Promotionele spelen en de E-commerce Richtlijn
Hof 's-Gravenhage 25 oktober 2011, LJN BU3534 (Pretium/Staat).
Pretium biedt een gratis kansspel aan op haar site. Uit de Wet op de kansspelen volgt dat hiervoor een vergunning nodig is. Volgens Pretium is dat in strijd met de E-commerce Richtlijn. Het hof Den Haag gaat daar niet in mee.
Artikel 4 lid 1 van de E-commerce Richtlijn bepaalt:
''1. De lidstaten zorgen ervoor dat het starten en het uitoefenen van een activiteit van dienstverlener op het gebied van de informatiemaatschappij niet afhankelijk worden gesteld van een voorafgaande vergunning of enig ander vereiste met gelijke werking.''
Volgens Pretium is haar actie een dienst van de informatiemaatschappij, en mag de Staat deze actie dus niet afhankelijk stellen van een vergunning, ook niet op basis van de Wet op de Kansspelen. De Staat wijst alleeerst op artikel 1 lid 5 van de E-commerce Richtlijn:
''Deze richtlijn is niet van toepassing op: [...] gokactiviteiten waarbij een geldbedrag wordt ingezet, zoals loterijen en weddenschappen.''
In het promotionele spel van Pretium hoeft echter geen geldbedrag te worden ingezet, deelname is gratis.
De Staat gaat ook voor een ander anker liggen. Het uitgangspunt van artikel 4 lid 1 geldt volgens lid 2 niet voor regels die generiek zijn, en niet in het bijzonder op diensten van de informatiemaatschappij zien:
''Lid 1 laat vergunningsstelsels onverlet die niet specifiek en uitsluitend betrekking hebben op de diensten van de informatiemaatschappij, of die vallen onder Richtlijn 97/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 april 1997 betreffende een gemeenschappelijk kader voor algemene machtigingen en individuele vergunningen op het gebied van telecommunicatiediensten.''
Het hof:
"22. Dit betoog van de Staat slaagt. Vergunningsstelsels die ‘niet specifiek en uitsluitend betrekking hebben op de diensten van de informatiemaatschappij’ worden niet geraakt door het bepaalde in het eerste lid van artikel 4. Het vergunningstelsel van artikel 1 sub a van de Wok kan niet worden aangemerkt als specifiek en uitsluitend betrekking hebbend op de in lid 1 van artikel 4 E-commerce richtlijn bedoelde diensten. Van schending van het gemeenschapsrecht is reeds hierom geen sprake.''