Afschrift van medisch dossier aan derde met onzichtbaar gemaakte passages
Rechtbank Gelderland 2 maart 2018, IT 2524; LS&R 1588; ECLI:NL:RBGEL:2018:1156 (X tegen Stichting Sint Maartenskliniek) Kort geding. Eindvonnis na tussenvonnis. Afgifte medisch dossier overleden patiënt. Artikel 7:457 BW. Passages uit het dossier mogen onzichtbaar worden gemaakt bij verstrekking van het medisch dossier aan derden. De voorzieningenrechter veroordeelt de Sint Maartenskliniek binnen één week na de datum van dit vonnis aan [eiser] afschrift van het bij haar aanwezige medisch dossier van (naam), waarin de door haar gemarkeerde passages onzichtbaar zijn gemaakt, aan de derde te verstrekken.
Grootschalige internetoplichting met behulp van nep webshops
Rechtbank Den Haag 22 december 2017, IT 2522; ECLI:NL:RBDHA:2017:15272; ECLI:NL:RBDHA:2017:15274; ECLI:NL:RBDHA:2017:15275 Strafrecht. Cybercrime. Grootschalige internetoplichting met behulp van nep webshops door middel van phishing, hacking en computervredebreuk. Geen sprake van dadergroep. Naar haar oordeel blijkt uit het dossier niet van het bestaan van een dadergroep in de zin van personen die nauw samenwerkten aan dezelfde strafbare feiten, maar ging het om een groep jongeren die onafhankelijk van elkaar met hetzelfde soort strafbare feiten bezig waren en elkaar daarbij soms hielpen. Voor elke ten laste gelegd oplichtingsfeit zal dan ook telkens moeten worden vastgesteld of er naast verdachte een of meer anderen bij betrokken zijn geweest, waaruit die betrokkenheid dan bestaat en of die betrokkenheid is te duiden als medeplegen.
Beschikking ingezonden door Lisa Molenaars en Huub de Jong, Louwers IP|Technology advocaten.
Geen belang tot verwijdering waardering op ZorgkaartNederland meer
Rechtbank Overijssel 13 maart 2018, IT 2521 (X tegen Patiëntenfederatie Nederland) Privacy. X verzocht Patiëntenfederatie aan hem een afschrifte te sturen van alle gegevens over hem geregistreerd en vervolgens al deze gegevens voorgoed uit haar systemen te wissen. De redactie van ZorgkaartNederland geeft aan gerechtvaardigd belang te hebben bij de publicatie van persoonsgegevens van zorgaanbieders. De rechtbank stelt vast dat de geuite grieven van X zich met name richten tegen de waarderingen op de website van ZorgkaartNederland waarbij zijn naam als privépersoon is vermeld. Patiëntenfederatie heeft de waardering van 15 mei 2017 verwijderd onder de voorwaarde dat de verwijdering verwijderd blijft zolang niet aannemelijk is geworden dat deze waardering afkomstig is van een (oud)-patiënt en niet van een oud-medewerker van X. Ter zitting is evenmin nader gebleken van reactie, de desbetreffende indiener heeft thans geen recht van spreken meer en de verwijdering definitief is geworden. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat X zijn belang bij onderhavig verzoek tot verwijdering heeft verloren, omdat daaraan thans is voldaan.
Artikel 36 en 46 Wbp is niet bedoeld om onwelgevallig, maar niet onrechtmatige artikelen via verwijderingsverzoek aan Google aan het publiek te onttrekken
Rechtbank Limburg 20 maart 2018, IEF 17582; IT 2520; ECLI:NL:RBLIM:2018:2751 (Verzoeker tegen Google) Mediarecht. Bescherming persoonsgegevens. Verwijdering uit zoekmachine Google Search: het recht om vergeten te worden, belangenafweging. Een verzoek op grond van artikel 36 jo. 46 Wbp is echter niet bedoeld om die procedure te omzeilen en kan evenmin worden aangewend om onwelgevallige, maar niet onrechtmatige artikelen via de omweg van een verwijderingsverzoek aan een zoekmachine-exploitant aan het zicht van het publiek te onttrekken.
HR: Het hof heeft een ontbindingsgrond in raamovereenkomst gelezen, zonder het verweer dat het een opzeggingsmogelijkheid was, te beoordelen
HR 23 maart 2018, IT ; ECLI:NL:HR:2018:426 (Alert Life Sciences tegen Stichting Jeroen Bosch Ziekenhuis) Contractenrecht. Opdracht m.b.t. digitaliseringsproject zorgprocessen ziekenhuis. Ontbindingsbeding. Project ondervindt vertraging. Aanpassing overeenkomst. Het Hof ontbond de raamovereenkomst [IT 2111]. Fatale termijn gehandhaafd voor het geval de nieuwe deadline niet gehaald wordt? Beroep op beperkende werking redelijkheid en billijkheid (art. 6:248 lid 2 BW) onderzocht? Ontbinding of opzegging raamovereenkomst; grond voor schadevergoeding?
Uit de conclusie AG: Deze zaak betreft in hoofdzaak de vraag of JBZ terecht de tussen haar en Alert c.s. gesloten overeenkomsten heeft ontbonden. In cassatie komt achtereenvolgens aan de orde of en in hoeverre partijen met een latere overeenkomst hebben bedoeld van de oorspronkelijke overeenkomst af te wijken (onderdeel 1), of tussen partijen een fatale termijn is overeengekomen (onderdeel 2), of het hof een beroep van Alert c.s. op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid over het hoofd heeft gezien (onderdeel 3) en of er voor JBZ een ontbindingsbevoegdheid bestond en Alert c.s. schadevergoeding verschuldigd zijn (onderdeel 4). De conclusie strekt tot vernietiging en verwijzing; de Hoge Raad volgt. Het hof heeft kennelijk geoordeeld dat art. 23.8 van de raamovereenkomst een ontbindingsgrond behelst, zonder het essentiële verweer van Alert c.s. te beoordelen, dat slechts sprake was van een mogelijkheid tot opzegging.
Geen tekortkoming inrichting digitale 3D-leeromgeving gebaseerd op OpenSims
Rechtbank Overijssel 10 januari 2018, ECLI:NL:RBOVE:2018:881 (Stichting Ouders van Waarde tegen Stichting Christelijke Hogeschool Windesheim) Overeenkomsten inzake inrichting digitale leeromgeving en ontwikkeling bewerking leesondersteuningsmethode. Ouders van Waarde noemt verder een aantal bezwaren met betrekking tot de bewegingen van de karakters (Avatars) in de 3D-omgeving, namelijk dat zij bovenop elkaar kunnen gaan zitten en in beeldschermen kunnen ‘verdwijnen’. Kwalificatie overeenkomst van opdracht. Geen tekortkoming in de nakoming. Geen ontbinding.
Brinkhof breidt IT/sourcing praktijk verder uit
Per 1 maart 2018 is Joost van Eymeren als medewerker gestart in de IT/sourcing praktijk van Brinkhof. Joost heeft ruim vier jaar ervaring als advocaat en zal zich bij Brinkhof bezighouden met commerciële contracten met een focus op software en IT (sourcing, licenties, SaaS, distributie, etc.), alsmede met privacy compliance. Vóór zijn komst naar Brinkhof was Joost bij Stibbe op deze rechtsgebieden werkzaam.
Nationaal IT-rechtcongres (29 maart 2018) - ochtendprogramma
Het programma van het Nationaal IT-rechtcongres is samengesteld door mr. Peter van Schelven (Bij Peter – wet & recht) en mr. Hendrik Struik (CMS). Het uitgewerkte ochtendprogramma:
10.05 uur Software contracten - de updated evergreens: opschorting, verzuim, doormodderen en agile– Hendrik Struik (CMS)
Contracten over IT (-projecten) geven regelmatig aanleiding tot procedures. Veelal worden die beslist, niet (alleen) op basis van beoordeling van de technische prestaties maar op basis van hoe partijen hun contractuele verhouding hadden ingericht en de wijze waarop zij (al of niet correct) hebben gebruik gemaakt van hun contractuele rechten. Hendrik Struik bespreekt enkele veel voorkomende issues aan de hand van recente rechtspraak. Daarnaast ook aandacht voor contracten over Agile softwareontwikkeling: (hoe) past die in de gebruikelijke contractuele kaders?
Vordering tot betaling in bitcoin dient in faillissement te worden meegenomen in de verificatie
Rechtbank Amsterdam 14 februari 2018, IT 2516; ECLI:NL:RBAMS:2018:869 (Faillietverklaring Koinz trading) Artikel 1 FW is een verplichting tot betaling in Bitcoin een vordering als bedoeld in artikel 1 FW? Verifieerbare vordering? Begrip "betalen', verwijzing naar HR 3 juni 1921, NJ 1921, p.968. Schuldeiser in de zin van art. 1 Fw is iedereen die een vordering heeft op de schuldenaar, die bij niet-voldoening leidt tot verhaal op de boedel en die voortvloeit uit een reeds ten tijde van de faillietverklaring bestaande rechtsverhouding (HR 19 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY6108 – [partijen] q.q.). De vordering dient derhalve een verifieerbare vordering te zijn. Aangezien de in het vonnis opgenomen dwangsommen in gevolge het bepaalde in art. 611 onder e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet tot verhaal op de boedel kunnen leiden, kan de rechtsvordering tot betaling van dwangsommen derhalve het verzoek niet dragen. Het verzoek zal dus slechts kunnen worden toegewezen als de vordering tot uitbetaling van bitcoin is aan te merken als een te verifiëren vordering.
Conclusie AG ingezonden door Tobias Cohen Jehoram en Gertjan Harryvan, De Brauw Blackstone Westbroek.
Conclusie AG: De rechtspraktijk weet zich met de bestaande rechtspraak omtrent substantiële investering goed te redden
Conclusie AG HR 16 maart 2018, IEF 17571; IEFbe 2514; ECLI:NL:PHR:2018:254 (Pearson tegen Bär Software) Databankenrecht. Na Hof 'Derden mogen add-ons maken op niet-beschermde normtabellen met normgegevens'' [IEF 16386]. Cassatieberoep moet worden verworpen. Geen prejudiciële vragen. In deze zaak is in geschil welke kosten meegenomen kunnen worden om te bepalen of aan het vereiste van 'substantiële investering' is voldaan.
4.34. Deze klacht, die onder III(a) nader wordt uitgewerkt, slaagt niet. Hiervoor is al toegelicht dat het hof de onder i) en ii) beoogde investeringen op goede grond buiten beschouwing heeft gelaten. Het gaat hier om investeringen die zijn gedaan in de totstandkoming van de normgegevens en in de controle in de fase waarin de normgegevens worden gecreëerd. Wat de investeringen onder iii) betreft, wijs ik er nogmaals op dat het hof niet heeft beoogd dat investeringen in het plaatsen van gegevens in de normtabel uitgesloten zijn. Het combineren van de drie elementen vindt niet plaats op het moment van het plaatsen van de gegevens in de normtabellen, maar daaraan voorafgaand bij het vaststellen van de normgegevens die vervolgens in de normtabellen worden opgenomen. In haar schriftelijke toelichting onder 78 wijst Bär Software er nog op dat het hof meer bijzonder met betrekking tot deze laatste categorie van investeringen heeft overwogen dat het niet voor de hand ligt dat daarmee substantiële investeringen gepaard zijn gegaan, nu het gaat om relatief eenvoudige in een handleiding afgedrukte tabellen, waarin cijfers worden weergegeven. Zoals eerder overwogen, geeft genoemd oordeel in zoverre niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Onbegrijpelijk is het al evenmin.