Geen media bij schouw in zaak Verstappen in verband met risico schade aan goede rechtspleging

Vzr. Rechtbank Den Haag 26 augustus 2019, IT 2848; ECLI:NL:RBDHA:2019:8808 (Nederlandse Vereniging van Journalisten tegen Staat der Nederlanden) Privacyrecht. Bij de rechtbank Limburg vindt het strafproces plaats tegen de verdachte in de “Nicky Verstappen”-zaak. In deze zaak heeft de meervoudige strafkamer besloten media te weren bij een schouw van verschillende plaatsen. Namens de media is hierna een gemotiveerd verzoek gedaan toch toegang tot deze schouw te verlenen. Hierbij zijn art. 6 en 10 EVRM van belang: openbare rechtspleging en vrijheid van meningsuiting. Deze rechten zijn fundamenteel, hier kan slechts onder zeer bijzondere omstandigheden van worden afgeweken. In dit geval is dat de bij wet geregelde uitzondering dat openbaarheid een goede rechtspleging (ernstig) zou schaden. De rechter wijst derhalve het gevorderde af.
Teksten overgenomen van concurrerende webshop vormt inbreuk op auteursrechten

Rechtbank Midden-Nederland 31 juli 2019, IEF 18643, IT 2846; ECLI:NL:RBMNE:2019:3649 (Spirituele webshops) Auteursrecht. Inbreuk. Persoonlijkheidsrechten. Eiser verkoopt spirituele sieraden en producten middels een webshop. Gedaagde verkoopt dezelfde producten via haar eigen webshop. Eiser is van mening dat gedaagde de teksten van de website van eiser (te veel) over heeft genomen, en dat zij hiermee inbreuk maakt op haar auteursrechten. Het staat voldoende vast dat de auteursrechten van de teksten bij eiser berusten nu zij een eenmanszaak is, en dit verder niet gemotiveerd is betwist. Ook is er sprake van een werk, nu om de producten zo goed mogelijk aan te prijzen creativiteit is geuit in de teksten, en deze niet louter het product beschrijven. Uit vergelijking van de teksten van eiser en gedaagde blijkt dat deze te zeer overeenkomen. Omdat geen naamsvermelding is toegepast, is hier ook sprake van een inbreuk op de persoonlijkheidsrechten van eiser. Gedaagde moet de inbreuken staken en gestaakt houden, op straffe van de gevorderde dwangsom. Ondanks verweer wordt gedaagde veroordeeld in de proceskosten op grond van 1019h Rv, nu zij meermaals te kennen heeft gegeven dat haar proceshouding niet is beïnvloed door de houding van haar wederpartij.
Arnoud Engelfriet: mijn werkgever wil me op social media neerzetten, moet ik daaraan meewerken?

Een lezer vroeg me:
Mijn werkgever (een mkb-bedrijf met 14 man) wil dat wij allemaal onszelf op internet zetten. Op de bedrijfswebsite “zodat de klant weet wie er langskomt” en ook op social media, om onszelf te promoten. We moeten zelfs meedoen aan discussies op Linkedin. Na wat geruzie heeft een collega voorgesteld dat we toestemming geven (of niet) maar volgens mij is dat niet rechtsgeldig. Hoe moet het nu wel? Wanneer kan de werkgever dit verplichten?
Allianz verplicht persoonsgegevens aanrijding ongedaan maken

Rechtbank Rotterdam 7 augustus 2019, IT&R 2843; ECLI:NL:RBROT:2019:6448 (Eiser tegen Allianz) AVG. Privacy. Eiser is als bestuurder van een personenauto betrokken geraakt bij een aanrijding met een andere auto waarvan zijn werkgever de auto, op grond van de WAM, had verzekerd bij Allianz. Eiser stelt hierdoor zowel materiële als immateriële schade te hebben geleden en vordert aansprakelijkheid van Allianz. Allianz betwijfelt de toedracht hiervan en voert aan dat aanrijding opzettelijk is veroorzaakt althans dat eiser 100% eigen schuld heeft. Moet de verzekeraar de persoonsgegevens die door hem in het Interne Verwijzingsregister (IVR) zijn opgenomen daaruit verwijderen? De rechtbank veroordeelt Allianz de registratie van de persoonsgegevens van eiser in het IVR ongedaan te maken.
Antwoord prejudiciële vragen beroep op informatievereisten

HvJ EU 23 januari 2019, IEF 18640, IEFbe 2927, IT 2842; C‑430/17 (Walbusch tegen Zentrale zur Bekämpfung) Consumentenbescherming. Vervolg op prejudicieel gestelde vragen [IEFbe 2331 en IT 2343]. Hier is van belang of verweerder zich met succes kan beroepen op de minder strenge informatievereisten bij beperkte weergavemogelijkheid overeenkomstig de BGB (Duits Burgerlijk Wetboek), EGBGB (Duitse wet tot invoering van het Burgerlijk Wetboek) en richtlijn 2011/83. Het antwoord op de vraag of de minder strenge informatievereisten hier gelden, hangt af van de uitlegging van artikel 8 lid 4 eerste zin, en artikel 6 lid 1 (h) van richtlijn 2011/83/EU. De vraag rijst evenwel of een zo uitgebreide informatieplicht over het herroepingsrecht verenigbaar is met de doelen van richtlijn 2011/83/EU. Het zou een onevenredige beperking van de vrije reclamevoering kunnen zijn de handelaar, ongeacht beperkingen in ruimte en tijd van het door hem voor de reclame gebruikte middel voor communicatie op afstand, te verplichten de omvangrijke instructies voor herroeping meteen en rechtstreeks in dit middel voor communicatie op afstand mee te delen en het modelformulier voor herroeping daarbij te voegen. Er zijn prejudiciële vragen gesteld aan het Hof met betrekking tot het beroep op de minder strenge informatievereisten met het oog op de consumentenbescherming.
Afgifte medisch dossier nodig voor beoordeling wilsbekwaamheid

Hof Arnhem-Leeuwarden 13 augustus 2019, IT 2841, LS&R 1726; ECLI:NL:GHARL:2019:6571 (X tegen huisarts) Kort geding. Medische geheimhoudingsplicht. Afgifte medisch dossier. Appellante heeft de huisarts van vader en moeder om een afschrift van de medische dossiers gevraagd. De huisarts heeft hieraan geen gevolg gegeven met een beroep op zijn medisch beroepsgeheim. Appelante stelt dat zij een spoedeisend belang heeft bij de medische dossiers omdat zij dient te kunnen onderbouwen dat haar ouders ten tijde van de verkoop van het pand niet in staat waren hun vermogensrechtelijke belangen te overzien. Volgens haar waren beide ouders ten tijde van de verkoop en levering dement. Op de zitting bij het hof van 22 juli 2019 heeft appelante haar vordering beperkt tot het dossier van vader. De vordering wordt toegewezen. Zonder medische informatie zal de rechter zich geen of een minder goed beeld kunnen vormen van de wilsbekwaamheid dan wel eventuele wilsgebreken of beïnvloedbaarheid van vader.
Opname in EVR proportioneel, strafrechtelijke gegevens staan voldoende vast

Hof Amsterdam 20 augustus 2019, IEF 18638, IT 2840; ECLI:NL:GHAMS:2019:3074 (X tegen Ansvar) Kort geding. Opname in Extern Verwijzingsregister (EVR) voor vijf jaar. Belangenafweging art. 6 lid 1 sub f AVG. Appelant is eigenaar van een Mercedes-Benz en heeft de Mercedes ten behoeve van de verzekering laten taxeren. De auto verkeert in goede staat en er zijn geen gebreken of schades waargenomen. Er doet zich een aanrijding met een Volkswagen voor, waarbij aannemelijk is dat appellant opzettelijk in het Vragenformulier en het aanrijdingsformulier schade heeft vermeld, die niet (geheel) door de aanrijding van de Volkswagen met de Mercedes kan zijn veroorzaakt. De te verwerken strafrechtelijke persoonsgegevens staan in voldoende mate vast. Aannemelijk is dan ook dat de bodemrechter de opname van appellant in het EVR proportioneel zal achten.
Recht op inzage medisch dossier van overleden moeder op grond van machtiging

Hof Den Haag 20 augustus 2019, IT 2839, LS&R 1725; ECLI:NL:GHDHA:2019:2103 (Medisch beroepsgeheim huisarts) Art. 7:458a BW (nieuw). Appelant is de zoon van wijlen mevrouw X. Geïntimeerde was haar huisarts. Appelant heeft aangifte gedaan tegen twee verpleegkundigen die bij de thuiszorg betrokken zijn geweest. Hij heeft geïntimeerde verzocht om (delen) van het medisch dossier van moeder aan hem te verstrekken. Aan het verzoek van appellant is geen gehoor gegeven. Geïntimideerde moet binnen 4 weken het gehele medische dossier aan appelant overhandigen. Nu tussen partijen vaststaat dat moeder toestemming heeft verleend aan haar zoon om haar medische dossier op te vragen, heeft appellant in beginsel recht op inzage en afschrift van het gehele dossier. Er bestaat geen grond om ervan uit te gaan dat het recht op inzage of afschrift niet verder mag gaan dan gerechtvaardigd wordt door het belang van appellant. Er hoeft niet duidelijk te worden gemaakt wat zijn belang is bij afgifte van het hele dossier en waarom niet kan worden volstaan met een minder verstrekkende wijze van inzage.
Hostway hoeft fees niet terug te betalen nu schade wordt vergoed

Gerechtshof Amsterdam 30 juli 2019, IT 2837; ECLI:NL:GHAMS:2019:2809 (Justitio Zuid tegen Hostway) Overeenkomst tot registratie van domeinnamen. In het tussenarrest is geoordeeld dat Hostway toerekenbaar tekortgekomen is in de nakoming van de overeenkomst. Justitio Zuid maakt aanspraak op vergoeding van de marktprijs van veertien domeinnamen, waarvan de registratie eerder is beëindigd dan in de opzeggingsbrief is vermeld. Reeds betaalde fees hoeven niet terugbetaald te worden, nu de schade geleden door Justitio Zuid wordt vergoed.