15 sep 2020
Uitspraak ingezonden door Jorn Torenbosch, Universiteit Utrecht en Klos c.s. Advocaten.
HvJ EU beantwoordt prejudiciële vragen over ‘netneutraliteit’
HvJ EU 15 september 2020, IT 3249, IEFbe 3123; ECLI:EU:C:2020:708 (Telenor) Telecommunicatierecht. Zie eerder [IT 2728]. Telenor is een aanbieder van internettoegangsdiensten. Telenor biedt aan haar klanten twee soorten pakketten aan, die – afhankelijk van welke versie je kiest – een bepaalde hoeveelheid data bieden en daarnaast onbeperkt gebruik van bepaalde apps bieden. Het Hof legt voor het eerst de verordening 2015/2120 uit waarin de ‘neutraliteit van het internet’ is verankerd. Artikel 3 verordening 2015/2120 moet aldus worden uitgelegd dat dergelijke pakketten onverenigbaar zijn met lid 2, gelezen in samenhang met lid 1 van dit artikel, voor zover deze pakketten de uitoefening van de rechten van eindgebruikers beperken, en onverenigbaar zijn met lid 3 van dat artikel, voor zoveel de blokkerings- of vertragingsmaatregelen berusten op commerciële overwegingen.
Beantwoording prejudiciële vragen:
54. Gelet op alle voorgaande overwegingen dient op de prejudiciële vragen te worden geantwoord dat artikel 3 van verordening 2015/2120 aldus moet worden uitgelegd dat pakketten die door een aanbieder van internettoegangsdiensten ter beschikking worden gesteld op basis van met eindgebruikers gesloten overeenkomsten, volgens welke laatstgenoemden een bundel kunnen kopen die hun het recht geeft een bepaald datavolume onbeperkt te gebruiken, zonder dat het gebruik van bepaalde specifieke toepassingen en diensten die onder een „nultarief” vallen, in mindering wordt gebracht, en zij deze specifieke toepassingen en diensten onbeperkt kunnen blijven gebruiken wanneer dit datavolume is opgebruikt, terwijl ten aanzien van de andere beschikbare toepassingen en diensten maatregelen worden toegepast om het verkeer te blokkeren of te vertragen:
– onverenigbaar zijn met lid 2 van dit artikel, gelezen in samenhang met lid 1 ervan, voor zover deze pakketten, overeenkomsten en blokkerings- of vertragingsmaatregelen de uitoefening van de rechten van eindgebruikers beperken, en
– onverenigbaar zijn met lid 3 van dat artikel, voor zover die blokkerings- of vertragingsmaatregelen berusten op commerciële overwegingen.