DOSSIERS
Alle dossiers

Auteursrecht  

IT 2103

Vragen HvJ over via cloud computing aanbieden van tv-programma’s uit andere lidstaten

HvJ EU 4 mei 2016, IT 2103; (http://curia.europa.eu/juris/liste.jsf?num=C-265/16), https://itenrecht.nl/artikelen/vragen-hvj-over-via-cloud-computing-aanbieden-van-tv-programma-s-uit-andere-lidstaten

Prejudiciële vraag HvJ EU 4 mei 2016; IEF 16101; IEFbe 1863; IT 2103; C-265/16 (VCAST)
Privékopie-exceptie. Richtlijn 2000/31/EG. Richtlijn 2001/29/EG. Verzoekster biedt via internet een systeem aan waarmee alle tv-programma’s van belangrijke Italiaanse zenders als video kunnen worden opgeslagen (‘cloud computing’). Gebruikers dienen daarvoor (bij een derde partij) een drager en ruimte aan te schaffen. Verzoekster heeft de belangrijkste Italiaanse zender RTI gedaagd om een verklaring voor recht te verkrijgen dat deze praktijk rechtmatig is. Tussen genoemde activiteiten en de verhuur van apparatuur voor het maken van video-opnamen (waarmee VCAST haar activiteiten gelijk wil stellen) bestaat er een onderscheidende factor, namelijk de tussenkomst en de operationele inbreng van de leverancier die op verzoek van de gebruiker de kopie maakt, ook al is dat in immateriële vorm. Verweerster RTI stelt onrechtmatigheid van verzoeksters activiteiten. Zij wijst op haar zowel Italiaans- als EU-wettelijk geregelde exclusieve recht op het economisch gebruik van de werken die zij via haar netwerken uitzendt (en de daaruit voortvloeiende rechten). Het maken van privékopieën is een uitzondering op de hoofdregel die strikt moet worden uitgelegd en verzoeksters uitleg is in strijd met de auteursrechtenrichtlijn. Daarnaast is het oneerlijke concurrentie en een inbreuk op de handelsmerken van RTI. Zij eist dan ook een verbod en schadevergoeding.

IT 2100

Conclusie AG: InfoSoc verzet zich tegen belasten van erkende auteursrechtenorganisaties met reproductie en weergave in digitale vorm van 'niet meer verkrijgbare boeken'

HvJ EU 7 jul 2016, IT 2100; IEF 16084; IEFbe 1854; IT 2100; C-301/15; ECLI:EU:C:2016:536 (Soulier en Doke), https://itenrecht.nl/artikelen/conclusie-ag-infosoc-verzet-zich-tegen-belasten-van-erkende-auteursrechtenorganisaties-met-reproduct

Conclusie AG HvJ EU 7 juli 2016, IEF 16084; IEFbe 1854; IT 2100; C-301/15; ECLI:EU:C:2016:536 (Soulier en Doke)
Prejudiciële gestelde vragen [IEF 15148; IEFbe 1449]. Auteursrecht en naburige rechten. Exclusief reproductierecht. Over wettelijke collectieve vertegenwoordiging voor out-of-print books. Nationale regeling waarbij de uitoefening van de exploitatierechten van niet meer in de handel verkrijgbare boeken wordt toegekend aan een incasso-organisatie. Recht van verzet van de auteurs of de rechthebbenden.

Artikel 2, onder a), en artikel 3, lid 1, [InfoSoc], verzetten zich ertegen dat een regeling, als die welke bij de artikelen L. 134‑1 tot en met L. 134‑9 van de code de la propriété intellectuelle is ingesteld, erkende auteursrechtenorganisaties belast met de uitoefening van het recht om de reproductie en de weergave in digitale vorm van „niet meer verkrijgbare boeken” toe te staan, ook al biedt zij de auteurs of de rechthebbenden van deze boeken de mogelijkheid die uitoefening te beletten of te beëindigen, onder bepaalde door haar vastgestelde voorwaarden.

IT 2098

Hyperlinken, tussenpersonen & the value gap: presentatie en stellingen

, IT 2098; https://itenrecht.nl/artikelen/hyperlinken-tussenpersonen-the-value-gap-presentatie-en-stellingen

Hyperlinken, tussenpersonen & the value gap: praat mee op donderdag 7 juli a.s. tijdens het IE Zomer Forum Congres.
U kunt zich hier opgeven.

Download hier de presentatie (incl. stellingen) alvast.

 

Onderwerpen:
• Hyperlinken

  •    Wat is de juridische status van verschillende vormen?
  •    Onder het auteursrecht / de naburige rechten / de onrechtmatige daad?

• Tussenpersonen

  •     Wie is het?  
  •     Wanneer is hij aansprakelijk?
  •     Wat moet hij doen?

• The value gap

  •     Wat is het?
  •     Moet er iets aan gebeuren?
  •     Wat moet er aan gebeuren?
IT 2087

Uitspraak mede ingezonden door Dirk Visser en Patty de Leeuwe, Visser Schaap & Kreijger.

Conclusie AG: Onder het uitleenrecht valt ook het uitlenen van e-books door bibliotheken

HvJ EU 16 jun 2016, IT 2087; ECLI:EU:C:2016:459 (VOB tegen Stichting Leenrecht), https://itenrecht.nl/artikelen/conclusie-ag-onder-het-uitleenrecht-valt-ook-het-uitlenen-van-e-books-door-bibliotheken

Conclusie AG 16 juni 2016, IEF ; IEFbe; C-174/15; ECLI:EU:C:2016:459 (VOB tegen Stichting Leenrecht)
Zie eerder IEF 14164 en IEF 14829. Auteursrecht en naburige rechten. Verhuur- en uitleenrecht voor beschermde werken. E-Books. Openbare bibliotheken. Conclusie AG:

1) Artikel 1, lid 1, van [richtlijn 2006/115/EG], gelezen in samenhang met artikel 2, lid 1, onder b), van die richtlijn, moet aldus worden uitgelegd dat onder het uitleenrecht in de zin van dit artikel mede wordt verstaan het voor beperkte tijd aan het publiek ter beschikking stellen van e‑books door bibliotheken. Lidstaten die de uitleenexceptie van artikel 6 van deze richtlijn willen invoeren voor de uitlening van e‑books dienen zich ervan te vergewissen dat de voorwaarden van die uitlening geen afbreuk doen aan de normale exploitatie van het werk en niet op ongerechtvaardigde wijze schade toebrengen aan de rechtmatige belangen van de auteurs.

IT 2084

Klanten informeren op een neutrale, aanvaardbare wijze, zonder onterechte IE-inbreuksuggesties te doen

Rechtbank 7 mrt 2016, IT 2084; ECLI:NL:RBNHO:2016:1556 (Lead tegen Promptus), https://itenrecht.nl/artikelen/klanten-informeren-op-een-neutrale-aanvaardbare-wijze-zonder-onterechte-ie-inbreuksuggesties-te-doen

Vzr. Rechtbank Noord-Holland 7 maart 2016, IEF 16007; IT 2084; ECLI:NL:RBNHO:2016:1556 (Lead tegen Promptus)
Onrechtmatige uitlatingen. Verbod en rectificatie. Gedaagde wekt naar derden de suggestie dat eisers inbreuk maken op IE-rechten met betrekking tot software, terwijl conform vaststellingsovereenkomst wordt gehandeld. Na verstrijken van het concurrentiebeding is het Promptus uiteraard toegestaan om te trachten haar klanten voor zich te behouden. De sfeer die in de e-mail wordt neergezet is er eentje die de suggestie wekt van ongeoorloofde praktijken aan de zijde van Carta Online en van inbreuk op de IE-rechten van Promptus. Dit blijkt onder meer uit een zin als ‘Carta Online is nota bene een kopie van Promptus dat hij bij zijn vertrek heeft meegenomen!!’. Promptus weert zich, maar had aan haar klanten op een neutrale, in het maatschappelijk verkeer aanvaardbare, wijze kunnen uitleggen hoe de vork in de steel zit, zonder daarbij allerlei onterechte suggesties te wekken en eiseres in een kwaad daglicht te stellen. Zij dient zich te onthouden van negatieve berichtgeving over LEAD en een rectificatie te zenden.

 

IT 2034

Onduidelijk of IE-rechten vloggerssoftware aan werkgever zijn overgedragen

Rechtbank 6 apr 2016, IT 2034; ECLI:NL:RBAMS:2016:1938 (Zoom.in tegen Illuminata Media), https://itenrecht.nl/artikelen/onduidelijk-of-ie-rechten-vloggerssoftware-aan-werkgever-zijn-overgedragen

Vzr. Rechtbank Amsterdam 6 april 2016, IEF 15844 ; IT 2034; ECLI:NL:RBAMS:2016:1938 (Zoom.in tegen Illuminata Media)
(Werkgevers)auteursrecht. Software. Zoom.in verleent diensten aan videomakers-vloggers die hun eigen filmpjes (‘content’) online zetten via de website YouTube. Zij vordert inzage in computers en software van door (ex-)werknemer opgezet bedrijf afgewezen. Of gedaagde blijkens zijn arbeidsovereenkomst in beginsel zijn ie-rechten bij voorbaat aan Zoom.in heeft overgedragen, als ontwerper van software kan worden aangemerkt en welke software dat dan zou betreffen, kan zonder nader onderzoek naar de feiten niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld. De grondslag van de vordering is onvoldoende duidelijk.

IT 1927

Karakter 843a brengt mee dat kort geding moet worden aangemerkt als eis in hoofdzaak

Hof Arnhem-Leeuwarden 17 november 2015, IT 1927 (Linkkers tegen PriHealth)
Uitspraak ingezonden door K. Konings, ZENN Advocatuur.
Auteursrecht. Software. 843a Rv. 1019i Rv. Zie eerder IEF 14016. Linkkers implementeert ondersteuning in de huisartsenpraktijk. PriHealth ontwikkelt maatwerksoftware voor de zorg. In eerste aanleg vorderde Linkkers al inzage in bescheiden waaruit (mede)auteursrecht op softwareapplicatie ZorgIQ zou blijken. PriHealth stelt dat Linkkers niet ontvankelijk is in hoger beroep. Het Hof gaat hier niet in mee en oordeelt dat vanwege het karakter van 843a Rv het kort geding moet worden aangemerkt als de eis in de hoofdzaak als bedoeld in 1019i Rv. De vordering tot afgifte en inzage wordt echter wederom afgewezen. De grieven falen en het bestreden vonnis wordt bekrachtigd.

4.4 Naar het oordeel van het hof is Linkkers ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep. In een geval als dit is het bewijsbeslag gelegd teneinde daarvan afschrift en inzage te kunnen verkrijgen in een op artikel 843a Rv gebaseerde (vervolg)procedure. De uitoefening van het in artikel 843a Rv bedoelde recht op inzage - mits aan de daarvoor gestelde vereisten is voldaan - is mede erop gericht een partij in de gelegenheid te stellen haar proceskansen in te schatten alvorens een (bodem)procedure in te stellen. Met het karakter van deze specifieke voorlopige maatregel past het dan ook niet te verlangen dat al vóór de inzage is verkregen een inbreukprocedure wordt gestart. In dit geval dient dan ook het onderhavige-(hoger beroep in) kort geding te worden aangemerkt als eis in de hoofdzaak als bedoeld in artikel 1019i Rv.

4.6 Het hof overweegt verder als volgt. Voor een gemeenschappelijk auteursrecht is vereist dat de bijdrage van de medeauteur van dien aard is, dat deze heeft bijgedragen tot de auteursrechtelijk beschermde inhoud (trekken) van het uiteindelijke werk. Dat een partij inhoud heeft ingebracht in een uiteindelijke applicatie, is op zichzelf nog niet voldoende om daarop een gemeenschappelijk auteursrecht te baseren. De bijdrage van de (beweerdelijke) mede-auteur moet eraan hebben bijgedragen dat het eindproduct voldoet aan het oorspronkelijkheidsvereiste voor een auteursrechtelijk werk. Dit vereiste houdt in dat het werk een eigen intellectuele schepping van de maker(s) vormt, zoals bedoeld in HvJEU 16 juli 2009, ECLI:EU:C:2009:465 (lnfopaq 1) en HR 12 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY1533 (Hauck/Stokke)).

4.7 Uit de eigen stellingen van Linkkers blijkt dat zij een vergelijking wenst te maken van het door haar ingebrachte materiaal met (de onderliggende stukken van) het door PriHealth op de markt gebrachte eindproduct (Zorg-IQ). Het gaat volgens Linkkers om het gebruik door PriHealth van "door Linkkers bedachte en door Linkkers aangedragen, van hardcopy in digitale vorm omgezette benaderingen, stroomlijnen en stroomdiagrammen, behandelstappen, protocollen en vragenlijsten" (memorie van antwoord in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep, onder 5). Van Linkkers mocht - zeker gezien het gemotiveerde verweer van PriHealth op dat punt - worden verwacht zoveel mogelijk toe te lichten en te onderbouwen welke auteursrechtelijk relevante (creatieve) inbreng Linkkers heeft gehad bij de samenwerking met PriHealth. Linkkers heeft evenwel niets getoond van de gestelde hard copy noch enige (voldoende) nadere toelichting gegeven van (het auteursrechtelijke karakter van) haar inbreng bij de samenwerking. Zo valt op dat ook van de enige concreet benoemde ingebrachte 'hard copy'-het 'Handboek POH-GGZ' van Linkkers-ook in hoger beroep geen exemplaar is overgelegd, terwijl PriHealth reeds in eerste aanleg heeft betwist dat dit handboek voldoet aan de eisen voor een auteursrechtelijk werk. Linkkers heeft ook niet toegelicht waarom inbreng van de zich bij haai bevindende hard copy niet van haar zou kunnen"worden gevergd. Zij heeft zich in hoger beroep opnieuw slechts op het standpunt gesteld dat dit voorafgaand aan de inzage niet van haar kan worden verlangd en, zo begrijpt het hof, slechts in samenhang met de stukken waarvan inzage wordt verlang zou kunnen worden beoordeeld of die inbreng (waaronder de gestelde 'hard copy') auteursrechtelijk relevant is. Dit laatste valt evenwel niet in te zien, terwijl dat Linkkers niet ervan behoefde te weerhouden het zich bij haar bevindende materiaal, dat zij wenst te vergelijken met de stukken van PriHealth, in deze procedure over te leggen of ter zitting te tonen. Ook de (aard, inhoud en omvang van de) inbreng die en "- toen zij nog toegang tot de ontwikkelomgeving hadden - in het programma hebben aangepast en aangevuld" (pleitnota in hoger beroep 5. 7) heeft Linkkers in het geheel niet nader geconcretiseerd of toegelicht, waartoe het verweer_ van PriHealth echter wel aanleiding gaf. De bij memorie van grieven als productie 3 overgelegde (summiere) toelichting is door PriHealth (memorie van antwoord, productie 2) puntsgewijs en gemotiveerd betwist, waarop Linkkers vervolgens (bij pleidooi) niet meer is teruggekomen. Ten slotte heeft Linkkers niet (voldoende) betwist dat het bij de informatie over de zorgpaden, waarover Linkkers PriHealth heeft geïnformeerd, gaat om als zodanig niet auteursrechtelijk beschermde informatie. De omstandigheid dat Linkkers, naar zij stelt, 65 uur heeft meegewerkt aan het onderhavige project, is ook niet voldoende om daarop in het kader van deze 843a Rv-procedure een voldoende aannemelijke aanspraak als mede- auteursrechthebbende te kunnen baseren.

IT 1884

Inbreuk omdat in folders script, webdesign zit

Vzr. Rechtbank Den Haag 9 oktober 2015, IT 1884 (Kingbee tegen Eenmanszaak)
Auteursrecht. Makerschap. Contractenrecht. Mediarecht. Kingbee is een internetmarketingbedrijf dat diverse websites in Nederland, België en Duitsland exploiteert waarop een verzameling van actuele reclamefolders, acties en kortingscodes gerubriceerd per categorie en winkel. Gedaagde eenmanszaak verricht programmeerwerkzaamheden voor eiser. Na opdrachtwijzigingen en onbetaald laten van facturen, stopt gedaagde de samenwerking. Via sitedeals en gegegevensbestand biedt hij de scripts te koop aan. Het script is een auteursrechtelijk beschermd werk ex 10 lid 1 onder 12 Aw, waarvan gedaagde de rechthebbende is op de back end. In de mailwisseling is paragraaf over Copyright geschrapt voor de werkzaamheden omdat “dit aanpassingen aan reeds beschreven code is”. Voor de latere opdrachten is dit auteursrecht voorbehouden, maar moet Kingbee door geven van instructies voor de front end, als maker worden aangemerkt.

Nu het script het webdesign van de website aldus in zich bergt, levert in gebruikneming onder een nieuwe domeinnaam een verveelvoudiging van het webdesign op. De Eenmanszaak moet scripts van de websites verwijderen en wordt verboden de opnieuw de scripts te koop aan te bieden of in licentie te geven. Kingbee wordt in reconventie verboden in het openbaar negatief uit te laten over de Eenmanszaak.

3.1. Kingbee vordert – samengevat – voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [de eenmanszaak]:
(...)
(II) te gebieden om de scripts van Kingbee op de websites www.gegevensbestand.nl en www.sitedeals.nl onmiddellijk te verwijderen en verwijderd te houden,
(III) te verbieden om scripts van de websites van Kingbee aan derden te koop aan te bieden, aan derden in licentie te geven en/of te publiceren als zijnde de eigendom van [de eenmanszaak],
(...)

5.8. Het voorgaande overziend, heeft [de eenmanszaak] bij het maken van de initiële afspraken in 2011 dus duidelijk te kennen gegeven dat rechten ten aanzien van nieuwe code bij [de eenmanszaak] rusten, waarna [X] een versie van de algemene voorwaarden heeft ondertekend. Vervolgens heeft [X] in de periode waarin het vervaardigen en ontwerpen van nieuw materiaal tussen partijen aan de orde was, onbestreden aanspraak gemaakt op de rechten op het design van de nieuwe websites. De hieraan voorlopig te verbinden conclusie dat [de eenmanszaak] op basis van deze ‘afspraken’ auteursrechthebbende is op het script en Kingbee op het webdesign van de website, strookt ook met hetgeen Kingbee en [de eenmanszaak] intellectueel aan de website hebben bijgedragen en wie op basis van de Auteurswet voorlopig als maker van de te onderscheiden werken moet worden aangemerkt.

5.9. Zo staat vast dat Kingbee als opdrachtgever de in PSD (Photoshop) gemaakte ontwerpen van het uiterlijk van de website bij [de eenmanszaak] aanleverde en ook is uit verschillende emails af te leiden dat Kingbee instructies gaf welke aanpassingen aan de front end diende plaats te vinden. Zie bijvoorbeeld de emails van [X] van 10 maart 2014 en 13 april 2014 (rov 2.10) met lijstjes met aanwijzingen voor te verrichten aanpassingen. Verder is onbestreden dat Kingbee de plaatjes en teksten voor de website inbracht. Ten aanzien van het webdesign van de website rechtvaardigt dit de voorlopige conclusie dat het is tot stand gebracht naar het ontwerp van Kingbee en/of (ook) onder diens leiding en toezicht, zodat Kingbee als de maker van het webdesign van de website kan worden aangemerkt.

5.10. Ditzelfde kan niet worden gezegd voor het tot stand brengen van het script. Indachtig het door Kingbee gewenste webdesign en de gewenste functionaliteiten, heeft [de eenmanszaak] immers de onderliggende technieken voor de website ontwikkeld en die samengebracht in het script. Bij het ontwikkelen van die technieken heeft enkel [de eenmanszaak] geestelijke arbeid verricht, oftewel in lijn met artikel 10 lid 2 Aw heeft [de eenmanszaak] de zelfstandig beschermde vertaling (verveelvoudiging in gewijzigde vorm) van het gewenste uiterlijk en de gewenste functionaliteiten van de website gemaakt. Dit rechtvaardigt ten aanzien van het script derhalve de voorlopige conclusie dat niet Kingbee maar [de eenmanszaak] als de maker moet worden aangewezen.

Inbreuk - te koop aanbieden en verkopen script(s)?
5.14. Nu het script het webdesign van de website aldus in zich bergt, brengt verkoop van het script voor gebruik onder een nieuwe domeinnaam naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter mee dat het webdesign van de website wordt verveelvoudigd in de vorm waarin het ook in dat script is vertaald. In het verlengde daarvan en omdat het verveelvoudigen van het werk aan de auteursrechthebbende is voorbehouden, is met de verkoop van [de eenmanszaak] van het script zonder toestemming van Kingbee eveneens naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter inbreuk gemaakt op het auteursrecht van Kingbee op het webdesign van de website. Door het script blijvend te koop aan te bieden op www.gegevensbestand.nl en www.sitedeals.nl, dreigt bovendien een nieuwe inbreuk, zeker omdat [Gedaagde] in zijn brief van 23 juni 2015 aan de advocaat van Kingbee schrijft dat [de eenmanszaak] het script mag doorverkopen aan iedereen en dit ook zal blijven doen (productie 32 van de zijde van Kingbee). De vorderingen van Kingbee onder II) en III) zullen ten aanzien van de website dan ook worden toegewezen.

Slotsom
5.22. Voor wat betreft de in conventie gevorderde maatregelen is de slotsom dan ook dat de vorderingen onder II) en III) zullen worden toegewezen ten aanzien van de website en www.kortingscodez.nl. Daaraan zal als gevorderd een dwangsom worden verbonden. De vorderingen onder I) en IV) tot en met VII) zullen worden afgewezen.

Verbod tot het doen van negatieve uitlatingen
6.3. Het spoedeisend belang van [de eenmanszaak] bij het door hem gevorderde verbod vloeit voort uit de gestelde schadelijke negatieve uitlatingen van Kingbee en de vrees dat Kingbee dat andermaal zal doen. (...)

6.5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [de eenmanszaak] voor nu voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het bericht van [Y], welk bericht niet is overgelegd maar waarin [Gedaagde] kennelijk – volgens de beheerder van www.sitedeals.nl – voor oplichter wordt uitgemaakt, te linken is aan Kingbee. Dat is al af te leiden uit het antwoord van deze [Y] op de mail van de beheerder en de reactie daarop van [Gedaagde] (rov 2.13), waarin hij schrijft over ‘zijn compagnon’ en ten aanzien van folderz.be spreekt over dat ‘we hebben besloten daar een ander naar te laten kijken’. Maar [X] maakt die verdenking compleet als hij de dag daarna aan [Gedaagde] schrijft dat (rov 2.14) hij slechte recensies over [Gedaagde] kan schrijven en dat ook de mensen met wie [X] heeft gewerkt staan te popelen om zulke recensies te schrijven. En als Kingbee al niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het bericht van deze [Y], dan geeft zijn bericht van 14 maart 2015 in elk geval grond te vrezen dat hij negatieve uitlatingen over [de eenmanszaak] zal doen. Naast de mogelijkheid van het schrijven van slechte recensies, geeft hij immers te kennen dat hij contact heeft met een journalist van het programma Tros Opgelicht over ‘jouw oplichtingspraktijken’.
IT 1880

Geen sprake van auteursrechtinbreuk op de broncode van PLC-software

Rechtbank Oost-Brabant 30 september 2015, IT 1880; ECLI:NL:RBOBR:2015:5626 (Premier Tech Chronos tegen Votech)
Auteursrecht. Onrechtmatige concurrentie. Zie eerder IEF11036. Chronos houdt zich bezig met ontwikkeling en productie van industriële verpakkingssystemen. Gedaagden zijn ex-medewerkers van Chronos en oprichters van Votech. Er bestond noch een concurrentie -noch een relatie- noch een geheimhoudingsbeding tussen Chronos en zijn ex-medewerkers. De rechtbank overweegt dat er geen sprake is van onrechtmatig gebruik ten aanzien van het klantenbestand met offerte - en projectgegevens van Chronos vanwege tekort aan concrete aanwijzingen. Daarnaast is er geen sprake van auteursrechtinbreuk op de broncode van de PLC-software en technische tekeningen van Chronos. Ook heeft Votech met betrekking tot de knowhow niet onrechtmatig gehandeld. Er is geen sprake van onrechtmatige concurrentie omdat Votech geen klanten afhandig heeft gemaakt, geen bestellingen of offertes heeft uitgebracht gedurende het dienstverband, geen personeel afhandig heeft gemaakt, geen verwarring heeft geschept tussen de twee bedrijven of misbruik heeft gemaakt van bedrijfsvertrouwelijke gegevens.

4.2.3 (...) Er zijn voorts geen concrete aanwijzingen dat Votech c.s. gebruik maken/hebben gemaakt van het in Become-IT opgeslagen klantenbestand met daaraan gekoppeld de offerte- en projectgegevens van Chronos.
De stelling van Chronos dat er geen andere reden voor bestaat om het Become-IT bestand naar een extern medium te kopiëren, dan het gebruiken daarvan bij de opzet van de nieuwe onderneming, vindt dan ook geen steun in de feiten. Gelet op het verweer van Votech c.s. is de enkele bevinding van de partijdeskundige Evidentium onvoldoende om daaraan de conclusie te verbinden dat [gedaagde sub 2] en/of Votech c.s. op enige wijze onrechtmatig gebruik hebben gemaakt van het Become-IT bestand.

4.3.17. Zoals de rechtbank hiervoor onder 4.3.11. heeft overwogen, komt aan Chronos geen auteursrecht op het programma TW1284.r10 toe, aangezien dit programma is geschreven door [naam 3] . Voor zover Votech c.s. al inbreuk hebben gemaakt op het auteursrecht op de broncode van dit programma, betreft dit dan ook geen aan Chronos toekomend auteursrecht.

4.3.20. (...) Naar het oordeel van de rechtbank moet het er in rechte voor worden gehouden dat de klanten van Chronos, dan wel Votech c.s. als door hen gemachtigd, gerechtigd waren om ten behoeve van de interoperabiliteit van de machines van Chronos met de machines van Votech c.s. een kopie te maken van de PLC-software en deze aan Votech c.s. te sturen. Dat een aantal van deze kopieën vervolgens intern is doorgestuurd bij Votech levert naar het oordeel van de rechtbank geen ongeoorloofde verveelvoudiging op. Het in verband met de interoperabiliteit doorsturen van de PLC-programma’s door klanten en het intern doorsturen daarvan binnen Votech levert dan ook geen inbreuk op Chronos’ auteursrecht op de broncode van deze programma’s op.

4.3.23. De rechtbank overweegt als volgt. Uit niets blijkt dat Votech bij de ontwikkeling van haar PLC-software voor door haar geleverde machines gebruik heeft gemaakt van de broncode van Chronos. Voor zover het al zo zou zijn dat Votech c.s. zich hebben laten inspireren door de software van Chronos voor wat betreft de functionaliteiten, hetgeen Votech c.s. betwisten, levert dat geen inbreuk op het auteursrecht van Chronos op de broncode op. De stelling van Chronos dat uit de rapporten blijkt dat de software voor de opdracht bij [Petfood] is gebaseerd op Chronos-software is een blote stelling. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan de rechtbank uit geen van de rapporten opmaken dat dit het geval is, laat staan dat daarmee inbreuk zou zijn gemaakt op het auteursrecht op de broncode. Een elektrisch schema als zodanig is geen auteursrechtelijk beschermd werk.

4.4.2. (...) De conclusie is dan ook dat de technische tekeningen van Chronos auteursrechtelijke bescherming ontberen en dat het verveelvoudigen dan wel bewerken van deze tekeningen door Votech c.s. niet kan worden beschouwd als auteursrechtinbreuk.

4.5.4. De conclusie is dat Votech c.s. met betrekking tot de Knowhow niet onrechtmatig hebben gehandeld jegens Chronos.

4.6.28. De conclusie is dat het verwijt dat Votech c.s. Chronos onrechtmatige concurrentie aandoen, onterecht is.

4.8. De conclusie is, dat geen van de door Chronos aan Votech c.s. gedane verwijten terecht is. Dat betekent dan ook dat alle vorderingen moeten worden afgewezen.
IT 1876

Prejudiciële vragen: is er sprake van een mededeling aan het publiek wanneer een mediaspeler met add-ons auteursrechtelijk beschermd materiaal zonder toestemming direct toegankelijk maakt?

Rechtbank Midden-Nederland 30 september 2015, IT 1875(Stichting Brein tegen Filmspeler)
Uitspraak ingezonden door Dirk Visser en Patty de Leeuwe, Visser Schaap en Kreijger en Jurian van Groenendaal en Fulco Blokhuis, Boekx. Auteursrecht. Add-ons. X heeft op een mediaspeler add-ons geïnstalleerd waarin zich hyperlinks bevinden die indien aangeklikt, linken naar websites die door derden worden beheerd. Op deze streamingwebsites zijn films, series en wedstrijden vrij toegankelijk gemaakt. Brein heeft enkele streamingssites gesommeerd te staken met hem beschikbaar stellen van auteursrechtelijk beschermd materiaal. Daarnaast heeft Brein de hosting provider van de verschillende websites aangeschreven. De rechtbank is van oordeel dat de vraag of het aanbieden en verkopen van de filmspeler waarop door X add-ons zijn geïnstalleerd die hyperlinks bevatten naar websites waarop auteursrechtelijke werken zonder toestemming van de rechthebbenden toegankelijk zijn gemaakt, kwalificeert als een mededeling aan het publiek in de zin van de Auteursrecht-richtlijn, zich leent voor een prejudiciële vraag aan het HvJ EU.

Prejudiciële vragen die gesteld zijn:
1) Moet artikel 3 lid 1 van de Auteursrecht-richtlijn aldus worden uitgelegd dat er sprake is van "een mededeling aan het publiek" in de zin van die bepaling, wanneer iemand een product (mediaspeler) verkoopt waarin door hem add-ons zijn geïnstalleerd die hyperlinks bevatten naar websites waarop auteursrechtelijke beschermde werken, zoals films, series en live-uitzendingen, zonder toestemming van de rechthebbenden, direct toegankelijk zijn gemaakt?
2) Maakt het daarbij verschil:
- of de auteursrechtelijk beschermde werken in het geheel nog niet eerder of uitsluitend via een abonnement met toestemming van de rechthebbenden op internet openbaar zijn gemaakt?
- of de add-ons die hyperlinks bevatten naar websites waarop auteursrechtelijk beschermde werken zonder toestemming van de rechthebbenden direct toegankelijk zijn gemaakt, vrij beschikbaar zijn en ook door de gebruikers zelf in de mediaspeler te installeren zijn?
- of de websites en dus de daarop - zonder toestemming van de rechthebbenden- toegankelijk gemaakte auteursrechtelijk beschermde werken, ook zonder de mediaspeler door het publiek te benaderen zijn?