Verzaken van stelplicht leidt tot integrale proceskostenvergoeding
Rechtbank Noord-Holland 29 oktober 2014, IT 1660 (Bureau Mercuur tegen Stored Data B.V.)Procesrecht. Grafix en XS News B.V. hadden een overeenkomst, waarin over en weer diensten in rekening werden gebracht, bestaande uit dataverbindingen en het verhuren van rackspace. Eiser vordert betaling op grond van een overeenkomst die door verweerder wordt betwist. Eiser voldoet niet aan de stelplicht, want levert voor het bestaan van de verbintenis geen feitelijke onderbouwing. Hoewel bij het aannemen van misbruik terughoudendheid past, moet worden geacht dat eiser verweerder tegen beter weten in en geheel onnodig op kosten heeft gejaagd. De vorderingen worden afgewezen en Mercuur integraal wordt veroordeeld in de proceskosten.
4.3. (...) In het licht van de gemotiveerde betwisting van Stored Data had Mercuur meer feiten en omstandigheden moeten stellen, waaruit zou kunnen worden afgeleid dat er een overeenkomst van dienstverlening bestond tussen Datahouse Capelle en Stored Data. Mercuur heeft echter geen enkele feitelijke onderbouwing geleverd van haar stelling dat Stored Data diensten heeft afgenomen van Datahouse Capelle. Nu Mercuur niet aan haar stelplicht heeft voldaan, is voor het leveren van bewijs geen ruimte. Daar komt bij dat het aanbod om werknemers van Rijndata als getuigen te laten verklaren over het gebruik van de wavelength van Datahouse Capelle tussen Amsterdam en Capelle niet terzake dienend is, nu mogelijk gebruik van de wavelength door Rijndata op zichzelf niets zegt over de (betwiste) betrokkenheid van Stored Data daarbij. De vordering zal daarom worden afgewezen.
4.5. De rechtbank overweegt dat plaats kan zijn voor integrale vergoeding van proceskosten indien sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door art. 6 EVRM (HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828).
Column Sylvia Huydecoper: 'Voer voor juristen?'
Bijdrage van Sylvia Huydecoper, Nederland ICT: In de relatie tussen ict-leverancier en klant spelen algemene leveringsvoorwaarden een belangrijke rol. Of het nu gaat om een standaardsoftwarepakket, een printer of een gecompliceerd maatwerktraject, het is altijd belangrijk om heldere afspraken te maken. De kern, of inhoud van de (juridische) afspraken wordt in de overeenkomst zelf vastgelegd. Die kern varieert per bedrijf, maar ook per contract. Algemene voorwaarden vullen de overeenkomst aan. Ze zijn een handig hulpmiddel om steeds terugkerende juridische frases waarin de risico’s tussen afnemer en leverancier worden verdeeld, in één keer te regelen. Ze dekken tot wel tachtig procent van de juridische zaken af die partijen met elkaar moeten regelen.
Lees verder
Screenshots en e-mailverkeer bewijzen makerschap van broncode
Rechtbank Amsterdam 9 december 2014, IT 1656 (eiser tegen EverywhereIM Ltd.)Auteursrecht. Broncode van apps. Makerschap. Bewijswaardering. Eiser is bij tussenvonnis in de gelegenheid gesteld om het bewijsvermoeden van art. 4 Aw te weerleggen. In dat kader zijn ten eerste screenshots met broncode overhandigt waarin de naam is vermeld van een partij die een deel van de code in opdracht van eiser heeft geschreven. Deze derde verklaart het auteursrecht hierop te hebben overgedragen aan eiser. E-mailverkeer tussen eiser en verweerder bevestigt eveneens dat eiser de broncode schreef. De app stuurt bovendien automatisch foutrapportages naar de eiser. Dat eiser deels terugvalt op open-sourcecode neemt niet weg dat de broncode een nieuw werk is. Daarmee is voldoende bewezen dat eiser de broncode naar eigen inzicht en ontwerp tot stand heeft gebracht. Ondergeschikte aanpassingen door verweerder, zoals kleuren en titels, doen daar niet aan af. De kantonrechter wijst de vorderingen van eiser toe.
2. [eiser] heeft screenshots overgelegd van de broncodes van de apps en erop gewezen dat de naam [handelsnaam] (handelsnaam van [eiser]) overal in de broncodes terugkomt (‘Copyright [jaartal, kantonrechter]. All rights reserved’). [eiser] heeft toegelicht dat hij samenwerkt met het bedrijf Sveak Ltd. Hij is naar eigen zeggen eigenaar van de broncodes die de medewerkers van dat bedrijf in zijn opdracht hebben vervaardigd. De namen van medewerkers van Sveak, althans hun alias, komen volgens [eiser] om die reden (ook) in de broncodes voor. Ter onderbouwing hiervan heeft hij een schriftelijke verklaring overgelegd van [naam] van Sveak. Deze schrijft onder meer: “I herewith declare that our company has worked with [handelsnaam] several times as developer for [handelsnaam].” [eiser] heeft er verder op gewezen dat bij de ontwikkeling van de broncodes zogenoemde ‘open source’ componenten heeft gebruikt en dat dat de reden is dat namen van de ontwikkelaars van die open source componenten in de broncodes staan vermeld.
3. Naar het oordeel van de kantonrechter ondersteunen deze omstandigheden het standpunt van [eiser] dat hij de broncodes van de apps naar eigen inzicht en eigen ontwerp tot stand heeft gebracht (al dan niet met hulp van medewerkers van Sveak). Dit wordt niet anders, doordat [eiser], zoals hij ook erkent, bij het schrijven van de broncodes op bepaalde onderdelen (‘open source’) programmatuur van derden heeft gebruikt, aangezien de wijze waarop hij die programmatuur heeft gerangschikt (telkens) een nieuw werk oplevert.
4. Belangrijker evenwel is nog dat ook uit de door [eiser] als productie 2 bij akte van 27 mei 2014 overgelegde emails blijkt dat het [eiser] is geweest die de broncodes van de apps heeft ontwikkeld. Zo schrijft [naam 2] van EverywhereIM op 16 mei 2011 aan [eiser] “zodra ie gereed is wil je mij dan de link doorsturen (…)”, en op 3 mei 2012 “dat ziet er goed uit zoals we het willen hebben” na ontvangst van, zo heeft EverywhereIM niet weersproken, een update van een app. De inhoud van deze berichten duidt erop dat [eiser] degene is die de broncodes van de apps schreef en deze, indien nodig, bijwerkte (‘updatete’).
6. Tot slot acht de kantonrechter van belang dat [eiser] stelt dat de apps tot op heden zo zijn ingericht dat indien er een werkingsprobleem is, de broncode van de betreffende app automatisch een bericht naar hem stuurt. EverywhereIM heeft deze stelling onweersproken gelaten. Ook hieruit blijkt dat [eiser] (en niet EverywhereIM) de broncodes van de apps tot stand bracht.
Verborgen camera door werkgever onrechtmatig, maar toelaatbaar als bewijs
Rechtbank Noord-Holland 24 september 2014, IT 1655 (Eiser tegen Stöbich B.V.)Kort geding. Cameratoezicht. Werkgever heeft aan ontslag informatie ten grondslag gelegd die is verkregen door middel van een verborgen camera. De bodemrechter zal vermoedelijk oordelen dat de camerabeelden onrechtmatig verkregen zijn, omdat niet vooraf kenbaar is gemaakt dat cameratoezicht zou (kunnen) plaatsvinden. De camerabeelden worden echter wel toegelaten als bewijs, omdat in beginsel het algemene maatschappelijke belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt en het belang dat partijen erbij hebben hun stellingen in rechte aannemelijk te kunnen maken, zwaarder weegt dan het belang van uitsluiting van bewijs.
19. Vast staat dat Stöbich met een verborgen camera opnamen heeft gemaakt van [werknemer] op haar werkplek. Ook staat vast dat [werknemer] niet vooraf op duidelijke wijze in kennis is gesteld van de mogelijkheid dat een verborgen camera zou kunnen worden gebruikt. Gelet hierop acht de kantonrechter het waarschijnlijk dat de bodemrechter zal oordelen dat de camerabeelden onrechtmatig zijn verkregen. Immers, in artikel 139f van het Wetboek van Strafrecht is – na inwerkingtreding per 1 januari 2004 van de Wet uitbreiding strafbaarstelling heimelijk cameratoezicht – neergelegd dat het strafbaar is om met een camera waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, aanwezig in een woning of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, een afbeelding te vervaardigen. Verder volgt uit de artikelen 33 en 34 van de Wet bescherming persoonsgegevens dat een betrokkene op de hoogte moet worden gesteld van de vastlegging van persoonsgegevens. Ook uit de toelichting bij Wet uitbreiding strafbaarstelling heimelijk cameratoezicht blijkt dat het wel is toegestaan om in kantoor- en bedrijfsruimten gebruik te maken van cameratoezicht, maar alleen onder de voorwaarde dat dit voor de werknemer kenbaar is (Kamerstukken II, 2000-2001, 27 732, nr. 3, pag. 13).Op andere blogs:
20. Echter, de omstandigheid dat de camerabeelden onrechtmatig zijn verkregen, brengt niet zonder meer mee dat die beelden in deze zaak buiten beschouwing moeten blijven en niet als bewijs mogen worden gebruikt. De kantonrechter neemt tot uitgangspunt dat in beginsel het algemene maatschappelijke belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt en het belang dat partijen erbij hebben hun stellingen in rechte aannemelijk te kunnen maken, zwaarder weegt dan het belang van uitsluiting van bewijs (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 11 juli 2014 (…)ECLI:NL:HR:2014:1632). Slechts indien sprake is van bijkomende omstandigheden, is uitsluiting van dat bewijs gerechtvaardigd. Bijkomende, bijzondere omstandigheden zijn in dit verband door [werknemer] niet gesteld en daarvan is de kantonrechter ook niet gebleken. De camerabeelden worden dus toegelaten als bewijs in deze zaak, zoals de kantonrechter partijen op de zitting al heeft meegedeeld.
Solv
Ius mentis
Cupidos misleidt met nepprofielen op datingsites
Rechtbank Amsterdam 19 december 2014, IT 1654 (SKVD e.a. tegen Cupidos e.a.)Onrechtmatige daad. Misleidende handelspraktijk. Cupidos plaatst nepprofielen op eigen en concurrerende sites, waarmee wordt gepoogd om klanten van concurrerende platforms weg te lokken. Dat een datingsite zelf nepprofielen plaatst op zowel haar eigen site als op concurrerende datingsites, is in strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt. De voorzieningenrechter verbiedt het plaatsen van nepprofielen op zowel concurrerende sites als Cupido’s eigen platform.
4.3. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben Cupidos en [gedaagde sub 2] reeds gelet op het voorgaande onrechtmatig jegens consumenten in het algemeen en meer in het bijzonder jegens de deelnemers van SKVD, waaronder Pepper, MatchMedia en Relatieplanet, gehandeld en is tevens sprake van misleiding als bedoeld in artikel 6:193c lid 1 onder a BW. Dat op een datingsite nepprofielen worden geplaatst is niet te voorkomen, maar dat een datingsite zelf nepprofielen plaatst op zowel haar eigen site als op concurrerende datingsites acht de voorzieningenrechter in strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt en derhalve onrechtmatig. Anders dan Cupidos en [gedaagde sub 2] ter zitting hebben aangevoerd heeft SKVD c.s. bovendien voldoende aannemelijk gemaakt dat ook de overige door haar genoemde profielen van waaruit ‘reclame’ is gemaakt voor de website Cupidos.nl afkomstig zijn van de zijde van Cupidos c.s. Een aantal van die profielen is immers betaald vanaf het rekeningnummer van [gedaagde sub 2] dan wel [gedaagde sub 3] en een aantal van die profielen is aangemaakt vanaf het IP-adres van waaruit ook de door [gedaagde sub 2] erkende profielen zijn aangemaakt. Bovendien is de inhoud van de vanaf die profielen verstuurde berichten over Cupidos.nl van dezelfde strekking als bijvoorbeeld het bericht dat is verstuurd vanuit het profiel van Vera (zie 2.6). Dat de profielen zijn aangemaakt door tevreden klanten van Cupidos.nl, zoals Cupidos en [gedaagde sub 2] ter zitting hebben aangevoerd, acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk. De voorzieningenrechter acht een verbod tot het (laten) aanmaken van profielen op websites van deelnemers van SKVD, althans op enige datingsite, alsmede een verbod tot het sturen van berichten teneinde klanten van de betreffende datingsites te lokken naar een datingsite van Cupidos dan ook aangewezen. Nu Cupidos en [gedaagde sub 2] ter zitting hebben erkend dat Cupidos (in ieder geval) op Cupidos.nl nepprofielen heeft geplaatst, zal eveneens een verbod worden uitgesproken tot het plaatsen van nepprofielen op de datingsites van Cupidos zelf. Alle vorderingen van SKVD c.s. zullen derhalve worden toegewezen.
Op andere blogs:
Ius mentis
Solv
Wetswijziging meldplicht datalekken
Wijziging van de Wet bescherming persoonsgegevens en enige andere wetten in verband met meldplicht datalekken en uitbreiding bestuurlijke boetebevoegdheid Cbp.
1. Strekking van het wetsvoorstel
2. Beleidsmatige achtergrond
2.1 Verhouding met voorstel Algemene verordening gegevensbescherming
3. Algemene aspecten van de meldplicht
3.1 Inbreuk op beveiligingsmaatregelen
3.2 Beslismodel meldplicht Wbp
3.3 Verhouding verantwoordelijke voor de verwerking en bewerker
4. Verhouding tot andere rechtsgebieden
4.1 Verhouding tot specifieke meldplicht op grond van de Telecommunicatiewet
4.2 Rol van het Cbp
4.3 Verhouding tot meldplicht incidenten Wet op het financieel toezicht
5. Sanctionering
CBP legt Google sanctie op voor privacyschendende voorwaarden
Uit het persbericht: Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) heeft Google een last onder dwangsom opgelegd. De dwangsom kan oplopen tot 15 miljoen euro. De reden voor deze sanctie is dat de in 2012 aangepaste privacyvoorwaarden van Google in strijd zijn met de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp).
Lees verder
Op andere blogs:
Dirkzwagerieit
Camerasysteem op gezinswoning valt niet onder persoonlijke of huishoudelijke doeleinden
HvJ EU 11 december 2014, IT 1653, zaak C-212/13 (Ryneš) - dossierUit het perscommuniqué: De richtlijn betreffende de bescherming van persoonsgegevens is van toepassing op video-opnames die worden gemaakt met behulp van een bewakingscamera die door een persoon aan zijn huis is bevestigd en op de openbare weg is gericht. De richtlijn laat het echter toe rekening te houden met het gerechtvaardigde belang van deze persoon tot bescherming van zijn eigendom, zijn gezondheid en zijn leven, alsook ook die van zijn familie.
Vraag:
Kan de werking van een camerasysteem dat is gemonteerd op een gezinswoning, met als doel de bescherming van eigendom, gezondheid en leven van de eigenaars van het huis, worden aangemerkt als het verwerken van persoonsgegevens „die door een natuurlijk persoon in activiteiten met uitsluitend persoonlijke of huishoudelijke doeleinden wordt verricht” in de zin van artikel 3, lid 2, van richtlijn 95/46/EG1 ofschoon dit systeem ook een openbare ruimte in beeld brengt?
Antwoord:
"The second indent of Article 3(2) of Directive 95/46/EC of the European Parliament and of the Council of 24 October 1995 on the protection of individuals with regard to the processing of personal data and on the free movement of such data must be interpreted as meaning that the operation of a camera system, as a result of which a video recording of people is stored on a continuous recording device such as a hard disk drive, installed by an individual on his family home for the purposes of protecting the property, health and life of the home owners, but which also monitors a public space, does not amount to the processing of data in the course of a purely personal or household activity, for the purposes of that provision."
Computer op internet is radiozendapparaat
Rechtbank Rotterdam 3 oktober 2014, IT 1652 (Agentschap Telecom)Boete en last onder dwangsom wegens illegale radio-uitzending. Een constructie, waarbij ten behoeve van een radio-uitzending een computer via het internet een zender op een ander perceel aanstuurt, kan worden aangemerkt als een radiozendapparaat.
5.2. Naar het oordeel van de rechtbank kan, onder verwijzing naar de hiervoor onder 5.1 weergegeven passages, de constructie zoals hier aan de orde, waarbij ten behoeve van een radio-uitzending een computer in de schuur op het perceel van eiser via het internet een zender op een ander perceel aanstuurt, worden aangemerkt als een radiozendapparaat.
6.3. Naar het oordeel van de rechtbank is de boete van € 12.475 vastgesteld overeenkomstig de vaste gedragslijn. Daarbij heeft verweerder het begrip demografisch bereik in het licht van de vaste gedragslijn niet onjuist uitgelegd. Voor zover eiser heeft aangevoerd dat hij niet op de hoogte was van de radio-uitzending en het hem niet bekend was dat er ook uitzendingen mogelijk gemaakt kunnen worden door middel van een internet aansluiting, heeft verweerder terecht opgemerkt dat eiser als eigenaar van het perceel verantwoordelijk is en toezicht had moeten houden op wat er in de schuur gebeurde. Bij de wijze waarop eiser dat toezicht heeft uitgeoefend kunnen vraagtekens worden gezet, nu de uitzending kennelijk al vijf dagen aan de gang was. Bovendien is eisers stelling dat hij toezicht heeft gehouden op wat er op zijn erf en in de schuren gebeurde in tegenspraak met zijn verklaring dat hij het ten tijde van de radio-uitzending te druk had met zijn werk om zich met de activiteiten van de jongeren in zijn schuur bezig te houden. Er is dus geen sprake van verminderde verwijtbaarheid.
ACM verklaart bezwaar SD&P tegen boetes voor SMS-spam gedeeltelijk gegrond
ACM 31 oktober 2014, IT 1651, zaaknr. 10.0131.37.1.02 (SD&P Interactive tegen ACM)
Uit het persbericht: ACM heeft op 28 april 2010 aan SD&P boetes opgelegd van in totaal 550.000 euro vanwege overtreding van het spamverbod. Het bedrijf verzond zonder voorafgaande toestemming sms-berichten aan consumenten die hun gegevens hadden achtergelaten op een commerciële website waarmee je kans kon maken op een gratis product.
Nadat eerst is geprocedeerd over de vraag of SD&P tegen dit sanctiebesluit wel naar behoren bezwaar had gemaakt velt ACM in deze zaak nu een inhoudelijk oordeel op bezwaar. Het bezwaar van SD&P wordt gedeeltelijk gegrond verklaard, omdat uit de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 5 juni 2014 [IT 1525] volgt dat een deel van de sms-berichten die SD&P heeft verzonden (de zogenoemde vervolgberichten) niet kan worden beschouwd als ‘direct marketing’ en daarmee niet onder het spamverbod valt.
De overige verzonden sms-berichten (de zogenoemde aanmeldberichten) beschouwt ACM wel als ‘direct marketing’. Bovendien zijn deze berichten ongevraagd en zonder toestemming aan consumenten verzonden. Daarom blijft ACM bij haar eerdere oordeel dat het verzenden van dit soort berichten een overtreding van het spamverbod oplevert. ACM matigt de daarvoor opgelegde boete van 150.000 euro naar 60.000 euro. Dit gebeurt omdat die overtreding minder ernstig wordt gevonden, nu de andere overtredingen niet overeind zijn gebleven.