Filter
  • Datum
  • Dossier
  • Instantie
zoeken

Dossiers

 
 
4.676 artikelen gevonden
IT 505

Aantonen ongeldigheid inschrijving winnaar (on)mogelijk?

Disclaimer: de redactie heeft deze bijdrage niet inhoudelijk kunnen beoordelen, omdat zij (nog) niet over de uitspraak zelf beschikt. Tipt u de redactie?

Vzr. Rb. ’s-Gravenhage, 14 september, 399274/KG ZA 11-883 (Scholten Awater / Staat der Nederlanden)

Met bijdrage van Anke Stellingwerff Beintema, Loyens & Loeff N.V.

De Staat (EASI2010) heeft een openbare Europese aanbesteding gehouden voor de levering van ICT-werkplekapparatuur. De Staat wenst de opdracht te gunnen aan Fujitsu. De Staat heeft de inschrijving van SA niet besteksconform (ongeldig) verklaard. SA is van mening dat Fujitsu noch de andere inschrijvers besteksconform (geldig) kunnen hebben ingeschreven. SA vordert heraanbesteding. De voorzieningenrechter wijst de vordering af.

Belang bij vordering (ex 3:303 BW)
De Staat en Fujitsu hebben aangevoerd dat SA ongeldig heeft ingeschreven, en dus niet ontvankelijk is in haar vorderingen. De voorzieningenrechter is het hier niet mee eens:
-    Stelling van SA is, dat alle inschrijvers ongeldig hebben ingeschreven;
-    Is dat het geval, dan zou de Staat de opdracht kunnen heraanbesteden;
-    SA heeft belang bij heraanbesteding, omdat dat ook voor haar nieuwe kansen biedt.

Argumenten SA
SA heeft aangevoerd, dat de door Fujitsu aangeboden monitor (L20T-3-LED) niet voldoet aan de daartoe in het bestek gestelde eisen:
-    De L20T-3-LED is niet terug te vinden op internet noch op enige andere wijze;
-    De L20T-3-LED is ook bij andere marktpartijen onbekend;
-    Fujitsu heeft de bij inschrijving ingediende datascheet gemanipuleerd. Als men op internet zoekt naar de L20T-3-LED, dan vindt men een andere datasheet dan bij inschrijving is ingediend.
-    De monitor op deze datasheet heeft geen draaibare voet en is niet in hoogte verstelbaar. Dit vereist de Staat wel;
-    De afbeelding van de monitor wijkt af;
-    Bij beide datasheets wordt hetzelfde zogenaamde EAN-nummer gebruikt (4049699453144), terwijl dit nummer uniek moet zijn en slechts betrekking kan hebben op één product;
-    De door Fujitsu gehanteerde CEMEA-prijslijst is, in weerwil van de bestekseisen, niet openbaar voor willekeurige bedrijven.
-    De monitor heeft op de door Fujitsu ingediende prijslijst een artikelnummer BDL:TOP-L20T-3-LED, terwijl op alle andere door Fujitsu aangeboden monitoren een ander structuurnummer hebben;
-    De prijzen zijn weggelaten van alle producten die zijn voorzien van een BDL:TOP artikelnummer;
-    Volgens contentleverancier ICEcat was de L20T-3-LED voor het eerst leverbaar op 24 april 2011, terwijl de prijslijst ingevolge het bestek actueel moest zijn op 28 maart 2011.

Ongeldigheid Fujitsu is niet aannemelijk gemaakt
De voorzieningenrechter is van oordeel dat SA niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt, dat Fujitsu niet zou hebben voldaan aan de bestekseisen:
-    De Staat en Fujitsu hebben terecht betoogd, dat in het bestek niet wordt geëist dat het geoffreerde product wordt vermeld op de website van de desbetreffende leverancier;
-    Aan de vergeefse pogingen van SA om de L20T-3-LED op het internet op te sporen kan daarom op zichzelf genomen niet de conclusie worden verbonden dat Fujitsu bij de inschrijving heeft gemanipuleerd of dat de L20T-3-LED niet bestaat;
-    Ook de door SA gedane navraag bij marktpartijen en distributeurs legt onvoldoende gewicht in de schaal om te kunnen concluderen dat de L20T-3-LED niet voldoet. Niet valt uit te sluiten dat de vraagstelling die SA jegens deze marktpartijen dan wel distributeurs heeft gehanteerd onvoldoende doeltreffend dan wel ontoereikend was voor het verkrijgen van de juiste informatie;
-    Fujitsu heeft aangevoerd, dat de L20T-3-LED niet op de Nederlandse prijslijst voorkomt, zodat deze ook niet te vinden is in de door SA genoemde ICEcat (openbare catalogus/database op internet);
-    De reden om de L20T-3-LED niet op internet te tonen is volgens Fujitsu dat het een zogenaamd BDL-product is, dan wel zeggen een bundel dan wel een samengesteld product;
-    Het verweer van Fujitsu dat een dergelijk product om verklaarbare redenen minder gepromoot wordt, en dat dit een keuze is van de afdeling Product Marketing van Fujitsu heeft SA niet gemotiveerd betwist.
-    Overigens is gesteld noch gebleken dat SA op de juiste wijze en via de juiste kanalen haar onderzoek heeft verricht bij Fujitsu zelf.
-    De stelling van SA, dat het hanteren door Fujitsu van hetzelfde EAN nummer voor twee verschillende producten wijst op manipulatief inschrijven, gaat eraan voorbij dat de bedrijfsvoering bij Fujitsu anders is ingericht dan bij SA.
-    Dat een ander gebruik van EAN nummers in de weg staat aan het voldoen aan de bestekseisen door Fujitsu is voorshands niet gebleken;
-    Op de zitting heeft Fujitsu de door haar gehanteerde CEMEA prijslijst getoond, waarbij op p. 408 melding wordt gemaakt van de L20T-3-LED met nummer BDL: TOP-L20T-3-LED voor een prijs van € 145. Daarnaast heeft Fujitsu de door haar gebruikte HQ CEMEA prijslijst van 22 februari 2011 getoond waarbij op p. 374 de L20T-3-LED staat vermeld voor een prijs van € 149.
-    De omstandigheid dat SA hierna nog twijfels houdt over de echtheid van de L20T-3-LED en zich afvraagt waarom Fujitsu deze niet in werkelijkheid toont, dient voor rekening van SA te blijven.
-    Van belang is dat de accountant van Fujitsu, KMPG, met het oog op het afgeven van een accountantsverklaring in het kader van de onderhavige aanbestedingsprocedure de aanbieding van Fujitsu heeft moeten doorlichten en daarbij de geoffreerde productcodes heeft moeten controleren.

Commentaar
De Staat en Fujitsu hebben allereerst een niet-ontvankelijkheidsverweer gevoerd. De voorzieningenrechter gaat hier terecht aan voorbij.

Uit de jurisprudentie volgt, dat een inschrijver die ongeldig heeft ingeschreven wel ontvankelijk is in zijn vorderingen, als hij betoogt dat:
-    alle inschrijvingen ongeldig zijn en als dit de grondslag is van zijn vordering tot heraanbesteding;
-    de betreffende eis die tot de ongeldigheid heeft geleid strijdig is met het aanbestedingsrecht.

Een inschrijver die ongeldig heeft ingeschreven is daarentegen volgens vaste jurisprudentie niet ontvankelijk in zijn vorderingen, als hij wil opkomen tegen:
-    de geldigheid van de winnende inschrijving;
-    de intransparantie, ondeugdelijkheid of onjuiste toepassing van de beoordelingssystematiek;
-    discriminatoire eisen in het bestek.

De voorzieningenrechter volgt het inhoudelijke verweer van de Staat en Fujitsu. Het is de klagende inschrijver, die aannemelijk moet maken dat de inschrijving van de winnende inschrijver ongeldig is. Dit is, zo blijkt uit de jurisprudentie, vaak een zeer moeilijke opgave, zo ook in de onderhavige zaak.

IT 503

Mondelinge klachten = schriftelijke ingebrekestelling

Kantonrechter Rechtbank Arnhem 12 september 2011, LJN BT1844 (Tele2 Nederland B.V. voorheen Versatel tegen abonnee)

E-Commerce. Mondelijke klachten kunnen gelden als schriftelijke ingebrekestelling in de zin van artikel 6:82 BW en mededelingen van medewerkers waaruit blijkt dat de overeenkomst niet wordt nagekomen, mag de klant opvatten als mededeling van het bedrijf (6:83 onder c BW).

Rechtspraak.nl: Provider biedt klanten alleen mogelijkheid om via e-mail, telefonische helpdesk of website contact op te nemen. Op gemotiveerde klachten komen soms nietszeggende standaardantwoorden vanaf no reply afzender of er wordt telefonisch contact opgenomen met klant vanaf afdeling die niet kan worden teruggebeld. Provider moet aanvaarden dat (mondelinge) klachten via deze kanalen gelijk worden gesteld met schriftelijke ingebrekestelling (6:82 BW). Mededelingen van medewerkers mag de klant opvatten als mededelingen van het bedrijf, waaruit klant mag afleiden dat bedrijf de overeenkomst niet zal nakomen. (6:83, c BW) Regelmatige buitengerechtelijke ontbinding met terugwerkende kracht tot de eerste dag van niet nakoming van de overeenkomst door provider. Schadevergoeding aan klant wegens ontbreken internetverbinding.

7. De zakelijke aanbieder van diensten die kiest voor deze wijze van communiceren met haar particuliere klanten – consumenten – moet aanvaarden dat klachten die haar via haar telefonische helpdesks, e-mailadressen of website bereiken gelijk worden gesteld met een schriftelijke ingebrekestelling als bedoeld in artikel 6:83 BW.

 

8. In het onderhavig geval heeft [abonnee] met de telefonische helpdesk van Tele2 afgesproken dat – na een eerdere mislukte afspraak voor aansluiting op 1 februari 2009 - hij per 9 maart 2009 zou worden aangesloten. Toen dat weer niet gebeurde, is [abonnee] van het kastje naar de muur gestuurd – zoals hierboven onder de feiten is beschreven. Uit de mededelingen van de telkens verschillende medewerkers van Tele2 die hij aan de lijn kreeg, heeft [abonnee] mogen afleiden dat Tele2 haar verplichting uit de overeenkomst - levering van een internetverbinding op het nieuwe adres – niet zou nakomen. [abonnee] mocht de mededelingen van deze medewerkers aan Tele2 toerekenen, omdat hij, ondanks zijn serieuze poging daartoe, geen inhoudelijke reactie van Tele2 ontving, welke inging op zijn gemotiveerde klachten en Tele2 hem geen andere communicatiemogelijkheden bood. Bijgevolg kon [abonnee] de overeenkomst op 30 maart 2009 buitengerechtelijk ontbinden.

 
Lees het vonnis hier (LJN / pdf)

IT 494

Contractuele boete kan oplopen

Exploot van betekening, mét renteberekening 7 juli 2011
Hof Amsterdam 25 januari 2011, zaak 106.001.132/01 (Acanthis Information Systems B.V. tegen Virage B.V.)
Hof Amsterdam 16 februari 2010, zaak 106.001.132/01
Hof Amsterdam 10 april 2008, zaak 106.001.132
Hof Amsterdam 5 juli 2007, rolnr 1783-03
Hof Amsterdam 28 september 2006, rolnr 1783-03

Met dank aan Nanda Ruyters, BRight advocaten

Na een viertal tussenarresten is er een eindarrest gewezen door het Hof Amsterdam in navolging van een vonnis Rechtbank Haarlem 27 augustus 2003, HA ZA 03-49.

Uitgebreide bespreking van de feiten en grieven: Virage heeft van Acanthis het programma DocBase C/S gekocht en specifiek de versie 5.1.c hiervan, versie 5.1.d en 5.1.e zijn tevens bij Virage geïnstalleerd. Acanthis vordert €25.603,38 met (contractuele) rente en kosten, in reconventie vordert Virage ontbinding van de overeenkomst en €11,134 als schadevergoeding.

Acanthis verweert zich, niet-succesvol, door te stellen dat Virage haar niet tijdig, binnen 30 dagen, in kennis heeft gesteld. De termijn die Virage heeft aangegeven ter reparatie zijn redelijk, de facturen hoeven naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet te worden voldoen dan nadat voldoende zeker was dat haar een deugdelijk software-product is geleverd. Bewijsopdracht betreft de ondeugdelijkheid (Hof 28 september 2006).

Getuigenverhoor is wenselijk om dit te bewijzen, Acanthis acht het zinloos, maar gaat uiteindelijk om. Eén deskundige wordt gekozen, waarvan akte moet worden genomen (Hof 5 juli 2007). Die akte wordt niet genomen door Acanthis en Hof benoemd andere deskundige waartegen geen bezwaar is gemaakt en formuleerd de gestelde vragen (Hof 10 april 2008). Hof oordeelt, nadat deskundige heeft aangegeven de gestelde vragen niet te kunnen beantwoorden, dat Virage de mogelijkheid moet worden geboden om bewijs te leveren middels getuigen.

Inhoudelijk: verklaringen leveren bewijs dat niet het resultaat dat men ervan verwachtte, maar geen oorzaak in gebreken aan de software. Overeenkomst en de voortvloeiende verplichtingen dient Virage na te komen. In conventie: betaling van €26.601,38 echter wel vermeerderd met de contractuele rente (á 2% per maand). Dit heeft tot een grote exponentiële gegroeide som geleid, van de hoofdsom á €26.601,38 naar €263.537,84 na berekening van de contractuele rente.

2.6.1 Weliswaar verklaren deze getuigen dat de door Acanthis geleverde software niet deed wat die behoorde te doen, maar geen van de getuigen heeft iets kunnen verklaren over de oorzaak van de problemen, zodat niet als vaststaand kan worden aangenomen dat de oorzaak van een en ander gelegen is in gebrekkigheid van de geleverde software.

2.7. Op grond van het vorenstaande moet worden geconcludeerd dat Virage wel geslaagd is in het bewijs dat het werken door haar met de Acanthis geleverde software niet het resultaat had dat men ervan verwachtte, maar niet in het bewijs dat de oorzaak daarvan lag in gebreken aan die software, hetgeen Acanthis steeds gemotiveerd heeft betwist, waartoe zij onder meer heeft aangevoerd dat de oorzaak van de problemen ligt in het verkeerd gebruik door Virage van DocBase.

IT 500

Amerikaanse bedrijven en cloud

Drie maal Antwoord op kamervragen van Minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) inzake Amerikaanse bedrijven die in Europese clouddata kan meekijken
Aanhangelsen II, 3514, vergaderjaar 2010–2011, nr. 3178 
Aanhangelsen II, 3515, vergaderjaar 2010–2011, nr. 3180
Aanhangelsen II, 3516, vergaderjaar 2010–2011, nr. 3182

Een selectie uit nr. 3182
Vraag 3 Wordt er door de Nederlandse overheid, door Nederlandse agentschappen of door Nederlandse instellingen behorende tot de semi-overheid data opgeslagen door (of in samenwerking met) een Amerikaans bedrijf (of meerdere Amerikaanse bedrijven)? Zo ja, welke onderdelen van de (semi-)overheid of welke agentschappen zijn dit?

Antwoord 3 Ja, enkele onderdelen van de Rijksdienst experimenteren met Google Docs en Dropbox. Voor de Rijksdienst is uit een inventarisatie gebleken, dat de datacentra van de Rijksdienst zich op Nederlands grondgebied bevinden. Het is op dit moment niet bekend welke van deze datacentra (mede) worden beheerd door Amerikaanse bedrijven. Dit wordt op korte termijn uitgezocht.
Voorts kan gezien de omvang van de rest van de overheid en de semi-overheid ook niet worden uitgesloten dat overheidsinformatie is opgeslagen door of in samenwerking met een Amerikaans bedrijf.

Vraag 6 Is er beleid ontwikkeld om te voorkomen dat de Nederlandse overheid gegevens beheert of gaat/laat beheren op dusdanige wijze dat vreemde mogendheden (op basis van welke vorm van wetgeving dan ook) zonder nadrukkelijke toestemming van de Nederlandse overheid bij deze gegevens kunnen komen? Zo nee, waarom niet en bent u voornemens dat alsnog te ontwikkelen? Gaat de Nederlandse overheid bedrijven of instellingen waarschuwen voor het gebruik van cloud-data vanuit het perspectief van bijvoorbeeld bedrijfsspionage? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 6 Er is nog geen beleid ontwikkeld dat specifiek gericht is op de mogelijke gevolgen van de toepassing van buitenlandse wetgeving. Wel houdt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in het beleid rekening met de mogelijke consequenties van de toepassing van buitenlandse wetgeving.
Aan uw Kamer is toegezegd dat gegevens van de overheid binnen de grenzen van Nederland moeten worden opgeslagen, en dat de Rijksdienst van een gesloten Rijkscloud gebruik zal maken.
Om te voorkomen, dat gegevens van de overheid (ook over burgers) in het kader van de Patriot Wet door de Verenigde Staten kunnen worden opgevraagd kan bij uitbesteding van rekencentra in het programma van eisen een eis worden opgenomen, dat het de leverancier nooit is toegestaan gegevens van de overheid (ook over Burgers) in het kader van de Patriot Wet aan de Verenigde Staten te leveren. Dit betekent feitelijk, dat bedrijven uit de Verenigde Staten bij dergelijke aanbestedingen en opdrachten worden uitgesloten.
Wat betreft bedrijfsspionage heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in 2010 brochures uitgebracht om instellingen en bedrijven hiervoor te waarschuwen.

Selectie uit nr. 3178:
Vraag 2 Bent u op de hoogte van het feit dat de autoriteiten van de VS zich met beroep op de Patriot Act toegang verschaffen tot persoonsgegevens opgeslagen op EU-grondgebied, door bedrijven met hoofdzetel in de VS?2 3

Antwoord 2 Het kan niet worden uitgesloten dat de relevante Amerikaanse wetgeving (zoals bijvoorbeeld 18 U.S.C. § 2703) een zodanige werking heeft dat bedrijven die een (hoofd)vestiging in de Verenigde Staten hebben verplicht kunnen worden tot het verstrekken van gegevens die door hen worden verwerkt, of waarover zij anderszins de beschikking hebben, ongeacht waar die gegevens zich bevinden. De desbetreffende wetgeving bevat geen bepalingen met betrekking tot de territoriale reikwijdte. Bovendien is het bekend dat Amerikaanse wetgeving niet zelden uitgaat van een ruime opvatting over de bescherming van Amerikaanse belangen en Amerikaanse staatsburgers. Vorderingen om toegang te krijgen tot persoonsgegevens worden doorgaans uitgevaardigd in de vorm van een rechterlijk bevel, soms na toetsing door een Grand Jury. Daarbij kan ter bescherming van onderzoeksbelangen degene tot wie het bevel zich richt worden verboden daarover enige mededeling aan derden te doen. Het niet naleven van die verplichting is met straf bedreigd. Mede om die reden is mij niet bekend of en hoe vaak de Amerikaanse autoriteiten dergelijke vorderingen hebben gedaan ten aanzien van binnen de EU opgeslagen gegevens, buiten de gebieden waarvoor een specifieke regeling bestaat, zoals passagiersgegevens en gegevens over het betalingsverkeer.

Vraag 6 Welke stappen gaat u ondernemen om deze situatie te corrigeren en om juridische duidelijkheid te scheppen voor bedrijven en burgers over de bescherming van persoonsgegevens opgeslagen binnen de EU?

Antwoord 6 Het conflict van plichten dat kan ontstaan ten gevolge van de toepassing van Amerikaanse wetgeving is niet beperkt tot Nederland, maar treft alle lidstaten van de EU op vergelijkbare wijze. Het ligt daarom op de weg van de Europese Commissie om hiervoor een oplossing te vinden in overleg met de Amerikaanse autoriteiten. De Europese Commissie is van deze problematiek op de hoogte.

IT 499

Onder bedreiging door derden

Kantonrechter Rechtbank Rotterdam 11 februari 2011, LJN BS1746 (Telfort tegen gedaagde - Abonnement onder bedreiging)

Overeenkomst telefoonabonnement met mobiele telefoon onder bedreiging aangegaan.

De telefoon heeft zij af moeten staan. De verschuldigde abonnementsgelden zijn door gedaagde niet voldaan. Eiseres vordert betaling van de abonnementsgelden en de door haar geleden schade. Nu de dreiging niet is uitgegaan van Telfort, maar van een derde is er geen beroep op 3:44 lid 5 BW mogelijk, zo bepleit Telfort/eiseres. Rechter: de verkoper had een onderzoeksplicht als in de geschetste omstandigheden een jonge vrouw begeleid door 3 jongemannen een duur abonnement komt afsluiten en diende gerichte vragen te stellen. Beroep op bedreiging wordt gehonoreerd en de wil was dus niet aanwezig tot het aangaan van de overeenkomst. Er is geen rechtvaardigingsgrond ex 3:35 BW hiervoor. De kantonrechter wijst de vordering af.

5.3 Dat neemt niet weg dat eerst onderzocht moet worden, nu de dreiging niet is uitgegaan van Telfort, althans van haar personeel, maar van een derde, die geen partij is bij de overeenkomst, of er op die bedreiging op grond van het bepaalde in artikel 3:44 lid 5 BW tegenover Telfort c.q. eiseres geen beroep kan worden gedaan, zoals eiseres heeft aangevoerd.
Telfort c.q. eiseres komt het verweer dat die dreiging niet vanwege haar is geuit niet toe wanneer zij reden had het bestaan van de dreiging te vermoeden.

5.7 In het licht van de overwegingen onder 5.1 en 5.2, alsmede van de door gedaagde geschetste omstandigheden - begeleiding door 3 jongemannen en een jonge vrouw – moet worden geoordeeld dat op de verkoper een onderzoeksplicht rustte. De verkoper van Telfort had gedaagde moeten vragen of zij het abonnement wel wilde sluiten en of zij inkomsten had waarvan zij het abonnement kon betalen en aldus zich de telefoon wel kon veroorloven, in ieder geval was een nader onderzoek en daarop gerichte vragen door de verkoper, onder de gegeven omstandigheden, onontbeerlijk. Eiseres heeft gesteld, noch is daarvan gebleken dat in dit geval het sluiten van het abonnement door de verkoper kritisch is begeleid. Dit valt, zoals overwogen, aan eiseres toe te rekenen.
Opvallend is in dit verband nog, dat de verkoper, die op de computer in de winkel de overeenkomst heeft ingevuld, bij geslacht ‘man’ heeft getypt. Dit is later met de pen in ‘vrouw’ gewijzigd. Daaruit kan worden afgeleid, dat de verkoper bij het opstellen van de overeenkomst er van uitgegaan is, dat de jongeman die gedaagde begeleidde de overeenkomst zou sluiten en niet gedaagde.
Dit betekent dat onder de gegeven omstandigheden de verkoper er niet zonder meer op had mogen vertrouwen dat gedaagde de wil had tot het aangaan van de overeenkomst.

5.8 Nu gedaagde bij het aangaan van de overeenkomst werd bedreigd en als hiervoor vastgesteld aan eiseres geen beroep op artikel 3:44 lid 5 BW toekomt, als ook dat bij gedaagde de wil tot het sluiten van het onderhavige abonnement ontbrak en op grond van de omstandigheden eiseres zich evenmin kan beroepen op bescherming van gerechtvaardigd vertrouwen als bedoeld in artikel 3:35 BW, moet worden geoordeeld dat de overeenkomst waarop eiseres haar vordering grondt, niet rechtsgeldig tot stand is gekomen. Eiseres kan dan ook geen aanspraak maken op uit die overeenkomst voortvloeiende betalingsverplich¬tin¬gen voor gedaagde.

5.9 Het vorenoverwogene betekent dat de vorderingen van eiseres aan haar ontzegd moeten worden wegens het ontbreken van een deugdelijke grondslag en dat zij als de in het ongelijk gestelde partij moet worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Aan gedaagde zal wegens verletkosten een bedrag ad € 50,-- worden toegewezen.

IT 502

Kern van ITenRecht

De Balie (nabij het Leidseplein, Amsterdam), donderdag 13 oktober van 12.00 tot 14.00 uur, zie uitnodiging.

Het afgelopen jaar zijn er heel wat interessante uitspraken gewezen rondom Informatie Technologie en het recht (vaak gevonden in het contractenrecht).

Op donderdag 13 oktober van 12:00 - 14:00 organiseert deLex, uitgever van www.ITenRecht.nl, een jurisprudentiebijeenkomst in De Balie, nabij Leidseplein Amsterdam.

Tijdens deze bijeenkomst zullen drie ervaren sprekers (prof. Eric Tjong Tjin Tai, Polo van der Putt en Wouter Seinen) belangrijke en actuele jurisprudentie de revue laten passeren, waarbij zowel aansprakelijkheid van internet dienstverleners, IT-contractenrecht en privacy aan bod komen. In slechts 2 uur bent u volledig op de hoogte over de actuele ontwikkelingen in de rechtspraak. Uitspraken die onder meer aan de orde komen zijn L’Oreal/eBay, inzake IT-contracten: Melkrobots, Ordina/Econocom, Fleetlogic/OTS, en Pink & Nelson/Outdare. Ook privacy-aspecten waaronder deze komen aan de orde.

Kosten
Deelname € 195,- per persoon (excl. BTW).
Sponsors van onze communities krijgen 10% korting.

Hier aanmelden

IT 501

Brief ICT

Brief van minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelateis en van de Minister van Veiligheid en justitie inzake Diginotar, Kamerstukken II 2010-2011, 26 643, nr. 188.

Met daarin o.a. opgenomen: Genomen besluiten en ingezette acties (technisch en juridisch)

De volgende maatregelen zijn genomen om de ontstane situatie zo snel mogelijk te beheersen:
Technische maatregelen

– Het Kabinet heeft het vertrouwen opgezegd in het bedrijf DigiNotar en alle door hen geleverde diensten en certificaten en het operationele beheer van de systemen voor het verstrekken van certificering overgenomen. ICT-veiligheidsspecialisten worden hierbij betrokken om de overgangsfase zo snel mogelijk af te ronden.
– Er is per direct een eerste inventarisatie gemaakt van de mogelijke gevolgen en passende beheersmaatregelen.
– Alle door het bedrijf afgegeven certificaten voor publieke en semi-publieke organisaties worden vervangen door certificaten van andere certificatenleveranciers nadat is gebleken dat de certificaten en diensten van de andere certificatenleveranciers betrouwbaar zijn. Voor private partijen geldt dat zij zelf een keuze voor een leverancier moeten maken.

Juridische maatregelen

– De landsadvocaat is vanaf vrijdag 2 september 2011 betrokken.
– Het Openbaar Ministerie heeft een feitenonderzoek ingesteld.
– De OPTA is intensief betrokken.
– Het Kabinet onderzoekt wie betrokken zijn bij het hacken van DigiNotar.
– Het bedrijf DigiNotar wordt aangesproken op de verantwoordelijkheid en/of aansprakelijkheid wegens nalatigheid.

IT 498

Annuleren vóór de ontvangst

Kantonrechter Rechtbank Arnhem 22 augustus 2011, LJN BS1751 (Tom Bikes tegen gedaagde)

Vergelijkbaar met IT 493. E-Commerce. Aankoop van een fiets via internet. Fiets wordt niet opgehaald op de afgesproken datum. Koper stelt bestelling telefonisch te hebben geannuleerd. Annulering wordt schriftelijk bevestigd vijf weken na de datum waarop de fiets opgehaald had zullen worden. Artikel 7:46d BW bepaalt dat koper gedurende 7 werkdagen na de ontvangst van de gekochte zaak het recht heeft de koop te ontbinden. Die termijn wordt verlengd tot drie maanden indien verkoper niet heeft voldaan aan zijn verplichting om de informatie te verstrekken die de wet voorschrijft bij een koop op afstand. Die ontbinding kan geschieden zonder opgaaf van redenen.

De strekking van deze regeling is de koper bescherming te bieden en de gelegenheid te geven om zich een volledig beeld te vormen zowel van de zaak als, aan de hand van de ontvangen informatie, van de rechten en verplichtingen die voor hem uit de koop voortvloeien. In dit geval is van de ontvangst van de gekochte zaak geen sprake geweest. Het recht van de koper om te annuleren geldt ongeacht de reden. Of het de juiste fiets was doet er dus niet toe. Waar de koper het recht heeft na ontvangst van een zaak te koop te annuleren, moet voorts aangenomen dat hij dat recht ook heeft nog voor de ontvangst van de zaak. Dat brengt mee dat koper de koop kon annuleren, ook als koper zich eenvoudigweg heeft bedacht en de fiets niets meer wilde. Beroep van verkoper op de toepasselijke voorwaarden waarin is opgenomen dat bestellingen uitsluitend geannuleerd kunnen worden indien dat geschiedt binnen 7 dagen na de bestelling, gaat niet op, nu van de hiervoor genoemde artikel niet ten nadele van de koper kan worden afgeweken (artikel 7:46j BW).

4.4.  In geschil is wanneer [gedaagden] hebben laten weten af te zien van de koop. De termijnen van artikel 7:46d BW rekenen vanaf de datum van in ontvangstneming. De kantonrechter zoekt aansluiting bij de termijn die geldt voor de levering van diensten. Daarvoor geldt een termijn van drie maanden (zie artikel 7:46d BW) te rekenen van het sluiten van de overeenkomst. Dan moet aangenomen worden dat [gedaagden] tijdig hebben geannuleerd. Niet in geschil is immers dat [gedaagden] in ieder geval bij e-mails van 26 en 28 oktober 2010 hebben laten weten niet langer prijs te stellen op levering van de fiets.

4.5.  Tom Bikes heeft een beroep gedaan op de toepasselijke voorwaarden waarin is opgenomen dat bestellingen uitsluitend geannuleerd kunnen worden indien dat geschiedt binnen 7 dagen na de bestelling. Dit beroep gaat niet op nu van de hiervoor genoemde artikelen niet ten nadele van de koper kan worden afgeweken (artikel 7:46j BW).

4.6.  Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering in hoofdsom moet worden afgewezen. De vordering voor zover deze betrekking heeft op de buitengerechtelijke incassokosten en de rente behoeft daarmee geen bespreking meer.
Tom Bikes wordt veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van [gedaagden]. Nu zij in persoon procederen worden deze kosten begroot op nihil.

IT 497

Informaticaprestaties

Kantonrechter Rechtbank Haarlem 17 maart 2011, LJN BR6944 (Proximedia Nederland tegen gedaagde)

In de Proximedia serie, IT 461  en IT 387. Overeenkomst voor informaticaprestaties. Kort samengevat kwam de overeenkomst neer op de terbeschikkingstelling door Proximedia aan [gedaagde] van een laptop, en de verzorging van een emailadres en de ontwikkeling van een website voor het lingeriebedrijfvan [gedaagde]. Eiseres vordert (in conventie) betaling door gedaagde van achterstallige termijnen.

Gedaagde beroept zich op de ontbinding van de overeenkomst wegens tekortkoming door eiseres in de nakoming van haar verplichting tot het bouwen van een website. Het verweer slaagt. De vordering in conventie wordt afgewezen. De vordering in reconventie tot het geven van een verklaring voor recht dat de overeenkomst is ontbonden en tot terugbetaling van reeds betaalde bedragen wordt toegewezen. Proceskostenveroordeling.

Beoordeling in conventie en reconventie: De vorderingen in conventie en in reconventie lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Proximedia heeft ter zitting bestreden de brief van 28 maart 2007 te hebben ontvangen. Dit verweer wordt gepasseerd. [gedaagde] heeft het verzendbewijs overgelegd en bovendien heeft Proximedia de brief ook zelf overgelegd. Voorts ligt, bij bewijs van geldige verzending per aangetekende post, het risico van niet-kennisneming bij Proximedia. Het ligt op haar weg -zeker als bedrijf -ervoor te zorgen dat aangetekende post in ontvangst wordt genomen.

Daarmee heeft [gedaagde] met haar aangetekende brief de overeenkomst op geldige wijze ontbonden, mede gelet op de geciteerde bepaling uit de algemene voorwaarden. De email van 11 april 2007 waarop Proximedia zich ter afwering heeft beroepen kan haar niet baten. Daargelaten dat [gedaagde] de ontvangst heeft betwist vormt de tekst van deze email geen reactie op de stellingname van [gedaagde] in die brief. Het retourneren van de laptop aan Proximedia is weliswaar niet met bewijsstukken onderbouwd, maar deze retournering past wel in het beeld van de wel vaststaande opstelling van [gedaagde]. Daar tegenover heeft Proximedia geen bewijsstukken overgelegd waaruit de -tijdige -betwisting van de ontbinding valt te afte leiden. De overgelegde correspondentie van augustus 2007 en daarna van jaren later kan niet meer als zodanig gelden. Op grond van het voorgaande zijn de vorderingen van Proximedia niet toewijsbaar. De vorderingen van [gedaagde] zijn op basis van de rechtsgeldige ontbinding met de brief van 28 maart 2007 toewijsbaar.

De proceskosten in conventie en in reconventie komen voor rekening van Proximedia omdat deze in het ongelijk wordt gesteld.