DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op vrijdag 17 januari 2020
IT 3009
Hof ||
14 jan 2020
Hof 14 jan 2020, IT 3009; ECLI:NL:GHARL:2020:177 (De Persgroep tegen Soliditry), https://itenrecht.nl/artikelen/publicaties-over-soliditry-van-de-persgroep-zijn-onrechtmatig

Publicaties over Soliditry van De Persgroep zijn onrechtmatig

Hof Arnhem-Leeuwarden 14 januari 2020, IEF 18950, IT 3009; ECLI:NL:GHARL:2020:177 (De Persgroep tegen Soliditry) De Persgroep heeft artikelen gepubliceerd over dat Soliditry criminele activiteiten zou hebben gepleegd. Zie [IEF 18999]. De rechtbank oordeelde eerder dat de artikelen over Soliditry verwijderd dienden te worden. De Persgroep gaat hiertegen in beroep. Er wordt een belangenafweging gemaakt tussen twee fundamentele rechten: het recht op vrijheid van meningsuiting van De Persgroep en het recht op eerbiediging van de eer, goede naam en reputatie van Soliditry en de persoonlijke levenssfeer van de juridisch adviseur. Een belangrijk onderdeel bij deze afweging is journalistieke zorgvuldigheid, die voor accurate en betrouwbare berichtgeving moet zorgen, in het bijzonder wanneer de pers beschuldigingen uit. Die zullen een duidelijke feitelijke basis moeten hebben. Uit de vaststaande feiten wordt geconcludeerd dat de artikelen onrechtmatig gepubliceerd zijn door De Persgroep.

5.23 Het hof vindt dat de artikelen inderdaad op belangrijke punten niet voldoen aan de door de beroepsgroep opgestelde aanbevelingen. De juridisch adviseur is aanvankelijk (later is dit gecorrigeerd) ten onrechte aangeduid als advocaat, terwijl op eenvoudige wijze was te checken of dit klopte. Doordat in de artikelen niet wordt verwezen naar schriftelijke bronnen en van de bronnen die de journalisten kennelijk gesproken hebben de namen niet worden vermeld, valt niet na te gaan of de informatie feitelijk accuraat en betrouwbaar is. Geschreven wordt “Een Arnhemse jurist is het brein achter de ‘Sprinkhanenbende’ denkt het OM”, maar onduidelijk blijft wie bij het OM dat denkt en waar dat op gebaseerd is. Het gebruik van anonieme bronnen kan, ook volgens De Persgroep zelf (conclusie van antwoord onder 3.16), onder omstandigheden zijn toegestaan, maar dan moet er wel bijkomende informatie worden gegeven die de lezer in staat stelt zich een oordeel te vormen over de betrouwbaarheid van de bron. Die informatie wordt in de artikelen niet of onvoldoende gegeven en voor zover dat in deze procedure nu wel gebeurt, geven de hoedanigheid van genoemde bronnen (de veroordeelde Centurion-leidinggevende en de exwerknemers) aanleiding tot een kritische benadering. Onduidelijk is gebleven of De Gelderlander die bronnen kritisch heeft ondervraagd.

5.24 Volgens de juridisch adviseur was zijn interview door de journalisten aangekondigd met het onderwerp Thuisborg en niet met zijn eventuele betrokkenheid bij de Sprinkhanenbende. Dat hij de journalisten wel kende van de eerdere artikelen over de Sprinkhanen leidt niet tot de conclusie dat de juridisch adviseur van te voren voldoende was geïnformeerd over de aard van de publicatie, zodat hij goed geïnformeerd kon beslissen of hij wilde meewerken. Hoor en wederhoor moet volgens de genoemde aanbevelingen in de Leidraad voor de Journalistiek plaatsvinden doordat degene die beschuldigd wordt voldoende gelegenheid krijgt, bij voorkeur in dezelfde publicatie, te reageren op de aantijgingen. Dit veronderstelt dat de geïnterviewde op de hoogte wordt gebracht van de aard en inkleding van het artikel (ofwel door inzage ofwel op andere wijze), waarna hij goed geïnformeerd kan reageren. Uit de transcriptie van het interview blijkt niet dat de juridisch adviseur ervan op de hoogte is gebracht dat een belangrijk deel van de artikelen zou gaan over zijn betrokkenheid bij de Sprinkhanenbende, terwijl hij geen inzage heeft gekregen in het artikel. Het verwerken van bepaalde feiten uit het interview in een kader bij het tweede artikel (met als kop ‘Ik distantieer me van de Sprinkhanen’) geeft onvoldoende invulling aan het beginsel van hoor en wederhoor, zoals dat in de Leidraad voor de Journalistiek (onder B3) is vermeld

6.1 De conclusie is dat de publicatie van de artikelen op de hiervoor genoemde gronden onrechtmatig is, dat de door de rechtbank bevolen wijze van rectificatie (in 5.3 van het dictum van het bestreden vonnis) in stand blijft, met wijziging van de verwijzing op internet naar die rectificatie op de wijze zoals hierna te melden. Het gebod de artikelen te verwijderen (5.1 dictum bestreden vonnis), het gebod in de toekomst niet te publiceren (5.2 dictum bestreden vonnis) en de toewijzing van het voorschot op schadevergoeding (5.5 van het bestreden vonnis) zullen worden afgewezen. De toewijzing van de dwangsom zal anders worden geformuleerd.