Reproductievergoeding kan worden geheven over verhandeling van een printer of een computer
HvJ EU 27 juni 2013, gevoegde zaken C-457/11; C-458/11; C-459/11; C-460/11 (Verwertungsgesellschaft Wort; VG Wort tegen elektronicafabrikanten) - dossier - persbericht
Collectief beheer. Reproductierecht. Thuiskopie en billijke vergoeding. Tijdvak van omzetting Richtlijn 2001/29/EG. De vergoeding voor de reproductie van beschermde werken kan worden geheven over de verhandeling van een printer of een computer. De lidstaten beschikken over een ruime beoordelingsmarge om te bepalen wie de schuldenaar is
van deze vergoeding die tot doel heeft de auteurs schadeloos te stellen voor de zonder hun toestemming gemaakte reproductie van hun werk.
Het Hof verklaart voor recht:
4) Het begrip „reproductie met behulp van een fotografische techniek of een andere werkwijze die een soortgelijk resultaat oplevert” in de zin van artikel 5, lid 2, sub a, van richtlijn 2001/29 moet aldus worden uitgelegd dat het reproducties omvat die worden vervaardigd met behulp van een printer en een pc, in het geval waarin deze apparaten met elkaar zijn verbonden. In dat geval staat het de lidstaten vrij een systeem in te stellen waarin de billijke compensatie wordt voldaan door degenen die beschikken over een apparaat dat op niet-autonome wijze bijdraagt tot de één geheel vormende werkwijze voor de reproductie van het werk of ander beschermd materiaal op de gegeven drager, voor zover die personen de mogelijkheid hebben de kosten van de heffing af te wentelen op hun klanten, met dien verstande dat het totale bedrag van de billijke compensatie die verschuldigd is als vergoeding van de door de auteur ten gevolge van die één geheel vormende werkwijze geleden schade, niet wezenlijk mag verschillen van het bedrag dat is vastgesteld voor de reproductie die middels één enkel apparaat wordt verkregen.
1) Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij raakt de gebruikmaking van werken en ander beschermd materiaal niet in het tijdvak tussen 22 juni 2001, datum van inwerkingtreding van deze richtlijn, en 22 december 2002, datum waarop de termijn voor omzetting daarvan verstreek.
2) In het kader van een uitzondering of beperking als bedoeld in artikel 5, leden 2 of 3, van richtlijn 2001/29 heeft een eventuele handeling waarbij een rechthebbende de reproductie van zijn werk of ander beschermd materiaal heeft toegestaan, geen invloed op de billijke compensatie, ongeacht of deze krachtens de toepasselijke bepaling van die richtlijn verplicht dan wel facultatief is voorzien.
3) De omstandigheid dat gebruik kan worden gemaakt van technische voorzieningen als bedoeld in artikel 6 van richtlijn 2001/29, kan de in artikel 5, lid 2, sub b, van deze richtlijn gestelde voorwaarde van een billijke compensatie niet doen vervallen.
4) (zie hierboven)
Vragen:
1. Moet de richtlijn bij de uitlegging van het nationale recht reeds worden toegepast op gebeurtenissen die ná het tijdstip van de inwerkingtreding van de richtlijn op 22 juni 2001, maar vóór het tijdstip van de toepasselijkheid van deze richtlijn, op 22 december 2002, hebben plaatsgevonden?
2. Gaat het bij de reproductie met een printer om een reproductie met behulp van een fotografische techniek of een andere werkwijze die een soortgelijk resultaat oplevert in de zin van artikel 5, lid 2, sub a, van de richtlijn?
3. Indien de tweede vraag bevestigend wordt beantwoord, kunnen de voorwaarden waarin de richtlijn met betrekking tot een billijke compensatie voor de beperkingen en de restricties op het reproductierecht krachtens artikel 5, leden 2 en 3 van richtlijn voorziet, tegen de achtergrond van het fundamentele recht op gelijke behandeling volgens artikel 20 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie ook dan vervuld zijn, indien niet de fabrikanten, importeurs en distributeurs van de printer, maar de fabrikanten, importeurs en distributeurs van een ander toestel of van een reeks andere toestellen als schuldenaars van een passende bezoldiging worden aangemerkt, op grond dat zij voor het maken van reproducties geschikte apparatuur vervaardigen?
4. Doet de omstandigheid dat overeenkomstig artikel 6 van de richtlijn gebruik van technische voorzieningen kan worden gemaakt, de bij artikel 5, lid 2, sub b, van de richtlijn betreffende het recht op een billijke compensatie gestelde voorwaarde op zich reeds vervallen?
5. Vervallen de voorwaarde inzake een billijke compensatie (artikel 5, lid 2, sub a en b, van de richtlijn) alsook de mogelijkheid daartoe (zie punt 36 van de considerans van de richtlijn), wanneer de rechthebbenden uitdrukkelijk of impliciet met de reproductie van hun werken hebben ingestemd?
Op andere blogs:
IPKat (Copyright levies, computers and printers: court gives the final Wort)
SCL The IT Law Community (ECJ Supports Copyright Levy on Printers and Computers)
Frankrijk schendt machtigingsrichtlijn
HvJ EU 27 juni 2013, zaak C-485/11(Vodafone Malta en Mobisle Communications) - dossier - persbericht
Niet-nakoming – Schending van artikel 12 van richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (PB L 108, blz. 21) – Bijdragen en vergoedingen voor ondernemingen met een algemene machtiging – Verenigbaarheid van een nationale wettelijke regeling waarbij een bijkomende bijdrage wordt opgelegd aan operatoren van elektronische telecommunicatie. Beroep wordt afgewezen.
Uit het persbericht: The Authorisation Directive does not preclude either the special charge levied in France on electronic communications operators or the Maltese excise duty on mobile telephony services. That directive does not restrict Member States’ powers to impose non-administrative charges in respect of the provision of electronic communications services.
(...) In its judgment today, the Court points out, first, that the administrative charges covered by the Directive represent remuneration and that the only purpose of such charges is to cover the administrative costs incurred in the issue, management, control and enforcement of the general authorisation scheme in the field of electronic communications. Thus, a charge the trigger3 for which is linked to the general authorisation procedure for access to the electronic
telecommunications services market constitutes an administrative charge within the meaning of the Directive and may be imposed only in accordance with the requirements set out in the Directive.
However, the Court finds that the trigger for the charge in question is linked neither to the general authorisation procedure for access to the electronic telecommunications services market nor to the grant of a right to use radio frequencies or numbers. Indeed, that charge relates to the operator’s activities, which consist in providing electronic communications
services to end users in France.
The Court observes in that regard that the charge at issue is not levied on all electronic communications operators holding a general authorisation or a right to use radio frequencies or numbers but only on operators holding a general authorisation who already provide their services on the electronic communications services market to end users. It is not therefore levied simply on the basis of the fact that the operator holds a general authorisation or has the right to use radio
frequencies or numbers but is linked to the operator’s business of providing communications services.
In those circumstances, the Court finds that the charge at issue does not constitute an administrative charge within the meaning of the Directive and does not therefore fall within its scope. Consequently, the Court dismisses the Commission’s action.
CBP adviseert over Toetsmodel Privacy Impact Assessment
CBP, 'CBP adviseert over Toetsmodel Privacy Impact Assessment', CBPweb.nl 5 maart 2013.
Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) heeft op verzoek van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties geadviseerd over het Toetsmodel Privacy Impact Assessment (PIA). Het CBP constateert met grote instemming dat hiermee uitvoering wordt gegeven aan de motie-Franken, waardoor een PIA (een hulpmiddel voor het vaststellen van de privacyrisico's van nieuwe gegevensverwerkingen) standaard zal worden gebruikt bij de totstandkoming van wetgeving en/of beleidsstukken.
Antwoord kamervragen: Verslaving is een inherent risico ten aanzien van kansspelen
Antwoord kamervragen over verband verstrekken vergunningen voor online kansspelen en gokverslaving, Aanhangsel Handelingen II 2012/13, 2544.
Vraag 2 - Deelt u de vrees van hulpverleningsorganisaties in de verslavingszorg voor een explosieve groei van verslavingen als de online gokmarkt wordt vrijgegeven? Zo ja, wat gaat u doen om te voorkomen dat het aantal verslavingen zal toenemen? Zo nee, waarom deelt u die vrees niet?
Antwoord 2 - Nee, wij delen die vrees niet. Verslaving is een inherent risico ten aanzien van kansspelen. Het voorkomen van kansspelverslaving is daarom één van de belangrijkste doelstellingen van het kansspelbeleid. Iedereen die wil deelnemen aan kansspelen op afstand, moet dit op een verantwoorde en betrouwbare manier kunnen doen. Alhoewel deelname aan kansspelen op afstand laagdrempelig is (vanuit de huiskamer), biedt het internet juist bij uitstek goede mogelijkheden om risicovol speelgedrag bij spelers vroegtijdig te signaleren en waar nodig op passende wijze te interveniëren. Zo zijn het speelgedrag en de transacties van de speler online, in tegenstelling tot in de fysieke wereld, continu te monitoren. Ook biedt de digitale omgeving de mogelijkheid tot het instellen en registreren van persoonlijke grenzen aan het speelgedrag via een spelersprofiel, en kunnen instrumenten als zelftests en verwijzing naar (anonieme) zorg op een effectieve wijze aan de speler worden aangeboden.
Daarom worden bij de regulering van kansspelen op afstand aan vergunninghouders strenge eisen gesteld op het gebied van kansspelverslaving. Uitgangspunt van het verslavingspreventiebeleid is dat de speler voldoende informatie en hulpmiddelen krijgt om hem bewust te maken van de risico’s op kansspelverslaving, hem inzicht te geven in zijn speelgedrag en hem zo nodig te dwingen tot matiging van speelgedrag. Zo moeten vergunninghouders onder andere waarschuwingen over de risico’s van kansspelverslaving, de speelduur en het saldo van de spelersrekening zichtbaar in beeld brengen, een verslavingstest aanbieden en een door de speler in te vullen spelersprofiel bewaken waarmee de grenzen in speeltijd en inleg beperkt kunnen worden. De vergunninghouder heeft daarnaast een zorgplicht om de speler te helpen in het onder controle houden van zijn speelgedrag. Ook komt er een landelijk register van spelers met verslavingsproblemen of een risico daarop. Opname in dit register kan vrijwillig of in bepaalde gevallen onvrijwillig gebeuren. Als spelers zijn opgenomen in het register kunnen zij tijdelijk (minstens 6 maanden) niet deelnemen aan kansspelen via internet en komen zij ook niet binnen in een speelautomatenhal of een casino. Dit schept ruimte voor verslavingsbehandeling (bijvoorbeeld doorverwijzen naar ehealthprogramma’s en zorginstellingen). De kansspelautoriteit zal het register beheren.Waar op dit moment zeer veel Nederlanders buiten het toezicht van de overheid spelen, kan door het uitgeven van vergunningen aan aanbieders die zich aan, ondere andere bovengenoemde, voorwaarden houden veel beter invulling worden gegeven aan de doelstelling om kansspelverslaving te voorkomen. Om die reden zijn wij niet bezorgd voor een explosieve groei van verslavingen. Door middel van het onderzoek “Gokken in Kaart” en “Kerncijfers verslavingszorg”1 wordt het aantal kansspelverslaafden wel gevolgd. Via een uitbreiding van de kansspelheffing zullen vergunninghouders gaan bijdragen aan het voorkomen en behandelen van kansspelverslaving. Hiermee wordt invulling gegeven aan het “Verslavingsfonds” waar in de motie van Gent2 c.s. om is gevraagd.
Vraag 3 Deelt u de mening dat, ook al is online gokken op dit moment in Nederland niet toegestaan, verslaafde gokkers toch geholpen moeten worden? Zo ja, op welke wijze en omvang gebeurt dat? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3 - Kansspelverslaafden die een beroep doen op zorg worden nu ook al geholpen. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen zogenaamde landbased kansspelen of kansspelen op afstand. De verslavingszorginstellingen bieden zowel zogenaamde face to face behandelprogramma’s als ehealthprogramma’s aan. Een voorbeeld van zo’n e-healthprogramma is www.gokkendebaas.nl.
Machtigingrichtlijn staat telefonieoperatoren toe accijns te heffen
HvJ EU 27 juni 2013, zaak C-71/12 (Vodafone Malta en Mobisle Communications) - dossier - persbericht
Verzoek om een prejudiciële beslissing, Qorti Kostituzzjonali, Malta.
Telecom. Uitlegging van de artikelen 12 en 13 van richtlijn 2002/20/EG machtiging voor elektronischecommunicatienetwerken en –diensten. Nationale regelgeving die de operatoren van mobiele telefonie aan een heffing onderwerpt. Heffing enkel te betalen door de operatoren van mobiele telefonie en niet door andere ondernemingen die elektronischecommunicatiediensten ter beschikking stellen. Het Hof verklaart voor recht:
Artikel 12 van richtlijn 2002/20/EG [...] (machtigingsrichtlijn) moet aldus worden uitgelegd dat het niet in de weg staat aan de regeling van een lidstaat als aan de orde in het hoofdgeding op grond waarvan de operatoren die mobieletelefoniediensten aanbieden een recht – „accijns” genaamd – zijn verschuldigd ten belope van een percentage van de betalingen die zij van de gebruikers van deze diensten ontvangen, op voorwaarde dat het belastbare feit waarop dat recht is gebaseerd, geen verband houdt met de algemene machtigingsprocedure ter verkrijging van toegang tot de markt voor elektronischecommunicatiediensten, maar met het gebruik van door de operatoren aangeboden mobieletelefoniediensten en dat recht uiteindelijk door de gebruiker van deze diensten wordt betaald. Het staat aan de verwijzende rechter om na te gaan of dat het geval is.
Vragen:
„Verbiedt [de machtigingsrichtlijn], en in het bijzonder de artikelen 12 en 13 ervan, de lidstaten om een fiscale last op te leggen aan operatoren van mobiele telecommunicatie, te weten:
a) een recht, accijns genaamd, dat bij een nationale wettelijke regeling is ingevoerd;
b) dat wordt berekend als een percentage van de vergoedingen die operatoren van mobiele telefonie van hun gebruikers vragen voor de door hen verrichte diensten, met uitzondering van de diensten die bij wet zijn vrijgesteld;
c) dat individueel aan de operatoren van mobiele telefonie wordt betaald door hun gebruikers en vervolgens door alle aanbieders van mobieletelefoniediensten wordt overgemaakt aan de douanecontroleur, en dat enkel verschuldigd is door deze operatoren en niet door andere ondernemingen, daaronder begrepen de ondernemingen die andere elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten ter beschikking stellen?”
Begrip 'getroffen' in kaderrichtlijn
Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 24 april 2013, zaak C-282/13 (T-Mobile tegen Telekom-Control-Kommission) - dossier
Prejudiciële vragen gesteld door Verwaltungsgerichtshof (Oostenrijk).
Communicatie. Telecom. Dienstenrichtlijn. Orange Austria Telecommunication GmbH wordt overgenomen door Hutschison 3G Austria GmbH. Daarnaast is A1 Telekom Austria AG betrokken. Zij bieden net als verzoekster telecommunicatiediensten aan en hebben conform de telecomwet toestemming gevraagd voor de fusie en overdracht van frequenties.
Verzoekster heeft bij de Oostenrijkse Toezichthouder (verweerster) bezwaar gemaakt tegen de fusie omdat zij concurrentieverstoring voorzag. Verweerster heeft verzoeksters wens om in de procedure als partij te worden gehoord, alle stukken betekend te krijgen alsmede mededeling van de mogelijkheid tot beroep tegen de uiteindelijke beslissing te verkrijgen afgewezen. De vergunning is uiteindelijk onder voorwaarden verleend: één van de partners moet frequentierechten overdragen aan een derde, en dat is de hiervoor genoemde onderneming A1 geworden.
Verzoekster gaat tegen die beslissing in beroep. Zij meent dat bij de overdracht van gebruiksrechten (door wijzigingen in eigendomsstructuren van ondernemingen) ook concurrenten kunnen worden ‘getroffen’ in de zin van artikel 4.1 van de kaderrichtlijn.
De verwijzende Oostenrijkse rechter vraagt zich af wat in dit verband precies onder de term ‘getroffen’ moet worden verstaan. Hij kan niet uitsluiten dat verzoekster als houdster van rechten voor frequentiegebruik als ‘getroffen’ moet worden beschouwd, en besluit een vraag aan het HvJEU te stellen:
“Moeten de artikelen 4 en 9 ter van richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en –diensten (kaderrichtlijn) (PB L 108, blz. 33), juncto artikel 5, lid 6, van richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en –diensten (machtigingsrichtlijn) (PB L 108, blz. 21) aldus worden uitgelegd dat op grond daarvan een concurrent in een in artikel 5, lid 6, van de machtigingsrichtlijn bedoelde nationale procedure de hoedanigheid van getroffen onderneming in de zin van artikel 4, lid 1, van de kaderrichtlijn heeft?”
Mededeling aan het publiek bij aanklikbare link op toegankelijke site
Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 15 mei 2013, zaak C-279/13 (C More Entertainment tegen Sandberg) - dossier
Prejudiciële vragen gesteld door Högsta domstolen, Zweden.
Sandberg linkt op zijn internetsite naar een uitzending van ijshockeymatches. Verzoekster C More entertainment verkoopt de uitzendingen, die alleen ‘direct’ te zien zijn, voor SEK 89 per wedstrijd. Zij heeft de domeinnaam beschermd met behulp van een paywall en is niet vindbaar op het web. Verweerder stelt dat hij de link op een internetsite heeft gevonden. Of daarbij is gehackt of dat verweerder geld heeft ontvangen is niet in geding [Red. vergelijke Svensson IEF 12057].
Doordat verweerders website voor iedereen toegankelijk is en degene die de link aanklikt meteen (onbetaald) toegang heeft tot verzoeksters website loopt verzoekster inkomsten mis. Al direct bij de start van het bedrijf in 2007 vraagt verzoekster, eerst telefonisch, later schriftelijk, verweerder de link van zijn website te verwijderen maar hij weigert. De doorgifte stopt pas nadat verzoekster een technische bescherming heeft ingebouwd. Verweerder wordt gedagvaard wegens schending van de Zweedse Wet op het auteursrecht. Verzoekster eist vergoeding voor gebruik en voor immateriële schade en haar vordering wordt toegewezen.
In beroep vraagt verweerder een prejudiciële vraag aan het HvJ EU voor te leggen maar dat verzoek wordt niet gehonoreerd. De rechter oordeelt dat de handelwijze van verweerder valt onder het begrip ‘mededeling aan het publiek’. Hij onderzoekt ook verweerders claim dat internetadressen die op het world wide web te vinden zijn (in onderhavig geval omdat verzoekster haar materiaal niet technisch had beschermd) vrij zijn, maar concludeerde dat geen enkel feit kon worden vastgesteld waaruit instemming van verzoekster met de praktijken van verweerder kon worden afgeleid.
De zaak komt vervolgens voor de hoogste Zweeds rechter die kijkt of verweerder, door via zijn internetwebsite te linken naar op zich legale uitzendingen, inbreuk heeft gepleegd op het recht van de houders van het recht tot mededeling aan het publiek. De rechter concludeert dat noch uit de Richtlijn, noch uit de jurisprudentie van het HvJ EU duidelijk kan worden afgeleid wat wordt bedoeld met ‘mededeling aan het publiek’. Ook rijst de vraag of de rechten van de houders uitputtend geregeld zijn of dat de LS manoeuvreerruimte hebben.
Hij besluit de volgende vragen aan het HvJ EU te stellen:
1 Is sprake van ‘mededeling aan het publiek’ in de zin van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, wanneer op een voor iedereen toegankelijke website een aanklikbare link beschikbaar wordt gesteld naar een door de houder van het auteursrecht op het werk uitgezonden werk?
2 Is het voor het antwoord op de eerste vraag van belang hoe wordt gelinkt?
3 Speelt het een rol indien de toegang tot het werk waarnaar wordt gelinkt, op enige wijze beperkt is?
4 Kan een lidstaat een ruimere bescherming bieden aan het uitsluitende recht van auteurs door onder het begrip ‘mededeling aan het publiek’ een groter aantal handelingen te verstaan dan die welke zijn genoemd in artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29?
5 Kan een lidstaat een ruimere bescherming bieden aan het uitsluitende recht van de houder van het auteursrecht door onder het begrip ‘mededeling aan het publiek’ een groter aantal handelingen te verstaan dan die welke zijn genoemd in artikel 3, lid 2, van richtlijn 2001/29?
Presentatie gegevens met dit hulpverzoek niet alsnog inventief
Hof Den Haag 25 juni 2013, zaaknr. 200.093.512/01 (Rovi tegen Ziggo)
Uitspraak ingezonden door Paul van Dongen en John Allen, NautaDutilh N.V..
Octrooirecht. Presentatie van gegevens. Software-octrooi met technisch element. In navolging van IEF 9676. Rovi c.s. houdt zich bezig met de ontwikkeling en exploitatie van digitale entertainmentproducten voor de televisiemarkt en is houdster van EP 1 244 300 voor "werkwijze en inrichting voor het toegang nemen tot informatie over televisieprogramma's". Het hof bekrachtigt het vonnis. Het octrooi is niet inventief en wordt in reconventie vernietigd zoals van kracht in Nederland.
Niet valt in te zien dat de in dit hulpverzoek aangebrachte specificaties - dat de verdere overlay (i) wordt opgeroepen met behulp van een selectietoets op een afstandsbediening, en (ii) gelijktijdig met het geselecteerde programma wordt weergegeven - de conclusies alsnog inventief zouden kunnen maken.
12. Ingevolge artikel 52 lid 2 EOV zijn onder meer niet octrooieerbaar computerprogramma's en de presentatie van gegevens. In lid 3 wordt daaraan toegevoegd dat dit alleen geldt voor de in lid 2 genoemde onderwerpen en werkzaamheden 'als zodanig'. Ariktel 52 EOV vormt echter geen beletsel voor octrooiverlening zodra in de octrooiconclusie sprake is van een technisch element, ook als dit technische element slechts van ondergeschikte betekenis is (zie ook de hierna te bespreken 'Duns'-uitspraak).
15. (...) Geconfronteerd met het probleem hoe de televisiekijker kan worden voorzien van 'verdere informatie' over het programma dat hij aan het bekijken is, zou ('would') de vakman dus zonder meer (zonder inventieve denkarbeid) tot de zojuist genoemde technische maatregelen zijn gekomen. Hieraan gaat Rovi voorbij met haar stelling (...), dat de technische maatregelen van de kenmerken (d)-(d3) volledig zijn ingebed in het samenstel van maatregelen volgens de hoofdconclusies (...)
Verdere leestips: r.o. 6, 13, 14, 16.
Overal op je tablet, is niet iedere tablet
RCC 6 juni 2013. dossiernr. 2013/00295 (Alles-in-een Ziggo)
Voornaamste kenmerken product. Ontbrekende informatie. Aanbeveling. Onduidelijk dat niet alle tablets geschikt zijn. Het betreft een televisiereclame waarin onder meer wordt gezegd: “Alles-in-1 van Ziggo is veel meer dan televisie, internet en bellen. Zo kun je overal in huis tv kijken op je tablet of smartphone (…)”.
De klacht - Klager heeft een tablet aangeschaft, zodat hij gebruik kon maken van de in de televisiereclame aangeboden app. Hoewel het een tablet (merk Cresta) met de nieuwste Android versie 4.1 betreft, werkt de app niet. In de reclame is niet vermeld dat de app slechts voor een enkel merk tablet is gemaakt. De reclame is misleidend.
Het oordeel van de Commissie
Volgens het verweer is de in de bestreden uiting aangeboden TV app geschikt voor de meest gangbare tablets, maar valt niet uit te sluiten dat er bepaalde apparaten op de markt worden gebracht die zodanig zijn gebouwd of technisch ingericht dat het niet mogelijk is om TV te kijken op het betreffende apparaat. Bij dupliek heeft adverteerder meegedeeld dat aan dit onderwerp aandacht wordt besteed op de website.
Naar het oordeel van de Commissie wordt in de bestreden televisiereclame de indruk gewekt dat met het product “Alles-in-1 van Ziggo” zonder meer overal in huis tv “op je tablet” kan worden gekeken; niet duidelijk is dat die mogelijkheid mede afhangt van de bouw/inrichting van de tablet waarover men beschikt. Er wordt in het geheel geen informatie over gegeven, ook niet door bijvoorbeeld een verwijzing naar informatie op de website over de toepassingsmogelijkheden.
De beslissing
Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
Activiteitenverslag Gemeenschappelijk Controleorgaan van Europol verschenen
CPB, 'Vijfde activiteitenverslag van het GCO Europol', CBP 24 juni 2013, www.cbpweb.nl.
Uit het persbericht: Mededeling, 24 juni 2013. Het Gemeenschappelijk Controleorgaan van Europol (GCO Europol) heeft onlangs zijn vijfde activiteitenverslag gepresenteerd. Het GCO Europol heeft tot taak het recht op gegevensbescherming van de burgers bij de opslag, verwerking en het gebruik van persoonsgegevens door Europol te handhaven. Het activiteitenverslag van het GCO Europol bevat een overzicht van de werkzaamheden die het GCO heeft uitgevoerd in de periode oktober 2008 tot en met oktober 2012. Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) is lid van het GCO Europol en neemt op regelmatige basis deel aan zijn vergaderingen en inspecties.
"Als de Europese rechtshandhavingsinstantie moet Europol de EU ondersteunen bij het voorkomen en bestrijden van alle vormen van ernstige internationale criminaliteit en terrorisme en tegelijk fundamentele onderdelen van het recht op privacy en gegevensbescherming eerbiedigen. Europol en het Gemeenschappelijk Controleorgaan hebben zich ingespannen om een evenwichtige aanpak te ontwikkelen waarin recht wordt gedaan aan hun uiteenlopende belangen en verplichtingen", aldus Isabel Cruz, voorzitter van het GCO Europol in de verslagperiode in het voorwoord.