IT 4687
28 november 2024
Uitspraak

Gebruik van WordPress-merk zonder toestemming schendt merkrechten, beslag deels opgeheven

 
IT 4686
28 november 2024
Uitspraak

Ordemaatregel om crypto-account te bevriezen

 
IT 4680
28 november 2024
Uitspraak

Conlcusie AG over grootschalige marktplaatsoplichtingen

 
IT 918

Kabinetsformatie en de IT/IE-praktijk

Brief van de informateurs Wouter Bos en Henk Kamp in de Kabinetsformatie 2012, Kamerstukken II 2012-2013, nr. 15.

In de bijlage staan wat aardige bulletpoints:

  • We moderniseren het kansspelbeleid. Online kansspelen, sportweddenschappen en pokerevenementen worden strikt gereguleerd. Het illegale aanbod aan kansspelen dringen we daarmee terug. Op de naleving van de aan de vergunning verbonden voorwaarden wordt strikt toegezien. Het aanbieden van gokspelen is geen kerntaak van de overheid, daarom wordt Holland Casino onder voorwaarden verkocht.
  • We gaan digitaal procederen in het bestuursrecht mogelijk maken.
  • De Raad van State wordt gesplitst in een rechtsprekend deel en een adviserend deel. Het rechtsprekende gedeelte wordt samengevoegd met de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het Bedrijfsleven.
  • De privacytoezichthouder, het College Bescherming Persoonsgegevens, krijgt meer bevoegdheden, waaronder de bevoegdheid meer boetes uit te delen. Bij de bouw van systemen en het aanleggen van databestanden is bescherming van persoonsgegevens uitgangspunt. Daar hoort een zogenaamd privacy impact assessment (PIA) standaard bij. Inbreuken door de overheid zijn voorzien van een horizonbepaling en worden geëvalueerd.
  • Bij nieuwe wetgeving wordt netneutraliteit strikt gehandhaafd.
  • Het auteursrecht wordt zo gemoderniseerd dat recht wordt gedaan aan de bescherming van creatieve prestaties zonder dat de gebruiksmogelijkheden voor consumenten in het gedrang komen.
  • Het verdrag ter bestrijding van namaak (ACTA) krijgt in de huidige vorm geen steun.

 

IT 917

Software uit het auteurscontractenrecht

A.P. Meijboom, Software uit het auteurscontractenrecht, COMPUTERRECHT 2012/151.

Op 19 juni 2012 is het Wetsontwerp auteurscontractenrecht bij de Tweede Kamer ingediend. Volgens de memorie van toelichting heeft het tot doel de contractuele positie van auteurs en uitvoerende kunstenaars ten opzichte van de exploitanten van hun werken te verstevigen. De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft de invoering van het wetsontwerp zelfs als een van de speerpunten van het auteursrechtbeleid aangemerkt. Men zou denken dat er blijkbaar sprake is van ernstige misstanden. Mij dunkt dat het wel meevalt.

Lees verder.

IT 916

De abonnee weet niet wie de partners zijn, noch welke diensten en producten door hen worden aangeboden

OPTA besluit 2 oktober 2012, Zaaknummer: 11.0242.37 (Campaneo)

Besluit van het College van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit tot het opleggen van een boete ter zake van overtredingen van artikel 11.7, eerste lid, van de Telecommunicatiewet (spamverbod).

In het geval van de partnermailings betreft het berichten die in opdracht van derden worden verzonden met daarin advertenties voor (de verkoop van) producten en diensten van die specifieke derden. Companeo wordt betaald door de betreffende adverteerders voor het maken en het verzenden van dergelijke berichten.

 

89. Het college is echter van oordeel dat op basis van voornoemde wilsuiting de abonnee redelijkerwijs niet kan verwachten dat hij toestemming geeft voor e-mailberichten zoals beschreven in randnummer 86. De term “Companeo partners” is naar het oordeel van het college niet voldoende specifiek. De abonnee weet niet wie de partners van Companeo zijn, noch welke diensten en producten door die partners worden aangeboden. Companeo heeft dit bevestigd tijdens de hoorzitting.53 In de praktijk kwam het er immers op neer dat Companeo zich vrij achtte om abonnees, die hadden ingestemd met de hiervoor genoemde passage, te benaderen met advertenties van iedere willekeurige adverteerder waar Companeo zaken mee deed. Daaruit volgt dat de betreffende geïnteresseerde zich geen duidelijk beeld kon vormen van de producten die in de partnermailings zouden worden aangeprezen.

163. Het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit:
a) stelt vast dat de gedragingen van de rechtspersoon Companeo S.A., zoals beschreven in het onderhavige besluit, overtredingen vormen van artikel 11.7, eerste lid, van de Telecommunicatiewet. De gedragingen die als overtredingen kwalificeren bestaan eruit dat Companeo S.A., gedurende de periode van 3 december 2009 tot en met 23 maart 2011, ongevraagde elektronische berichten heeft verzonden met een commercieel doeleinde zonder voorafgaande toestemming van de betreffende abonnee waar de e-mailberichten naartoe werden gezonden.
b) legt wegens de onder a) bedoelde overtredingen aan de rechtspersoon Companeo S.A., statutair gevestigd te Brussel (België), een boete op van € 100.000.

164. Bovengenoemde boete dient overeenkomstig het bepaalde in artikel 15.13, eerste lid, van de Telecommunicatiewet binnen zes weken nadat de beschikking waarbij de boete is opgelegd in werking is getreden, in euro’s te worden betaald. Na het verstrijken van bovengenoemde termijn wordt de betreffende boete vermeerderd met de wettelijke rente overeenkomstig artikel 15.13, tweede lid, van de Telecommunicatiewet.
165. Het college zal dit boetebesluit publiceren op zijn website, waarbij hij namen van de betrokken personen alsmede de bedrijfsvertrouwelijke gegevens zal anonimiseren.

Op andere blogs:
DeBrauw Legal Alert (New decision by OPTA: Opt-in of consumers for direct e-mail with commercial offers from 'partners' is valid only if the third parties and their products are specified)

IT 915

De IND Inzage vragen in 'de minuut'

Prejudiciële vragen aan HvJ EU 1 augustus 2012, zaak C-372/1212 (verzoekers tegen IND)

Ein Stapel PapierBescherming persoonsgegevens (privacyrichtlijn); Handvest grondrechten; EVRM, uitleg
Richtlijn 95/46/EG.

Verzoekers M en S vragen de IND inzage in 'de minuut' een stuk dat onderdeel uitmaakt van de besluitvorming tot verlening aan verzoekers van hun verblijfsvergunning (asiel, regulier verblijf). De bezwaren van verzoekers worden ongegrond verklaard.
De verzoekers willen inzage in de juridische analyses, niet zozeer inzage in de persoonsgegevens die in 'de minuut' verwerkt zijn. Met name in asielzaken kan de analyse indrukken van medewerkers bevatten over de geloofwaardigheid van de door aanvragers afgelegde verklaringen.

S stelt met name het nuttig effect van de privacyrichtlijn ter discussie (artikel 12) en doet ook een beroep op artikel 8.2 en 41.2 EU-handvest. M stelt dat een juridische analyse een ‘persoonsgegeven’ is, een begrip dat ruim geïnterpreteerd zou moeten worden.

De verwijzende rechter (NL RvS) moet de vraag beantwoorden of en hoe de Minister inzage in de minuut moet geven, en of de juridische analyse een persoonsgegeven is. Hij stelt het HvJEU de volgende zes vragen:

1. Dient artikel 12, aanhef en onder a, tweede streepje, van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens aldus te worden uitgelegd dat er een recht bestaat op een afschrift van stukken waarin persoonsgegevens zijn verwerkt, of is voldoende dat een volledig overzicht in begrijpelijke vorm wordt verstrekt van de persoonsgegevens die in de desbetreffende stukken zijn verwerkt?

2. Dienen de woorden "recht van inzage" in artikel 8, tweede lid, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie aldus te worden uitgelegd dat er een recht bestaat op een afschrift van stukken waarin persoonsgegevens zijn verwerkt, of is voldoende dat een volledig overzicht in begrijpelijke vorm wordt verstrekt van de persoonsgegevens die in de desbetreffende stukken zijn verwerkt in de zin van artikel 12, aanhef en onder a, tweede streepje, van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens?

3. Is artikel 41, tweede lid, aanhef en onder b, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie mede gericht tot de lidstaten van de Europese Unie voor zover zij het recht van de Unie ten uitvoer brengen in de zin van artikel 51, eerste lid, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie?

4. Levert de consequentie dat als gevolg van het geven van inzage in "minuten" daarin niet meer de redenen worden vastgelegd waarom een bepaald besluit wordt voorgesteld, hetgeen de interne ongestoorde gedachtewisseling binnen de betrokken overheidsinstantie en de ordelijke besluitvorming niet ten goede komt, een gerechtvaardigd belang van de vertrouwelijkheid op in de zin van artikel 41, tweede lid, aanhef en onder b, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie?

5. Kan een juridische analyse, zoals neergelegd in een "minuut", worden aangemerkt als een persoonsgegeven in de zin van artikel 2, onder a, van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens?

6. Behoort tot de bescherming van rechten en vrijheden van anderen in de zin van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder g, van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens ook het belang van een interne ongestoorde gedachtewisseling binnen de betrokken overheidsinstantie? Indien het antwoord hierop negatief luidt, kan dit belang dan worden gebracht onder artikel 13, eerste lid, aanhef en onder d of f, van die richtlijn?

Op andere blogs:
Dirkzwagerieit (Ook Raad van State vraagt uitleg over privacyrecht aan Hof van Justitie)

IT 914

KvK mag niet onverplicht ondernemingsplansoftware aanbieden

Hof 's-Gravenhage 16 oktober 2012, LJN BY0309 (KvK Nederland tegen EasyStart c.s.)

In navolging van LJN BK7313. Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997. Kamers van koophandel bieden een ondernemingsplan aan. Dit is geen verplichte taak ex art. 23 Wet KvK, en is voorts in strijd met artikel 30 Wet KvK. Easystart biedt sinds 1996 producten te koop aan waarmee startende ondernemers een ondernemingsplan kunnen opstellen. In deze zaak staan in hoger beroep twee software-producten van Easystart c.s. centraal: Easystart Lite, en Easystart Pro.

Kamer van Koophandel is de vereniging van de regionale kamers van koophandel in Nederland. Zij is zelf geen uitvoeringsinstantie, maar een belangenvereniging van de regionale kamers van koophandel.
De kamers van koophandel bieden de mogelijkheid om een ondernemingsplan te schrijven (eerst in papieren model-ondernemingsplannen, nadien via CD-Rom en het online (gratis) product 'het KvK-ondernemingsplan'.

Daarmee staat in hoger beroep de vraag centraal (i) of het sinds 1 januari 1998 aanbieden van het KvK-ondernemingsplan door kamers van koophandel een activiteit is die behoort tot de verplichte taken als bedoeld in artikel 23 Wet KvK (oud en nieuw), en - indien dit niet het geval is - (ii) of dit aanbieden strijdig is met artikel 30 Wet KvK (oud en nieuw). De grieven falen, schade ten gevolge van de onrechtmatige daad c.q. schending van 30 Wet KvK.

In citaten:

9. Vooropgesteld zij dat de kamers van koophandel de in artikel 23 Wet KvK bedoelde algemene informatie naar het oordeel van het hof op hun website niet slechts in de vorm van een droge opsomming hoeven te verstrekken. Zij kunnen deze informatie ook - gebruik makend van moderne techniek - op andere, interactievere manieren verstrekken, bijvoorbeeld in een vraag-antwoord checklist ('stappenplan') waarbij de gebruiker de voor hem relevante algemene informatie in hapklare brokken krijgt aangereikt. Het KvK-ondernemingsplan kan in beginsel dienen als vehikel om algemene informatie te verstrekken, maar gaat naar het oordeel van het hof echter een stap verder. Het resulteert immers niet slechts in informatie-overdracht met betrekking tot 'inlichtingen van algemene aard', maar tegelijkertijd óók in een ondernemingsplan. Weliswaar gaat het - zo is niet in geschil - om een eenvoudig ondernemingsplan, maar niettemin is het wel een ondernemingsplan dat als volwaardig kan worden aangemerkt. Het bevat tekstverwerkings- en rekenfuncties die de gebruiker in staat stellen om een (financieel onderbouwd) ondernemingsplan te maken dat kan worden gepresenteerd aan derden, zoals banken. In de onderhavige procedure heeft Kamer van Koophandel gesteld dat het KvK-ondernemingsplan in beginsel niet geschikt is voor het aanvragen van financiering, maar de kamers van koophandel hebben - zo heeft de rechtbank onbestreden vastgesteld in rechtsoverweging 5.20 - het KvK-ondernemingsplan op hun website aangeprezen ten behoeve van het maken van een ondernemingsplan, en niet als gegevensbestand of stappenplan met algemene informatie over het starten van een onderneming. Naar Easystart c.s. onbetwist hebben gesteld, hebben zij het KvK-ondernemingsplan destijds bijvoorbeeld aangeprezen met de mededeling 'Ook kunt u dit plan gebruiken om uw financiering aan te vragen.' En in de inleiding bij het KvK-ondernemingsplan wordt vermeld (productie 2 bij conclusie van antwoord): "U staat op het punt om uw ondernemingsplan te gaan maken. (...). Dit plan wordt het visitekaartje van uw onderneming bij besprekingen met banken, leveranciers en overheden." Het hof merkt in dit verband voorts op dat in het KvK-ondernemingsplan een financieel hoofdstuk is opgenomen waarin de gebruiker onder meer een investeringsbegroting, een financieringsbegroting, een openingsbalans, een solvabiliteitsberekening, een exploitatiebegroting en een liquiditeitsprognose kan opstellen (producties 1 en 2 bij conclusie van antwoord). Dat gaat verder dan het verstrekken van inlichtingen van algemene aard c.q. 'de eerste opvang van (aspirant-)ondernemers met zogenaamde wie-, wat-, waar-vragen'. Bij dit alles verdient opmerking dat - zo is niet in geschil - het KvK-ondernemingsplan niet noodzakelijk is voor de vervulling van de loketfunctie ex artikel 23 Wet KvK: de kamers van koophandel kunnen ook op een andere manier invulling geven aan deze taak.

10. Kamer van Koophandel heeft voorts nog betoogd dat (niet in geschil is dat) het aanbieden van het KvK-ondernemingsplan als PDF-bestand, met deeplinks maar zonder (tekstverwerkings- en reken)software, wel onder de loketfunctie-taak valt, en dat zulks dus ook heeft te gelden voor 'doorontwikkelingen' zoals de CD-Rom en de online-versie, die daar niet wezenlijk van afwijken. Dit betoog faalt. Naar het oordeel van het hof valt het aanbieden van een zodanige PDF-versie ook buiten de in artikel 23 Wet KvK (oud en nieuw) neergelegde taak. Ook dan is immers niet slechts sprake van informatie-overdracht, maar wordt tegelijkertijd óók een ander resultaat gegenereerd, namelijk een ondernemingsplan.

11. Slotsom is dat de kamers van koophandel door het aanbieden van het KvK-ondernemingsplan buiten de in artikel 23 Wet KvK (oud en nieuw) neergelegde taak treden om inlichtingen van algemene aard te verstrekken. Het aanbieden van het KvK-ondernemingsplan kan daarom niet tot deze taak worden gerekend. Daarop stuit grief 1 af.

Schade

29. Easystart c.s. hebben schadevergoeding gevorderd nader op te maken bij staat. De rechtbank heeft de mogelijkheid aanwezig geacht van schade voor andere marktpartijen, waaronder Easystart c.s., ten gevolge van de onrechtmatige daad c.q. schending van artikel 30 Wet KvK (rechtsoverwegingen 5.35-36 van het bestreden vonnis). Hiertegen keert zich grief 8.

30. De grief faalt. Ook het hof acht de mogelijkheid aanwezig van schade voor Easystart c.s. Het hof acht het zeker mogelijk dat gebruikers, bij afwezigheid van het KvK-ondernemingsplan, een gelijkwaardig product van Easystart c.s. (of een andere aanbieder) aanschaffen en bereid zijn daarvoor te betalen. Het is niet gezegd dat deze gebruikers alleen gratis model-ondernemingsplannen zullen gebruiken, zoals Kamer van Koophandel stelt. Het argument dat Easystart c.s. geen schade lijden omdat hun producten complementair zijn aan het KvK-ondernemingsplan, mist in zoverre feitelijke grondslag dat deze producten niet (louter) complementair zijn, zie rechtsoverweging 16. Voor het overige hoort deze discussie in de schadestaatprocedure thuis.
De precieze omvang van de schade en het causaal verband daarbij zal aan de orde kunnen komen in de schadestaatprocedure. Dat geldt ook voor bijvoorbeeld de vraag naar het precieze aantal raadplegingen van het online KvK-ondernemingsplan, en de vraag of en zo ja in hoeverre Easystart c.s. schade hebben geleden in de periode van 1 januari 1998 tot april 2007 toen de kamers van koophandel het KvK-ondernemingsplan tegen betaling (op CD-Rom) aanboden (vgl. rechtsoverweging 5.36, laatste zin, van het bestreden vonnis).

22. Niet in geschil is dat Easystart c.s. Vp-Starter via internet aanbieden; het product kan eenvoudig worden gedownload. Daarmee staat vast dat in ieder geval één aan het KvK-ondernemingsplan gelijkwaardig product door het bedrijfsleven wordt aangeboden in (alle regio's van) Nederland. Naar het oordeel van het hof kan aldus worden gezegd dat deze gelijkwaardige dienstverlening in voldoende mate door het bedrijfsleven wordt aangeboden, en dat dus sprake is van verstoring van de goede marktwerking als bedoeld in artikel 30 Wet KvK (oud en nieuw), zulks mede gelet op de parlementaire geschiedenis van die bepaling (met name Kamerstukken II 1996/97, 25 029, nr. 6).
Niet in geschil is voorts dat op internet veel andere model-ondernemingsplannen (gratis) beschikbaar zijn, de een uitgebreider dan de ander. Of deze producten gelijkwaardig zijn aan het KvK-ondernemingsplan, Vp-Prestarter en Vp-Starter, kan in het midden blijven gelet op het voorgaande.

23. De prijs van het KvK-ondernemingsplan (online gratis, CD-Rom € 19,50), al dan niet afgezet tegen de prijzen van model-ondernemingsplannen van andere aanbieders (op internet worden veel gratis plannen aangeboden) is naar het oordeel van het hof, gelet voornoemde parlementaire geschiedenis, niet van belang voor de vraag of sprake is van ongewenste marktwerking in vorenbedoelde zin.

24. Bij het bovenstaande komt nog dat het KvK-ondernemingsplan een populair product is gebleken. Kamer van Koophandel heeft in eerste aanleg gesteld dat het plan 40.000 à 50.000 keer per maand wordt geraadpleegd; in hoger beroep stelt zij dat het daarbij echter 'heel vaak' gaat om andere gebruikers dan startende ondernemers, bijvoorbeeld scholieren die informatie zoeken voor het schrijven van een paper en medewerkers van de kamers van koophandel die informatie opzoeken, terwijl het ook vaak gebeurt dat één startende ondernemer het plan meermaals raadpleegt. Kamer van Koophandel heeft daarbij niet aangegeven hoe vaak haar KvK-ondernemingsplan dan wel wordt geraadpleegd door startende ondernemers. Easystart c.s. heeft voornoemde stelling gemotiveerd betwist: het KvK-ondernemingsplan is niet geschikt om algemene informatie in op te zoeken; die algemene informatie komt men alleen tegen wanneer men het ondernemingsplan schrijft. Naar het oordeel van het hof is, wat er ook van zij van de precieze aantallen, wel duidelijk - en dat heeft KvK ook niet bestreden - dat het online KvK-ondernemingsplan een grote aantrekkingskracht in de markt had. Dat vormt een verdere bevestiging van de conclusie dat sprake is van ongewenste marktwerking.

25. Uit het voorgaande volgt dat de kamers van koophandel bij het aanbieden van het KvK-ondernemingsplan in strijd handel(d)en met artikel 30 Wet KvK (oud en nieuw) en dat de grieven 2, 3, 4, 6 en 7 falen.

Op andere blogs:
MKBServiceDesk (uitspraak rechter steunt ondernemers)

IT 912

Een cloudescrow of niet?

M. Korpershoek, 'Een cloudescrow of niet?', eerder verschenen in Automatiseringsgids 10'12.

Juridische nevels

In 2006 heeft de Hoge Raad het zogenaamde Nebula-arrest gewezen. Nebula (nevel in het Latijn) was een bedrijf dat failliet ging in 1999. De curator beëindigde in verband met het faillissement een recht op het gebruik van een woning. De Hoge Raad oordeelde dat de curator het gebruiksrecht mocht beëindigen. Vervolgens is er een hevig debat uitgebroken onder IT-juristen over de vraag of een curator ook softwarelicentieovereenkomsten en escrowovereenkomsten mag beëindigen. Dit debat is nog steeds bezig. Zolang de Hoge Raad hier geen uitspraak over heeft gedaan of goede wetgeving uit Den Haag of Europa meer zekerheid biedt, is het van belang te laten controleren of de escrowovereenkomst zoveel mogelijk Nebula-proof is.

Oplossingen voor continuïteit van de cloud

Een bijdrage van Marianne Korpershoek, Louwers IP|Technology Advocaten.

Regelmatig blijkt de escrow waardeloos te zijn vanwege juridische en/of technische mankementen.

Als een leverancier failliet gaat, kan een escrowregeling uitkomst bieden. Maar in veel gevallen zijn die regelingen waardeloos, zegt Marianne Korpershoek. Bij het toepassen van cloudcomputing nemen de problemen alleen maar toe. Afnemers hebben meer tijd nodig om goede keuzes te maken. Bovendien is het de vraag of een goede cloudescrow wel te betalen is.

Software is de afgelopen dertig à veertig jaar onontbeerlijk geworden voor de bedrijfsvoering. In die jaren is ook gezocht naar oplossingen om ervoor te zorgen dat een bedrijf door kan blijven werken met de bestaande systemen wanneer zijn leverancier failliet gaat of gewoon stopt. De oplossing wordt gevonden in een zogenaamde escrowovereenkomst. Wat alleen vaak wordt vergeten is dat zo’n overeenkomst bestaat in vele vormen. Regelmatig blijkt de escrow waardeloos te zijn omdat er sprake is van juridische en/of technische mankementen. Ook is vaak helemaal niet duidelijk of de gewenste continuïteit mogelijk of financieel haalbaar is. Ten slotte gaan steeds meer bedrijven over op het gebruik van applicaties in de cloud. Bij het gebruik van cloudcomputing biedt traditionele escrow niet voldoende soelaas en is het de vraag of goede cloudescrow wel te betalen is. In het schema worden de verschillende vormen van cloudescrow genoemd. Maar eerst, in het kort, iets over escrow in zijn kale vorm en een aantal handvatten om te bepalen of en welke vorm van escrow nodig is.

Handen vol geld
Zoals gezegd wil een afnemer een escrowregeling om de continuïteit van zijn applicaties te garanderen bij faillissement van zijn leverancier. Wanneer de leverancier zijn broncode en documentatie aan al zijn afnemers zou geven dan zou continuïteit geen groot issue zijn. Met broncode en documentatie kunnen ook andere bedrijven de software onderhouden. In de broncode en documentatie zit echter wel alle know-how van de leverancier. Het is dus heel begrijpelijk dat zij niet zo maar aan de afnemer worden verstrekt.

Escrow is in zijn meest basale vorm een depot van de broncode van software, meestal buiten de macht van de eigenaar van die software, vergezeld van een overeenkomst die het gebruik en de aanpassing van de software regelt mocht de eigenaar failliet gaan. Een dvd of een usb-stick met de broncode in een verzegelde envelop in de kluis van een notaris, heet al vaak een escrow. Omdat er in geen enkele wet ook maar iets geregeld is over software-escrow moet de afnemer er maar op vertrouwen dat hij ook echt iets heeft aan de escrowregeling. Iedereen mag zich escrowagent noemen. De afnemers van escrowdiensten zullen zelf moeten controleren of die agent ook de verwachte continuïteit kan garanderen. Wanneer de escrow niet goed geregeld is, ontstaan er bij het faillissement allerlei problemen. De broncode die op de drager staat blijkt niet te compileren tot een executable. De broncode is niet of slecht gedocumenteerd zodat onderhoud niet mogelijk is. Of de broncode blijkt niet up-to-date.

Bij cloudcomputing zijn de problemen nog groter. Niet alleen de escrowovereenkomst dient alle juridische problemen te tackelen, er moeten ook allerlei technische maatregelen worden genomen. Ook al is de broncode helemaal in orde, een systeem volledig inrichten met alle relevante applicaties en data is een ander verhaal. Dat kan veel tijd in beslag nemen en wanneer je volledig afhankelijk bent van de cloud, heb je die tijd vaak niet. Dat is op te lossen door met twee volledig gesynchroniseerde systemen te werken, maar dat kost vaak handen vol geld.

Daarom dienen er met het oog op de kosten, goede keuzes gemaakt te worden bij het afsluiten van een cloudescrow. Nog meer dan voor de traditionele escrow geldt, moet de afnemer goed nadenken wat de risico’s zijn voor zijn bedrijf bij het faillissement van zijn cloudleverancier. Als je gekozen hebt voor een leverancier met een SLA die maximale continuïteit eist, dan moet je je afvragen of en hoe deze SLA gegarandeerd kan worden wanneer de leverancier failliet gaat. Wanneer het noodzakelijk is voor de bedrijfscontinuïteit dan betekent dat dat het uitonderhandelen van de cloudovereenkomst net zoveel tijd in beslag zal nemen als het uitonderhandelen van de SLA.

Een andere mogelijkheid is dat de afnemer zich afvraagt of een plan B mogelijk is. Bijvoorbeeld wanneer het bedrijfsproces in de cloud redelijk snel ergens anders of op eigen systemen ondergebracht kan worden. De gebruikte data moeten dan wel redelijk makkelijk op andere applicaties verwerkt kunnen worden. Dan is het zaak om plan B goed in te richten, te testen en ervoor te zorgen dat de data die ondergebracht zijn in de cloud regelmatig teruggeleverd worden. Uiteraard is het raadzaam dat er zo nu en dan een ‘ontruimingsoefening’ wordt gedaan om te checken of het systeem werkt.

Voor een leverancier kan het een unique selling point zijn, wanneer hij niet alleen een goede SLA heeft, maar afnemers ook kunnen kiezen voor een op hun behoeften toegesneden cloudescrow.

Kiezen
Zolang er geen goede wettelijke regeling is voor de rechten van de afnemer bij het faillissement van zijn software- of cloudleverancier of er geen goede geaccepteerde standaarden zijn ontwikkeld, is het van belang om bij de keuze voor een bepaalde oplossing ook de gewenste continuïteit bij het failliet gaan van de leverancier mee te nemen. Als de belangen groot zijn, zullen er bij het maken van een keuze al snel een softwareconsultant en jurist betrokken moeten worden.

Voordat een afnemer kiest voor een bepaald systeem moet hij zich afvragen wat de risico’s zijn wanneer de leverancier van het systeem failliet gaat. Ligt het bedrijf dan volledig plat? Of is er tijd om oplossingen te vinden door bijvoorbeeld voor andere systemen en/of applicaties te kiezen of door de systemen door andere leveranciers te laten onderhouden. Wanneer de risico’s groot zijn, is het van het grootste belang dat er veel aandacht wordt besteed aan de continuïteit, zowel op technisch, organisatorisch als juridisch vlak. Een goede oplossing die continuïteit op de korte termijn garandeert zal tijd en een forse investering vergen. Wanneer de risico’s klein zijn kun je je afvragen of een escrowregeling wel nodig is. Het kan al voldoende zijn om ervoor te zorgen dat de data bijvoorbeeld in een regelmatige backup in een gemakkelijk porteerbaar formaat snel weer voor handen zijn.

Wanneer een leverancier een escrowregeling aanbiedt is het belangrijk helder te krijgen wat de escrow betekent bij faillissement. Soms zijn escrowregelingen optioneel. Het is belangrijk je af te vragen of de leverancier wel waar voor zijn geld biedt. Wanneer een escrowregeling onderdeel is van het totaalpakket, is het van belang om je af te vragen of de regeling voldoende is. Wanneer het gaat om belangrijke bedrijfsprocessen die in de cloud ondergebracht worden, is het zaak om de bestaande escrowregeling van de leverancier kritisch, zowel juridisch als technisch, tegen het licht te houden.

IT 913

Proximedia zal betaald worden volgens de overeenkomst

Rechtbank Utrecht 8 augustus 2012, LJN BY0563 (Proximedia tegen gedaagden)

Proximedia en gedaagden is een overeenkomst voor informaticaprestaties gesloten. De overeenkomst is schriftelijk vastgelegd en door beide partijen ondertekend. Gedaagden waren niet tevreden met de service van Proximedia en weigeren te betalen. Proximedia vordert betaling van de overeenkomst. Gedaagden stellen zich op dwaling, Proximedia heeft wanprestatie gepleegd en gedaagden stellen dat er sprake is van een onredelijk bezwarend beding. De Rechtbank oordeelt dat gedaagden te weinig bewijs ter onderbouwing van de stellingen, gedaagden zullen de openstaande facturen van Proximedia betalen.

Dwaling
4.6.  De rechtbank overweegt dat [gedaagden], nu Proximedia gemotiveerd betwist dat [gedaagden] door toedoen of nalaten van de vertegenwoordiger heeft gedwaald bij het sluiten van de overeenkomst, haar beroep op dwaling niet voldoende feitelijk heeft onderbouwd, mede in het licht van de tekst van de overeenkomst en het feit dat [gedaagden] eerst na verloop van twee en een half jaar – en nadat door partijen gedurende geruime tijd uitvoering is gegeven aan die overeenkomst – een beroep op dwaling heeft gedaan. [gedaagden] heeft in dit kader in reactie op de gemotiveerde betwisting daarvan door Proximedia, niet kunnen volstaan met het herhalen van de enkele stelling dat door de vertegenwoordiger van Proximedia niet gewezen is op de looptijd van de overeenkomst noch op het boetebeding. Het lag op de weg van [gedaagden] haar stellingen nader te onderbouwen. [gedaagden] is bovendien niet ingegaan op de stelling van Proximedia dat de “niet reduceerbare en onherroepelijke” contractsduur van 48 maanden alsook de verplichting om 60% van de resterende maandelijkse termijnen te betalen bij tussentijdse beëindiging van de overeenkomst voldoende duidelijk uit de door hem ondertekende overeenkomst blijken. [gedaagden] heeft zich in dit kader beperkt tot de stelling dat zij de overeenkomst niet heeft gelezen omdat zij het verhaal van de vertegenwoordiger goed vonden en er ‘alle vertrouwen in hadden’. [gedaagden] heeft tegenover de betwisting van Proximedia niet nader toegelicht waardoor zij zich onder druk gezet voelde om snel te tekenen, noch waarom zij de overeenkomst heeft getekend (kennelijk) zonder deze door te lezen, anders dan met hetgeen hiervoor is weergegeven. Ook indien juist zou zijn dat Proximedia niet heeft geleverd wat is overeengekomen, dan kan dit niet leiden tot de vernietigbaarheid van de overeenkomst wegens dwaling. In dat geval is mogelijk sprake van wanprestatie (zie hierna onder 4.8 e.v.).
Geconcludeerd wordt dat [gedaagden] haar beroep op dwaling - gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door Proximedia en in het licht van de hiervoor omschreven omstandigheden - onvoldoende met concrete feiten en omstandigheden heeft onderbouwd. Dit betekent dat niet zal worden toegekomen aan bewijslevering zodat het beroep op dwaling zal worden verworpen.

Wanprestatie

4.9.   De rechtbank is van oordeel dat [gedaagden] - gelet op de gemotiveerde betwisting door Proximedia - onvoldoende heeft onderbouwd dat er sprake is geweest van wanprestatie aan de zijde van Proximedia. [gedaagden] heeft in dit kader slechts verwezen naar een aantal e-mails en brieven maar niet concreet uiteengezet waaruit deze tekortkomingen hebben bestaan. Voorts heeft te gelden dat, zoals Proximedia stelt, uit de door [gedaagden] in het geding gebrachte stukken, niet valt af te leiden dat [gedaagden] Proximedia op enig moment in gebreke heeft gesteld. Gesteld noch gebleken is immers dat [gedaagden] Proximedia op enig moment in gebreke heeft gesteld ter zake de laptop of de opleiding. Ter zake de verplichtingen van Proximedia ten aanzien van de website heeft te gelden dat [gedaagden] Proximedia weliswaar kenbaar heeft gemaakt dat zij niet tevreden is over de wijze waarop Proximedia de overeenkomst uitvoerde, maar dat [gedaagden] Proximedia op enig moment een schriftelijke aanmaning heeft gestuurd waarbij Proximedia een termijn voor nakoming is gesteld, is niet gebleken. [gedaagden] wijst in dit kader op het e-mail bericht van 10 september 2009, die als een ingebrekestelling dient te worden aangemerkt. De rechtbank is evenwel van oordeel dat dit e-mail bericht niet als zodanig kan worden aangemerkt. Weliswaar stelt [gedaagden] hierin dat zij haar betalingsverplichting opschort, maar daarmee voldoet dit bericht niet aan de vereisten van een deugdelijke ingebrekestelling. Daarenboven heeft te gelden dat, zoals door [gedaagden] is erkend, [gedaagden] nadien is bezocht door een technicus van Proximedia. [gedaagden] erkent dit bezoek maar stelt dat deze technicus het probleem niet heeft kunnen verhelpen waarna zij op 23 oktober 2009 de overeenkomst heeft ontbonden. Proximedia heeft de ontvangst van deze brief betwist, onder meer door te stellen dat uit die brief niet blijkt dat deze aan Proximedia is verzonden en voorts ook niet valt te rijmen met de nadien door Proximedia verzonden brieven. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagden] de stellingen van Proximedia op dit punt onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Zij heeft in dat kader slechts herhaald dat zij de brief heeft verzonden en daarbij aangegeven niet te weten op welke wijze dat is gebeurd. Het had evenwel op de weg van [gedaagden] gelegen om - juist gelet op de inhoud van de brief waaruit inderdaad niet blijkt aan wie die is gericht en de inhoud veeleer weg heeft van een opsomming van de gebeurtenissen aan een derde - haar stellingen op dit punt nader te onderbouwen. Zij had dit bijvoorbeeld kunnen doen door aan te geven aan wie/naar welk adres deze brief is verzonden en waarom zij op geen enkele van de vele nadien door Proximedia aan haar toegezonden brieven heeft gereageerd, hetgeen, zoals Proximedia ook stelt, wel voor de hand had gelegen indien zij daadwerkelijk van oordeel was dat zij de overeenkomst reeds had beëindigd. Nu [gedaagden] haar stellingen op dit punt niet voldoende heeft onderbouwd, en daarmee niet heeft voldaan aan de op haar rustende stelplicht wordt niet toegekomen aan bewijs zodat het in dit kader door [gedaagden] gedane bewijsaanbod wordt gepasseerd.

Onredelijk bezwarend beding
4.13.  Het beding dat opgenomen is in artikel 7.1 van de overeenkomst is naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als een beding in de zin van artikel 6:91 BW, nu [gedaagden] gehouden is in het geval van een tekortkoming in de nakoming van zijn verbintenis een (forfaitaire) schadevergoeding te voldoen ter hoogte van 60 procent van de resterende termijnen. Nu [gedaagden] toerekenbaar tekort geschoten is, is zij op grond van artikel 7.1 verplicht een schadevergoeding te voldoen. Het beroep van [gedaagden] op de vernietigbaarheid van artikel 7.1 op grond van 6:233 sub a BW wordt verworpen, nu artikel 7.1 van de overeenkomst als zodanig niet als onredelijk bezwarend aan te merken is. Hierbij wordt meegewogen dat de rechtbank de bevoegdheid heeft om de hoogte van de forfaitaire schadevergoeding te matigen (artikel 6:94 lid 1 BW).

IT 1012

Football dataco: IPR, uploads en opvraging (arrest)

HvJ EU 18 oktober 2012, zaak C-173/11 (Football Dataco e.a.)

Prejudiciële vraag gesteld door Court of Appeal (England & Wales) (Civil Division).

Eerder gepubliceerd als IEF 11885, In navolging van IEF 11471 en meer Football Dataco op IE-Forum. Opvraging en hergebruik (uploads), databankenrecht en IPR.

Uitlegging van de databankenrichtlijn 96/9/EG, met name van artikel 7. Recht van de maker van een database om de opvraging en/of het hergebruik van een deel van de inhoud van de database te verbieden. Begrippen „opvraging” en „hergebruik” (art. 7, lid 2, van de richtlijn). Database met gegevens over aan de gang zijnde voetbalwedstrijden („Football Live”).

Antwoord: Artikel 7 van richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken moet aldus worden uitgelegd dat wanneer een persoon gegevens die hij eerder heeft geüpload uit een databank die wordt beschermd door het recht sui generis ingevolge deze richtlijn, via een webserver in lidstaat A naar de computer van een andere persoon in lidstaat B op diens verzoek verzendt om in het geheugen van deze computer te worden opgeslagen en op het computerscherm te worden getoond, sprake is van „hergebruik” van die gegevens door de verzender. Die handeling moet worden geacht in elk geval in lidstaat B plaats te vinden wanneer er aanwijzingen zijn dat uit de handeling blijkt dat degene die deze verricht zich op leden van het publiek in die lidstaat wil richten, hetgeen ter beoordeling van de nationale rechter staat.

Vraag: 

Wanneer een partij gegevens uploadt van een door een recht sui generis ingevolge richtlijn 96/9/EG1 ("databankrichtlijn") beschermde databank op de webserver van die partij in lidstaat A en deze webserver in reactie op verzoeken van een gebruiker in lidstaat B dergelijke gegevens naar de computer van de gebruiker verzendt, zodat zij worden opgeslagen in het geheugen van die computer en op het computerscherm worden getoond,
a) moet het verzenden van de gegevens dan worden beschouwd als "opvraging" of "hergebruik" door die partij;
b) vindt er dan enige opvraging en/of enig hergebruik door die partij plaats:
i) alleen in [lidstaat] A;
ii) alleen in [lidstaat] B, of
iii) in [lidstaat] A en [lidstaat] B?

Op andere blogs:
1709blog (Football Dataco: the transmission theory may apply...)
DeBrauwBlackstoneWestbroek (Online database infringement takes place in targeted Member State)
JIPLP € (Football Dataco v Yahoo! An article of immediate interest)
KluwerCopyrightBlog (Football Dataco II: ‘Re-utilisation’ must be interpreted broadly)
Mediareport (Dataco – Sportradar: welke rechter is bevoegd bij internet-inbreuk op databankenrecht?)
SCL The IT Law Community (Database Right: ECJ Judgment in Football Data Co v Sportradar)

IT 911

Uit de CBP-nieuwsbrief

Uit de CBP-nieuwsbrief:

Google’s nieuwe privacyvoorwaarden in strijd met EU-richtlijn
De Europese privacytoezichthouders, verenigd in de zogeheten Artikel 29-werkgroep, hebben na gezamenlijk onderzoek geconstateerd dat de wijzigingen in de privacyvoorwaarden van Google in strijd zijn met de Europese privacyrichtlijn. Lees verder >

Europese privacytoezichthouders geven reactie op nieuwe EU-privacyregelgeving
De Europese privacytoezichthouders hebben een opinie aangenomen over de voorstellen van de Europese Commissie voor een nieuw Europees juridisch raamwerk voor gegevensbescherming. Lees verder >

CBP: online volgen van surfgedrag van internetgebruikers alleen met toestemming
Het CBP wil het belang benadrukken dat een wereldwijde Do Not Track-standaard in overeenstemming moet zijn met Europese privacyregelgeving. Lees verder >

CBP: Interne toegangsbeveiliging patiëntgegevens RPZ-ziekenhuis onvoldoende
Het Ruwaard van Putten Ziekenhuis heeft onvoldoende beveiligingsmaatregelen getroffen om ervoor te zorgen dat uitsluitend bevoegde ziekenhuismedewerkers toegang hebben tot de elektronische patiëntendossiers. Lees verder >

Zienswijze CBP over cloud computing
Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) heeft in een zienswijze antwoord gegeven op een drietal vragen van SURFmarket over cloud computing in relatie tot de bescherming van persoonsgegevens. Lees verder >

IT 910

Geen volledige onafhankelijkheid Datenschutzcommission (arrest)

HvJ EU 16 oktober 2012, zaak C-614/10 (Commissie tegen Oostenrijk)

In navolging van IT 812.

In't kort: Niet-nakoming – Schending van artikel 28, lid 1, tweede alinea van richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281, blz. 31) – Verplichting van de lidstaten te verzekeren dat de nationale, met het toezicht op de verwerking van persoonsgegevens belaste toezichthoudende autoriteiten hun opdrachten in volledige onafhankelijkheid kunnen vervullen – Nauwe persoonlijke en organisatorische banden tussen de toezichthoudende autoriteit en de kanselarij van de bondskanselier – Onderwerping van de toezichthoudende autoriteit aan toezicht van de bondskanselier
Advocaat-generaal : Mazák

Antwoord:

Door niet alle nodige maatregelen te nemen om te verzekeren dat de in Oostenrijk geldende wettelijke regeling wat de Datenschutzkommission (commissie voor gegevensbescherming) betreft voldoet aan het criterium van onafhankelijkheid, en meer specifiek, door een regeling in te stellen op grond waarvan
– de bestuurder van de Datenschutzkommission een federale ambtenaar is die is onderworpen aan bestuurlijk toezicht,
– het secretariaat van de Datenschutzkommission is geïntegreerd in de diensten van de bondskanselarij, en
– de bondskanselier een onvoorwaardelijk recht heeft op informatie over alle aspecten van het beheer van de Datenschutzkommission,
is de Republiek Oostenrijk de verplichtingen niet nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 28, lid 1, tweede alinea, van richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens.