Geen bevrijdende betaling op basis van e-mails van internetfraudeur

Hof Arnhem-Leeuwarden 3 oktober 2017, IT&R 2394; ECLI:NL:GHARL:2017:8585 (Mees van den Brink tegen SAS) E-mail. Tussen Mees van den Brink en SAS bestaat een zakenrelatie waarbij Mees van den Brink meerdere bestellingen plaatst bij SAS en steeds betaald op de rekening van SAS. Naar aanleiding van een e-mailwisseling heeft Mees van den Brink een latere bestelling betaald op een andere rekening. De hiermee gekochte zaken zijn vanuit China naar Nederland getransporteerd, maar niet afgeleverd bij Mees van den Brink. SAS stelt geen betaling te hebben ontvangen. De communicatie over de wijze van betaling van de koopprijs heeft uitsluitend plaatsgevonden door e-mailverkeer. De vraag of een (e-mail-)verklaring is afgelegd door en/of een gedraging afkomstig is van de contractuele wederpartij dient naar het oordeel van het hof beoordeeld te worden analoog aan de in artikel 8 van het Weens Koopverdrag neergelegde uitgangspunten. Het wereldwijde karakter van het internationale handelsverkeer is voor de totstandkoming van internationale contracten ten zeerste gebaat bij communicatie via uitwisseling van e-mailverkeer. Van Mees van den Brink mocht daarentegen een voldoende opmerkingsgave worden verwacht en daaraan heeft het ontbroken. Zo heeft Mees van den Brink niet opgemerkt dat de na de contractsluiting tot stand gekomen e-mailcommunicatie is begonnen met een nieuwe e-mail vanaf een niet eerder gebruikt e-mailadres. Mees van den Brink heeft aldus niet op redelijke gronden aangenomen dat de ontvanger der betaling als schuldeiser tot de prestatie gerechtigd was, zodat zij niet aan SAS kan tegenwerpen dat zij (volledig) bevrijdend heeft betaald.