DOSSIERS
Alle dossiers

Auteursrecht  

IT 836

Inbreukmakende beperking op specificaties

Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 2 augustus 2012, zaaknr. 422922/KG ZA 12-711 (Forax B.V. tegen Diplomatic Card S&D SA)

Software. DCC maakt deel uit van een groep van ondernemingen die zich bezighoudt met de ontwikkeling en verhandeling van een systeem van ‘post paid’ tankkaarten voor het quotum belasting- en accijnsvrij tanken. Op 14 juli 2010 hebben oud-medewerkers van DCC de domeinnaam forax.eu geregistreerd en de vennootschap naar Belgisch recht Forax N.V. opgericht. DCC heeft conservatoir beslag gelegd onder Forax en derden, ter beoordeling van de mate waarin Forax gebruik maakt van het functioneel en technisch ontwerp van de software die DCC gebruikt in het kader van haar tankkaart-project.

De rechtbank stelt vast dat software een inbreukmakende bewerking van specificaties kan zijn. Het betoog van Forax dat zij pas op 9 januari 2012 is opgericht en dus niet betrokken kan zijn geweest bij de gestelde ontlening, moet worden gepasseerd. De rechtbank stelt vast dat DCC auteursrechthebbende was op het moment dat Forax na haar oprichting begon met het gebruik van de Forax-software. Wie gelijk heeft ten aanzien van auteursrechtelijke bescherming van de software, hangt volgens de rechtbank af van de wijze waarop de functionaliteit van de software is uitgewerkt in de specificaties.

De rechtbank wijst de vorderingen in conventie af en beveelt Forax in reconventie inzage te verlenen in materiaal. De proceskosten worden in reconventie gecompenseerd.

Bewerking software
4.4. Gelet op het voorgaande kan in het midden blijven of de Forax-software is ontleend aan de broncode of objectcode van de software die DCC gebruikt, zoals Forax onder verwijzing naar onder meer een rapport van haar deskundige Keijser (productie 5 van Forax) en een verklaring van haar softwareontwikkelaar Lusso (productie 6 van Forax), heeft bestreden. Ook als de software niet is ontleend aan die broncode en objectcode laat dat onverlet dat de Forax-software mogelijk wel een bewerking is van de DCC-specificaties. DCC baseert haar betoog juist met name op het gebruik van die specificaties. Om diezelfde reden heeft ook het feit dat DCC heeft nagelaten om in de beslagrekesten melding te maken van het rapport van Keijser, waarover zij al beschikte op het moment van indienen van de rekesten, niet tot gevolg dat het beslag moet worden opgeheven. Weliswaar is de voorzieningenrechter met Forax van oordeel dat DCC dat rapport mede gelet op artikel 21 Rv had moeten melden, maar omdat het beslag in dit geval op andere feitelijke grondslagen kan worden gehandhaafd dan de grondslag die in het rapport is onderzocht, gaat het naar het oordeel van de voorzieningenrechter te ver om het beslag op te heffen vanwege dat verzuim.

Auteursrechtelijk beschermd werk
4.7. Forax heeft betoogd dat de DCC-specificaties slechts de functionaliteit van het computerprogramma weergeven en daarom, mede gelet op het arrest van het Hof van Justitie in de zaak SAS Institute - WPL (HvJ EU 2 mei 2012, C-406/10, LJN BW6074), niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen. Daartegenover heeft DCC aangevoerd dat specificaties bij uitstek kwalificeren alss voorbereidend materiaal dat op grond van artikel 10 lid 1 sub 12 Aw en artikel 1 lid 1 van richtlijn 2009/24/EG uitdrukkelijk wel voorwerp van auteursrechtelijke bescherming is. Wie op dit punt gelijk heeft, zal naar voorlopig oordeel mede afhangen van de wijze waarop de functionaliteit van de software is uitgewerkt in de DCC-specificaties. Dat kan niet worden vastgesteld in dit geding, alleen al omdat geen van partijen de DCC-specificaties heeft overgelegd, hoewel niet in geschil is dat beide partijen daarover beschikken.

IT 828

Via GeenStijl.nl actief aandacht vragen voor zijn proxy

Ex parte beschikking Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 11 juli 2012, KG RK 12-1503 (Stichting BREIN tegen gedaagde coevoet.nl)

Sluiting van (wederom) een proxy The Pirate Bay via ex parte [zoekopdracht].

Na sommatie van BREIN heeft de Gerekwestreerde bericht de subdomein onbereikbaar te hebben gemaakt middels een DNS-blokkade, de proxy bleek niet onbereikbaar te zijn gemaakt. De tweede sommatie heeft Gerekwestreerde naast zich neergelegt en verscheen diezelfde dag nog op de website geenstijl in het artikel "Pirate bay proxy-knakkers staan op tegen Brein".

Uit't verzoekschrift:

35. Nu de dienst van Gerekwestreerde één van de weinige is die niet aan sommaties van BREIN gehoor heeft gegeven en Gerekwestreerde o.a. via de populaire websiteGeenStijl.nl actief aandacht vraagt voor zijn proxy is aannemelijk dat zijn dienst druk bezocht wordt. Het belang van BREIN bij een spoedig verbod is mede daarom evident.

 

Onder verwijzing naar de arresten HvJEU Rafael Hoteles, Premier League, Airfield en Phonographic Performance wordt in het verzoekschrift het nieuw publiek criterium gepresenteerd. De Gerekwestreerde biedt een "knop" (magnet link of torrent) aan waarmee werken kunnen worden ontsloten. Hiermee voert de Gerekwestreerde een "interventie" uit waardoor de beschermde werken toegankelijk worden gemaakt voor een ruimer publiek dan dat waarop de rechthebbenden doelden toen zij toestemming verleenden voor het gebruik van hun werken (r.o. 39).

Uit het dictum:

De voorzieningenrechter
3.1. beveelt gerekwestreerde binnen zes uur na betekening van deze beschikking de dienst (...) te staken (...) meer in het bijzonder het ter beschikking stellen van de website van The Pirate Bay (thepiratebay.se) via het subdomein thepiratebay.se.coevoet.nl, te staken en gestaakt te houden.
3.2. veroordeelt gerekwestreerde tot betaling van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag, een gedeelte van een dag daaronder inbegrepen, dat hij in strijd handelt met het onder 3.1. gegeven bevel, tot een maximum van € 1.000.000,-;
3.3. bepaalt dat betekening van deze beschikking niet later zal plaatsvinden dan vrijdag 13 juli 2012

IT 826

Zoomeffect bij online fruitautomaat niet beschermd

Vzr. Rechtbank 's-Hertogenbosch 9 juli 2012, KG ZA 12-312 (Bubble Group B.V. tegen Digitus Ltd tevens h.o.d.n. Betsoft Gaming Ltd)

Ter illustratie van casinompc.com

Uitspraak ingezonden door Annette Mak, Schenkeveld advocaten.

Auteursrecht op 'zoom-effect' niet aanwezig. Geen onrechtmatig gebruik van broncode. Wapperverbod.

Partijen exploiteren digitale slotgames (fruitautomaten) via internet, zij doen dat via internet. Bij een winnende combinatie van beelden wordt het beeld geaccentueerd door het te vergroten (zoomeffect). Betsoft duidt dit aan als het Expandicon-effect. Bubble heeft het door haar gebezigde effect - in haar visie een uitwerking van het al decennia bestaande algemeen gangbare dolly zoom effect - naar haar zeggen laten ontwikkelen. Betsoft meent dat Bubble in haar spellen inbreuk maakt op een aan Betsoft toekomend auteursrecht op het Expandicon effect. Bubble meent echter dat Betsoft ten onrechte "wappert" met intellectuele eigendomsrechten die Betsoft niet heeft.

De voorzieningenrechter kan in het naar voren halen van het beeld geen vormgevend element ontdekken dat een eigen oorspronkelijk karakter heeft en dat het persoonlijk stempel van de maker draagt. Ook de beslissingen die de ontwikkelaar van Betsoft naar zijn zeggen heeft gemaakt ten aanzien van de timing, snelheid en afmetingen van het effect zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet te beschouwen als creatieve keuzes.

Er is onvoldoende onderbouwd dat er onrechtmatig gebruik wordt gemaakt van de broncode van Betsoft door een niet-ondertekend rapport. Uit overlegde communicatie blijkt genoegzaam dat Betsoft zich jegens relaties van Bubble heeft beroepen op auteursrechten op het 'Expandicon effect' terwijl moet worden aangenomen dat Betsoft geen beroep op deze rechten kan doen. Bubble maakt zich terecht zorgen over deze communicatie door Betsoft die als onrechtmatig "wapperen" kan worden gekwalificeerd.

De voorzieningenrechter beveelt Betsoft zich met onmiddellijke ingang te onthouden van iedere mededeling aan derden dat het gebruik van het dolly zoom effect, althans Expandicon effect, in de slotgames door Bubble inbreuk maakt op auteursrechten van Betsoft.

4.17. In de door beide partijen getoonde beelden uit hun slotgames was te zien dat in het geval van een winnende reeks het winnende teken in het beeld naar voren wordt gehaald en wordt uitvergroot. De voorzieningenrechter acht het onaannemelijk dat dit door Betsoft en (later) door Bubble in de spelletjes verwerkte zoomeffect auteursrechtelijke bescherming geniet. Hij kan namelijk in het naar voren halen van het beeld geen vormgevend element ontdekken dat een eigen oorspronkelijk karakter heeft en dat het persoonlijk stempel van de maker draagt. Ook de beslissingen die de ontwikkelaar van Betsoft naar zijn zeggen heeft gemaakt ten aanzien van de timing, snelheid en afmetingen van het effect zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet te beschouwen als creatieve keuzes die auteursrechtelijke bescherming genieten. De omstandigheid dat Betsoft in die aspecten, zoals de heer L(…)ter zitting heeft toegelicht, veel tijd en energie heeft gestoken maakt dat op zichzelf nog niet anders. De "look & feel" komen de voorzieningenrechter niet bijster bijzonder voor.

4.18. Ingevolge artikel 10, eerste lid onder 12e, Auteurswet in samenhang met artikel 45h e.v. van die wet kan de broncode van software auteursrechtelijk beschermd zijn. Betsoft heeft gesteld dat Bubble de broncode die Betsoft gebruikt in haar slotgames waarin het zoomeffect verwerkt is, zonder toestemming van Betsoft overgenomen heeft. Bubble ontkent dit echter gemotiveerd.

4.21 (...) Bubble heeft er terecht op gewezen dat het rapport van ABCitsupport in de procedure van het voorlopig getuigenverhoor niet is overgelegd. Dit is opvallend nu uit dit rapport volgens Betsoft onomstotelijk zou blijken dat Bubble de code gekopieerd heeft en het rapport reeds op 1 september 2011, dus lang voordat het verzoekschrift van Betsoft werd ingediend, is opgesteld. De voorzieningenrechter constateert tevens dat het overgelegde rapport niet is ondertekend. Wie of wat ABCitsupport precies is staat er niet in en de persoon of de personen die het onderzoek hebben gedaan zijn er niet in vermeld. Ook qua vorm is de bewijskracht ervan nagenoeg nihil.

4.22. Het rapport van ABCitsupport levert aldus naar inhoud en vorm een onvoldoende onderbouwing op van de stelling van Betsoft dat Bubble in haar slotgames onrechtmatig gebruik maakt van de broncode van Betsoft.

4.32. Uit bovenstaande citaten blijkt genoegzaam dat Betsoft zich jegens relaties van Bubble heeft beroepen op auteursrechten op het 'Expandicon effect' terwijl moet worden aangenomen dat Betsoft geen beroep op deze rechten kan doen. Bubble maakt zich terecht zorgen over deze communicatie door Betsoft die als onrechtmatig "wapperen" kan worden gekwalificeerd.

4.40. Op grond van hetgeen hierboven is overwogen kan de vordering onder a, worden toegewezen, voor zover het gaat om het "wapperen" met auteursrecht. Aan het verbod worden geen verdere clausules verbonden. De voorzieningenrechter heeft geen behoefte aan onafhankelijk in Nederland verricht onderzoek om in volle overtuiging een ongeclausuleerd wapperverbod te kunnen geven.

IT 825

Toepassing UsedSoft-arrest in verfmengsoftware

Vzr. Rechtbank Almelo 11 juli 2012, KG ZA 12-117 (Datacolor & PPG Coatings tegen Populus Paint Products c.s.)

Uitspraak ingezonden door Rens Jan Kramer, Boels Zanders Advocaten.

Auteursrecht. UsedSoft-arrest (IEF 11521) toegepast op verfmengsoftware.

Datacolor ontwikkelt software voor PPG om verfmengmachines aan te sturen en de gewenste kleur verf en kwaliteit te vervaardigen. PPG is producent van verven en coating. De voordeelmarkt is verkoper van verf en aanverwante artikelen. Populus is een verfgroothandel, beiden met meerdere vestigingen.

Datacolor en PPG beroepen zich op hun auteursrecht op de PPG Software en PPG Updates. Populus c.s. hebben verfmengmachines gekocht van sublicentienemers van PPG, terwijl deze software aan die licentienemers verhuurd was. Nu er volgens PPG geen sprake was van verkoop, maar van verhuur kan er van de uitputtingsregel ex 45j Auteurswet geen sprake zijn. Uitzondering is één geval in Duitsland, daar heeft wel verkoop plaatsgevonden.

De enkele verklaring van PPG dat normaal gesproken de verfmachines worden verhuurd in plaats van verkocht en dat alleen in dit geval de machine met software is verkocht, lever geen onderbouwing van de stelling dat de andere machines niet zouden zijn verkocht, maar verhuurd. Stukken die dat onderbouwen ontbreken. Ook sublicentieovereenkomsten met afnemers waaruit een eigendomsvoorbehoud moet blijken ontbreken. De vorderingen worden, mede onder verwijzing naar HvJ EU UsedSoft [red. IEF 11521] afgewezen. Er is ook geen sprake van onrechtmatig handelen. Datacolor en PPG worden veroordeelt in de proceskosten van De Voordeelmarkt (ad €9.400) en Populus (ad €27.418,93).

4.4. "Ook het vaststellen van een licentieovereenkomst tussen PPG en haar afnemers zou bij een dergelijke verkoopsituatie geen ander oordeel meer met zich meebrengen blijkens de zeer recente uitspraak in de UsedSoft-zaak van het Hof (HvJ EG, 3 juli 2012, C-128/11). Van een inbreuk op het auteursrecht op PPG Software of Updates is dan geen sprake meer. Dat de software  om niet ter beschikking zou zijn gesteld door PPG aan de door haar geselecteerd afnemers, brengt geen ander oordeel met zich, maar illustreert enkel de handelswijze van PPG in haar branche. Daar komt nog bij dat De Voordeelmarkt en Populus hebben betwist dat hun systemen na zes maanden (zonder het installeren van de updates) op zwart zijn gegaan. De enkele niet onderbouwde stelling dat De Voordeelmarkt en Populus illegale kopieën zouden hebben verkregen, is onvoldoende om deze betwisting te weerleggen. Dat sprake is van PPG Updates die telkenmale verplicht dienen te worden geïnstalleerd om het systeem draaiende te houden, is dan ook evenmin aannemelijk geworden. Nu niet aannemelijk kan worden geacht dat sprake is van een inbreuk op de auteursrechten zoals door Datacolor en PPG gesteld, zullen alle vorderingen uit dien hoofde worden afgewezen.

IT 811

HvJ: ruime uitleg wettelijke licentie - ruim baan voor tweedehands software

HvJ EU 3 juli 2012, zaak C-128/11 (UsedSoft)

Baanbrekende uitspraak. Anders dan de AG, is het Hof van Justitie van oordeel dat kopers van tweedehands software een wettelijk gebruiksrecht hebben. Een licentiecontract met de softareleverancier is daarvoor niet noodzakelijk. Dit geldt zowel voor software die is aangeschaft op een drager (zoals DVD) als software die is gedownload.

Met dank aan Polo van der Putt, Vondst Advocaten.

De uitputtingsregel houdt in dat indien een exemplaar van software op de markt is gebracht door verkoop, de rechthebbende zich niet kan verzetten tegen de verdere distributie ervan. Het idee hierachter is dat een rechthebbende één maal de mogelijkheid moet hebben om een redelijke vergoeding te vragen voor het op de markt brengen van zijn software, maar dat daarna het vrije verkeer goederen en diensten prevaleert.

Maar wat heb je aan het recht om software door te verkopen als de koper vervolgens opnieuw een licentie nodig zou hebben van de leverancier? De uitputtingsregel zou dan een wassen neus zijn. De meeste softwareleveranciers namen tot heden het standpunt in dat ook de koper over een licentie moet beschikken. Zij baseerden zich daarbij op de ruime definitie van verveelvoudiging uit de Softwarerichtlijn, in Nederland vastgelegd in artikel 45i Auteurswet. Dit artikel bepaalt dat onder het verveelvoudigen van software mede wordt verstaan het laden, het in beeld brengen, de uitvoering, de transmissie of de opslag van de software. Daarmee is ieder gebruik van software doorgaans een verveelvoudiging en is voor een rechtmatige verveelvoudiging een licentie nodig.

Echter, de Softwarerichtlijn voorziet ook in een wettelijke softwarelicentie, in Nederland vastgelegd in artikel 45j Auteurswet. Niet als inbreuk op het auteursrecht op software wordt beschouwd de verveelvoudiging, vervaardigd door de rechtmatige verkrijger van de software, die noodzakelijk is voor het met de software beoogde gebruik.

De vraag was dus of dit wettelijke gebruiksrecht, dat toekomt aan de rechtmatige verkrijger, ook toekomt aan de koper van software.

Nee, zei de AG:

"98. [...] Volgens mij heeft deze bepaling [ de wettelijke licentie] enkel tot doel degene die reeds over een kopie van een computerprogramma beschikt in staat te stellen deze kopie te verveelvoudigen, teneinde het programma te kunnen gebruiken voor het beoogde doel. Degene die niet reeds over een kopie van een programma beschikt kan aan artikel 5, lid 1, van richtlijn 2009/24 daarentegen niet alleen geen machtiging ontlenen om het programma te reproduceren ten behoeve van het gebruik ervan voor het beoogde doel, maar ook niet voor het gebruik ervan zonder meer. Bovendien kan deze bepaling, die een voorhoud maakt voor andersluidende contractuele bepalingen, mijns inziens enkel van toepassing zijn op de verkrijger die een overeenkomst met de rechthebbende heeft gesloten."

Hiermee was de uitputtingsregel voor software feitelijk een dode letter geworden.

Het Hof van Justitie ziet het echter anders:

"81 Bij wederverkoop van de kopie van het computerprogramma door de eerste verkrijger van die kopie kan de nieuwe verkrijger dus overeenkomstig artikel 5, lid 1, van richtlijn 2009/24 de hem door de eerste verkrijger verkochte kopie op zijn computer downloaden. Een dergelijke download moet worden gezien als de reproductie van een computerprogramma die noodzakelijk is om die nieuwe verkrijger in staat te stellen dat programma voor het beoogde doel te gebruiken. 

[...]

85 Zoals blijkt uit punt 81 van het onderhavige arrest kan bijgevolg de nieuwe verkrijger van de gebruikslicentie, zoals de klant van UsedSoft, als „rechtmatige verkrijger” in de zin van artikel 5, lid 1, van richtlijn 2009/24 van de verbeterde en bijgewerkte kopie van het betrokken computerprogramma die kopie downloaden vanaf de website van de houder van het auteursrecht. Die download is immers de reproductie van een computerprogramma die noodzakelijk is om de nieuwe verkrijger is staat te stellen dat programma voor het beoogde doel te gebruiken."

Kortom, de koper van tweedehand software mag die software gebruiken voor het beoogde doel, zonder dat hij daarvoor een licentie van de leverancier nodig heeft. Hiermee opent het Hof van Justitie de deur voor de verkoop van tweedehands software. Het Hof volgt dus rechtbank Dordrecht, een mooie opsteker voor de Nederlandse rechterlijke macht. 

Het Hof zet die deur nog verder open door net als de AG te bepalen dat de uitputtingsleer niet alleen geldt voor software die verkocht is op fysieke dragers (een lezing voorgestaan door de softwareleveranciers), maar ook voor gedownloade software die weer wordt doorgeleverd:

"59 In die omstandigheden moet worden geconstateerd dat de in artikel 4, lid 2, van richtlijn 2009/24 bedoelde uitputting van het distributierecht zowel geldt voor materiële als immateriële kopieën van een computerprogramma, en dus mede voor kopieën van een computerprogramma die bij de eerste verkoop ervan van internet op de computer van de eerste verkrijger zijn gedownload."

Het Hof voegt daaraan toe dat deze uitputting niet alleen ziet op de orginele software, maar ook op de upgrades die zijn geleverd onder een onderhoudscontract: 

"67 Niettemin heeft de sluiting van een overeenkomst voor software updates zoals die aan de orde in het hoofdgeding bij gelegenheid van de verkoop van een immateriële kopie van een computerprogramma tot gevolg dat de aanvankelijk gekochte kopie wordt gerepareerd en bijgewerkt. Ook in geval van een overeenkomst voor software updates voor bepaalde tijd zijn de op basis van een dergelijke overeenkomst verbeterde, gewijzigde of aangevulde functies een onderdeel van de aanvankelijk gedownloade kopie en kunnen zij door de verkrijger zonder beperking in de tijd worden gebruikt, ook ingeval die verkrijger naderhand besluit zijn overeenkomst voor software updates niet te verlengen.

68 In die omstandigheden moet worden geconstateerd dat de uitputting van het distributierecht op grond van artikel 4, lid 2, van richtlijn 2009/24 zich uitstrekt tot de verkochte kopie van het computerprogramma zoals die door de houder van het auteursrecht wordt verbeterd en bijgewerkt."

Het voorgaande is slechts een snelle bloemlezing van het arrest. Het arrest bevat talloze andere interessante overwegingen en zal de tongen losmaken.

Volledigheidshalve nog even de vragen en de antwoorden:

"34 In die omstandigheden heeft het Bundesgerichtshof de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld:

„1) Dient de persoon die verval van het recht om controle uit te oefenen op de distributie van een kopie van een computerprogramma kan aanvoeren, als ‚rechtmatige verkrijger’ in de zin van artikel 5, lid 1, van richtlijn 2009/24 [...] te worden aangemerkt?

2) Zo de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, vervalt het recht om controle uit te oefenen op de distributie van een kopie van een computerprogramma overeenkomstig artikel 4, lid 2, [...] van richtlijn 2009/24[...], ingeval de verkrijger de kopie – met toestemming van de rechthebbende – heeft gemaakt door deze kopie van internet te downloaden op een gegevensdrager?

3) Zo de tweede vraag eveneens bevestigend wordt beantwoord, kan dan ook de persoon die een ‚tweedehands’ softwarelicentie heeft verkregen zich met het oog op het maken van een kopie van het computerprogramma als ‚rechtmatige verkrijger’ volgens artikel 5, lid 1, en artikel 4, lid 2, [...] van richtlijn 2009/24[...] beroepen op verval van het recht om controle uit te oefenen op de distributie van de kopie van het computerprogramma die door de eerste verkrijger met toestemming van de rechthebbende is gemaakt door deze kopie van internet op een gegevensdrager te downloaden, ingeval de eerste verkrijger zijn kopie heeft gewist of deze niet meer gebruikt?” "

[...]

"Het Hof van Justitie (Grote kamer) verklaart voor recht:

1) Artikel 4, lid 2, van richtlijn 2009/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma’s, moet aldus worden uitgelegd dat het distributierecht voor een kopie van een computerprogramma is uitgeput indien de houder van het auteursrecht die het – mogelijkerwijs kosteloos – downloaden van die kopie van internet op een gegevensdrager heeft toegestaan, tegen betaling van een prijs waardoor hij een met de economische waarde van de kopie van het hem toebehorende werk overeenstemmende vergoeding kan ontvangen, tevens een gebruiksrecht voor die kopie zonder beperking in de tijd heeft verleend.

2) De artikelen 4, lid 2, en 5, lid 1, van richtlijn 2009/24 moeten aldus worden uitgelegd dat in geval van wederverkoop van een gebruikslicentie die de wederverkoop van een van de website van de houder van het auteursrecht gedownloade kopie van een computerprogramma met zich brengt, welke licentie aanvankelijk aan de eerste verkrijger door die rechthebbende zonder beperking in de tijd was toegekend tegen betaling van een prijs waarmee deze laatste een met de economische waarde van die kopie van zijn werk overeenstemmende vergoeding moest kunnen ontvangen, de tweede en iedere latere verkrijger van die licentie zich op uitputting van het distributierecht op grond van artikel 4, lid 2, van die richtlijn kunnen beroepen en bijgevolg kunnen worden beschouwd als rechtmatige verkrijgers van een kopie van een computerprogramma in de zin van artikel 5, lid 1, van die richtlijn en het in deze laatste bepaling bedoelde reproductierecht hebben."

Op andere blogs:
Op andere blogs:
1709blog (UsedSoft ruling: exhaustion rules okay)
Bird&Bird (ECJ ruling on "UsedSoft" case)
DeBrauw Legal Alert (UsedSoft v Oracle opens up market for second-hand software licences)
Dirkzwagerieit (Handel in licenties gedownloade software toegestaan)
Holla advocaten (Tweedehands software: het kan!)
ICT~Office (Europese rechter opent de deur voor handel in tweedehands software)
IE-Forum (Toepassing UsedSoft-arrest in verfmengsoftware PPG)
IE-Forum (Toepassing Usedsoft-zaak in verfmengsoftware: te kort door de bocht?)
IP-Watch (Form Over Function – The ECJ Rules On Software Copyright)
ITenRecht (HvJ: ruime uitleg wettelijke licentie - ruim baan voor tweedehands software)
ITenRecht (UsedSoft, een nadere beschouwing)
ITenRecht (Doorverkopen software geen wanprestatie?)
ITenRecht (De UsedSoft-uitspraak: een kleine revolutie)
IViR (Noot onder HvJEU 3 juli 2012, zaak C-128/11 (UsedSoft/Oracle International), Nederlandse Jurisprudentie 2013-11, nr. 118, p. 1337-1349)
IViR (N. Helberger, ‘Verkauft ist verkauft; wiederholen ist gestohlen’. Reflecties op de UsedSoft-uitspraak van het Europese Hof, Annotatie bij Hof van Justitie 3 juli 2012 (UsedSoft / Oracle), Tijdschrift voor Consumentenrecht & Handelspraktijken, 2013-2, p. 91-96.)
IusMentis (Gedownloade software mag worden doorverkocht)
KluwerCopyrightBlog (Welcome to the Brave Old World – UsedSoft and the ‘Full’ Online Exhaustion)
Mitopics (Tweedehands software, kan het echt?)
NautaDutilh (Resale of software licences now allowed)
SCL The IT Law Community (Resale of Software Licences: Latest ECJ Judgment)
SOLV (Column Menno Weij in Automatiseringsgids: Usedsoft-uitspraak)
Webwereld (Europese Hof: doorverkopen softwarelicentie mag)

IT 803

Screenshots bewezen niet dat A de lampen heeft ontworpen

Hof 's-Hertogenbosch 12 juni 2006, LJN BW8525 (Appellante tegen Light Trend v.o.f.)

Auteursrecht op lampen. Overdracht van activa. Makerschapsvermoedens o.b.v. art. 4, 7 en 8. Geen ongeregistreerd modelrecht/slaafse nabootsing. Kommissie Modellenbescherming in de Meubelbranche.

Appellante brengt lampen op de markt, LT brengt daarop gelijkende lampen op de markt. Appellante stelt maakster van de lampen te zijn en beticht LT van auteursrechtinbreuk althans slaafse nabootsing, doordat LT (nagenoeg) identieke lampen aanbiedt. Voorts verwijt zij LT dat deze niet voldoet aan het nader te noemen bindend advies van de Kommissie Modellenbescherming.

De vorm van de lamp is onmiskenbaar het resultaat van scheppende menselijke arbeid en van creatieve keuzes en aldus het voortbrengsel van de menselijke geest. Van een vorm die zo banaal of triviaal is dat daarachter geen creatieve arbeid van welke aard ook valt te aan te wijzen, is evident geen sprake.

Art. 4 vermoeden makerschap Appellant stelt ontwerpster te zijn van de lampen en heeft deze zelf met behulp van een 3D CAD-programma ontworpen. Echter het bewijsvermoeden van art. 4 Aw. gaat niet zover dat elkeen die op enig willekeurig moment stelt maker te zijn, op zijn woord wordt geloofd. Uit de van [F.] Lighting afkomstige brief presenteerde de Commanditaire Vennootschap zich als auteursrechthebbende en niet appellante.

Art. 8 vermoeden makerschap rechtspersoon Een ongedateerde brochure en een verklaring van de fotograaf voor die brochure bewijst onvoldoende de situatie van artikel 8 Aw. Er wordt niets gesteld omtrent de verspreiding van de brochures.

Art. 7. Werk vervaardigd door een persoon in dienstbetrekking
Er wordt middels screenshots niet bewezen dat appellant de lampen heeft ontworpen. Diverse scenario's zijn in dat verband denkbaar:
- de screenshots kunnen afkomstig zijn van een andere computer dan die van [appellante A.];
- de ontwerpen kunnen door een ander vervaardigd zijn op [appellante A.]s computer;
- de afbeeldingen kunnen afkomstig zijn van bestanden welke elders, op een andere computer of door iemand anders, zijn vervaardigd en vervolgens op deze computer zijn gezet en al dan niet (op al dan niet onderge-schikte onderdelen) zijn aangepast,
- ongeacht wie de op de screenshots zichtbare ontwerpen heeft "vervaardigd" kan het ook gaan om het resultaat van een poging om lampen welke degene die achter de computer zat elders had gezien na te maken;
- de datum op de computer kan zijn gemanipuleerd.

Daartegen heeft LT diverse producties en ontwerptekeningen aangedragen als aanwijzing voor de ontlening.

Alles in aanmerking genomen zijn er onvoldoende aanwijzingen die erop wijzen dat [appellante A.] als feitelijke maakster van de werken dient te worden aangeduid. Dat betekent dat ook niet is komen vast te staan dat [appellante A.] auteursrechthebbende is op basis van art. 1 Aw.

Ongeregistreerd modelrecht / Slaafse nabootsing: Appellante A. heeft gesteld dat zij als ontwerpster bescherming van het ongeregistreerde model krachtens de BVIE zou genieten. Nu echter niet is komen vast te staan dat zij de ontwerpster was, komt haar reeds daarom geen bescherming uit dezen hoofde toe. Het hof komt evenmin toe aan de vraag of er sprake is van slaafse nabootsing.

Kommissie Modellenbescherming: aangezien het bindend advies is gegeven tussen twee andere partijen waarbij één van de partijen als licentieneemster dat zou hebben gedaan. Dat betekent echter nog niet dat appellante aan de uitspraak rechten kan ontlenen, nu KF de klacht geheel op eigen naam heeft ingediend.

Nu niet is gebleken dat aan appellante enig voor de beslissing van deze zaak relevant recht toekomt, zijn haar vorderingen terecht door de rechtbank afgewezen. Alle grieven falen. Het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd en [appellante A.] zal worden verwezen in de kosten van het hoger beroep.

Bewijsvermoeden art. 4 Aw:
4.13.2. Wat er van dat laatste verweer van LT zij, de door [appellante A.] overgelegde registraties bewijzen niets meer dan dat [appellante A.] in 2008 en 2010 foto's bij de Belastingdienst heeft gedeponeerd.
Het bewijsvermoeden van art. 4 Aw. gaat - anders dan waarvan [appellante A.] in de memorie van grieven sub 65 lijkt uit te gaan - niet zover dat elkeen die op enig willekeurig moment stelt maker te zijn, op zijn woord wordt ge-loofd. Het gaat om de openbaarmaking van de werken zelf en de bekendmaking van de maker daarbij. Het zenden van de brieven aan de Belastingdienst kwalificeert niet als een openbaarmaking en bewijst dus niet dat bij enige openbaarmaking van de lampen [appellante A.] als ontwerpster is gepresenteerd.
Overigens is de brief uit 2010 betreffende de 8802 afkomstig van [F.] Lighting, zijnde toen de handelsnaam van Fabrianoville c.v.; als er al sprake zou zijn van openbaarmaking presenteerde daarmee niet [appellante A.], doch de cv zich als auteursrechthebbende.
Voorts wordt in geen van beide brieven een maker genoemd: noch [appellante A.], noch [F.] Lighting, noch Fabria-noville.

4.13.3. Andere aanwijzingen waaruit blijkt dat [appellante A.] bij de (eerste) openbaarmaking als "maakster" van de lampen bekend is gemaakt, zijn gesteld noch gebleken.

4.13.4. Het vorenoverwogene voert tot de conclusie dat de situatie dat [appellante A.] op grond van art. 4 Aw. wordt vermoed de maakster te zijn, zich niet voordoet.

Artikel 8
4.14.1. Met betrekking tot de lampen uit de 8802-serie (in de periode waarin deze zouden zijn ontworpen en op de markt zouden zijn gebracht was er nog sprake van een cv) heeft [appellante A.] gesteld, zie memorie van grieven sub 18, dat deze voorkomen in een uit 2008 daterende brochure op naam van [F.] Lighting welke brochure zij heeft laten maken. Zij heeft als productie 11 enkele fotokopieën uit die brochure overgelegd, en als prod. 13 een verkla-ring van de fotograaf.
Dit bewijst echter onvoldoende dat de situatie van art. 8 Aw. aan de orde is. De kopieën zijn ongedateerd, een datum van de brochure is er evenmin op te zien, en een bewijs van openbaarmaking kan aan die fotokopieën niet worden ontleend. Op zichzelf is dat nog overkomelijk, nu LT de aangehaalde stelling van [appellante A.] niet gemo-tiveerd heeft betwist.
Omtrent de verspreiding van die brochures is echter niets gesteld. [appellante A.] stelt enkel dat zij die brochures "in 2008" heeft laten maken en dat daartoe op 17 september 2008 foto's zijn gemaakt. Of die brochures zijn verspreid, [appellante A.]neer en in welk gebied, blijft daarbij geheel in het midden. Dat betekent dat van "openbaarmaking" door of vanwege de cv niet is gebleken, zodat reeds daarom de situatie waarop art. 8 Aw. doelt niet aan de orde is.

Art.7. Feitelijk makerschap
4.16.1. Als prod. 12 in hoger beroep heeft [appellante A.] een aantal screenshots overgelegd. Zeven daarvan dateren blijkens de vermelding rechts onderaan op de statusbalk van 15 september 2011. (...)

4.16.2. Bewijs valt hieraan onvoldoende te ontlenen. Deze screenshots bewijzen niet dat het [appellante A.] was die de 8802 en de 8801 heeft ontworpen. Diverse scenario's zijn in dat verband denkbaar:
- de screenshots kunnen afkomstig zijn van een andere computer dan die van [appellante A.];
- de ontwerpen kunnen door een ander vervaardigd zijn op [appellante A.]s computer;
- de afbeeldingen kunnen afkomstig zijn van bestanden welke elders, op een andere computer of door iemand anders, zijn vervaardigd en vervolgens op deze computer zijn gezet en al dan niet (op al dan niet onderge-schikte onderdelen) zijn aangepast,
- ongeacht wie de op de screenshots zichtbare ontwerpen heeft "vervaardigd" kan het ook gaan om het resultaat van een poging om lampen welke degene die achter de computer zat elders had gezien na te maken;
- de datum op de computer kan zijn gemanipuleerd.

IT 790

Oracle vangt bot tegen Google inzake bescherming functionaliteit

District Court for the Northern District of California 31 mei 2012 (Oracle/Google).

Uit Amerika, maar niet minder interessant. Auteursrecht op functionaliteit. "This action was the first of the so-called “smartphone war” cases tried to a jury. This order includes the findings of fact and conclusions of law on a central question tried simultaneously to the judge, namely the extent to which, if at all, certain replicated elements of the structure, sequence and organization of the Java application programming interface are protected by copyright."

Met dank aan Polo van der Putt, Vondst Advocaten.

Op 2 mei jl. heeft het Hof van Justitie zich uitgelaten over de auteursrechtelijke bescherming van functionaliteit van software (zie IT 771):

"Article 1(2) of Council Directive 91/250/EEC of 14 May 1991 on the legal protection of computer programs must be interpreted as meaning that neither the functionality of a computer program nor the programming language and the format of data files used in a computer program in order to exploit certain of its functions constitute a form of expression of that program and, as such, are not protected by copyright in computer programs for the purposes of that directive." 

Geen bescherming van functionaliteit dus. De rechtbank van het noordelijke district van Californië komt tot dezelfde conclusie (p. 34):

"Contrary to Oracle, copyright law does not confer ownership over any and all ways to implement a function or specification, no matter how creative the copyrighted implementation or specification may be. The Act confers ownership only over the specific way in which the author wrote out his version. Others are free to write their own implementation to accomplish the identical function, for, importantly, ideas, concepts and functions cannot be monopolized by copyright."

Zo worden er de laatste tijd meer principiële zaken uitgevochten over de omvang van het auteurecht op software (zie bijvoorbeeld de UsedSoft zaak, IT 763 inzake uitputting en tweede hands software en IT 197 inzake auteursrecht op gebuikersinterface).

Ik kan me niet aan de indruk ontrekken dat de klassieke softwarebedrijven, die hun markt zien verdwijnen door de opkomst van Cloud Computing en apps, het laatste slaatje proberen te slaan uit hun soms archaïsche systemen. De stroom (beweerdelijke) licentie-inbreukzaken op mijn bureau en de bureaus van mijn confrères (naar ik heb vernomen) spreekt boekdelen.

IT 786

Software en gegevens uit bedrijfsinformatie ex-werkgever

Rechtbank Utrecht 16 mei 2012, IEF 11359 (geanonimiseerd). - LJN BW7088

Uitspraak ingezonden door Theo Bosboom en Mark Jansen, Dirkzwager advocaten & notarissen.

Uit het dictum: De gedaagde wordt veroordeeld om de inbreuk op de aan (ex-werkgever) toebehorende auteursrechten en databankenrechten te staken en gestaakt te houden. Gedaagde wordt bevolen tot afgifte van alle opgevraagde gegevens uit de databanken. Voorts wordt onrechtmatig handelen vastgesteld voor het in bezit hebben van vertrouwelijke informatie en toespelen van deze informatie aan derden. Het bezit, verspreiden en gebruik van software en gegevens uit de bedrijfsinformatie van eiser dient te worden gestaakt.

Vanwege de bijzondere veelheid aan onderwerpen een leesschema van de beoordeling:

Bezwaar tegen overlegging productie (r.o. 4.1)
Auteursrecht (r.o. 4.7)
- Auteursrechtelijke bescherming
-- offertes
-- Overeenkomst
-- Ontwerptekeningen
-- presentaties
-- notities
-- werkaantekeningen en gespreksverslagen
-- Gebruikshandleidingen
-- Software
- Maker
- Inbreuk
- Tussenconclusie
Databankenrecht (4.36 e.v.)
- Databank
-- invoeren van gegevens
-- controle van gegevens
-- presentatie van gegevens
-- tussenconclusie
- Databankgerechtigde

- Inbreuk
- Tussenconclusie
Onrechtmatige daad (r.o. 4.57)
- bezit vertrouwelijke gegevens
- Handelen in strijd met het geheimhoudingsbeding
-- tussenconclusie
- Actieve betrokkenheid bij de oprichting van een concurrent
-- Schending exclusiviteitsbeding
-- onrechtmatige daad
-- non-concurrentiebeding
-- bijkomende omstandigheden
- Verspreiden van geruchten en foutieve informatie over [eiser]
- Frustreren van de bedrijfsvoering van [eiser]
- Tussenconclusie
Verwijzing naar schadestaatprocedure (r.o. 4.99)
Voorschot (r.o. 4.101)
Dwangsom (r.o. 4.102)
Proceskosten (r.o. 4.103)

Door de inzendende advocaat getipt:
 - in het kader van inzage ex. artikel 843a Rv is het denkbaar dat in verband met de omvang het gelegde beslag (3 terrabyte) de bewaarder informatie krijgt van de eiser (r.o. 4.3);
 - het is denkbaar dat op grond van een inzage ex. 843a Rv meer feiten boven tafel komen dan voorheen bekend en dat die nieuwe feiten in de procedure worden betrokken (r.o. 4.5);
 - ook werkaantekeningen ("krabbels") komen voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking (r.o. 4.18);
 - in het kader van artikel 7 Auteurswet komen de auteursrechten toe aan de materiële en niet aan de formele werkgever (r.o. 4.28);
 - kosten voor invoer van gegevens zijn andere kosten dan kosten voor het creëren van die gegevens, dit in het kader van de substantiële investering in het databankenrecht (r.o. 4.43);
 - softwareontwikkelingskosten kunnen meetellen voor de substantiële investering in het databankenrecht (r/o 4.46);
 - om te onderzoeken wie als producent van een databank is aan te merken is relevant welke partij uiteindelijk, eventueel na interne verrekening, het risico draagt (r.o. 4.50);
 - het geheimhoudingsbeding strekt zich uit over het hele concern (r.o. 4.65);
 - door het verstrekken van vertrouwelijke gegevens aan derden die bezig waren een concurrerende onderneming op te richten is onrechtmatig gehandeld (r.o. 4.87);

Rechtspraak.nl: Schending intellectuele eigendomsrechten en geheimhoudingsplicht door voormalig medewerker Gedaagde in deze bodemprocedure is een voormalig werknemer van de failliete onderneming van de eisende partij. De rechtbank Utrecht heeft in haar vonnis van 16 mei 2012 bepaald dat gedaagde inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten en databankrechten van eiseres en heeft gehandeld in strijd met zijn geheimhoudingsplicht.

Auteursrecht
De rechtbank stelt vast dat gedaagde – in de periode dat hij werkzaamheden voor eiseres heeft verricht – een aanzienlijke hoeveelheid digitale bestanden (die offertes, ontwerptekeningen, presentaties, gespreksverslagen, werkaantekeningen, gebruikshandleidingen en software van het concern bevatten) heeft overgebracht naar zijn privé harde schijven. Daarmee heeft gedaagde in strijd gehandeld met de auteursrechten van eiseres met betrekking tot die bestanden. Eiseres moet als ‘maker’ van die bestanden in de zin van artikel 7 Auteurswet worden aangemerkt. Deze wettelijke bepaling moet in die zin worden uitgelegd, dat indien de materiële werkgever (eiseres) en de formele werkgever (KIA) niet samenvallen, zoals bij een detacheringsrelatie als de onderhavige, de auteursrechten op werken die ten behoeve van de materiële werkgever zijn gemaakt, op grond van die bepaling (behoudens andersluidende afspraak) bij de materiële werkgever (eiseres) komen te rusten, en niet bij de formele werkgever (zie overweging 4.28). Gedaagde had voor het overbrengen van de bestanden naar privé harde schijven geen (stilzwijgende) toestemming van eiseres. In het kader van diens werkzaamheden bestond geen noodzaak tot het overbrengen van die informatie, omdat gedaagde van afstand toegang kon verkrijgen tot het systeem van eiseres. Gelet op de door eiseres gehanteerde beveiligingsmiddelen mocht gedaagde er ook niet op vertrouwen dat het hem was toegestaan om buiten de beveiligde laptop die hem door eiseres was verstrekt, auteursrechtelijke beschermde werken van het concern op te slaan.

Databankrecht
Door het overbrengen van de bedrijfsinformatie naar zijn privé harde schijven heeft gedaagde voorts in strijd gehandeld met de databankrechten van eiseres met betrekking tot haar bedrijfsinformatie. Naar het oordeel van de rechtbank kan ook aanspraak bestaan op een databankrecht in het geval dat de totstandkoming van de databank een gevolg is van de hoofdactiviteit van de producent van de databank, mits de producent de investeringen voor het creëren van de betreffende gegevens niet meetelt bij de onderbouwing van het bestaan van een substantiële investering in de zin van de Databankenrichtlijn en de Databankenwet. De in de jurisprudentie gehanteerde spin-off theorie is dan ook een te absoluut uitgangspunt. Eiseres heeft een substantiële investering (ruim 1,1 miljoen euro) gedaan in het invoeren, controleren en presenteren van gegevens in haar databank, zodat haar een beroep toekomt op het databankenrecht. Gedaagde heeft niet, althans onvoldoende gemotiveerd, betwist dat (het overgrote deel van) de aanzienlijke hoeveelheid bij hem aangetroffen informatie (111 gigabyte) afkomstig is uit de databank van eiseres. Daarmee is de conclusie gerechtvaardigd dat eiseres een substantieel deel van de databank heeft “opgevraagd” in de zin van artikel 1 sub c van de Databankenwet.

Geheimhouding
Door het verstrekken van vertrouwelijke bedrijfsgegevens van het concern aan derden die bezig waren om een concurrerende onderneming op te zetten, heeft gedaagde gehandeld in strijd met het geheimhoudingsbeding dat is opgenomen in de arbeidsovereenkomst tussen KIA en gedaagde. Dat beding geldt in het onderhavige geval als een derdenbeding waaraan ook de andere vennootschappen van het -concern (waaronder eiseres zelf) recht op geheimhouding kunnen ontlenen.

Concurrentie
Eiseres komt geen beroep toe op het in de arbeidsovereenkomst opgenomen non-concurrentiebeding. Dat beding leent zich – vanwege haar bijzondere aard (het beperkt de werknemer in de wijze waarop hij na het einde van het dienstverband in zijn levensonderhoud voorziet) – niet voor extensieve interpretatie (als derdenbeding). Zie overweging 4.76. Wel heeft gedaagde door vertrouwelijke gegevens van het concern aan derden te verstrekken in het kader van de oprichting van een concurrent onrechtmatig jegens eiseres gehandeld.

Beslissing
De rechtbank veroordeelt gedaagde om het maken van inbreuk op de auteursrechten en databankrechten van eiseres te staken en de gekopieerde bedrijfsinformatie aan eiseres terug te geven. Als gedaagde daaraan niet voldoet, verbeurt hij een dwangsom die kan oplopen tot 1 miljoen euro. Daarnaast moet gedaagde de schade vergoeden die eiseres door diens handelwijze heeft geleden. De omvang van die vergoeding zal in een aparte procedure worden vastgesteld. Gedaagde wordt ten slotte ook veroordeeld in de proceskosten (een bedrag van ruim 24.000 euro). Uit de zinsnede “in afwijking van artikel 843a, eerste lid,” en de parlementaire geschiedenis met betrekking tot artikel 1019a Rv leidt de rechtbank af dat de in het ongelijk gestelde partij in intellectuele eigendomszaken ook kan worden veroordeeld in de kosten die worden gemaakt voor het verkrijgen van inzage in of afschrift van bescheiden ingevolge artikel 843a Rv, zodat de daarmee verband houdende kosten worden toegewezen.

Op andere blogs:
SOLV (Werkdocumenten (digitaal) meenemen naar huis is inbreuk?)

IT 782

Hof Stokke vs. Marktplaats: Een tweede leven

Hof Leeuwarden 22 mei 2012, zaaknr. 107.001.948/01 (Stokke tegen Marktplaats)

Uitspraak ingezonden door Tobias Cohen Jehoram en Marjolein Bronneman, De Brauw Blackstone Westbroek en Christiaan Alberdingk Thijm en Vita Zwaan, SOLV advocaten.

Richtlijn elektronische handel. Auteursrechtrichtlijn. Handhavingsrichtlijn. Auteurswet. BVIE. Wet bescherming persoonsgegevens.

In't kort: Het hof bekrachtigt de tussen partijen gewezen vonnissen van de Rechtbank Zwolle-Lelystad van 3 mei 2006 (IEF 2011)  en 14 maart 2007 (IEF 3685).

In het eerdere tussenvonnis heeft de rechtbank overwogen dat de Auteursrecht Richtlijn en de Wbp,  het verzamelen en registreren door Marktplaats van de NAW-gegevens van haar adverteerders, niet in de weg staan. Dit betekent overigens niet zonder meer dat Marktplaats gehouden is om deze gegevens van adverteerders, die de aanduidingen STOKKE of TRIPP TRAPP gebruiken, te verzamelen. Marktplaats is daartoe alleen gehouden wanneer zij, in het licht van de door de rechtbank in het tussenvonnis omschreven toetsingskader, onzorgvuldig handelt door registratie na te laten.

In onderhavige arrest wordt Marktplaats als een neutrale hostingdienst bestempeld, die zich met succes kan beroepen op de vrijwaring uit 6:196c lid 4 BW. Marktplaats pleegt zelf geen auteursrechtinbreuk. De betrokkenheidsvorderingen worden ook afgewezen, omdat o.a. het belang van het voordeel gering is, terwijl Marktplaats geen profijt trekt van de advertenties geplaatst door haar klanten-adverteerders. Indien de vordering wordt toegewezen, bespaart Stokke minder dan €700 per jaar. Marktplaats zal, bij aanpassing van haar bestaande systemen, een veelvoud van deze kosten moeten aanwenden, daarom wordt ook de gevorderde maatregel om 'herplaatsen' tegen te gaan als niet evenredig gezien.

Er is geen reden om prejudiciële vragen te stellen (er wordt veelvuldig naar L'Oréal/eBay verwezen), de overige vorderingen worden eveneens afgewezen en Stokke wordt veroordeeld in de proceskosten.

In citaten:

Hostingdienst?

5.11. De conclusie is dat Marktplaats geen actieve, maar een neutral rol speelt tussen haar klanten-verkoper en de potentiële kopers en dat zij derhalve een hosting-dient levert als bedoeld in artikel 6:196c lid 4 BW.

5.16 Nu niet op andere gronden is betwist dat Marktplaats prompt handelt om inbreukmakende Stokke-advertenties (te) verwijderen zodra zij daarvan kennis heeft gekregen of had behoren te krijgen, moet worden geconcludeerd dat Marktplaats als host in de zin van artikel 6:196c lid 4 BW (artikel 14 Reh) met vrucht op de vrijwaring van dat artikel kan beroepen.

Pleegt Marktplaats zelf auteursrechtinbreuk?
6.2 (...). Dat een tussenpersoon als Marktplaats niet zelf een mededeling aan het publiek verricht is tevens af te leiden uit artikel 8 lid 3 Auteursrechtlijn, artikel 11, 3e volzien, Handhavingsrichtlijn en artikel 26d Aw, die bepalen dat de rechthebbende een verbod/bevel kunnen verzoeken tegen tussenpersonen als Marktplaats wier diensten worden gebruik om inbreuk te maken. Deze bepalingen zouden overbodig zijn wanneer de tussenpersoon zelf inbreuk zou maken (zie ook punten 127 - 129 van het L'Oréal-eBay-arrest). Marktplaats pleegt kortom zelf geen auteursrechtinbreuk. Voor zover de vorderingen van Stokke op deze stelling zijn gebaseerd, zijn zij niet toewijsbaar.

Betrokkenheids-vorderingen
A-C: leestip r.o. 8.9 en 8.11
D,E: leestip r.o. 9.2.
E,F (herplaatsen): 10.5
I,J naw-gegevens): 11.13

Op andere weblogs:
Quafi (1019h Burgerlijke rechtsvordering: verliezer betaalt 1300.000 euro proceskosten)

 

IT 779

Minder coderegels en gebaseerd op generieke software

Rechtbank Amsterdam 9 mei 2012, HA ZA 10-1922 (Moog B.V. tegen E2M Technologies)

Uitspraak ingezonden door Helmer Klingenberg, NautaDutilh N.V..

Auteursrecht op software. Know How-bescherming. Non-concurrentie. Moog is ontwerper en fabrikant van bewegingsgecontroleerde producten en systemen in het bijzonder elektrische en hydraulische bewegingssystemen (vluchtsimulaties). Gedaagden zijn werkzaam bij Fokker en  worden later als extern adviseur ingeschakeld. Nog later volgt inschrijving van hun bedrijf. Moog stelt dat E2M c.s. inbreuk maakt op de software oplossingen, die belichaamd zijn in een broncode en ingebedde software.

Moog heeft niet gespecificeerd op welke (onderdelen van de) software de gestelde inbreuk betrekking heeft, zodat E2M nu niet kan nagaan of voldaan is aan het vereiste van oorspronkelijkheid. E2M heeft haar eigen software ontwikkeld die bestaat uit veel minder coderegels en gebaseerd is op generieke software die is terug te vinden in alle computers en apparaten waarin software aanwezig is. Moog heeft onvoldoende gesteld en geen concrete aanwijzingen verstrekt op basis waarvan kan worden aangenomen dat van een auteursrechtelijk relevante ontlening sprake is. Dat de ontwikkelperiode kort is en dat E2M niet wil meewerken aan een onafhankelijk onderzoek is onvoldoende aanwijzing hiervoor.

Bedrijfsgeheimen: Op het verweer van gedaagden dat de SPA alle eerdere overeenkomsten en dus ook de individuele arbeidsovereenkomsten verving, is door Moog niet meer inhoudelijk gereageerd, terwijl dat wel van haar mocht worden verwacht. De rechtbank acht in het licht hiervan de stelling dat er nog een geheimhoudingsverplichting bestond, gebaseerd op de individuele arbeidsovereenkomsten, onvoldoende nader onderbouwd, zodat deze faalt. Moog heeft gesteld dat er emails zijn gestuurd naar privé-adressen. Slechts bij drie berichten is ook een bijlage overlegd, zonder toelichting. Daarom valt er ook niet af te leiden of deze bijlagen bedrijfsgeheimen bevatten en welke dat dan zijn.

Non-concurrentiebeding: Gelet op de SPA is het non-concurrentiebeding niet van toepassing. Moog heeft nagelaten aan te geven welke activiteiten in strijd met dit beding zouden zijn (de ontwikkelde Superbus is een heel ander product en dus niet concurrerend). Als al sprake zou zijn van concurrerende activiteiten gedurende het dienstverband, dan heeft Moog haar rechten verwerkt. Tijdens het dienstverband is volledige openheid van zaken betracht en er is nooit bezwaar tegen gemaakt. Moog kan niet achteraf stellen dat die activiteiten in strijd zijn met de SPA. De vorderingen op basis van goed werknemerschap, onrechtmatige concurrentie, onrechtmatig handelen en slaafse nabootsing falen omdat ze niet voldoende zijn geadstrueerd in het licht van de betwisting.

Kortom: alle vorderingen worden afgewezen en Moog wordt veroordeeld in de proceskosten, waarvan 10% voor auteursrechteninbreuk ex 1019h Rv wordt toegewezen en 90% aan de hand van het liquidatietarief uit Rapport Voorwerk II.