vergoed door inkomsten die het haalt uit door de op die website gepubliceerde reclame, daar het weet welke informatie is gepubliceerd en het daarover controle heeft, ongeacht of de toegang tot deze website betalend dan wel gratis is.

4)      De in de artikelen 12 tot en met 14 van richtlijn 2000/31 vermelde beperkingen van de civiele aansprakelijkheid kunnen van toepassing zijn op gedingen tussen particulieren over de civiele aansprakelijkheid voor smaad indien is voldaan aan de in die artikelen vermelde voorwaarden.

5)      Een verlener van diensten aan de informatiemaatschappij kan zich niet op grond van de artikelen 12 tot en met 14 van richtlijn 2000/31 verzetten tegen de instelling tegen hem van een rechtsvordering inzake civiele aansprakelijkheid en bijgevolg tegen de vaststelling van voorlopige maatregelen door een nationale rechter. De beperkingen van de aansprakelijkheid waarin deze bepalingen voorzien, kunnen door de dienstverlener worden ingeroepen overeenkomstig de bepalingen van nationaal recht die de uitvoering ervan verzekeren of, bij ontstentenis daarvan, overeenkomstig de richtlijnconforme uitlegging van dat nationale recht. Richtlijn 2000/31 kan echter, in het kader van een geding als het hoofdgeding, uit zichzelf geen verplichtingen aan een particulier opleggen en dus niet als zodanig tegen hem worden ingeroepen.
IT 1596

Nieuwe internet onderzoeksgroep: The Interdisciplinary Internet Institute

Met dank aan Stefan Kulk, Universiteit Utrecht. The Interdisciplinary Internet Institute (the iii) bestaat uit een internationale groep onderzoekers die de sociologische, economische en juridische aspecten van het internet onderzoeken. Het is de overtuiging van de onderzoekers dat deze aspecten in samenhang bestudeerd moeten worden om een volledig beeld te krijgen van het sociaaleconomisch leven op internet en de regulering daarvan. De missie van het instituut is daarom om internet-onderzoek uit verschillende disciplines bijeen te brengen en kruisbestuiving tussen de onderzoekers te bevorderen.

Op de website van The Interdisciplinary Internet Institute wordt commentaar gegeven op belangrijke internet-ontwikkelingen, zoals de gelekte “celebrity” foto’s, 3D printen, en de controversiële Google Spain-uitspraak van het Europese Hof. In de toekomst zullen er ook gezamenlijke onderzoeksprojecten worden gepresenteerd.

Vanuit Nederland werken Anna Berlee (Universiteit Maastricht, MEPLI) en Stefan Kulk (Universiteit Utrecht, CIER) mee. De andere oprichters van het instituut zijn: Gabriela Dumancela (Georgetown University, Verenigde Staten), Rehana Harasgama (Universität St.Gallen, Zwitserland), Luke J Heemsbergen (University of Melbourne, Australië), en Melinda Sebastian (Drexel University, Verenigde Staten).

Zie voor meer informatie: https://www.theiii.org , en @internetinst op Twitter.

IT 1595

Deskundigenbenoeming communicatietechnologie

Rechtbank Gelderland 30 juli 2014, IT 1595 (Detron ICT Solutions B.V. tegen B&P Ede B.V.)
Deskundigenbenoeming communicatietechnologie. Tevens worden de te stellen vragen vastgesteld, o.a.: "Hoe beoordeelt u de door B&P geuite klachten over het VCS-systeem, (...)" en "Bent u van mening dat de geconstateerde beeld- en geluidskwaliteit in overeenstemming is met hetgeen in beginsel van een dergelijk systeem mag worden verwacht en bezit het systeem de eigenschappen die voor het normaal gebruik van het onderhavige systeem nodig zijn?".

2.5. De rechtbank acht het niet raadzaam een concurrent van B&P te benoemen voor deze opdracht. Aangezien Strict Consultancy zich op haar website presenteert als een toonaangevend ICT adviesbureau met kernexpertise in communicatietechnologie, heeft de rechtbank bij Strict Consultancy geïnformeerd of zij in staat is en vrij staat deze opdracht uit te voeren. Zij heeft daarop geantwoord dat zij beschikt over een breed en diep scala aan deskundigheden en goed in staat is de gevraagde expertise te leveren. Ook heeft zij bevestigd dat er in het verleden weliswaar contact is geweest met Detron maar dat dit een onafhankelijk onderzoek niet in de weg staat. Detron heeft een keer, net zoals vele andere serieuze marktpartijen, een presentatie verzorgd op een door Strict Consultancy georganiseerde vakbeurs. Zij heeft echter geen zakelijke banden met Detron.

3 De beslissing
De rechtbank
(...)
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:

1. Hoe beoordeelt u de door B&P geuite klachten over het VCS-systeem, te weten:
- dat het beeld vaag is;
- dat het geluid blikkerig is en vertraagd binnenkomt, waardoor een vlotte communicatie onmogelijk is;
- dat de verbinding regelmatig (/te vaak) niet tot stand komt.

2. Bent u van mening dat de geconstateerde beeld- en geluidskwaliteit in overeenstemming is met hetgeen in beginsel van een dergelijk systeem mag worden verwacht en bezit het systeem de eigenschappen die voor het normaal gebruik van het onderhavige systeem nodig zijn?

3. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
IT 1593

De gestolen naaktfoto’s van Kate Upton, Jennifer Lawrence en tientallen anderen

J. van Groenendaal, De gestolen naaktfoto’s van Kate Upton, Jennifer Lawrence en tientallen anderen, IT 1593
Bijdrage ingezonden door Jurian van Groenendaal, Boekx Advocaten.
Het is even schrikken voor een flink aantal actrices, popsterren en modellen. Een hacker heeft toegang gekregen tot hun iCloud account met daarop persoonlijke foto’s en filmpjes. In deze cloud worden - in beginsel automatisch - kopieën opgeslagen van beelden die met Apple-apparaten zijn gemaakt. En de celebs houden er nogal wat naaktfoto’s en pikante video’s op na. Van onder meer model Kate Upton en actrice Jennifer Lawrence werd dit soort materiaal online gezet. Sommigen ontkenden de authenticiteit van de beelden, maar andere gaven toe dat het om echte foto’s gaat. En er zou nog veel meer gepubliceerd worden. Een lijst met tientallen bekende vrouwen werd gepubliceerd op internetforum 4Chan, waar de hackers hun buit presenteerden.

Voyeurisme
Een schrale troost voor de vrouwen is dat het civielrechtelijk een makkelijke zaak wordt. Het publiceren van foto’s, in de beslotenheid van een privéomgeving genomen, schendt de persoonlijke levenssfeer evident. Al helemaal wanneer er naakt of erotiek in beeld is. Alhoewel het publiek op zichzelf wel informatie mag ontvangen over het privéleven van celebrities, wordt er een grens overschreden wanneer de publicatie niet bijdraagt aan een publiek debat. In de Von Hannover I en II uitspraken heeft het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (“EHRM”) het publieke debat als essentieel criterium aangemerkt in de belangenafweging van grondrechten.1 Het grondrecht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer aan de ene kant en het grondrecht op vrijheid van meningsuiting aan de andere kant. In de Von Hannover II uitspraak is bovendien overwogen dat het louter bevredigen van nieuwsgierigheid geen zwaarwegend belang is. Het gaat natuurlijk om puur voyeurisme wanneer naaktfoto’s worden gestolen en gedeeld. De manier waarop de foto’s zijn verkregen speelt ook een relevante rol. Het is alsof een inbreker door je onderbroekenla gaat, maar dan voor het oog van de hele wereld. Een belangenafweging door de rechter dient onder deze omstandigheden in het voordeel van de celebrities uit te vallen.

Axel Springer en Naomi Campbell
Het openbaar maken van deze naaktfoto’s is in die zin heel anders dan de zaak over een Duitse acteur door Axel Springer.2 De acteur werd voor bezit van cocaïne gearresteerd op een openbaar festival. Dat vond hij ook tot zijn loutere privésfeer behoren. Een dagblad publiceerde over het voorval met de volledige naam van de acteur en zijn foto. Dat was volgens het EHRM toelaatbaar. Zijn bekendheid bij het publiek, de betrouwbaarheid van de feiten (een openbaar aanklager had het voorval bevestigd) en een drugsverleden speelden in de belangenafweging een rol. Naast het feit dat bekende personen ook een voorbeeldfunctie bezitten voor het publiek. Een soortgelijke zaak betrof supermodel Naomi Campbell die werd gefotografeerd buiten een afkickkliniek.3 Het publiceren van de foto’s ging echter te ver volgens het EHRM. Al was het op zichzelf gerechtvaardigd om over het feit dat zij onder behandeling was te berichten. In het oordeel speelde mee dat de met telelens genomen foto’s een negatief effect op haar behandeling zouden kunnen hebben, en ook niets wezenlijks bijdroegen aan de berichtgeving.

Strafbaar
Het stelen van beeldmateriaal uit de cloud en het openbaar maken van dat materiaal heeft ook zeker strafrechtelijke gevolgen. Computervredebreuk, het omzeilen van een beveiliging en het binnendringen van een computer, is een strafbaar feit. Daarvoor zullen de autoriteiten de hackers van de cloud van de celebrities moeten zien te vervolgen. Maar ook al wordt in deze opinie het woord “stelen” herhaaldelijk gebruikt, van diefstal in de zin van het Wetboek van Strafrecht is geen sprake. Dat is relevant voor iedereen die de foto’s overneemt en openbaar maakt. Zij lopen anders het risico zelf vervolgd te worden voor heling. Volgens de Hoge Raad is diefstal van virtuele items uit een game weliswaar te kwalificeren als diefstal, maar daar ging het om virtuele spullen waarover de eigenaar feitelijk de beschikkingsmacht verloor.4 Dat is bij de foto’s niet het geval. Wel kan het openbaar maken van beeldmateriaal waarvan de verkrijger weet dat het door een misdrijf is verkregen, onrechtmatig zijn.5 SBS mocht geen beelden uitzenden van de gestolen digitale camera van (toen nog) prinses Máxima.

Manon Thomas
In Nederland hebben we de zaak Manon Thomas gehad. Naaktfoto’s en een filmpje van Thomas werden gestolen door haar buurman, die toegang had gekregen tot haar computer. Die foto’s werden gedeeld via MSN aan een klein groepje personen en het filmpje werd op Youtube gezet. De strafrechtelijke veroordeling door rechtbank en gerechtshof voor inbreuk op het auteursrecht, werd door de Hoge Raad gecasseerd wegens een vormfout.6 De primair ten laste gelegde computervredebreuk en belediging konden niet bewezen worden. Voor de ad informandum aan de dagvaarding toegevoegde feiten met betrekking tot inbreuk op het auteursrecht, had een nieuwe dagvaarding gemaakt moeten worden. Dat was niet gebeurd waardoor het OM niet ontvankelijk werd verklaard. Wel was Thomas toen al succesvol in het verwijderen van de foto’s en het filmpje van internet. Naast de strafrechtelijke relevantie van het auteursrecht in deze zaak, in de praktijk zeldzaam, kon zij het ook gebruiken voor civielrechtelijke vorderingen tot verwijdering natuurlijk.

Secundaire openbaarmakers
Of de hackers ooit gevonden en vervolgd worden valt zeer te betwijfelen. Wat wel gaat gebeuren is dat er een leger advocaten achter alle websites aangaat die de foto’s hebben overgenomen en openbaar (blijven) maken. Dat geldt natuurlijk ook voor Nederlandse partijen die inhaken op het verspreiden van de foto’s. Zij lopen een risico. Al is het de vraag of de foto’s werkelijk van het internet af te halen zijn. In geval van bekende persoonlijkheden gaat het verspreiden van “verboden” beeldmateriaal zo snel dat het niet meer in te dammen is. Het Britse koningshuis ondernam geen actie tegen foto’s van prins Harry die zich naakt in een hotelkamer in Las Vegas vermaakte met een onbekende dame. Wel werd er een procedure gestart tegen openbaarmaking van foto’s van Kate Middleton die topless aan het zonnen was in de tuin van een vakantiehuis. De Franse rechter verbood publicatie van de foto’s maar deze waren inmiddels al zo ver verspreid dat daar geen actie meer tegen werd genomen. Om praktische redenen hoogstwaarschijnlijk. Het aanspreken van honderden partijen in talloze jurisdicties is geen makkelijke klus.

1 EHRM 7 februari 2012, ECLI:NL:XX:2012:BW0603 (Von Hannover II), EHRM 24 september 2004, zaak 59320/00 (Von Hannover I)
2 EHRM 7 februari 2012, zaak 39954/08, (Springer / Duitsland)
3 EHRM 18 januari 2011, zaak 39401/04, (MGN Limited / Verenigd Koninkrijk)
4 HR 31 januari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BQ9251 (Runescape)
5 Rb. Amsterdam, 20 april 2005, ECLI:NL:RBAMS:2005:AT4199 (digitale camera Máxima)
6 HR 20 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU8695 (Manon Thomas)

mr. Jurian van Groenendaal is advocaat media en intellectuele eigendom bij Boekx Advocaten in Amsterdam.

IT 1591

Tweede editie van The International Free and Open Source Software Law Book beschikbaar

Y. Van den Brande, S. Coughlan en T. Jaeger (red.), The International Free and Open Source Software Law Book, Open Source Press GmbH 2014
Met dank aan Wouter Dammers, LAWFOX. Uit het persbericht. Recent is de tweede editie van The International Free and Open Source Software Law Book verschenen bij Open Source Press GmbH. Het boek speelt in op de grote verschillen die tussen de verschillende rechtssystemen in de wereld bestaan in de manier waarop zij Free Software- en Open Source Software (“FOSS”)-licenties behandelen. Door die verschillen kan het voor ICT-leveranciers en -afnemers moeilijk zijn om betrouwbare informatie te verkrijgen over de nationale interpretaties van deze licenties. The International Free and Open Source Software Law Book behandelt deze interpretaties en geeft een duidelijke maar grondige analyse van de juridische aspecten van FOSS. De verschillende hoofdstukken van het boek behandelen de juridische analyses naar het recht van onder andere China, Israël, Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten en Nederland.

Deze hoofdstukken zijn geschreven en worden onderhouden door lokale open source experts. Het Nederlandse hoofdstuk van deze editie is verzorgd en up-to-date gemaakt door Wouter Dammers, advocaat bij LAWFOX. Het boek is uitgegeven onder de redactie van Ywein Van den Brande, Shane Coughlan en Till Jaeger.

De publicatie is gericht op advocaten, (bedrijfs-)juristen en academici en positioneert zich als dé internationale referentie voor de juridische aspecten van open source software. Het werk geeft een inleiding tot de bescherming van software, een algemene analyse van FOSS onder lokale wetgeving en een overzicht van de lokale FOSS-zaken voor ieder land. De tweede editie is voorzien van zowel nieuwe als bijgewerkte hoofdstukken.
Het boek is in hardcopyformaat beschikbaar via onder meer Amazon. Een online versie is – onder Creative Commons licentie – beschikbaar gemaakt via www.ifosslawbook.org.

Het boek is hier te bestellen en hier online beschikbaar.

IT 1582

Ongewenste spam ondanks opt-out

Vz. RCC 29 juli 2014, IT 1582, dossiernr. 2014/00468 (VNU)
Voorzitterstoewijzing. Digitale marketing communicatie. Klager maakt bezwaar tegen het feit dat hij reclame per e-mail van afzender blijft ontvangen hoewel hij aan afzender kenbaar heeft gemaakt dat hij niet meer door afzender benaderd wil worden. De voorzitter is van oordeel dat afzender heeft gehandeld in strijd met artikel 1.3 sub a in verbinding met artikel 5.1 Code e-mail.

Het oordeel van de voorzitter

De voorzitter is, ook na het gevoerde verweer, van oordeel dat de klacht de Commissie aanleiding zal geven een aanbeveling te doen. Hij overweegt daartoe het volgende.

Als erkend is komen vast te staan dat afzender in strijd met artikel 1.3 sub a in verbinding met artikel 5.1 van de Code reclame via e-mail 2012 (Code e-mail) reclame via e-mail aan klager heeft verzonden, zodat de klacht zal worden toegewezen.

Van schending van de Code e-mail als gevolg van een structurele oorzaak of onwil aan de zijde van afzender is op grond van hetgeen afzender heeft aangevoerd evenwel geen sprake. Voorts begrijpt de voorzitter dat klager inmiddels als “opt-out” in de database van afzender staat, zodat een nieuwe fout zich niet meer zou moeten kunnen voordoen. Op grond hiervan en mede gelet op het feit dat afzender excuses heeft aangeboden, zal de hierna te vermelden aanbeveling worden gedaan uitsluitend voor zover nog nodig. Voor het opleggen van een boete is ten slotte geen plaats, reeds omdat het Reglement van de Reclame Code Commissie en het College van beroep hierin niet voorziet en geen andere bijzondere regeling bestaat op grond waarvan een boete zou kunnen worden opgelegd.

IT 1566

Haarlemmermeer moet facturen betalen vanwege ongerechtvaardigde verrijking

Rechtbank Den Haag 23 juli 2014, IT 1566 (Stichting ICTU tegen CGI Nederland/Gemeente Haarlemmermeer)
Uitspraak ingezonden door Jeroen Koëter en Lieneke Viergever, Project Moore. Ontstaan schuld. Betaling factuur. CGI levert en implementeert Triple C bij de gemeente Haarlemmermeer. Stichting ICTU betaalt namens de gemeente aan CGI de facturen op grond van een contract . Nu weigert de gemeente de betaalde bedragen aan Stichting ICTU te betalen, het staat (na tussenvonnis) niet vast dat er (telefonisch) toestemming tot betaling is. Oftewel geen nakomingsverbintenis. De vordering van de ongerechtvaardigde verrijking echter slaagt. De gemeente voert aan dat er klachten zijn en dat er tekortkomingen bij de oplevering van het Triple C-project zijn, daarmee is nog niet bewezen dat er geen 'schuld' is. Er is, nadat harde afspraken zijn gemaakt, verder ook geen actie ondernomen (ontbinding of schadevordering). De Gemeente wordt veroordeeld om de door ICTU betaalde facturen te betalen op grond van ongerechtvaardigde verrijking.

2.13. Logica en de Gemeente hebben vervolgens nadere afspraken gemaakt over het oplossen van in totaal 114 (nog) uitstaande probleempunten van de Gemeente, waama in april 2011 een tweede acceptatietest heeft plaatsgevonden (de april-release). De Gemeente heeft deze april-release niet geaccepteerd. In de maand juli is een nieuwe release opgeleverd. Naar aanleiding daarvan zijn de Gemeente en Logica in de aanvullende leveringsovereenkomst van 30 augustus 2011 overeengekomen dat de laatste uitstaande klachten worden verholpen, en dat de facturering - in afwijking van de leveringsovereenkomst van 31 december 2010 - als volgt zou geschieden:(...)

2.14. De rechtbank leidt uit deze gang van zaken af dat er wel degelijk een contractuele verplichting voor de Gemeente bestond om over te gaan tot betaling. ICTU heeft in productie 6 bij dagvaarding een onderbouwd overzicht gegeven van de desbetreffende facturen, de relevante contractsbepaling waarop de betalingsverplichting is gegrond, factuurdatum en de betalingsdatum.

2.16. Nu op grond van het voorgaande moet worden aangenomen dat de Gemeente - anders dan zij heeft betoogd - een schuld aan Logica had uit hoofde van de (aanvullende) leveringsovereenkomst, en voorts vast staat dat ICTU die schuld van de Gemeente heeft voldaan, is de Gemeente ongerechtvaardigd verrijkt ten koste van ICTU. De rechtbank acht het redelijk dat de Gemeente de schade van ICTU tot het bedrag van de betaalde facturen aan ICTU vergoedt. De Gemeente zal aldus worden veroordeeld tot betaling aan ICTU van een bedrag van € 418.260,70, inclusief BTW, vermeerderd met de wettelijke handelsrente als gevorderd en onweersproken.
IT 1563

Consultatie wet voorkomen misbruik Wob

Internetconsultatie Wet voorkomen misbruik Wob, 22 juli - 19 augustus 2014.
Onderzoek naar onder meer de werking van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen laat zien dat sprake is van grootschalig misbruik van de dwangsomregeling, waarbij verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) worden ingediend die niet gericht zijn op het verkrijgen van informatie maar enkel op het innen van dwangsommen. Wob-verzoekers proberen dan bewust het bestuursorgaan op het verkeerde been te zetten of hun verzoek in de ambtelijke molens te laten verzanden, zodat het bestuursorgaan niet tijdig beslist en dientengevolge een dwangsom verbeurt. De afhandeling van deze op innen van geld gerichte Wob-verzoeken jaagt de bestuursorganen op kosten en gaat ten koste van hun functioneren.
Het wetsvoorstel gaat het op innen van geld gerichte misbruik van de Wob tegen. Het regelt dat de dwangsomregeling uit de Algemene wet bestuursrecht niet langer van toepassing is op de Wob. Ook Wob-verzoeken die gericht zijn op inning van proceskosten of – door de rechter opgelegde – dwangsommen in het kader van de regeling van het rechtstreeks beroep bij niet tijdig beslissen worden tegengegaan.
Concept regeling | Te wijzigen regeling | Ontwerp toelichting

IT 1559

Nieuw besluit aftrek R&D NS vanwege uitbesteden programmeren

CBb 10 juli 2014, IT 1559 (NS tegen Minister van EZ)
Nieuw besluit. Uitbesteden programmeren. Besluit inzake aanvullende aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk is afgewezen. Appellanten voeren aan dat door hen binnen de projecten wel technisch nieuwe (onderdelen van) programmatuur wordt ontwikkeld en dat de door appellanten te verrichten werkzaamheden daarom als S&O-werkzaamheden kwalificeren. Appellanten stellen dat in beide projecten sprake is van het zelf ontwikkelen van technisch nieuwe (onderdelen) van programmatuur.

Appellanten betogen dat programmeren niet noodzakelijk is om zelf te ontwikkelen en dat dit ook niet uit de definitie van programmatuur in de Wva en toelichting daarbij volgt. Wanneer programmeren wordt gezien als het invoeren van de code dan kan het zoeken en bewijzen in de fasen voorafgaand aan het feitelijk programmeren hebben plaatsgevonden.

Als binnen een onderneming gewerkt wordt aan functioneel en technisch ontwerp c.q. architectuur van een systeem, maar de omzetting van het ontwerp naar programmatuur wordt uitbesteed, is volgens verweerder geen sprake van het ontwikkelen van technisch nieuwe (onderdelen) van programmatuur en geeft verweerder geen S&O verklaring af. Het College is van oordeel dat deze maatstaf van verweerder, geplaatst tegen de achtergrond van de hier toepasselijke bepalingen, waaronder artikel 1, eerste lid, onder n, sub 2º en onder o, van de Wva, te beperkt is.

5. Appellanten voeren aan dat door hen binnen de projecten wel technisch nieuwe (onderdelen van) programmatuur wordt ontwikkeld en dat de door appellanten te verrichten werkzaamheden daarom als S&O-werkzaamheden kwalificeren. Appellanten hebben werkzaamheden die volgens appellanten kunnen worden samengevat als “het bouwen van de programmatuur” uitbesteed aan derden. Anders dan verweerder zijn appellanten van mening dat de programmering zelf geen wezenlijke S&O-werkzaamheid vormt en dat het uitbesteden ervan niet van invloed kan zijn op de vraag of de eraan voorafgaande werkzaamheden wel kwalificeren als S&O-werkzaamheden. Appellanten betogen dat de opvatting van verweerder dat (ook) de programmering door de aanvrager zelf moet worden uitgevoerd gebaseerd is op een achterhaald begrip van de functie van programmeren binnen het ontwikkelingsproces. Technische knelpunten (en de oplossing daarvan) doen zich in de huidige tijd niet voor bij de programmering, maar in de fasen die daaraan voorafgaan, ook zonder dat gespecificeerd wordt op pseudo-codeniveau. Appellanten stellen dat in beide projecten sprake is van het zelf ontwikkelen van technisch nieuwe (onderdelen) van programmatuur.


6.2. (...) Het College is van oordeel dat dit betoog van verweerder de conclusie dat appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij in de aangevraagde periode in 2012 voor de projecten GRIP en Railpocket speur- en ontwikkelingswerk hebben verricht niet kan dragen, nu verweerder bij de beoordeling van de aanvragen een te beperkte maatstaf heeft toegepast. De vraag of door appellanten zelf technische knelpunten in de ontwikkeling van technisch nieuwe onderdelen van programmatuur worden opgelost, is daardoor onderbelicht gebleven. Gelet op de stukken, waaronder de aanvragen, de bezwaarschriften en het opgestelde verslag naar aanleiding van een bedrijfsbezoek van verweerder, acht het College niet onaannemelijk dat appellanten op onderdelen wel technische knelpunten hebben opgelost. Appellanten hebben in hun aanvragen en bezwaarschriften concreet gewezen op specifieke programmatuur-componenten en daarbij ook technisch vernieuwende elementen genoemd. Naar het oordeel van het College is derhalve de vraag of binnen de projecten op onderdelen technisch nieuwe programmatuur wordt ontwikkeld, gelet op de te beperkt te achten maatstaf die verweerder heeft gehanteerd, tot nu toe onvoldoende aan de orde gekomen.
Het College concludeert dat de bestreden besluiten, voor zover die zien op de Wva, een deugdelijke motivering missen en dat daarmee, gelet op hun samenhang, ook aan de bestreden besluiten, voor zover die betrekking hebben op de RDA, een deugdelijke motivering is komen te ontvallen, zodat alle bestreden besluiten, wegens strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), niet in stand kunnen blijven.

7. Het beroep is gegrond. Het College zal de bestreden besluiten vernietigen. Het College maakt geen gebruik van zijn bevoegdheid op grond van artikel 19, zesde lid, van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie. Verweerder zal opnieuw op de bezwaren van appellanten moeten beslissen, zulks met inachtneming van deze uitspraak. Daarbij zal inhoudelijk moeten worden beoordeeld of bij de projecten sprake is van de ontwikkeling van technisch nieuwe (onderdelen van) programmatuur. Gelet op het stadium van de (aanvraag)procedure in de onderhavige zaken en de complexiteit van de projecten, acht het College een voortgezet debat tussen partijen in het kader van de bezwaarprocedure dienstig aan de geschilbeslechting in deze zaak.

Op andere blogs:
Cloudrecht
Nederland ICT