Verzoek tot verwijdering URL uit Google Search afgewezen

Rechtbank Amsterdam 23 december 2019, IEF 19191, IT 3084 ; ECLI:NL:RBAMS:2019:9887 (Tandarts tegen Google) Eiser is tandarts met een praktijk in Duitsland en Nederland. Hij heeft opgetreden in twee televisieprogramma’s. In het verleden zijn aan eiser tuchtmaatregelen opgelegd. Eiser verzocht Google een aantal URL’s inzake 'tuchtrechtelijke veroordeling tandarts' te verwijderen uit haar zoekresultaten. Google heeft dit verzoek voor een paar resultaten ingewilligd. Voor de overige URL’s verzoekt eiser nu verwijdering in deze verzoekschriftprocedure. Het standpunt van Google dat enkel sprake is van verwerking persoonsgegevens bij een zoekopdracht 'die uitsluitend de volledige naam bevat' en niet bij een zoekopdracht 'met een volledige naam in combinatie met een bepaalde zoekterm' vindt geen steun in het Costeja-arrest.
Artikel ingezonden door Ruud van der Velden, Hogan Lovells.
Ruud van der Velden: High Point/KPN - venijn in de staart?

Op 14 februari 2020 heeft de Hoge Raad eindarrest gewezen in de zaak High Point/KPN, [IEF 19018]. De Hoge Raad bekrachtigde het arrest van het hof van 5 juni 2018, waarin het hof het vonnis van de rechtbank Den Haag van 15 september 2010 bekrachtigde. In dat vonnis had de rechtbank het Nederlandse deel van het Europees octrooi van High Point vernietigd en de inbreukvorderingen van High Point afgewezen. Met het Hoge Raad-arrest lijkt op het eerste gezicht een einde te zijn gekomen aan een tien jaar durende inbreukprocedure. Het Hoge Raad-arrest heeft echter een verrassende, en volgens de auteur onjuiste, slotoverweging.
Publicatie foto zonder toestemming

Ktr. Rechtbank Amsterdam 12 maart 2020, IEF 19104, IT 3086; ECLI:NL:RBAMS:2020:1721 (Onrechtmatige publicatie foto) Gedaagde heeft op een website een recept geplaatst met een foto. Studio Lipov heeft de foto gemaakt en is de auteursrechthebbende. Eiseres heeft voor Nederland de exclusieve rechten op de foto gekregen.Gedaagde heeft de foto geopenbaard en bijgesneden zonder naamsvermelding en toestemming. Eiseres heeft aan gedaagde voor de foto een licentienota gestuurd, deze is onbetaald gebleven. De foto is inmiddels verwijderd. Gedaagde heeft hierdoor inbreuk gemaakt op de auteursrechten van eiseres en door deze inbreuk heeft eiseres schade geleden die zij vergoed wil hebben. Vastgesteld wordt dat de foto auteursrechtelijk beschermd is en dat eiseres het recht heeft om op te komen tegen het gebruik van de foto. Doordat de foto op de website van gedaagde heeft gestaan, heeft zij de foto geopenbaard en dat is zonder toestemming van eiseres niet toegestaan, zo volgt uit artikel 25 en 27A van de Aw. Dit maakt gedaagde schadeplichtig, ook als de foto in het verleden, zoals gedaagde aanvoert, vrij op internet verkrijgbaar is geweest. Feit blijft immers dat gedaagde geen toestemming heeft gekregen om de foto op haar website te plaatsen.
Werkwijze van de Rechtspraak na 6 april

In verband met de uitbraak van het coronavirus heeft de Rechtspraak besloten vanaf dinsdag 17 maart alle rechtbanken, gerechtshoven en bijzondere colleges te sluiten. Deze situatie zal ook na 6 april worden voortgezet. Urgente zaken gaan wel door. De Rechtspraak heeft een overzicht gepubliceerd van urgente zaken.
Voorwaarden HvJ EU aan cameratoezicht

HvJ EU 11 december 2019, IT 3083, IEFbe 3058; ECLI:EU:C:2019:1064 (Asociatia de Proprietari) TK, eiser in de zaak, woont in een appartement, waarvan hij eigenaar is, in gebouw M5A. Op verzoek van bepaalde mede-eigenaren van dat gebouw heeft de vereniging van eigenaren tijdens een algemene vergadering op 7 april 2016 besloten om bewakingscamera’s in het gebouw te installeren. Ter uitvoering van dit besluit zijn er drie bewakingscamera’s geïnstalleerd in de gemeenschappelijke ruimten van gebouw M5A. TK heeft zich tegen de installatie van dit videobewakingssysteem verzet, omdat dit een schending van het recht op eerbiediging van het privéleven zou vormen. De verwijzende rechter verzoekt naar aanleiding hiervan om een prejudiciële beslissing wat betreft de uitlegging van artikel 6, lid 1, onder e), en artikel 7, onder f), van richtlijn 95/46/EG en artikelen 8 en 52 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest).
Belangenafweging bij verzoek tot verwijdering BKR-registratie

Rechtbank Den Haag 29 mei 2019, IT 3091; ECLI:NL:RBDHA:2019:14670 (Eiser tegen Volkswagen Bank) Eiser heeft met het oog op de aanschaf onder eigendomsvoorbehoud van een Audi, een financial leaseovereenkomst gesloten met Volkswagen Bank. De Audi is door brandstichting teniet gegaan. Eiser is vervolgens op eigen initiatief en zonder instemming van Volkswagen Bank gestopt met de betaling van de maandelijks verschuldigde termijnen. Nadat drie achtereenvolgende maandelijkse termijnen niet waren voldaan is Volkswagen Bank gerechtvaardigd overgegaan tot het verwerken van een A-code. Eiser verzoekt Volkswagen Bank de BKR-registratie te verwijderen, op grond van artikel 79 van de AVG en op artikel 35 lid 1 van de Uitvoeringswet AVG. Besloten dient te worden of de BKR-registratie terecht heeft plaatsgevonden en zo ja, of deze registratie al dan niet dient te worden gehandhaafd. Er is sprake van een terechte (negatieve) BKR-registratie. Tevens wordt gesteld dat ook indien een registratie terecht is gedaan, er steeds een belangenafweging dient plaats te vinden bij een verzoek tot verwijdering of wijziging van een BKR-registratie. Het belang van eiser bij de doorhaling van de BKR-registratie weegt in dit geval zwaarder dan het belang van handhaving van de BKR-registratie. Volkswagen Bank moet de BKR-registratie verwijderen.
EHRM: privacy ontslagen werknemers niet geschonden

De Grote Kamer van het EHRM 17 oktober 2019, IT 3082, IEFbe 3057(Lopez Ribalda/Spanje) Een supermarktmanager had middels een verborgen camera winkelmedewerkers gefilmd op verdenking van diefstal. De medewerkers bekenden schuld, waarna zij werden ontslagen. De medewerkers waren van mening dat hun privacy was geschonden en wendden zich tot het EHRM. In hun eerste arrest van 9 januari 2018 werd geoordeeld dat het recht op privacy van de ontslagen werknemers is geschonden. De Spaanse regering was het niet eens met de beslissing van het EHRM en verzocht om een verwijzing van de zaak naar de Grote Kamer.
Het eerdere arrest van het EHRM is vernietigd. Op haar oordeel dat de privacy van de ontslagen werknemers niet geschonden is, heeft de Grote Kamer onder andere ten grondslag gelegd dat:
(i) de video-surveillance slechts op een deel van de winkel zag,
(ii) de duur van de surveillance van 10 dagen niet langer was dan noodzakelijk om de diefstal aan het licht te brengen,
(iii) de verdenking zag op ernstig wangedrag, en
(iv) er gefilmd werd in een openbare ruimte en niet in een toilet of kleedkamer.
Dynamic security in printer niet per definitie ongeoorloofd

Hof Amsterdam 17 december 2019, IT 3080; ECLI:NL:GHAMS:2019:4502 (123inkt.nl tegen HP) 123inkt.nl verkoopt onder meer inktcartridges van het 123inkt-huismerk, waaronder cartridges voor HP-printers. Dit zijn zogenoemde klooncartridges. HP brengt onder meer printers en cartridges op de markt. In de printers van HP is firmware geprogrammeerd die de printer aanstuurt en controles uitvoert betreffende de werking van het apparaat. Onderdeel van de firmware die HP gebruikt is ´dynamic security´, bedoeld om het hacken van HP-chips te bemoeilijken. De vraag die speelt: is het gebruik van dynamic security in printers onrechtmatig jegens de gebruiker van de printer?
Artikel ingezonden door Wouter Pors, Bird & Bird.
Duitse Bundesverfassungsgericht verklaart ratificatie van UPC-verdrag nietig

Het Duitse Bundesverfassungsgericht heeft de ratificatie van het Unified Patent Court Verdrag (UPC Verdrag) nietig verklaard. Het UPC Verdrag was in de Bondsdag aangenomen met een unanieme stemming van de 35 aanwezige leden. Het Bundesverfassungsgericht heeft echter bepaald dat dit moest gebeuren met tweederde van het totaal aantal leden – dit zijn er 709. De vraag is nu of er een nieuwe stemming komt in de Bondsdag en welke procedure daarvoor gevolg moet worden. Verder zijn de materiële klachten tegen UPC Verdrag niet-ontvankelijk verklaard.
Lees ook het artikel van Wouter Pors op Twobirds.com.
Leverancier heeft opzegbrief niet tijdig ontvangen

SGOA Heemstede september 2019, IT 3079; (Leverancier tegen afnemer) Bij brief van 25 juni 2013 heeft Leverancier aan Afnemer een orderbevestiging toegezonden, die Afnemer voor akkoord heeft ondertekend, voor het gebruik en onderhoud van het programma B als onderdeel van het IK systeem voor leerlingen (de “Overeenkomst”). De Overeenkomst heeft een looptijd van één kalenderjaar, welke na afloop van een kalenderjaar telkens automatisch met een jaar wordt verlengd, tenzij een partij van de Overeenkomst bij aangetekend schrijven met een opzegtermijn van 3 maanden (dus vóór 1 oktober van een lopend kalenderjaar) heeft opgezegd. In geschil is of Afnemer op tijd de Overeenkomst heeft opgezegd. Bij het tussenvonnis is bepaald dat Afnemer bewijs moet leveren voor de stelling dat de opzegbrief van 4 september 2017 vóór 1 oktober 2017 is ontvangen door Leverancier.