Internet Scriptieprijzen 2015
De sluitingsdatum voor inzendingen is 1 februari 2016. De Koninklijke Hollandse Maatschappij der Wetenschappen nodigt masterstudenten (die in 2014 of 2015 zijn afgestudeerd aan een Nederlandse instelling voor wetenschappelijk onderwijs) uit om mee te dingen naar één van onderstaande internet scriptieprijzen, elk ter waarde van €2000,-. Winnaars maken daarnaast kans op een publieksprijs van €500,- extra.
We zijn op zoek naar de beste afstudeerscripties over een internet gerelateerd onderwerp in de volgende disciplines:
Met deze prijzen willen de initiatiefnemers de belangstelling voor deze betreffende onderzoeksgebieden vergroten, en in bredere zin het maatschappelijk en wetenschappelijk debat over de impact van internettechnologie bevorderen. De scriptieprijzen zijn bedoeld voor masterstudenten die in het kalenderjaar 2014 of 2015 afgestudeerd zijn aan een Nederlandse instelling voor wetenschappelijk onderwijs. Scripties kunnen digitaal worden ingediend via de website www.internetscriptieprijzen.nl door de scriptiebegeleider of door de student zelf.
Een aanmelding dient te bevatten:
- De persoonsgegevens van de kandidaat (incl. e-mailadres en telefoonnummer);
- De naam van de universiteit, de afstudeerdiscipline en de datum van afstuderen;
- Een cijferbriefje of cijferlijst waaruit het scriptiecijfer blijkt;
- De masterscriptie in digitale vorm, bij voorkeur als doorzoekbaar PDF-bestand;
- Eventueel een aanbevelingsbrief van de scriptiebegeleider
De sluitingsdatum voor inzendingen is 1 februari 2016.
Beoordeling van de scripties en toekenning van de prijzen zijn in handen gelegd van vakkundige jury’s die door de KHMW worden benoemd. De scripties worden onder meer beoordeeld op de maatschappelijke relevantie van het onderwerp, de helderheid van de probleemstelling en conclusies, kwaliteit en diepgang van de analyse, accuratesse, leesbaarheid, begrijpelijkheid en originaliteit.
De prijswinnaars worden uitgenodigd de prijs persoonlijk in ontvangst te nemen tijdens een bijeenkomst in het voorjaar van 2016 in het Hodshon Huis te Haarlem, en tijdens deze bijeenkomst een presentatie over hun afstudeeronderzoek te geven. Op basis van de kwaliteit, en originaliteit van deze presentatie en de maatschappelijke impact van het onderwerp, besluit het publiek wie van de vier winnaars een publieksprijs van 500 euro extra zal ontvangen.
Heeft u vragen?
Zie de website: www.internetscriptieprijzen.nl of neem contact op met het secretariaat van de KHMW: secretaris@khmw.nl
Nieuwe beleidsregels actieve openbaarmaking Autoriteit Persoonsgegevens
De Autoriteit Persoonsgegevens heeft als bestuursorgaan de verantwoordelijkheid en de plicht om uit eigen beweging informatie te verschaffen over haar beleid, de voorbereiding en de uitvoering ervan. In dit kader zullen de nieuwe ‘Beleidsregels actieve openbaarmaking door de Autoriteit Persoonsgegevens’ in de Staatscourant worden gepubliceerd.
Beleidsregels actieve openbaarmaking De beleidsregels geven inzicht in het actieve openbaarmakingsbeleid van de Autoriteit Persoonsgegevens ten aanzien van haar bevindingen, handhavingsbesluiten, overige besluiten, wetgevingsadviezen en zienswijzen. Het openbaarmakingsbeleid heeft tot doel:
- transparantie te bieden over het beleid en de uitvoering daarvan;
- verantwoording af te leggen over de wijze waarop de Autoriteit Persoonsgegevens van haar bevoegdheden gebruikmaakt;
- het beleid van de Autoriteit Persoonsgegevens te effectueren.
De ‘Beleidsregels actieve openbaarmaking door de Autoriteit Persoonsgegevens’ treden in werking na publicatie in de Staatscourant. De eerdere versie van deze beleidsregels, uit 2013, is met ingang van deze datum ingetrokken.
Lezing NVvIR Jong Cybercrime en Cybersecurity
Flyer
Na een succesvolle eerste lezing [IT 1850], organiseert NVvIR Jong een interessante lezing over Cybercrime & Cybersecurity. Deze lezing zal op vrijdag 22 januari 2016 om 14.30u plaatsvinden bij Kennedy Van der Laan in Amsterdam. We zijn vereerd om Ronald Prins van Fox-IT en David Korteweg van Kennedy Van der Laan als sprekers te hebben. Ronald Prins is directeur en mede – oprichter van Fox-IT, een expert op het gebied van cybersecurity en hij zal over dit onderwerp spreken. David Korteweg is advocaat bij Kennedy Van der Laan, gespecialiseerd in IT-recht en hij zal spreken over cybercrime. Aansluitend zal een netwerkborrel plaatsvinden. Een certificaat van aanwezigheid ten behoeve van het aanvragen van PO-punten kan worden verstrekt.
Aanmelden
Aanmelden voor de lezing kan uitsluitend door een e-mail te sturen naar nvvir.jong@gmail.com. Vermeld daarbij de volgende gegevens: naam, e-mailadres, telefoonnummer en organisatie of universiteit inclusief studierichting. Onvolledige aanmeldingen kunnen we helaas niet verwerken.
Cyberverzekeringen, een opiniestuk omtrent de onlinevertaling van de offline verzekeringsclausule.
Bijdrage ingezonden door Derya Ögretici, Student RUG. De offline wereld De rijksoverheid heeft de - klaarblijkelijk noodzakelijke - campagneboodschap “maak het ze niet te makkelijk” [www.maakhetzeniettemakkelijk.nl, laatst geraadpleegd 11 januari 2016] wederom via meerdere kanalen onder de aandacht gebracht. Wie tegenwoordig de deur achter zich dichttrekt zonder deze op slot te doen maakt zich min of meer schuldig aan het vergemakkelijken van een inbraak.
Verzekeraars volgen de bovenstaande redenering ook. Het is een feit van algemene bekendheid dat verzekeraars in de algemene voorwaarden een clausule opnemen waardoor de verzekerde wordt verplicht het verzekerde object (bijvoorbeeld een huis, een fiets of een auto) van voldoende beveiligingsmaatregelen te voorzien. Het is immers een ondenkbare en onwerkbare situatie dat een verzekeraar de schade moet vergoeden indien de verzekerde heeft nagelaten de minimale beveiligingsvereisten na te komen.
Deze redenering is m.i. voornamelijk van toepassing op de gemiddelde wijken in Nederland. Nader gedefinieerd doel ik op de wijken waar men de buren begroet maar er verder geen vriendschappelijke burenrelatie mee opbouwt. Een gemiddelde is echter niet de standaard, waardoor de clausule van verzekeraars in de amplitudo’s van het gemiddelde minder billijke uitwerkingen tot gevolg kan hebben. Indien verzekerden in een ons kent ons buurt woonachtig zijn en de buurtbewoners een vertrouwde omgang met elkaar hebben, is het niet ondenkbaar dat verzekerden het achterwege laten om de deur op slot te doen. Door het dichttrekken van een deur voldoet men immers aan de redelijkerwijs te stellen preventieve maatregelen welke bedoeld zijn om voldoende waarborgen te bieden tegen ongewenst bezoek.
De online wereld
De vraag naar cyberverzekeringen neemt steeds meer toe [https://www.cyberverzekeringen.nl/nieuws/onderzoek-steeds-meer-vraag-naar-cyberverzekering/, laatst geraadpleegd 11 januari 2016]. De hoeveelheid afgesloten verzekeringen groeien eveneens [https://informatiebeveiliging.nl/nieuws/aantal-verzekeringspolissen-voor-cybercriminaliteit-gegroeid/, laatst geraadpleegd 11 januari 2016]. De cyberverzekeraars werven momenteel met name klanten onder de bedrijven. Dat is verklaarbaar vanuit het gegeven dat bedrijven een toenemend digitaal vermogensbelang hebben. Hierbij kan worden gedacht aan het verzekeren van de digitale gegevens, informatie, kennis, databanken e.d.. Het digitale vermogensbelang van de particulier dient niet te worden onderschat: de digitale vermogensobjecten en daarmee het digitale vermogensbelang van de particulier is eveneens gestaag aan het groeien.
Het afsluiten van massale particuliere cyberverzekeringen is m.i. slechts een kwestie van tijd. De online wereld is hedendaags een standaardonderdeel van ons bestaan en onze digitale documenten e.d. vertegenwoordigen (bijna) de offline vermogenswaarde.
Wanneer dit vooruitzicht wordt vergeleken met de hiervoor geschetste verzekeringsclausule in de offline wereld, mag worden aangenomen dat een cyberverzekeraar zich van een soortgelijke clausule zal bedienen.
Offline: wie de deur niet op slot doet, hoeft niet op een schadeloosstelling te rekenen. Online: wie de digitale gegevens niet voldoende beveiligt, hoeft niet op een schadeloosstelling te rekenen.
Een goede digitale beveiliging (het slot op de deur) zou kunnen bestaan uit de volgende cumulatieve voorwaarden:
- Een up-to-date antivirus programma.
- Een beveiligde router.
- Verschillende wachtwoorden voor:
a. Gegevens die de verzekerde via internet benadert en/of opslaat, en
b. Gegevens die de verzekerde op een eigen gegevensdrager bewaart. - Een wachtwoord moet aan de volgende voorwaarden voldoen, minstens 12 tekens, waarvan:
i. 3x een hoofdletter
ii. 3x een kleine letter
iii. 3x een speciaal teken
iv. 3x een cijfer (0-9)
Wie zich niet bedient van de mogelijkheid om digitale gegevens te beschermen tegen onbevoegden zal zich steeds moeilijker kunnen verdedigen. Het argument van de ons kent ons buurt gaat niet op voor de digitale omgeving. In de digitale omgeving is derhalve eenieder verplicht de deur op slot te doen.
Tot slot
In dit schrijven heb ik de digitalisering belicht aan de hand van verzekeringen. Het is niettemin ook mogelijk dat in een voorstadium van de cyberverzekeringen de rechtspraak omtrent de aansprakelijkheid van de eindgebruikers (particulieren en/of bedrijven) toeneemt naarmate de naar redelijkheid te verwachten beveiligingsmaatregelen niet in acht zijn genomen.
Om de naar redelijkheid te verwachten beveiligingsmaatregelen nader te definiëren is het echter van belang dat het op slot doen van de digitale deur tot de standaard behoort. Teneinde dit te bewerkstelligen kan ik mij verenigingen in de campagneboodschap “maak het ze niet te makkelijk”.
Derya Ögretici
Belangenafweging bij verzoek verwijdering persoonsgegevens valt nadelig uit voor journalist
Rechtbank Amsterdam 24 december 2015, IT 1955; ECLI:NL:RBAMS:2015:9515 ([verzoeker] tegen Google)
Privacy. Wet bescherming persoonsgegevens. Recht om vergeten te worden. [verzoeker] was als freelancemedewerker in dienst bij een weekblad, totdat zij werk ontslagen wegens plagiaat. In het NRC is een artikel hierover verschenen, welk hoog in de zoekresultaten verschijnt, wanneer men op de naam van [verzoeker] zoekt. Verzoeker beroept zich op artikel 46 Wbp en eist verwijdering van zijn persoonsgegevens uit de Google zoekmachine. Het verzoek wordt in het licht van het Costeja-arrest beoordeeld. De hieruit volgende belangenafweging valt nadelig uit voor [verzoeker]. Het artikel ziet op zijn handelen in hoedanigheid als journalist. Het belang beroepsgroep en toekomstige opdrachtgevers staat voorop. Het verzoek wordt afgewezen.
4.12. De belangenafweging moet in dit geval in het nadeel van [verzoeker] uitvallen. Hiertoe wordt het volgende overwogen. Het artikel is weliswaar uit [jaar] en derhalve van [jaar] geleden, maar dit betekent nog niet dat het niet langer relevant is. Hierbij is het volgende van belang:
- niet in geschil is dat het NRC-artikel op zich juiste informatie verschaft;
- het NRC-artikel ziet op handelen van [verzoeker] zelf, waarmee hij de publicaties die daarvan het gevolg zijn en de publieke belangstelling daarvoor in zekere zin over zichzelf heeft afgeroepen;
- het NRC-artikel ziet op handelen van [verzoeker] in zijn hoedanigheid van journalist en niet van [verzoeker] als privépersoon, terwijl [verzoeker] nog steeds werkzaam is in de journalistieke sector;
- in het NRC-artikel wordt de handelwijze van [verzoeker] aangemerkt als plagiaat (zij het in de visie van [verzoeker] een lichte vorm) en onweersproken is dat plagiaat, ook in lichte vorm, in journalistieke kringen als een ernstig vergrijp wordt gezien.
Dit sluit ook aan bij de door de privacy toezichthouders opgestelde richtlijnen naar aanleiding van het Costeja-arrest (zie hiervoor onder 3.3), waarin onder meer is opgenomen dat “Information is more likely to be relevant if it relates to the current working life of the data subject”. In het licht van deze omstandigheden is het naar het oordeel van de rechtbank van belang dat deze informatie beschikbaar is én ook in de toekomst zal blijven. Dit geldt zeker voor de journalistieke beroepsgroep en in het bijzonder voor mogelijke toekomstige opdrachtgevers van [verzoeker] die de mogelijkheidheid moeten hebben om een eigen afweging te maken en daarbij de aan [verzoeker] verweten handelingen moeten kunnen betrekken. Zij moeten zelf kunnen afwegen of en in hoeverre de ernst van het “vergrijp” van [verzoeker] en de omstandigheid dat het lang geleden heeft plaatsgevonden voor hen van belang is. Daarmee bestaat ook voor Google belang om die informatie te kunnen aanbieden. In zoverre kan niet gezegd worden dat het zoekresultaat met betrekking tot het NRC-artikel bovenmatig of niet relevant is.
4.13. [verzoeker] heeft verder nog aangevoerd dat de koppeling (die hem in verband brengt met een zware vorm van plagiaat) een prominente plaats in het zoekresultaat van Google inneemt, terwijl dat niet geldt voor koppelingen naar artikelen die hem ontlasten en steunen. Deze omstandigheid kan evenwel niet tot een ander oordeel leiden. De koppeling is immers het gevolg van het zonder menselijke tussenkomst functionerende, geautomatiseerde, algoritmische systeem van de zoekmachine. Aan die functie wordt, zoals eerder overwogen, maatschappelijk belang gehecht. De NRC is een landelijk dagblad is en dat heeft volgens Google tot gevolg dat het artikel in het zoekresultaat hoger in relevantie wordt gewaardeerd dan een stuk in bijvoorbeeld een regionaal blad of een persoonlijk blog. Dat uit de kop van het artikel waarnaar wordt verwezen en de snippetvan de inhoud die door de zoekmachine van elke koppeling wordt weergegeven, zoals [verzoeker] betoogt, een vertekend beeld kan ontstaan, is tevens inherent aan de (goede) werking van de zoekmachine en vindt zijn rechtvaardiging in het feit dat tegelijkertijd de volledige, niet-vertekende informatie, te weten het volledige artikel, door middel van diezelfde koppeling beschikbaar is. De prominentie van de koppeling in het zoekresultaat zou kunnen worden gecorrigeerd door de koppeling (relatief) minder prominent in het zoekresultaat weer te geven. Dit is evenwel, naar Google onweersproken heeft aangevoerd, technisch onmogelijk en het verzoek van [verzoeker] is hier ook niet op gericht.
Goed voorbereid op de Wet Aanpak Schijnconstructies (WAS)?
Contracten ingericht op de Wet Aanpak Schijnconstructies, Goed voorbereid op de Wet Aanpak Schijnconstructies (WAS)?(pdf)
Bijdrage ingestuurd door Robert-Jan van der Wart en Anneloes Korremans, De Clercq Advocaten. De ketenaansprakelijkheid voor opdrachtgevers van aanneming van werk of dienstverlening is aanzienlijk uitgebreid. Als de contracten nog op de 'oude leest’ zijn geschoeid, lopen opdrachtgevers aanzienlijke risico’s. Houd uw modelovereenkomsten daarom goed tegen het licht, als dat nog niet gebeurd is. Daarnaast zullen (hoofd-)opdrachtgevers moeten (kunnen) laten zien meer verantwoordelijkheid te nemen.
Deze wetgeving is relevant voor alle partijen die IT-diensten in de vorm van opdrachten aangaan (zowel inbound als outbound en ongeacht de vorm), waarbij ook subcontractors worden ingeschakeld. Het kan daarbij gaan om implementatie van nieuwe systemen, maar ook outsourcing, SaaS-diensten of andere vormen van IT-gerelateerde dienstverlening.
Lees verder
Versturen van bedrijfsgevoelige informatie naar privé-email onvoldoende grond voor ontbinding arbeidsovereenkomst
Vzr. Rechtbank Rotterdam 4 december 2015, IT 1953; ECLI:NL:RBROT:2015:8887 (Record Toegangstechniek tegen [verweerster])
Werkgever heeft werknemer geschorst wegens het verzenden van een grote hoeveelheid bedrijfsgevoelige informatie naar het privé e-mailadres en het achterhouden van belangrijke informatie. Werkgever verzoekt om ontbinding op de e- en subsidiair op de g-grond. De door Record aangevoerde feiten en omstandigheden kunnen niet leiden tot ontbinding op grond van de e- of g-grond. Het verzoek tot ontbinding wordt afgewezen. Het verzoek tot schadevergoeding door verweerster wordt eveneens afgewezen vanwege onvoldoende grond.
5.3. Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de door Record naar voren gebrachte feiten en omstandigheden geen redelijke grond voor ontbinding op, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub e BW. Bij deze ontslaggrond moet de werkgever aannemelijk maken dat sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer zodanig dat van hem in redelijkheid niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
Record heeft aangevoerd dat het verwijtbaar handelen van [verweerster] is gelegen in het verzenden van een enorme hoeveelheid vertrouwelijke en bedrijfsgevoelige informatie naar haar privé e-mailadres bij e-mailbericht van 7 september 2015. [verweerster] heeft, mede onder verwijzing naar productie 3 bij verweerschrift, gemotiveerd betwist dat de door haar op 7 september 2015 naar haar privé e-mailadres verzonden berichten een enorme hoeveelheid vertrouwelijke en bedrijfsgevoelige bevat. Zij heeft daartoe aangevoerd dat zij wekelijks van haar collega [O.] een overzicht krijgt toegestuurd. In het e-mailbericht van 7 september 2015 zat dit overzicht en [verweerster] heeft dit bericht doorgestuurd naar haar privé account om er die avond thuis naar te kunnen kijken, mede omdat [O.] gevraagd had naar haar mening over de gewijzigde lay-out van het overzicht. Volgens [verweerster] bevat de inhoud van het overzicht weliswaar gegevens van klanten, maar gaat het slechts om 1% van de omzet.
Van belang is dat Record niet heeft gesteld dat zij schade heeft geleden doordat [verweerster] die gegevens heeft doorgestuurd aan haar privé e-mailadres dan wel dat [verweerster] die gegevens aan derden heeft verstrekt. Record heeft weliswaar gesuggereerd dat het de bedoeling van [verweerster] was om die gegevens aan de concurrent door te sturen, doch zij heeft die suggestie op geen enkele wijze geconcretiseerd. In dat verband komt naar het oordeel van de kantonrechter ook betekenis toe aan de omstandigheid dat het bij Imtech kennelijk niet ongebruikelijk was dat gegevens aan het privé e-mailadres doorgestuurd werden, gezien hetgeen gesteld wordt in het e-mailbericht van [B.] van 20 oktober 2015 dat [verweerster] als productie 2 bij verweerschrift in het geding heeft gebracht.5.4. Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de door Record naar voren gebrachte feiten en omstandigheden evenmin een redelijke grond voor ontbinding op, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub g BW. Bij deze ontslaggrond moet worden beoordeeld of er sprake is van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsrelatie, die van dien aard is dat van de werkgever in redelijkheid niet langer te vergen is dat hij het dienstverband continueert. Daarbij geldt tevens dat de werkgever zich in voldoende mate moet hebben ingespannen om de arbeidsrelatie te herstellen.
Op grond van vorenstaande overwegingen moet worden geconcludeerd dat onvoldoende grond bestaat om een verstoorde arbeidsrelatie aan te nemen. Hetgeen Record verder heeft aangevoerd is daartoe eveneens onvoldoende, nu Record mede gelet op de betwisting van [verweerster] de verwijten onvoldoende concreet heeft onderbouwd. Voor zover al sprake zou zijn van een verstoring van de arbeidsverhouding, is niet gebleken dat Record inspanningen heeft verricht om de relatie te herstellen. Door [verweerster] tijdens het gesprek op 10 september 2015 te confronteren met de aanwezigheid van een advocaat aan de kant van Record, zonder haar vooraf te informeren over het onderwerp van gesprek en haar eventueel ook de mogelijkheid te bieden om zich tijdens dat gesprek te laten bijstaan door een raadsman en haar tijdens dat gesprek onmiddellijk te schorsen, heeft Record de verhoudingen juist op scherp gezet. Van Record had in de gegeven omstandigheden verwacht mogen worden dat [W.] in gesprek zou gaan met [verweerster] en de punten van kritiek met haar zou bespreken, zeker gezien het feit dat [W.] en [verweerster] ten tijde van de schorsing amper 3 weken met elkaar samenwerkten.
Vordering tot betaling e-ticket afgewezen op grond van verjaring
Rechtbank Noord-Holland 28 oktober 2015, IT 1952; ECLI:NL:RBNHO:2015:11678 (Tickets4U tegen [gedaagde])
Gedaagde heeft via internet een toegangskaartje voor een evenement bij Tickets4U gekocht. Hij heeft tot op heden het verschuldigde bedrag niet voldaan. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat er sprake is van verjaring. Sprake van een consumentenkoop. Korte verjaringstermijn van artikel 7:28 BW van toepassing. Vorderingen worden afgewezen.
5.1. De kantonrechter zal eerst het beroep van [gedaagde] op bevrijdende verjaring behandelen. Voor beantwoording van de vraag of de vordering van Tickets4U is verjaard, is van belang of de overeenkomst tussen partijen moet worden beschouwd als een overeenkomst van consumentenkoop, in welk geval op grond van artikel 7:28 BW een korte verjaringstermijn van twee jaar van toepassing is.
5.3. Naar het oordeel van de kantonrechter is sprake van consumentenkoop. De koop van het recht om toegang te verkrijgen tot een bepaald evenement moet worden beschouwd als de koop van een vermogensrecht. Op grond van artikel 7:48 BW zijn de bepalingen van titel 1 van boek 7 BW inzake koop ook van toepassing op de koop van vermogensrechten, tenzij de aard van het recht zich hiertegen verzet. Naar het oordeel van de kantonrechter verzet de aard van het recht zich bij het kopen van een toegangskaartje voor een evenement niet tegen toepasselijkheid van de bepalingen van consumentenkoop. Tussen partijen is voorts niet in geschil dat Tickets4U handelt in de uitoefening van een bedrijf en dat [gedaagde] een particulier is, die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. De korte verjaringstermijn van artikel 7:28 BW is dan ook van toepassing op een dergelijke koopovereenkomst.
Later beschikbare functionaliteiten mogen reeds worden betrokken bij inschrijving
Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 18 december 2015, IT 1950; ECLI:NL:RBMNE:2015:9066 (Securelink tegen Surfnet)
Aanbesteding ICT. Concurrentiegerichte dialoog. SURFnet is een aanbestedingsprocedure gestart. Na de eerste selectie worden SecureLink en Wentzo, samen met drie anderen, uitgenodigd voor de dialoogfase. SecureLink eindigt als tweede en gaat in bezwaar. Zij vordert dat SURFnet de vergunning intrekt en de inschrijving van Wentzo ongeldig wordt verklaard. De inschrijving zou onrealistisch en daarmee ongeldig zijn. Dat de functionaliteiten pas vanaf 1-1-2016 algemeen beschikbaar zijn en dan pas worden getest staat echter niet aan inschrijving in de weg. SURFnet heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat Wentzo ‘plausibel proof’ heeft verstrekt dat de functionaliteit op die datum beschikbaar zal zijn. Vorderingen worden afgewezen.
4.7. De voorzieningenrechter deelt het standpunt van SURFnet dat het voor een behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijver helder kon zijn dat met de in het antwoord op vraag 49 genoemde test geen verificatie na voorlopige gunning door middel van de in paragraaf 4.5 beschreven use case wordt bedoeld. Gezien het feit dat de bij inschrijving nog niet beschikbare functionaliteiten pas op 1 januari 2016 algemeen beschikbaar dienen te zijn, ligt het in de rede dat de nog niet beschikbare functionaliteiten pas na die datum worden getest, of zoveel eerder als zij al wel algemeen beschikbaar zijn. In het antwoord op vraag 49 wordt niet vermeld dat de functionaliteiten die ten tijde van de inschrijving nog niet algemeen beschikbaar zijn, al wel zodanig ontwikkeld dienen te zijn dat zij na de voorlopige gunning technisch kunnen worden getest en dat daarvoor in ieder geval een beta-versie beschikbaar dient te zijn. Dit volgt ook niet uit de overige aanbestedingsstukken. Evenmin volgt uit de aanbestedingsstukken dat de in paragraaf 4.5. van de FRfP genoemde verificatie na voorlopige gunning door middel van een use case een technische test met gebruikmaking van een beta-versie van de nog niet beschikbare functionaliteiten dient te omvatten.
4.12. De voorzieningenrechter is van oordeel dat SURFnet met de toelichting die zij ter zitting heeft gegeven voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat Wentzo bij haar inschrijving ‘plausible proof’ heeft verstrekt dat de ontbrekende functionaliteit per 1 januari 2016 beschikbaar zal zijn en dat de informatie die Wentzo in het kader van de verificatie heeft aangeleverd deze ‘plausible proof’ ondersteunt. Er is vooralsnog geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat Wentzo bij haar inschrijving geen correcte informatie over de ontbrekende functionaliteiten aan SURFnet zou hebben verstrekt en dat na de inschrijving sprake is geweest van een niet toegelaten wijziging van de basiselementen van de inschrijving. SecureLink heeft haar stelling dat dit het geval is, niet met concrete gegevens onderbouwd. Gelet hierop is onvoldoende aannemelijk geworden dat de inschrijving van Wentzo ongeldig is.
Vraag aan HvJ EU: Zijn hogere kosten 0180-servicenummer in overeenstemming met Richtlijn consumentenrechten?
Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU, IT 1949; C568/15 (Zentrale zur Bekämpfung unlauteren Wettbewerbs Frankfurt am Main)
Verzoekster heeft verweerster Comtech, een electroniabedrijf, gedaagd (vordering tot staking op grond van DUI BW) omdat verweerster voor contact met haar klanten een 0180-servicenummer heeft ingesteld waarvoor klanten meer betalen dan voor contact via een vast of mobiel nummer. Dat geldt ook voor klanten die reeds een product bij verweerster hebben aangeschaft en nadere informatie over het product wensen. Het 0180-nummer kost € 0,42 per minuut via het mobiele net en € 0,14 per minuut via het vaste net. Deze kosten liggen aanmerkelijk hoger dan bellen via gewoon (geografisch) vast of mobiel nummer. De ‘winst’ gaat geheel naar de door verweerster ingeschakelde telecomaanbieder.
Betreffende bepaling in het DUI BW: “Een afspraak die een consument ertoe verplicht een vergoeding te betalen wanneer hij de handelaar met vragen om uitleg of opheldering over een tussen hen gesloten overeenkomst belt op een nummer dat deze handelaar daartoe ter beschikking stelt, is nietig indien de afgesproken vergoeding hoger is dan de vergoeding die verschuldigd is voor het loutere gebruik van de telecommunicatiedienst.”
Voor de verwijzende DUI rechter (Landgericht Stuttgart) hangt de vraag of hier sprake is van schending van het BW-artikel af van de uitleg van de term ‘basistarief’ van RL 2011/83. De DUI noch de Uniewetgever heeft deze term gespecificeerd. De regeling in het DUI BW is ingesteld om te voorkomen dat consumenten zouden afzien van het vragen van informatie wegens te hoge (bel)kosten. Uit de door de EURCIE uitgebrachte “Leidraad van het DG Justitie betreffende richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten” kan de verwijzende rechter ook geen eenduidig antwoord op zijn vragen halen. Hij legt dan ook de volgende vragen aan het HvJEU voor:
1. Moet artikel 21, lid 1, van richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten (PB L 304, blz. 64) aldus worden uitgelegd dat een consument die telefonisch contact opneemt met een handelaar via een telefoonnummer dat deze laatste ter beschikking stelt opdat consumenten contact met hem zouden kunnen opnemen in verband met een reeds gesloten overeenkomst, geen hogere kosten voor deze oproep mogen worden aangerekend dan die welke hij voor een oproep naar een gewoon (geografisch) vast of mobiel nummer had moeten betalen?
2. Verzet artikel 21, lid 1, van richtlijn 2011/83/EU zich tegen een nationale bepaling volgens welke de consument, ingeval de handelaar een 0180-servicenummer ter beschikking stelt waarop consumenten contact met hem kunnen opnemen in verband met reeds gesloten overeenkomsten, de kosten moet dragen die de telecomaanbieder hem voor het gebruik van die telecommunicatiedienst in rekening brengt, ook wanneer die kosten hoger zijn dan die welke de consument had moeten betalen voor een telefonische oproep naar een gewoon (geografisch) vast of mobiel nummer?
Verzet artikel 21, lid 1, van de richtlijn zich ook tegen een dergelijke nationale bepaling indien de telecomaanbieder aan de handelaar niets doorstort van de vergoeding die de consument aan deze aanbieder betaalt voor de oproep naar het 0180-nummer?