Gerechtshof Den Haag 5 juni 2018 IT 2602; ECLI:NL:GHDHA:2018:1296 (Google). Privacybescherming. Privacy. Recht om vergeten te worden. Het Hof bevesigt uitspraak van HR [IT 2234].
In een aflevering van 'Misdaadverslaggever' zijn camerabeelden getoond van appellant met een vermeende huurmoordenaar. Appellant is op 15 augustus 2012 in eerste aanleg veroordeeld. Invullen van zijn volledige naam levert verwijzingen op naar websites met initialen. Het Hof bevesigt uitspraak van HR [IT 2234]. Naar het oordeel van het hof bestaat bij het publiek een zeer groot belang om te kunnen beschikken over informatie als waarnaar wordt verwezen in de URL’s die appellant verwijderd wil zien. Personen moeten immers kunnen weten dat zij ernstige risico’s lopen wanneer zij met appellant in zee zouden willen gaan, en zelfs zeer ernstige risico’s wanneer zij met hem in concurrentie zouden willen treden. Dit belang bij het publiek is – in elk geval op dit moment nog – zo groot dat het een rechtvaardiging vormt voor een inmenging in het privéleven van appellant, ook al betreft het hier gevoelige persoonsgegevens van hem, te weten strafrechtelijke persoonsgegevens. Het is juist de beschikbaarstelling van deze gegevens die nodig is om het publiek op een adequate manier voor die (zeer) ernstige risico’s te kunnen waarschuwen. Het betoog dat ‘in abstracto’ geen rangorde geldt tussen de aan de orde zijnde rechten, en dat geen ‘bijzondere redenen’ nodig zijn om een inmenging in de grondrechten van betrokkene te rechtvaardigen, berust op een onjuiste rechtsopvatting. Het gerechtshof bekrachtigt het gewezen vonnis van de voorzieningenrechter.