Instructieregeling inzien e-mailbox vereist toestemming ondernemingsraad
Hof Amsterdam 14 mei 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:1495 (Gemeente Amsterdam DWI tegen O.R. DWI Gemeente Amsterdam)
Kort geding. Mogelijkheid teammanager tot inzien e-mailbox van werknemers bij afwezigheid. Instemmingsrecht ondernemingsraad op grond van artikel 27 lid 1 Wet op de ondernemingsraden? Voorziening geschikt voor waarneming van of controle op gedrag en prestaties werknemers. Instructie die een regeling inhoudt zoals bedoeld in artikel 27, eerste lid onder l, WOR.
In dit verband heeft DWI op 20 juni 2012 de volgende instructie aan haar medewerkers bekendgemaakt: ‘Op vakantie? Onze dienstverlening gaat gewoon door! (…) Zet je afwezigheidsassistent aan als je er niet bent (ook bij je standaard deeltijddag) en geef aan wie mailers kunnen bellen of mailen in dringende gevallen. (…). Machtig daarnaast een collega (je buddy) of je teammanager voor toegang tot je mailbox. Je kunt zelf bepalen wie jij wilt machtigen. Deze collega houdt bij afwezigheid langer dan één dag je mailbox in de gaten om te kijken of er e-mails zijn binnengekomen die toch beantwoord of opgepakt moeten worden (…) Mocht iemand toch vergeten zijn de buddy of teammanager te machtigen of de medewerker is onverwacht langer dan één dag afwezig, dan kan de teammanager via het bedrijfsbureau S&M toegang tot de mailbox krijgen.
3.7. Allereerst maakt die voorziening dat de instructie de mogelijkheid voor DWI schept tot gebruikmaking van een technisch hulpmiddel dat de betrokken teammanager in bepaalde gevallen toegang verschaft tot en inzage verleent in de mailbox van een afwezige medewerker, zonder diens toestemming, zodat niet louter sprake is van menselijk toezicht zonder dat gebruik wordt gemaakt van een technisch of administratief hulpmiddel. Dit geldt temeer, wanneer acht wordt geslagen op de algemene ervaringsregel dat het in een professionele werkomgeving niet mogelijk pleegt te zijn om zonder technisch hulpmiddel de mailbox in te zien van een werknemer die zijn gebruikersnaam en wachtwoord niet bekend heeft gemaakt. Bovendien heeft de OR terecht aangevoerd dat de voorziening die de teammanager in staat stelt om in het e-mailbestand van een medewerker te kijken, geschikt is voor waarneming van of controle op gedrag en prestaties van bij DWI werkzame personen. De manager kan zich daardoor immers, aan de hand van de inhoud van het e-mailbestand, een beeld vormen van het gedrag en de prestaties van de betrokken medewerker. Ten slotte gaat het niet om een incidenteel geval, maar om een algemene mogelijkheid voor de teammanager – en hiermee voor DWI – om bij het ontbreken van een door de medewerker verstrekte machtiging of bij diens onverwachte afwezigheid van langer dan één dag, toegang te krijgen tot de mailbox van een afwezige medewerker. Aldus kan de teammanager in zulke gevallen steeds de beschikking krijgen over de mogelijkheid om door inzage in het e-mailbestand van de medewerker, via een daartoe getroffen voorziening, diens gedrag en prestaties – voor zover uit dat bestand blijkend – waar te nemen en te controleren.
3.8. Hetgeen DWI in haar toelichting op de grieven – en nader toegelicht bij pleidooi in hoger beroep – heeft aangevoerd ten betoge dat de omstreden instructie geen instemmingsplichtig besluit zoals bedoeld in artikel 27, eerste lid onder l, WOR inhoudt, stuit af op het hierboven overwogene. Dit geldt ook voor de stelling dat die instructie slechts tot doel heeft de bereikbaarheid van de medewerkers van DWI voor burgers te vergroten en niet is bedoeld voor waarneming van of controle op medewerkers van DWI: zij voorziet immers wél in een voorziening die de mogelijkheid schept voor observatie en controle van medewerkers, aan de hand van hun e-mailbestand, en die dus – wat er ook zij van het nagestreefde doel – geschikt is ‘voor waarneming van of controle op’ gedrag of prestaties van medewerkers. Hetgeen DWI heeft opgemerkt met betrekking tot de (vermeende) afwezigheid van een ‘voorziening’ zoals bedoeld in artikel 27, eerste lid onder l, WOR, miskent dat er sprake is van een technisch hulpmiddel dat de betrokken teammanager feitelijk in staat stelt om toegang te krijgen tot de mailbox van een bepaalde medewerker en diens e-mailbestand in te zien, zonder welk hulpmiddel dit niet mogelijk zou zijn. De aanwezigheid van dát hulpmiddel is – zoals onder 3.6 reeds overwogen – door DWI niet weersproken. De door DWI gestelde toetsing door het bedrijfsbureau S&M van verzoeken tot toegang tot een mailbox laat zowel de mogelijkheid van die toegang, via een daartoe getroffen voorziening als besproken, als de geschiktheid daarvan voor waarneming van of controle op medewerkers van DWI onverlet. Het arrest van 20 december 2002 van de Hoge Raad (LJN AF0155, NJ 2003, 141), waarop DWI zich beroept, noopt voorts niet tot andere oordelen dan hiervoor gegeven.
3.9. Het hierboven overwogene brengt mee dat het hof het oordeel van de kantonrechter dat de onder 3.1 aangehaalde instructie een regeling inhoudt zoals bedoeld in artikel 27, eerste lid onder l, WOR, onderschrijft. Nu het besluit tot vaststelling van een dergelijke regeling de instemming van de OR behoeft en deze instemming ontbreekt, bestaat – ook in hoger beroep, in aanmerking genomen dat gezien het vasthouden door DWI aan het betrokken besluit en het uitblijven van een minnelijke oplossing, aan de zijde van de OR nog steeds een voldoende spoedeisend belang aanwezig is – grond voor een verbod aan DWI tot uitvoering van het besluit van 20 juni 2012 waarin de omstreden instructie is belichaamd. Het hof zal de daartoe strekkende beslissing van de kantonrechter daarom in stand laten. De grieven I, II, III, IV en XIII die DWI tegen het vonnis van de kantonrechter heeft aangevoerd, wat daarvan verder ook zij, kunnen niet tot een ander oordeel leiden en behoeven derhalve, bij gebrek aan voldoende belang, geen bespreking.
Internet Scriptieprijs 2013 - nog één week om in te zenden
Stuur je scriptie in en win € 1.500,=!
Dit jaar organiseren advocatenkantoor Brinkhof en internet provider XS4ALL de zevende editie van de Internet Scriptieprijs voor de beste juridische masterscriptie op het gebied van internet en recht. De Internetscriptieprijs 2013 wordt mede mogelijk gemaakt en professioneel uitgegeven door juridische uitgeverij deLex, en online gepubliceerd op www.internetscriptieprijs.nl.
Meedoen? Stuur je scriptie uiterlijk 15 januari 2014 in, bij voorkeur als doorzoekbaar Pdf-bestand, via www.internetscriptieprijs.nl, vergezeld van een kopie van het tentamenbriefje. De uitreiking van de prijs vindt plaats op een juridisch symposium op donderdagmiddag 20 februari 2014 in Felix Meritis in Amsterdam. Tijdens het symposium komen interessante sprekers aan het woord en krijgen de inzenders van de drie beste scripties de gelegenheid om hun scriptie toe te lichten.
Met de Internet Scriptieprijs willen Brinkhof en XS4ALL rechtenstudenten uitdagen om zich te specialiseren in dit rechtsgebied van de toekomst en een podium creeren voor excellente studenten. De winnende scriptie wordt beloond met een geldbedrag van € 1.500,- en een mobiel internetabonnement van XS4ALL. De winnende scriptie wordt bovendien professioneel uitgegeven door juridische uitgeverij deLex en online gepubliceerd op www.internetscriptieprijs.nl. Om een idee te geven, afgelopen edities zijn gewonnen door scripties over de verwerking van persoonsgegevens door mobiele apps, geneesmiddelenverkoop op internet, de vermogensrechtelijke status van virtuele spelobjecten, de bewaarplicht voor verkeersgegevens, internettoegang als universele dienst en domeinnaamrecht.
Brief Hustinx over EU Data Protection Supervisor en Assistant
Letter by Peter Hustinx to Mr Maroš Šefčovič, Vice-President of the European Commission; Mr Juan Fernando López Aguilar, Chairman of the European Parliament's Committee on Civil Liberties, Justice and Home Affairs and to Ambassador Théodoros N. Sotiropoulos, Permanent Representative of Greece regarding the appointment of the European Data Protection Supervisor and Assistant Supervisor
I am writing to express my serious concerns about the procedure for the selection and appointment of a new European Data Protection Supervisor and Assistant Supervisor. As set out in Article 42 (1) of Regulation (EC) No 45/2001, both are appointed by common accord of the European Parliament and the Council for a term of five years, on the basis of a list drawn up by the Commission following a public call for candidates.
As you know, the mandates of the present team of Supervisors will expire on 16 January 2014. At this stage, it is highly unlikely that the appointment of a new Supervisor and Assistant Supervisor will take place either before or shortly after this date. This opens the perspective of a period of uncertainty as to when the new team of Supervisors will be appointed.
This uncertainty and the possibly long delays that may be involved, as well as their different consequences, are likely to harm the effectiveness and the authority of the EDPS over the coming months. The EU is presently in a critical period for the fundamental rights of privacy and data protection, and a strong mandate is required to provide the authority to ensure that these fundamental rights are fully taken into account at EU level. In this respect, I would recall that the operation of a fully effective independent control authority is an essential feature of that right, as set out in Article 8 of the Charter and Article 16 of the Treaty.
I would therefore urge you to take all the steps necessary to ensure that a new Supervisor and Assistant Supervisor will be appointed as soon as possible.
Peter HUSTINX
Door vaststellingsovereenkomst opzegmogelijkheden beperkt
Rechtbank Midden-Nederland 18 december 2013, ECLI:NL:RBMNE:2013:7248 (eiseres tegen Promedico ICT B.V.)
Schadevordering naar aanleiding van gebrekkige software ten behoeve van apotheekhoudende huisartsen en door opzegging abonnement door softwareleverancier. Exoneratie. Terugkomen door leverancier van eerder gedane toezeggingen.
Het stond Promedico vrij om de overeenkomst op enig moment op te zeggen, echter door het aangaan van de vaststellingsovereenkomst heeft Promedico zich in haar opzegmogelijkheden beperkt. Door na korte tijd de overeenkomst op te zeggen, is deze beperking geschonden en is Promedico schadeplichtig.
De kosten van de door eiseres aan conversie bestede uren en de kosten van de apotheekmodule van CompuGroupMedical worden geschat op respectievelijk €4.000 en €5.000 . Ter zake van buitengerechtelijke kosten wordt 2x het tarief €384 toegewezen.
4.15. Op grond van het voorgaande volgt de rechtbank [eiseres] niet in haar stelling, dat het Promedico in het geheel niet vrijstond de overeenkomst op enig moment op te zeggen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Promedico zich door het aangaan van de vaststellingsovereenkomst echter wel in haar opzegmogelijkheden beperkt, en heeft zij door de overeenkomst reeds na korte tijd op te zeggen, die beperking geschonden.
Uitsluiting van aansprakelijkheid op grond van art. 14 algemene voorwaarden
4.16. Nu Promedico de overeenkomst vroegtijdig heeft opgezegd, kan zij zich niet (anders dan met betrekking tot de schade die [eiseres] vóór de opzegging stelt te hebben geleden) op de uitsluiting van aansprakelijkheid van artikel 14 algemene voorwaarden beroepen. In zoverre is Promedico jegens [eiseres] schadeplichtig.De door [eiseres] aan conversie bestede uren
4.19.
Naar de rechtbank begrijpt vordert [eiseres] in dit verband een bedrag van € 13.041,89.
Promedico heeft hiertegen bij conclusie van antwoord (6.3.2) aangevoerd 1) dat [eiseres] aannemelijk dient te maken dat deze uren in een ander geval besteed zouden zijn aan patiëntenzorg, en zolang zij dat niet doet Promedico deze uren betwist, en 2) dat [eiseres] bij de berekening van de schade dient uit te gaan van gederfde winst en niet van gederfde omzet, zoals zij in dit geval kennelijk doet.
[eiseres] heeft ter comparitie hierop geen nadere toelichting gegeven, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank wel op haar weg had gelegen. Bovendien is zij ten onrechte uitgegaan van het uurtarief dat zij ontvangt voor werkzaamheden op de huisartsenpost (en niet in haar eigen praktijk), en is zij uitgegaan van gemiste omzet in plaats van gederfde winst. Anderzijds acht de rechtbank het wel aannemelijk dat [eiseres] met betrekking tot de tijd die zij aan de conversie heeft moeten besteden enig verlies heeft geleden. Naar het oordeel van de rechtbank zal het niet goed mogelijk zijn deze uren precies te berekenen, zodat de rechtbank de aldus geleden schade zal schatten, waarbij zij mede in aanmerking zal nemen hetgeen in het voorgaande met betrekking tot de toerekenbaarheid is overwogen. Naar redelijkheid zal de rechtbank de door Promedico aan [eiseres] in verband met winstderving te vergoeden schade vaststellen op € 4.000,--.
€ 25.957,30 ter zake van de kosten van de apotheekmodule van CompuGroupMedical
4.21.
[eiseres] legt aan deze vordering ten grondslag dat dit de kosten zijn die zij de komende 17 jaren verwacht te maken vanwege het gebruik van de apotheekmodule waarop zij zich in plaats van ASP heeft moeten abonneren.
Promedico heeft hiertegen ingebracht (cva 6.3.4) dat in de vaststellingsovereenkomst slechts was overeengekomen dat zij ASP gratis zou mogen gebruiken "gedurende de periode dat gebruik wordt gemaakt van de apotheekmodule van Promedico-ASP", en dat daaruit volgt dat door de opzegging door Promedico [eiseres] gewoon zou hebben moeten betalen voor de apotheekmodule van Promedico-VDF.
Onder verwijzing naar hetgeen hieromtrent in 4.14 is overwogen en beslist, faalt dit verweer van Promedico.
Verder voert Promedico aan, dat het kosteloze gebruiksrecht van ASP een compensatie was voor het ongemak dat het gebruik van ASP met zich bracht. Ook dit verweer faalt, omdat daarvoor in de vaststellingsovereenkomst en in de processtukken onvoldoende aanknopingspunten zijn te vinden.
Zoals volgt uit hetgeen in het voorgaande reeds is overwogen, is Promedico echter niet gehouden [eiseres] gedurende 17 jaar na de vaststellingsovereenkomst te voorzien van ASP, of aan [eiseres] de kosten van een vervangende apotheekmodule integraal te vergoeden.
Mede onder verwijzing naar de in 4.17 vermelde omstandigheden en overwegingen zal de rechtbank de op dit punt door [eiseres] geleden schade in redelijkheid schatten op een bedrag van € 5.000,--.
€ 1.788,-- ter zake van buitengerechtelijke kosten
4.23.
Nu het verzuim vóór 1 juli 2012 is ingetreden zal de rechtbank deze vordering toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voor-werk II. Daarbij hanteert de rechtbank conform dit rapport het uitgangspunt dat het moet gaan om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Nu de advocaat van [eiseres] voorafgaand aan de procedure op zijn minst 3 inhoudelijke brieven aan Promedico heeft geschreven is de vordering toewijsbaar, zij het dat voor het toepasselijke tarief zal worden aangesloten bij het toe te wijzen bedrag. Toewijsbaar is derhalve 2 x tarief € 384,-- = € 768,. De gevorderde wettelijke rente zal worden afgewezen nu [eiseres] niet heeft gesteld dat zij deze kosten reeds heeft voldaan.
KPN moet verplichtingen met Vodafone nakomen
Vzr. Rechtbank Rotterdam 24 december 2013, ECLI:NL:RBROT:2013:10454 (Vodafone Libertel tegen KPN)
Telecom. Contractenrecht. KPN wordt veroordeeld tot nakoming van diverse met Vodafone aangegane verplichtingen.
Zie dictum hieronder: De voorzieningenrechter:
5.1. wijst de vorderingen jegens Koninklijke KPN af;
5.2. veroordeelt KPN om na betekening van dit vonnis, gedurende de duur van de RoVISP en tot het moment dat Vodafone deze dienst heeft overgenomen, tot nakoming van de uit § 6.3 Annex 1 RoVISP voortvloeiende verplichting om 80% van de klachten die zien op Vodafone en die per e-mail bij KPN zijn binnengekomen binnen 48 uur te behandelen;
5.3. veroordeelt KPN om na betekening van dit vonnis, gedurende de duur van de RoVISP en tot het moment dat Vodafone deze dienst heeft overgenomen, tot nakoming van de uit § 6.3 Annex 1 RoVISP voortvloeiende verplichting om 80% van de klachten die zien op Vodafone en die per brief bij KPN zijn binnengekomen binnen 7 dagen te beantwoorden;
5.4. veroordeelt KPN om na betekening van dit vonnis, gedurende de duur van de RoVISP en tot het moment dat Vodafone deze dienst heeft overgenomen om binnen 1 dag na afsluiting van de elke kalendermaand waarin KPN deze dienst nog voor Vodafone (heeft) verricht, tot nakoming van de uit § 6.2, § 6.3 en § 6.4.1 Annex 1 RoVISP voortvloeiende verplichting om maandelijks te rapporteren over het percentage orders dat binnen 2 werkdagen wordt geaccepteerd en het percentage orders dat binnen 5 werkdagen wordt geaccepteerd;
5.5. veroordeelt KPN om na betekening van dit vonnis, gedurende de duur van de RoVISP en tot het moment dat Vodafone deze dienst heeft overgenomen om binnen 1 dag na afsluiting van de elke kalendermaand waarin KPN deze dienst nog voor Vodafone verricht, tot nakoming van de uit § 6.2, § 6.3 en § 6.4.1 Annex 1 RoVISP voortvloeiende verplichting om maandelijks te rapporteren over het percentage xDSL klanten dat respectievelijk binnen 10, 15 en 20 werkdagen wordt aangesloten;
5.6. veroordeelt KPN om na betekening van dit vonnis, gedurende de duur van de RoVISP en binnen 14 dagen na afsluiting van de respectieve kalendermaand, om haar uit
§ 13.2 Annex 2 RoVISP voortvloeiende verplichting om maandelijks te rapporteren omtrent het door Vodafone klanten gegenereerde dataverkeer;
5.7. bepaalt dat KPN, indien zij niet aan voormelde onder 5.4 tot en met 5.6 genoemde veroordelingen voldoet, voor iedere overtreding een dwangsom verbeurt van
€ 5.000,= per overtreding, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van
€ 100.000,=;
5.8. veroordeelt KPN om na betekening van dit vonnis, gedurende de duur van de RoWBA en binnen 6 dagen na afsluiting van de respectieve kalendermaand, om haar uit
§ 5.4 Annex 3 RoWBA voortvloeiende verplichting over de beschikbaarheid en reactietijd van de informatiesystemen overeenkomstig § 3.3.7 Annex 3 RoWBA na te komen;
5.9. veroordeelt KPN om na betekening van dit vonnis, gedurende de duur van de RoWBA en binnen 6 dagen na afsluiting van de respectieve kalendermaand, om haar uit
§ 5.4 Annex 3 RoWBA over de oplostijd van storingen tijdens de levering overeenkomstig
§ 3.18 Annex 3 RoWBA na te komen;
5.10. veroordeelt KPN om na betekening van dit vonnis, gedurende de duur van de RoWBA en binnen 6 dagen na afsluiting van de respectieve kalendermaand, om haar uit
§ 5.4 Annex 3 RoWBA voortvloeiende verplichting over de serviceniveaus en support overeenkomst § 3.19 Annex 3 RoWBA na te komen;
5.11. veroordeelt KPN om na betekening van dit vonnis, gedurende de duur van de RoWBA en binnen 6 dagen na afsluiting van de respectieve kalendermaand, om haar uit
§ 5.4 Annex 3 RoWBA voortvloeiende verplichting over de beschikbaarheid van de WAP-poort overeenkomstig § 3.20 Annex 3 RoWBA na te komen;
5.12. veroordeelt KPN om na betekening van dit vonnis, gedurende de duur van de RoWBA en binnen 6 dagen na afsluiting van de respectieve kalendermaand, om haar uit
§ 5.4 Annex 3 RoWBA voortvloeiende verplichting over de service answer tijd overeenkomstig § 5.8 Annex 3 RoWBA na te komen;
5.13. veroordeelt KPN om na betekening van dit vonnis, gedurende de duur van de RoWBA en binnen 6 dagen na afsluiting van de respectieve kalendermaand, om haar uit
§ 5.4 Annex 3 RoWBA voortvloeiende verplichting over de standaard levertijden overeenkomstig § 5.9 Annex 3 RoWBA na te komen;
5.14. veroordeelt KPN om na betekening van dit vonnis, gedurende de duur van de RoWBA en binnen 6 dagen na afsluiting van de respectieve kalendermaand, om haar uit
§ 5.4 Annex 3 RoWBA voortvloeiende verplichting over de planning op wensdatum klant en herplanningen overeenkomstig § 5.10 Annex 3 RoWBA na te komen;
5.15. veroordeelt KPN om na betekening van dit vonnis, gedurende de duur van de RoWBA en binnen 6 dagen na afsluiting van de respectieve kalendermaand, om haar uit
§ 5.4 Annex 3 RoWBA voortvloeiende verplichting over de leverbetrouwbaarheid overeenkomstig § 5.11 Annex 3 RoWBA na te komen;
5.16. veroordeelt KPN om na betekening van dit vonnis, gedurende de duur van de RoWBA en binnen 6 dagen na afsluiting van de respectieve kalendermaand, om haar uit
§ 5.4 Annex 3 RoWBA voortvloeiende verplichting over de service answer tijden overeenkomstig § 6.2 Annex 3 RoWBA na te komen na te komen;
5.17. veroordeelt KPN, na betekening van dit vonnis, gedurende de duur van de RoVISP, haar uit § 5.2.1.2 Annex 2 RoVISP voortvloeiende verplichting om proactief alle uitgaande gesprekken na 120 minuten te beëindigen, na te komen;
5.18. bepaalt dat KPN, indien zij niet aan voormelde onder 5.8 tot en met 5.17 genoemde veroordelingen voldoet, voor iedere overtreding een dwangsom verbeurt van
€ 1.000,= per overtreding, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van
€ 250.000,=;
5.19.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat ieder der partijen de eigen proceskosten draagt;
CBP: Abonneegegevens Reformatorisch Dagblad verstrekt in strijd met wet
CBP Rapport 12 november 2013, z2013-00290.
Uit het persbericht: Erdee Media B.V, uitgever van onder meer het Reformatorisch Dagblad en het tijdschrift Terdege, heeft zónder toestemming van abonnees hun naam- en adresgegevens aan andere partijen verstrekt voor directmarketingdoeleinden. Dat concludeert het College bescherming persoonsgegevens (CBP) na onderzoek. Erdee Media handelt hiermee in strijd met de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Deze zaak draait om de bescherming van bijzondere persoonsgegevens, namelijk gegevens over iemands godsdienst, waarvoor strenge wettelijke eisen gelden. Deze gegevens mogen alleen met uitdrukkelijke toestemming van betrokkenen worden verwerkt. Als het CBP constateert dat Erdee Media B.V. de overtreding niet beëindigt, kan het CBP handhavend optreden.
Uit verschillende communicatiemiddelen van Erdee Media B.V. wordt duidelijk dat de lezers van het Reformatorisch Dagblad en Terdege volgens Erdee Media B.V. behoren tot de gereformeerde gezindte. Erdee Media B.V. stelt via onder meer haar website tegenover (potentiële) adverteerders dat de verschillende media van Erdee Media B.V. volop mogelijkheden bieden als adverteerders de ‘gereformeerde gezindte’ willen bereiken. Het label ‘behorende tot de gereformeerde gezindte’ zorgt voor een rechtstreeks verband tussen de naam- en adresgegevens van de abonnees en gegevens over hun godsdienst. De verstrekking van de abonneegegevens moet dan ook worden aangemerkt als een verwerking van bijzondere persoonsgegevens.
Bijzondere persoonsgegevens
Voor de verwerking van bijzondere persoonsgegevens geldt een wettelijk verbod. Dit betekent voor Erdee Media B.V. dat verstrekking van abonneegegevens aan derde partijen voor direct-marketingdoeleinden slechts rechtmatig kan zijn als de abonnees hiervoor hun uitdrukkelijke toestemming hebben gegeven. Het CBP heeft geconcludeerd dat Erdee Media B.V. geen toestemming heeft gevraagd en daarom met de verstrekking van de gegevens in strijd met de wet handelt.
CBP herziet besluit inzake afgifte goedkeurende verklaring gedragscode
CBP nieuw besluit 19 december 2013.
Uit het persbericht: Bij uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 13 november 2013 [hier] is het besluit van het College bescherming persoonsgegevens (CBP) tot afgifte van een goedkeurende verklaring voor de Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Zorgverzekeraars met bijbehorend Protocol Materiële Controle (d.d. 13 december 2011) van Zorgverzekeraars Nederland vernietigd. De Rechtbank Amsterdam heeft in die uitspraak een aantal beroepsgronden tegen de afgifte van die goedkeurende verklaring zoals aangevoerd door de Stichting Koepel van DBC-vrije Praktijken van Psychotherapeuten en Psychiaters gegrond verklaard. Zorgverzekeraars Nederland heeft op 17 december 2013 hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De rechtbank Amsterdam heeft het CBP een termijn van zes weken gesteld voor het nemen van een nieuw besluit. In die termijn heeft Zorgverzekeraars Nederland geen – aan de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam – aangepaste versie van de Gedragscode ter beoordeling aan het CBP voorgelegd. Het instellen van hoger beroep door Zorgverzekeraars Nederland heeft geen schorsende werking ten aanzien van de door de Rechtbank Amsterdam gestelde termijn voor het nemen van een nieuw besluit door het CBP.
Tegen die achtergrond heeft het CBP op 19 december 2013 met inachtneming van de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam een nieuw besluit genomen, houdende afwijzing van het verzoek van Zorgverzekeraars Nederland tot afgifte van een goedkeurende verklaring voor de Gedragscode.
Dit besluit wordt openbaar gemaakt door plaatsing van deze mededeling en het besluit op de website van het CBP en door plaatsing van het besluit in de Staatscourant.
T-Mobile mag gratis internet in NS-treinen beperken
Uit het persbericht: De Autoriteit Consument & Markt (ACM) concludeert dat T-Mobile op het gratis wifi-netwerk in NS-treinen diensten zoals Youtube en Spotify mag blokkeren. T-Mobile verzorgt voor de NS gratis toegang tot internet. Het blokkeren van diensten op netwerken is verboden. Dit staat in de regels over netneutraliteit: diensten die hetzelfde zijn, moeten op dezelfde manier behandeld worden door de internetprovider. Maar als het blokkeren van diensten ‘filevorming’ op het netwerk voorkomt, geldt er een uitzondering.
Zoveel mogelijk reizigers internet
De gratis internetverbinding in de trein heeft een beperkte capaciteit die ook nog eens sterk wisselt. Als reizigers bijvoorbeeld filmpjes kijken op hun laptop, tablet of mobiele telefoon dan hebben andere reizigers daar last van omdat er minder capaciteit beschikbaar is voor hun verbinding. Door het blokkeren van dit soort ‘datavretende’ diensten kunnen zoveel mogelijk reizigers gebruik maken van de internetverbinding. Voorwaarde bij het blokkeren is wel dat dit niet selectief gedaan wordt, gelijke diensten moeten gelijk behandeld worden.
Netneutraliteit: open internet
In Nederland is netneutraliteit verplicht. Dit draagt bij aan een open internet. Een open internet is belangrijk voor de vrije verspreiding van informatie en de ontwikkeling van innovatieve diensten. Netneutraliteit betekent dat aanbieders van internet de toegang tot inhoud of applicaties niet mogen blokkeren. Dit verbod kent een aantal uitzonderingen. Aanbieders mogen bijvoorbeeld internetverkeer belemmeren om te voorkomen dat het netwerk vol loopt. Consumenten moeten daarover wel goed worden voorgelicht door hun internetaanbieder. Naast het verbod op blokkeren mogen aanbieders ook geen apart tarief rekenen voor diensten zoals WhatsApp of Skype. ACM controleert of aanbieders de toegang tot het internet niet onnodig afknijpen of blokkeren.
Aansprakelijk voor exorbitant hoog dataverbruik gestolen telefoon
Rechtbank Amsterdam 20 november 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:8994 (Intrum Justitia Nederland B.V. tegen gedaagde)
Gedaagde is jegens haar provider aansprakelijk voor de kosten die voortvloeien uit exorbitant dataverbruik met haar telefoon. Gedaagde heeft tot verweer tegen de vordering aangevoerd dat de gefactureerde kosten haar niet kunnen worden toegerekend, aangezien de telefoon in de zomer van 2009 bij een inbraak is gestolen, hetgeen een dag na de inbraak door haar zoon bij Vodafone is gemeld met het verzoek het abonnement stop te zetten. Nu Vodafone dat niet heeft gedaan, moeten de kosten voor rekening van Vodafone/Intrum Justitia blijven.
De dader van de inbraak zou een haar bekende man zijn die reeds door de strafrechter is veroordeeld voor het plegen van de diefstal, aldus - steeds - gedaagde. Gedaagde heeft gesteld dat zij thuis over een vrijwel volledig dossier beschikt waarmee zij dit een en ander zou kunnen aantonen. Echter heeft dit niet in deze procedure overlegt.
Het verweer van gedaagde dat de telefoon zou zijn gestolen wordt verworpen, nu gedaagde dit, ondanks dat haar daartoe gelegenheid is geboden, niet heeft weten te onderbouwen.
[gedaagde] heeft bij overeenkomst van 10 april 2009 een mobiele telefonie abonnement afgesloten bij Vodafone Libertel B.V.. Indien Vodafone de verschuldigde betaling niet binnen de termijn genoemd in artikel 10.5 heeft ontvangen, is Contractant (lees: [gedaagde], kantonrechter) zonder nadere ingebrekestelling in verzuim. Vanaf dat moment mag Vodafone wettelijke rente in rekening brengen. Indien ter verkrijging van voldoening van het verschuldigde bedrag een incassoprocedure noodzakelijk is, zijn alle daaraan verbonden kosten (volgens het algemeen erkende deurwaarderstarief) voor rekening van Contractant.
4. [gedaagde] heeft tot verweer tegen de vordering aangevoerd dat de gefactureerde kosten haar niet kunnen worden toegerekend, aangezien de telefoon in de zomer van 2009 bij een inbraak is gestolen, hetgeen een dag na de inbraak door haar zoon bij Vodafone is gemeld met het verzoek het abonnement stop te zetten. Nu Vodafone dat niet heeft gedaan, moeten de kosten voor rekening van Vodafone/Intrum Justitia blijven.
6. (...) De dader van de inbraak zou een haar bekende man zijn met de naam [naam]. Deze persoon zou ten tijde van de comparitiezitting reeds door de strafrechter zijn veroordeeld voor het plegen van de diefstal, aldus - steeds - [gedaagde]. [gedaagde] heeft gesteld dat zij thuis over een vrijwel volledig dossier beschikt waarmee zij dit een en ander zou kunnen aantonen.
7. Voorop staat dat [gedaagde] met het vorenstaande een bevrijdend verweer heeft gevoerd, waarvan zij in beginsel de stelplicht en (bij betwisting) de bewijslast draagt. Dit houdt mede in dat [gedaagde] bij betwisting, haar stellingen eerst in voldoende mate moet onderbouwen.
11.
Nu [gedaagde] aldus, ondanks dat zij daartoe aanbod heeft gedaan en ondanks dat haar daartoe de mogelijkheden zijn geboden, heeft nagelaten haar verweer met behulp van concrete bewijsstukken te onderbouwen, wordt dit als onvoldoende gemotiveerd gepasseerd.
12.
Aangezien [gedaagde] verder geen concrete feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die maken dat de kosten voor het gebruik van de telefoon haar niet kunnen worden toegerekend, blijft zij daarvoor aansprakelijk. Tussen partijen staat niet ter discussie dat de gevolgtrekking alsdan moet zijn dat [gedaagde] met die betaling in verzuim is en dat Vodafone het contract op grond van de algemene voorwaarden en de wet op 10 maart 2010 terecht heeft mogen ontbinden. De kantonrechter zal dan ook in dezelfde zin beslissen.
13.
De ontbinding van de overeenkomst heeft tot gevolg dat Vodafone (en thans na overname van de vorderingen Intrum Justitia) recht op vergoeding van de schade die aan de zijde van de provider is geleden doordat [gedaagde] haar verplichtingen uit de overeenkomst niet is nagekomen. Die schade bestaat er in dit geval in dat de drie genoemde facturen voor geleverde diensten in de periode december 2009 - maart 2010 onbetaald zijn gebleven. [gedaagde] zal dan ook worden veroordeeld tot betaling van het daaruit nog verschuldigde bedrag, alsmede tot betaling van de (gevorderde) wettelijke rente die over elk van de openstaande factuurbedragen verschuldigd is vanaf de 15e dag na de factuurdatum. Niet weersproken is dat de daarover verschuldigde rente tot 10 januari 2013 in totaal € 762,64 bedraagt.
De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Intrum Justitia van een bedrag van € 8.459,51 (achtduizend vierhonderd negenenvijftig euro en eenenvijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 7.696,87 vanaf 10 januari 2013 tot aan de dag van algehele voldoening;
Toewijzing exhibitievordering verloren geraakte e-mails
Hof Leeuwarden 17 december 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:9642
Incident. Exhibitievordering (art. 843s Rv). Voor zover het gaat om verloren geraakte bewijsmiddelen (e-mails), is de vordering toegewezen op grond van art. 843b Rv.
Voor toewijzing van de exhibitievordering op de grondslag van art. 843b lid 1 Rv is niet van belang hoe [geïntimeerde] de e-mail correspondentie is kwijtgeraakt. Zelfs indien dat door zijn eigen schuld zou zijn, beoogt art. 843b lid 1 Rv degene die een bewijsmiddel heeft verloren, weer in de positie te brengen waarin hij verkeerde vóór het verlies van het middel.
4.7
Ten aanzien van de e-mail correspondentie overweegt het hof als volgt. In art. 843b lid 1 Rv is bepaald dat hij die een bewijsmiddel heeft verloren, van degene die de beschikking heeft over bescheiden die tot bewijs kunnen dienen van enig feit waarop het verloren bewijsmiddel betrekking had, of die zodanige bescheiden onder zijn berusting heeft, kan vorderen daarvan te zijnen behoeve op zijn kosten, voor zover nodig, inzage, afschrift of uittreksel te verschaffen. Onder bescheiden worden mede verstaan: op een gegevensdrager aangebrachte gegevens.
4.8
Partijen zijn het er niet over eens of de volledige e-mail correspondentie in het geding is gebracht. [geïntimeerde] stelt dat hij niet meer beschikt over de e-mail correspondentie, terwijl[appellant] niet heeft betwist dat hij nog wél over de volledige e-mail correspondentie beschikt.[appellant] heeft (naar 's hofs oordeel terecht) niet bestreden dat [geïntimeerde] wel belang heeft bij de inhoud van de e-mails, nu het er in deze zaak immers om gaat wat partijen op die manier hebben afgesproken en welke stellingen zij na uitvoering van de overeenkomst hebben ingenomen. De inhoud van de e-mails speelt daarbij een belangrijke, zo niet doorslaggevende rol.
4.10
Voor toewijzing van de exhibitievordering op de grondslag van art. 843b lid 1 Rv is niet van belang hoe [geïntimeerde] de e-mail correspondentie is kwijtgeraakt. Zelfs indien dat door zijn eigen schuld zou zijn, beoogt art. 843b lid 1 Rv degene die een bewijsmiddel heeft verloren, weer in de positie te brengen waarin hij verkeerde vóór het verlies van het middel. Nu vaststaat dat [geïntimeerde] de e-mails niet meer heeft, maar[appellant] wel, zal de vordering van [geïntimeerde] in zoverre worden toegewezen, waarbij met toepassing van art. 843b lid 2 Rv zal worden bepaald op welke wijze[appellant] de e-mail correspondentie aan [geïntimeerde] ter beschikking dient te stellen. Toetsing aan art. 843a Rv is verder niet meer aan de orde.
Het gerechtshof:
in het incident
beveelt[appellant] om binnen vier weken na dit arrest aan [geïntimeerde] te verstrekken afdrukken van alle e-mail berichten tussen partijen (per bericht afzonderlijk afgedrukt) en bepaalt dat de kosten hiervan door [geïntimeerde] vóóraf aan[appellant] dienen te worden betaald, en verklaart dit arrest in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;