DOSSIERS
Alle dossiers

Auteursrecht  

IT 1232

Conclusie A-G: Maakt gratis beschikbaarstelling van databank dat iedereen rechtmatig gebruiker is?

Conclusie P-G HR 12 juli 2013, nr. 12/03167 (Ryan Air tegen PR Aviation)
Conclusie ingezonden door Arnout Groen, Hofhuis Alkema Groen.
Zie eerder IEF 11064 en IEF 9013. Auteursrecht. Databankenrecht. Samenloop databankenrecht en geschriftenbescherming. Bij een (tijdelijke) overname van vluchtgegevens, die ook via de website van Ryanair kan worden bekeken, is er dan sprake van normaal gebruik van de gegevensverzameling? De vraag of de gedachtegang van het hof zich echt niet met art. 24a Aw en art. 6 lid 1 DdRl verdraagt. Primair wordt geconcludeerd tot verwerping van het beroep, subsidiair tot het stellen van prejudiciële vragen van uitleg van Richtlijn 96/9/EG, als volgt:

1.a. Dient art. 6 lid 1 DbRl aldus te worden uitgelegd, dat (gratis) beschikbaarstelling voor een algemeen publiek van een databank op zichzelf reeds medebrengt dat de gebruiker daarmee als een 'rechtmatige gebruiker' in de zin van die bepaling kan worden aangemerkt?

b. Geldt dit zowel voor (opvolgende) gebruikers van off-line databanken (dvd's en dergelijke) als voor gebruikers van on-line databanken die op internet voor een algemeen publiek (gratis) beschikbaar zijn gesteld? Of moet tussen deze categorieën van gebruikers onderscheid worden gemaakt?
2. Voor zover vraag 1 onder a en/of b bevestigend beantwoord wordt, brengt art. 15 DbRl dan mede dat zulks consequenties heeft voor de geldigheid van gebruikersvoorwaarden die de rechthebbende zou willen stellen ten aanzien van gebruikshandelingen die als 'normaal gebruik' van de inhoud van de databank (in de zin van genoemd art. 6 lid 1 DbRl) kunnen of moeten gelden?

3.a. Dient het begrip 'normaal gebruik' (van de databank) aldus te worden uitgelegd dat dit geheel en al bepaald kan worden door de gebruikersvoorwaarden die de rechthebbende zou willen stellen?
b. Of dient dit begrip naar objectieve maatstaven, met inachtneming van de opvattingen in het maatschappelijk verkeer te worden uitgelegd?
c. Kan onder 'normaal gebruik' begrepen worden: het geberuik in het kader van - objectieve, niet misleidende - vergelijking van de door de rechthebbende op de databank blijkens de inhoud van die databank aangeboden goederen diensten met vergelijkbare goederen en diensten van derden?

4. Speelt bij het antwoord op de vragen 2 en/of 3 een rol:
a. of het gebruik al dan niet van commerciële aard i;
b. of het gebruik al dan niet concurrend gebruik (zonder toegevoegde waarde) is;
c. andere factoren, waarop het Hof de aandacht wil vestigen?

3.52.2. Dat is m.i. te minder het geval, nu de verwijzing naar contractuele toestemming in art. 6 lid 1 / overwegging 34 van de DbRl slechts ogenschijnlijk duidelijk biedt. Aan de minimumrecht van die gebruiker mag niet contractueel worden getornd, maar voor de vraag of van een zodanige 'rechtmatige gebruiker' sprake is, zijn de contractuele voorwaarden weer van belang. Is dat niet een cirkelredenering, die doorbroken moet worden?

IT 1231

Wapperverbod zoomeffect bij online fruitautomaten uitgelegd

Hof 's-Hertogenbosch 9 juli 2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:2993 (Digitus hodn Betsoft tegen Bubble Group)

Ter illustratie van gokkenopgokkasten.nl
Uitspraak mede ingezonden door Annette Mak, Schenkeveld advocaten.

Zie eerder IEF 11572. Auteursrecht op 'zoom-effect' niet aanwezig. Geen onrechtmatig gebruik van broncode. Wapperverbod. Software. Bewijs copyright registratie in de Verenigde Staten. Proceskostenveroordeling voor verkregen wapperverbod.

Zowel Betsoft als Bubble vervaardigen computerspellen. In dit geval gaat het om computerversies van de traditionele "fruitautomaten". De voorzieningenrechter beveelt Betsoft zich met onmiddellijke ingang te onthouden van iedere mededeling aan derden dat het gebruik van het dolly zoom effect, of Expandicon effect, in de slotgames door te stellen dat Bubble inbreuk maakt op auteursrechten van Betsoft. Uit het overlegde bewijs van auteursrecht, een registratie in de Verenigde Staten, kan niet meer worden afgeleid dan dat er een computerwerk is vervaardigd. Over de inhoud van het gepretendeerde auteursrecht blijkt niets uit deze stukken. Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep en verstaat dat het bevel slechts betrekking heeft op het doen van uitlatingen jegens derden in Nederland, dan wel die in de hoofdzaak hun commerciële activiteiten in Nederland ontplooien.

Een verbod, gevorderd op grond van de stelling dat de wederpartij ten onrechte een auteursrecht en een inbreuk daarop in stelling brengt, valt binnen de reikwijdte van 1019h Rv.

4.3. Vergelijking uiterlijk beide spellen
4.3.1.Het hof overwoog reeds dat de vraag of sprake is van inbreuk niet het onderwerp vormt van deze procedure. Het hof ontkomt er evenwel niet aan, reeds in het kader van de vordering en de beoordeling van de bevoegdheid en het toepasselijke recht, om daar toch kort op in te gaan. Immers enkel dan kan van ongeoorloofd wapperen - of de vrees daarvoor - sprake zijn, indien er geen auteursrecht bestaat en/of van inbreuk geen sprake is (afgezien van de vereiste verwijtbaarheid aan de zijde van de “wapperaar”). Daarbij zij uitdrukkelijk opgemerkt dat het gaat om voorlopige indrukken welke niet kunnen gelden als een definitief oordeel van de rechter omtrent het al dan niet bestaan van intellectuele eigendomsrechten en inbreuk daarop.

4.3.2. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het "Expandicon"-effect hem niet bijster "bijzonder" voorkomt. Naar het hof begrijpt heeft de voorzieningenrechter daarmee niet beoogd enige uitspraak te doen omtrent het kunstzinnig, artistiek of esthetisch karakter - welke in het kader van een auteursrecht (nagenoeg) niet relevant zijn - doch enkel omtrent de mate van creativiteit en de mate van oorspronkelijkheid welke in dat effect besloten lagen, en die kwesties zijn wel relevant.

4.4.3. Het hof werkt dit nader uit.
Bij pleidooi in eerste aanleg (pleitnota randnr. 29) heeft Betsoft gesteld haar auteursrechten - waarmee in het licht van het geschil bedoeld moet zijn: auteursrechten op het Expandicon-effect - te hebben geregistreerd, onder meer in de Verenigde Staten, ten bewijze waarvan zij als prod. 1 heeft overgelegd een email welke betrekking heeft of zou hebben op een uittreksel uit de catalogus van het Amerikaanse Library of Congress. Afzender is het Copyright Office van de Library of Congress.

Het uittreksel vermeldt als type: Computer File, registratienummer [registratienummer 1.], titel Expandicon, beschrijving: Electronic File (eService), auteursrechthebbende Betsoft Gaming Ltd, en als jaar van vervaardiging en publicatie 2009. Bijlagen zijn niet bijgevoegd.
Feitelijk kan hieruit niet meer worden afgeleid dan dat Betsoft in 2009 een computerwerk heeft vervaardigd en gepubliceerd, welk werk zij in 2011 in de VS heeft geregistreerd. Het is een elektronisch bestand en het is op 14 januari 2011 geregistreerd onder een bepaald nummer. Voor het overige blijkt uit dit stuk niets omtrent de inhoud van het gepretendeerde auteursrecht.
Bij deze prod. 1 van Betsoft waren geen bijlagen gevoegd. Het is overigens niet duidelijk of er wel bijlagen bij een dergelijk stuk bestaan, nu het kennelijk enkel een afgedrukt elektronisch uittreksel van een online catalogus betreft.

4.7. Gevolgen van de handelwijze van Betsoft voor de door Bubble gestelde gegronde vrees
4.7.1.Bij de beoordeling van de door Bubble gestelde vrees kan mitsdien van het volgende worden uitgegaan.
- Er zijn, vooralsnog, onvoldoende aanwijzingen voorhanden dat aan het Expandicon-effect van Betsoft auteursrechtelijke bescherming toekomt.
- Ook als dit anders is zijn er, vooralsnog, geen aanwijzingen voorhanden dat er - wat het uiterlijk betreft - sprake is van inbreuk, gepleegd door of met van Bubble afkomstige spellen, op een auteursrecht (betreffende het Expandicon-effect en de concrete uitwerking daarvan) van Betsoft.
- Van inbreuk, gepleegd met software van Bubble, op de (op het Expandicon-effect betrekking hebbende) broncode van Betsoft is niet gebleken.
- Betsoft weet dat er van zodanige inbreuk op de broncode geen sprake is.
- Betsoft legt willens en wetende aan de rechter rapporten voor waaraan gemanipuleerde uitgangspunten ten grondslag liggen.
- Betsoft geeft er blijk van bereid te zijn om derden te benaderen met de stelling dat met van Bubble afkomstige computerspellen inbreuk wordt gemaakt op intellectuele eigendomsrechten van Betsoft, terwijl Betsoft weet dat ofwel van zodanig intellectueel eigendomsrecht, ofwel van inbreuk daarop geen sprake is. Het hof verwijst naar het door Betsoft zelf aangehaalde citaat (mvg sub 23) uit het arrest HR 29 september 2006, LJN AU6098 (Stork-Bakels).
- Bubble schrijft waar ook ter wereld, met het inschakelen van waar ook ter wereld kantoorhoudende advocaten, andere partijen aan en beticht deze van auteursrechtinbreuk als het gaat om spellen welke qua effect ook maar in de buurt komen van Betsofts eigen inzoomeffect, zonder haar eigen acties te vervolgen en zonder te reageren op verzoeken van de aangeschreven partijen om toelichtingen waaruit van het bestaan van het auteursrecht van Betsoft en/of de inbreuk door van Bubble afkomstige spellen kan blijken

4.7.4. Het hof komt dus tot de slotsom dat er een voldoende geobjectiveerde dreiging bestaat dat Betsoft ook in Nederland op onrechtmatige wijze, gericht tegen Bubble, met een auteursrecht en een gestelde inbreuk daarop zal gaan wapperen.
4.7.5. Ten eerste betekent dit dat Nederland aangemerkt kan worden als de plaats waar het schadebrengend feit zich kan voordoen (Art. 5 lid 3 EXVo) en als de plaats waar de schade dreigt te ontstaan (art. 4 lid 1 jo. art. 2 lid 3 aanhef en onder b) Rome II), zodat de Nederlandse rechter bevoegd en het Nederlandse recht van toepassing is.
4.7.6. Ten tweede betekent dit dat nu de door Bubble gestelde vrees voldoende aannemelijk is geworden, een ordemaatregel als door haar gevorderd op zijn plaats is.

4.8.6. Grief 6 betreft de vraag of de Expandicontechnologie of de uitwerking daarvan auteursrechtelijk beschermd is.
Het hof is hierop niet uitgebreid ingegaan. In r.o. 4.3.3 ligt besloten dat indien en voor zover op de uitwerking (de broncode buiten beschouwing gelaten) auteursrecht zou rusten, het naar het voorlopig oordeel van het hof gaat om een auteursrecht met een beperkte omvang. In r.o. 4.3.4 en 4.3.5 ligt besloten dat - mede gelet op de beperkte beschermingsomvang - van inbreuk onvoldoende is gebleken.
Grief 6 leidt dus niet tot vernietiging van het vonnis.

4.9.1. Het hof verwijst naar de arresten HvJ EU van 15 november 2012 (Bericap-Plastinnova), Gerechtshof Den Haag 29 maart 2011, LJN BP9443 r.o. 8.6, en Gerechtshof Den Haag 26 februari 2013, LJN BZ1902. In het onderhavige geval is niet aan de orde een door de rechthebbende ingestelde vordering op basis van een beweerde auteursrechtinbreuk, doch een verbod, gevorderd op grond van de stelling dat de wederpartij ten onrechte een auteursrecht en een inbreuk daarop in stelling brengt. Dat valt binnen de reikwijdte van de omschrijving van art. 1019h Rv., zodat een volledige proceskostenveroordeling op zijn plaats is. Overigens vorderen beide partijen over en weer veroordeling in de proceskosten op basis van genoemd artikel.

Lees de uitspraak ECLI:NL:GHSHE:2013:2993 (pdf)

IT 1229

Ict-omgeving had niet mogen worden verhuisd na faillissement

Ex parte beslissing Vzr. Rechtbank Noord-Holland 9 juli 2013 (4PS tegen Herke en HSB) - Verzoekschrift  8 juli 2013
Robert Mijnsbergen, advocatenkantoor Mijnsbergen bericht ons 23 juli: Partijen hebben in het achterliggende zakelijke conflict een oplossing bereikt waardoor het opheffingskort geding geen doorgang heeft gevonden.

Verzoekschrift, beslissing en samenvatting ingezonden door Bert Gravendeel, Gravendeel Advocaten.
Software. Faillissement. Auteurs- en databankrecht ingezet. Een ict-omgeving die niet had mogen worden ‘verhuisd’ via een bedrijfsverkoop uit een faillissement. Voorzieningenrechter wijst een ex parte bevel.

4PS en Herke zijn concurrent. In een bouwconcern gebruiken drie bedrijven - te weten de moedervennootschap (JMD) en twee dochtervennootschappen (JP resp. de Failliet) - enterprise resource planning software (ERP software). Deze software is opgebouwd uit Microsoft Dynamics NAV software (halffabricaat) en 4PS Construct software (add-on), samen een geheel vormend. Het halffabricaat wordt door Microsoft aan partners zoals 4PS en Herke Ict in licentie gegeven om er hun eigen Add-on’s mee te programmeren.

Faillissementscuratoren van de failliete dochter verkopen haar onderneming deels aan HSB. De faillissementscuratoren dragen daarbij kennelijk onterecht het geheel (halffabricaat + add-on) over aan rechtsopvolger HSB, dit betreft alle ‘users’ ook van het niet-failliette deel van het concern. Parallel vroeg HSB aan zowel 4PS als Herke een offerte uit te brengen voor hun respectievelijke ERP software programma’s. Herke krijgt de opdracht.

Omdat HSB al de beschikking kreeg over het halffabricaat werd de add-on (4PS Construct) feitelijk meegeleverd; dit was naar het zich laat aanzien zonder medeweten en zonder toestemming van Microsoft en 4PS. Aldus werd bedrijfsknow how van 4PS  software op broncodeniveau voor Herke, maar ook bedrijfsdata van JMD en JP voor HSB inzichtelijk.

Herke heeft onterecht aan de administratieve omzetting (sleutel) van de Microsoft Dynamics NAV software meegewerkt door haar bevoegdheid onjuist in te zetten in de Microsoft partner databank. Herke zet de NAV-licenties op haar naam onder doorhaling van 4PS’ naam. Als gevolg daarvan wordt 4PS electronisch ontkoppeld (disconnectie) van haar klanten JMD en JP, zodat zij geen onderhoud en support meer krijgen.

En passant lijkt Microsoft inkomsten te derven omdat de faillissementscuratoren haar toestemming voor overdracht van de NAV-licenties niet hebben gevraagd.

De voorzieningenrechter:

...beveelt gerekwestreerde sub 1 uiterlijk twee werkdagen na betekening van deze beschikking iedere inbreuk op de genoemde auteursrechten aangaande 4PS Construct, c.q. databankrechtelijk bescherme bedrijfsinformatie opgeslagen als databank te staken en gestaakt te houden. Dit kan gerealiseerd worden doordat Herke zelf al dan niet via Microsoft de in dit verzoekschrift genoemde Disconnectie ongedaan maakt, zodanig dat Herke geen toegang meer heeft tot de 4PS Construct software die in gebruik is bij JMD en JP en 4PS daartoe wel weer toegang heeft.

IT 1228

Geen bewijs van auteursrecht op normtabellen met normgegevens

Rechtbank Amsterdam 5 juni 2013, LJN CA4036 (Pearson Assessment and information B.V. tegen Bär software) en Rechtbank Amsterdam 30 november 2011, LJN CA4035 (Pearson Assessment and Information BV tegen Bär software b.v.)
Uitspraken ingezonden door Martin Hemmer, AKD.
Bewijs. Geen databankenrecht, geen substantiële investering. Geen auteursrecht op (structuur van databank met) psychologische gegevens. Pearson is uitgever van 200 psychologische tests, Bär is een software ontwikkelaar en exploiteert het Roermond's Score Programma. Pearson sommeert Bär ieder gebruik van de verdere verhandeling van (delen van) test, waaronder normgegevens en normtabellen van deze tests wegens inbreuk op databanken- en auteursrechten. In november 2011 draagt de rechtbank Pearson op bewijs te leveren om te onderbouwen dat op de normtabellen en normgegevens auteursrecht rust. Daarin slaagt zij niet, de vorderingen worden afgewezen.

Het beroep op databankenrecht faalt, omdat niet is komen vast te staan dat de normtabellen met -gegevens een databank zijn in de zin van de Databankenwet. De kosten voor het drukken van de handleidingen met de normtabellen (€3.000) en de tijdsbesteding voor opname van de gegevens uit de tabellen in P2O (twee weken fulltime per test), in verhouding tot de kosten van de ontwikkeling van een test, zijn niet als substantieel aan te merken [red. r.o. 5.10 - 5.12 november 2011].

De auteursrechtelijke bescherming van de databank kan alleen betrekking hebben op de structuur van de databank en niet op de gegevens die in de databank zijn opgenomen. De rechtbank stelt vast dat Bär niet de structuur van de normtabellen heeft overgenomen. Voor zover dat wel is gebeurd, is niet gesteld dat de structuur berust op de oorspronkelijke uiting van de creatieve vrijheid van de maker ervan. Pearson slaagt niet in het bewijs dat er op de normtabellen met normgegevens auteursrecht rust. De vorderingen worden afgewezen.

Leestips november 2011: 5.10-5.12.
Leestips juni 2013:

2.4. De rechtbank overweegt dat aan een databank twee verschillende soorten van rechtsbescherming kunnen toekomen. Ten eerste kan een databank worden beschermd op basis van het sui generis databankrecht, zoals dat is neergelegd in de Databankenwet (Dw). In rechtsoverweging 5.12 van het tussenvonnis is reeds geoordeeld dat het beroep van [A] op bescherming op grond van de Dw faalt, omdat niet is komen vast te staan dat de normtabellen met normgegevens een databank zijn in de zin van de Dw.

2.6. Het Europese Hof van Justitie heeft op 1 maart 2012 een arrest gewezen in een zaak tussen Football Dataco Ltd e.a. en Yahoo! UK Ltd e.a. (C-604/10, LJN: BV8463) (hierna: het Dataco-arrest) dat van belang is voor de beoordeling van de vraag of op de normtabellen met normgegevens auteursrecht rust. In dat arrest is overwogen (rov. 29) dat de auteursrechtelijke bescherming waarin de Richtlijn 96/6 (Richtlijn 96/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken) voorziet betrekking heeft op de ‘structuur’ en niet op de ‘inhoud’ van de databank en dus evenmin op de wezenlijke gegevens daarvan. Voorts is in het Dataco-arrest bepaald dat een databank auteursrechtelijk wordt beschermd indien de keuze of de rangschikking van de gegevens die zij bevat een oorspronkelijke uiting is van de creatieve vrijheid van de maker ervan. Bijgevolg zijn de intellectuele inspanningen en deskundigheid die zijn aangewend bij het creëren van die gegevens volgens het Hof niet relevant om vast te stellen of een databank voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt en kunnen de voor de samenstelling van de databank vereiste aanzienlijke inspanningen en deskundigheid op zich geen grond opleveren voor auteursrechtelijke bescherming indien daarbij geen blijk wordt gegeven van originaliteit bij de keuze of de rangschikking van de in de databank opgenomen gegevens (rov. 42 - 45).

2.7. De rechtbank oordeelt op grond van het voorgaande dat een streng onderscheid gemaakt dient te worden tussen de gegevens die in de databank zijn opgenomen, in dit geval de normgegevens, en de structuur van de databank, in dit geval de normtabellen. De auteursrechtelijke bescherming van de databank kan alleen betrekking hebben op de structuur van de databank en niet – zoals in het Dataco-arrest door het Hof nogmaals is bevestigd – op (de totstandkoming van) de gegevens die in de databank zijn opgenomen.

2.8. De rechtbank stelt vast dat niet gebleken is dat [B] c.s. de structuur van de normtabellen heeft overgenomen van [A]. Voor zover dat (deels) wel is gebeurd, overweegt de rechtbank dat [A] bovendien niet gesteld heeft dat de structuur van haar databank berust op een oorspronkelijke uiting van de creatieve vrijheid van de maker ervan. [A] heeft weliswaar per test gemotiveerd aangegeven welke keuzes zijn gemaakt bij de totstandkoming van de normwaardes, maar deze keuzes hebben betrekking op de totstandkoming van de gegevens die in de databank zijn opgenomen en kunnen derhalve niet bijdragen aan het bewijs van de gestelde oorspronkelijkheid van de databank.

Lees de uitspraak zaaknr. C/13/482409 / HA ZA 11-441, LJN CA4036.
Lees de uitspraak zaaknr. 482409 / HA ZA 11-441, LJN CA4035.

Op andere blogs:
NVJ (Geen bescherming voor tabelgegevens)

IT 1220

Paris: No general duty for YouTube to monitor content

Cour d'appel de Paris 21 juni 2013, 11/09195 (SPPF tegen YouTube)
Geen monitorverplichting. Naburige rechten. The 1709 blog schrijft: In a recent case involving SPPF (the French collecting society for record labels' neighbouring right in sound recordings) and Youtube, the Paris Court of Appeals, siding with Youtube, stated in no uncertain terms that Youtube, as a provider of hosting services, is under no general duty to monitor the content posted to its platform and that the takedown of a given piece of content by a hoster can only take place after proper prior notification has been given by the rightsholder and that this is so even when the same piece of content has already been the subject-matter of a notification.

The Court thus echoes the position taken by the Supreme Court (Cour de cassation) in a series of ruling on July 12, 2012.  In the more recent ruling, the Appeals Court relies solely on statutory provisions (sections 6-I-2, 6-I-5 of the LCEN) and not on the 2012 rulings (not that unusal in a civil law jurisdiction such as France where stare decisis does not apply).

Link to July 12, 2012 rulings here

Qu’elles font valoir que tant la directive 2000/31 CE transposée par la loi LCEN du 21 juin 2004 que les articles 6-1-7, alinéa 1 et 2, et 6-1-5 de cette loi excluent une obligation er générale de surveillance des informations transmises ou stockées ou de recherche active de faits illicites, et qu’il s’en déduit - ainsi, d’ailleurs, que jugé par la juridiction communautaire et nombre d’autres juridictions - que tout fait nouveau nécessite une nouvelle notification;
(...)
Qu’il résulte, en revanche, des dispositions combinées des articles 6-1-2, 6-1-5 et 6-1-5 de la loi LCEN que l’hébergeur n’est pas soumis à une obligation générale de surveillance et que le retrait d’un contenu par un hébergeur, eût-il déjà fait l’objet d’une notification, ne peut intervenir sans notification préalable ;

IT 1214

Reproductievergoeding kan worden geheven over verhandeling van een printer of een computer

HvJ EU 27 juni 2013, gevoegde zaken C-457/11; C-458/11; C-459/11; C-460/11 (Verwertungsgesellschaft Wort; VG Wort tegen elektronicafabrikanten) - dossier - persbericht
Collectief beheer. Reproductierecht. Thuiskopie en billijke vergoeding. Tijdvak van omzetting Richtlijn 2001/29/EG. De vergoeding voor de reproductie van beschermde werken kan worden geheven over de verhandeling van een printer of een computer. De lidstaten beschikken over een ruime beoordelingsmarge om te bepalen wie de schuldenaar is
van deze vergoeding die tot doel heeft de auteurs schadeloos te stellen voor de zonder hun toestemming gemaakte reproductie van hun werk.

Het Hof verklaart voor recht:

4) Het begrip „reproductie met behulp van een fotografische techniek of een andere werkwijze die een soortgelijk resultaat oplevert” in de zin van artikel 5, lid 2, sub a, van richtlijn 2001/29 moet aldus worden uitgelegd dat het reproducties omvat die worden vervaardigd met behulp van een printer en een pc, in het geval waarin deze apparaten met elkaar zijn verbonden. In dat geval staat het de lidstaten vrij een systeem in te stellen waarin de billijke compensatie wordt voldaan door degenen die beschikken over een apparaat dat op niet-autonome wijze bijdraagt tot de één geheel vormende werkwijze voor de reproductie van het werk of ander beschermd materiaal op de gegeven drager, voor zover die personen de mogelijkheid hebben de kosten van de heffing af te wentelen op hun klanten, met dien verstande dat het totale bedrag van de billijke compensatie die verschuldigd is als vergoeding van de door de auteur ten gevolge van die één geheel vormende werkwijze geleden schade, niet wezenlijk mag verschillen van het bedrag dat is vastgesteld voor de reproductie die middels één enkel apparaat wordt verkregen.

1) Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij raakt de gebruikmaking van werken en ander beschermd materiaal niet in het tijdvak tussen 22 juni 2001, datum van inwerkingtreding van deze richtlijn, en 22 december 2002, datum waarop de termijn voor omzetting daarvan verstreek.

2) In het kader van een uitzondering of beperking als bedoeld in artikel 5, leden 2 of 3, van richtlijn 2001/29 heeft een eventuele handeling waarbij een rechthebbende de reproductie van zijn werk of ander beschermd materiaal heeft toegestaan, geen invloed op de billijke compensatie, ongeacht of deze krachtens de toepasselijke bepaling van die richtlijn verplicht dan wel facultatief is voorzien.

3) De omstandigheid dat gebruik kan worden gemaakt van technische voorzieningen als bedoeld in artikel 6 van richtlijn 2001/29, kan de in artikel 5, lid 2, sub b, van deze richtlijn gestelde voorwaarde van een billijke compensatie niet doen vervallen.

4) (zie hierboven)

Vragen:

1. Moet de richtlijn bij de uitlegging van het nationale recht reeds worden toegepast op gebeurtenissen die ná het tijdstip van de inwerkingtreding van de richtlijn op 22 juni 2001, maar vóór het tijdstip van de toepasselijkheid van deze richtlijn, op 22 december 2002, hebben plaatsgevonden?
2. Gaat het bij de reproductie met een printer om een reproductie met behulp van een fotografische techniek of een andere werkwijze die een soortgelijk resultaat oplevert in de zin van artikel 5, lid 2, sub a, van de richtlijn?
3. Indien de tweede vraag bevestigend wordt beantwoord, kunnen de voorwaarden waarin de richtlijn met betrekking tot een billijke compensatie voor de beperkingen en de restricties op het reproductierecht krachtens artikel 5, leden 2 en 3 van richtlijn voorziet, tegen de achtergrond van het fundamentele recht op gelijke behandeling volgens artikel 20 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie ook dan vervuld zijn, indien niet de fabrikanten, importeurs en distributeurs van de printer, maar de fabrikanten, importeurs en distributeurs van een ander toestel of van een reeks andere toestellen als schuldenaars van een passende bezoldiging worden aangemerkt, op grond dat zij voor het maken van reproducties geschikte apparatuur vervaardigen?
4. Doet de omstandigheid dat overeenkomstig artikel 6 van de richtlijn gebruik van technische voorzieningen kan worden gemaakt, de bij artikel 5, lid 2, sub b, van de richtlijn betreffende het recht op een billijke compensatie gestelde voorwaarde op zich reeds vervallen?
5. Vervallen de voorwaarde inzake een billijke compensatie (artikel 5, lid 2, sub a en b, van de richtlijn) alsook de mogelijkheid daartoe (zie punt 36 van de considerans van de richtlijn), wanneer de rechthebbenden uitdrukkelijk of impliciet met de reproductie van hun werken hebben ingestemd?

Op andere blogs:
IPKat (Copyright levies, computers and printers: court gives the final Wort)
SCL The IT Law Community (ECJ Supports Copyright Levy on Printers and Computers)

IT 1196

Aanspraak op onderdelen van ontwikkelde advocatensoftware, is nog geen betwisting

Rechtbank Den Haag 19 juni 2013, HA ZA 11-1939 (Informa, A + B tegen Multi Tasking c.s.)
Auteursrecht. Contractenrecht. In de serie Informa / Multi Tasking. Kort: Informa is exploitant van de Cicero software, Multi Tasking heeft (op onderdelen) de software doorontwikkeld binnen de distributieovereenkomst. Door Multi Tasking c.s. wordt niet (voldoende onderbouwd) bestreden dat de Cicero software een auteursrechtelijk beschermd werk is, noch dat A en B de auteursrechthebbenden zijn. Multi Tasking c.s. voert weliswaar aan dat Multi Tasking aanspraak kan maken op auteursrechten ten aanzien van door haar ontwikkelde delen van de software, daarmee worden de auteursrechten van A en B op zich nog niet betwist. Evenmin is (voldoende onderbouwd) bestreden dat Informa op grond van een licentie van A en B de Cicero software exploiteerde en dat Multi Tasking haar recht om de Cicero software te exploiteren ontleende aan de distributieovereenkomst met Informa. Er wordt inbreuk op de auteursrechten van A en B aangenomen.

 4. De beoordeling in conventie
Inbreuk op auteursrechten van A en B
4.2. Door Multi Tasking c.s. wordt niet (voldoende onderbouwd) bestreden dat de Cicero software een auteursrechtelijk beschermd werk is noch dat A en B de auteursrechthebbenden zijn. Multi Tasking c.s. voert weliswaar aan dat Multi Tasking aanspraak kan maken op auteursrechten ten aanzien van door haar ontwikkelde delen van de software, daarmee worden de auteursrechten van A en B op zich nog niet betwist. Evenmin is (voldoende onderbouwd) bestreden dat Informa op grond van een licentie van A en B de Cicero software exploiteerde en dat Multi Tasking haar recht de Cicero software te exploiteren ontleende aan de distributieovereenkomst met Informa.

4.3. A en B hebben hun stellingen betreffende de gestelde auteursrechtinbreuk – onder meer – onderbouwd aan de hand van een overzicht (met onderliggende stukken) van 17 advocatenkantoren waar Multi Tasking de Cicero software heeft geplaatst op in totaal 108 verschillende werkplekken zonder dit te melden bij Informa en onder daarover licentievergoedingen af te dragen aan Informa. A en B hebben berekend dat Multi Tasking voor deze in hun ogen illegale versies van de Cicero software in ieder geval € 126.024,47 aan illegale licentie-inkomsten heeft gegenereerd en daarnaast in ieder geval € 80.371,95 aan illegale inkomsten heeft gegenereerd voor upgrades van de Cicero software.

(...) Nog los van de vraag of sprake was van gebrekkig functionerende software, is van belang dat geen rechtvaardiging is gesteld of gebleken voor het niet melden door Multi Tasking van de desbetreffende gebruikersplekken aan Informa, zodat daaruit alleen al strijd met de voorwaarden voor het aan gebruikers ter beschikking stellen van de Cicero software kan worden afgeleid.

4.8. Gelet op het voorgaande wordt als vaststaand aangenomen dat Multi Tasking zonder dat Informa c.s. daarvan op de hoogte is gesteld de Cicero software heeft geïnstalleerd op de in het door Informa c.s. overgelegde overzicht genoemde 108 gebruikersplekken bij 17 kantoren, zonder dat zij over deze plekken een licentievergoeding heeft afgedragen aan Informa. Nu niet is komen vast te staan dat haar een beroep toekomt op opschorting, is de slotsom dat Multi Tasking in ieder geval ten aanzien van deze 108 gebruikersplekken geen recht kan ontlenen aan de distributieovereenkomst, zodat sprake is van inbreuk op de auteursrechten van A en B. Dat Belgisch recht op dit punt tot een ander oordeel zou nopen, is gesteld noch gebleken.

4.9. Aangezien Multi Tasking de inbreuk op de hun toekomende auteursrechten blijft betwisten, hebben A en B belang bij de vaststelling dat inbreuk op hun auteursrechten heeft plaatsgevonden en bij een verbod inbreuk te maken. De vorderingen sub A. en B. zullen daarom als in het dictum verwoord worden toegewezen. Nu geen andere inbreuk aan de orde is gesteld dan die op de Cicero software zal het verbod niet op iets anders betrekking kunnen hebben. Ook de sub C. gevorderde inzage in de in beslag genomen documentatie zal worden toegewezen, met dien verstande dat de inzage slechts betrekking kan hebben op A en B, nu hun auteursrechten (en niet ook die van Informa zijn geschonden). Dat eerder in kort geding inzage reeds is toegewezen maakt nog niet dat A en B nu in deze procedure niet ontvankelijk zijn in hun vordering tot inzage in de documentatie. Zoals A en B onbestreden hebben aangevoerd heeft het onderzoek van de accountant beschreven in 4.2 van het kortgedingvonnis van 26 september 2011 nog niet plaatsgevonden. Hun belang is er alleen al in gelegen dat wordt zeker gesteld dat ook na het te wijzen vonnis inzage kan worden verkregen in de in beslag genomen documentatie. De dwangsom zal geen betrekking hebben op gelieerde rechtspersonen nu daarvoor geen rechtsgrond is. Voorts wordt de dwangsom inclusief het maximum gematigd.

De beslissing
5.3. De rechtbank verklaart voor recht dat Multi Tasking inbreuk heeft gemaakt op aan A en B toebehorende auteursrechten, door de Cicero software openbaar te maken en te verveelvoudigen zonder de daarvoor vereiste toestemming van Informa;

5.20. verklaart voor recht dat uit de verklaring van C van 20 januari 1990 niet volgt dat C persoonlijk bepaalde concurrerende handelingen ten aanzien van de Cicero software kunnen worden verboden.

IT 1185

Sexfilmpje via whatsapp geldt niet als openbaar

Rechtbank Overijssel 25 april 2013, LJN BZ8542 (Sexfilmpje via WhatsApp)
Smaadschrift. Belediging. In het openbaar bij afbeelding.
Rechtspraak.nl: De rechtbank Overijssel heeft een 21-jarige man vrijgesproken die er van werd verdacht een filmpje te hebben verspreid via social media zonder toestemming van zijn toenmalige vriendin. In het filmpje zijn het slachtoffer en de verdachte te zien terwijl zij seksuele handelingen verrichten. Verdachte heeft een filmpje met beelden van seksuele handelingen van het slachtoffer naar één andere persoon gestuurd. Daarna is het filmpje onder verschillende personen en in brede kring verspreid. Dat haar door dit alles leed is aangedaan, is duidelijk. De vraag is echter of dit verdachte strafrechtelijk te verwijten is op basis van wat hem in deze zaak wordt tenlastegelegd. Naar het oordeel van de politierechter is dat niet het geval. Verdachte heeft het filmpje maar aan één persoon gestuurd met de bedoeling dat het niet verder zou worden verspreid. De politierechter acht daarom niet bewezen wat aan de verdachte primair en subsidiair is tenlastegelegd.

2. De tenlastelegging
De verdenking komt er kortweg op neer dat verdachte
primair: smaadschrift heeft gepleegd met als slachtoffer [slachtoffer]
subsidiair: [slachtoffer] heeft beledigd,
primair en subsidiair door een filmpje, waarop seksuele gedragingen van [slachtoffer] te zien zijn, met een bericht via ‘WhatsApp’ ten toon te stellen, te verspreiden of naar derden te versturen.

5.4 De conclusie
Samenvattend overweegt de politierechter het volgende. Verdachte heeft een filmpje met beelden van seksuele handelingen van het slachtoffer naar één andere persoon gestuurd. Daarna is het filmpje onder verschillende personen en in brede kring verspreid. Dat haar door dit alles leed is aangedaan, is duidelijk. De vraag is echter of dit verdachte strafrechtelijk te verwijten is op basis van wat hem in deze zaak wordt tenlastegelegd. Naar het oordeel van de politierechter is dat niet het geval. Verdachte heeft het filmpje maar aan één persoon gestuurd met de bedoeling dat het niet verder zou worden verspreid. De politierechter acht daarom niet bewezen wat aan de verdachte primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

Op andere blogs:
Ius Mentis (Seksfilmpje versturen via WhatsApp is geen smaad of belediging)

IT 1118

Vrijspraak voor embedden van een zonder toestemming op YouTube geplaatste kortfilm

Hof van Beroep Brussel 19 maart 2013, 2012 CO 674 (EBVBA Another Dimension of an Idea tegen X)

Uitspraak ingezonden door Willem De Vos en Bart Van Den Brande, Sirius Legal.

Strafrecht. Misdrijf van namaking hetzij door kwaadwillig of bedrieglijk inbreuk plegen op het auteursrecht en de naburige rechten door de Oscar-genomineerde kortfilm 'Fait D'Hiver' zonder toestemming geplaatst te hebben op garagetv.be. Embedden. Vrijspraak.

De kortfilm is integraal te bekijken op YouTube en was geplaatst via een IP-adres dat tot een provider in Rusland behoorde. Google (eigenaar van YouTube) heeft aangegeven geen gegevens mede te delen van buiten Europa aan een Europees aanvrager. Beklaagde heeft Google AdSense-banners geplaatst om reclame-inkomsten te genereren.

De vraag die zich eigenlijk stelt is of beklaagde als "embedder" wist of redelijkerwijs kon weten dat hij een filmpje aan het embedden was dat zonder toestemming van de rechthebbende op YouTube stond (antwoord op prejudiciële vragen in HvJ EU Svensson IEF 12057 wordt niet afgewacht). Het moreel element van beklaagde was wel aanwezig nu van "bedrieglijk opzet" sprake is (art. 80 (Belgische) Auteurswet) als er een commercieel doel of winstoogmerk was, zelfs als er geen winst of verlies wordt gerealiseerd, aldus de burgerlijke partij.

Uit het enkel feit dat de beklaagde twee eurocent per aanklikken van de banner geplaatst bij de kortfilm verdiende, kan op zich niet besloten worden dat de beklaagde met bedrieglijk inzicht handelde bij het embedden van het kwestieuze filmpje op de link garagatv.be en dat hij wist of redelijkerwijs kon weten dat hij een filmpje aan het embedden was dat zonder toestemming van de rechthebbende op YouTube stond.

De algemene voorwaarden van YouTube waarin de gebruiker waarborgt dat de uploader over de nodige toestemming beschikt en dat iedereen melding van auteursrechtinbreuk kan maken. De lange periode tussen plaatsing op YouTube en het embedden maakt dat er geen sprake is van auteursrechtinbreuk. Er volgt vrijspraak.

(...) samengenomen met het feit dat in de algemene voorwaarden van YouTube de gebruiker van de site bij publicatie op het internet waarborgt dat hij over de nodige toestemming beschikt (art. 6 van stuk 7 van de beklaagde) en met het feit dat er voor ieder een mogelijkheid bestaat van inbreuk op het auteursrecht, dit te melden via YouTube, doet het hof besluiten dat de beklaagde, op het ogenblik dat hij dit filmpje op zijn link plaatste via embedding, ervan mocht uitgaan dat dit filmpje met toestemming van de rechthebbende op het internet stond en dit vooral gelet op de verlopen periode tussen de plaatsing ervan op YouTube op 15 april 2007 en het embedden door beklaagde ervan op 18 augustus 2008.   

 

IT 1117

BGH over de aansprakelijkheid van ouders voor illegale Filesharing door een minderjarig kind

BGH 15 november 2012, I ZR 74/12 (Morpheus)

Business Baby Pointing[Tip van de redactie: vergelijk IEF 8164.] Het BGH oordeelt dat ouders voor het illegaal delen van bestanden door een 13-jarig kind niet verantwoordelijk zijn als zij hun kind hebben geleerd dat het verboden en onrechtmatig is om deel te nemen aan internetuitwisseldiensten en er geen aanknopingspunten zijn dat het kind tegen dit verbod handelt.

Bij een doorzoeking van de woning gedaagden wordt in 2007 de PC van de zoon in beslaggenomen. Op de computer waren de uitwisselingprogramma's "Morpheus" en "Bearshare" geïnstalleerd. Eisers zijn muziekproducenten en zijn rechthebbende van auteursrechtelijke exploitatierechten van tal van muziekopnamen. Zij vorderen een schadevergoeding voor het openbaar maken van 15 muziekstukken tegen betaling van €200 per titel, €3.000 in totaal en daarnaast de dagvaardingskosten.

Het Landgericht Köln heeft geoordeeld dat naar § 832 Abs. 1 BGB ouders verantwoordelijk zijn voor de schade ontstaan door het illegaal filesharen door de minderjarige zoon, omdat zij de ouderlijke toezichtsplicht hebben geschonden. Ze hebben geen controle uitgevoerd op het internetgebruik. Had de zoon een firewall en een beveiligingsprogramma op zijn computer, dan hadden de bovengenoemde filesharingprogramma's nooit geïnstalleerd kunnen worden. Had de gedaagde de PC maandelijks bekeken, dan had hij met één blik in de softwarelijst of op de desktop kunnen ontdekken dat dit programma was geïnstalleerd.

Het BGH vernietigt deze beslissing en wijst de klacht af. Ouders voldoen aan hun toezichtsplicht door hun kind, een normaal ontwikkelde 13-jarige die hun geboden en verboden opvolgt, regelmatig te leren over het verbod om onrechtmatig deel te nemen aan internetuitwisseldiensten. Een plicht van de auteurs om het internetgebruik en de computer van hun kind te controleren of (een deel van) de internettoegang te blokkeren bestaat in principe niet. Zulke maatregelen  zijn ouders pas verplicht te nemen als er voor de ouders concrete aanknopingspunten zijn dat er door hun kind onrechtmatig gebruik wordt gemaakt van de internettoegang.

Uit de inhoudsindicatie:

Eltern genügen ihrer Aufsichtspflicht über ein normal entwickeltes 13-jähriges Kind, das ihre grundlegenden Gebote und Verbote befolgt, regelmäßig bereits dadurch, dass sie das Kind über die Rechtswidrigkeit einer Teilnahme an Internettauschbörsen belehren und ihm eine Teilnahme daran verbieten. Eine Verpflichtung der Eltern, die Nutzung des Internets durch das Kind zu überwachen, den Computer des Kindes zu überprüfen oder dem Kind den Zugang zum Internet (teilweise) zu versperren, besteht grundsätzlich nicht. Zu derartigen Maßnahmen sind Eltern erst verpflichtet, wenn sie konkrete Anhaltspunkte dafür haben, dass das Kind dem Verbot zuwiderhandelt.

Rnr. 29. cc) Nach diesen Maßstäben haben die Beklagten ihrer Aufsichtspflicht dadurch genügt, dass sie ihrem Sohn die rechtswidrige Teilnahme an Internettauschbörsen nach einer entsprechenden Belehrung verboten haben. Die Beklagten haben vorgetragen, sie hätten mit ihren Kindern immer wieder über das Thema des illegalen Downloads von Musik und Filmen aus dem Internet diskutiert und ihnen dies ausdrücklich untersagt. Damit sind die Beklagten, wie auch das Berufungsgericht insoweit mit Recht angenommen hat, den an die Vorgabe von Verhaltensregeln zu stellenden Anforderungen nachgekommen. Die Revisionserwiderung macht ohne Erfolg geltend, die Aufklärung des Sohnes über die Gefahren des illegalen Filesharing könne nicht so intensiv gewesen sein, wie die Beklagten behaupten; denn dieser habe bei seiner polizeilichen Vernehmung bekundet, er habe gar nicht gewusst, dass er die Lieder nicht nur herunterlade, sondern sie auch über eine Tauschbörse zur Verfügung stelle. Eine besonders intensive Belehrung war indessen im Blick darauf nichterforderlich, dass es sich beim Sohn der Beklagten um ein normal entwickeltes, einsichtsfähiges und erhaltensunauffälliges 13-jähriges Kind handelte. Zu Überwachungsmaßnahmen waren die Beklagten dagegen nicht verpflichtet. Für die Beklagten beststanden keine Anhaltspunkte, dass sich ihr Sohn nicht an das ihm auferlegte Verbot hält. Sie waren daher entgegen der Auffassung des Berufungsgerichts weder verpflichtet, ihren 13-jährigen Sohn etwa durch Installation einer Firewall oder eines Sicherheitsprogramms daran zu hindern, auf seinem Computer weitere Programme zu installieren, noch verpflichtet, ihn dadurch zu überwachen, dass sie seinen Computer beispielsweise durch eine monatliche Kontrolle der Softwareliste und des Computerdesktop nach bereits installierten Tauschbörsenprogrammen durchsuchen.

LG Köln - Urteil vom 30. März 2011 - 28 O 716/10
OLG Köln - Urteil vom 23. März 2012 - 6 U 67/11