Door alsnog te betalen
Vzr. Rechtbank Amsterdam 21 juli 2011, KG ZA 11-927 WT/LO (More-In B.V. tegen DPA Goup N.V.)
Met dank aan Diederik Stols, Boekx advocaten.
Parallel gepubliceerd IE-Forum (IEF 9988). Auteursrecht. Ontwerp website. Naar aanleiding van een offerte komt een voorstel voor een nieuwe vormgeving door eiser. Ggedaagde heeft hier geen budget voor, echter na enige tijd heeft gedaagde een nieuwe website met 'nagenoeg alle voorgestelde designelementen': Call me now-button, Twitter followers button, Koersinformatie, etc..
Inbreukvorderingen toegewezen. Voorwaardelijk: in die zin dat zal worden bepaald dat More-In aan deze veroordeling geen rechten ontlenen kan indien DPA haar voor het gebruik van het ontwerp €4000,- exclusief BTW betaalt. Bedrag is afkomstig van de eerdere offerte die bij het voormelde voorstel werd medegedeeld. Indicatietarieven in IE-zaken ipv 1019h Rv.
4.3. De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. More-In beroept zich, terecht, niet op de bouwstenen die DPA aanvoert zelf is hebben aangedragen, maar op de manier waarop die bouwstenen visueel in het ontwerp verwerkt zijn. (...) Voor het ontwerp van More-In is voldoende oorspronkelijk en komt dus voor auteursrecht in aanmerking. Daarbij spelen met name de volgende elementen een rol: de vlakverdeling, de tekstverdeling (waar de tekstblokken zijn geplaatst en waar juist niet), het kleurgebruik (hoewel de kleuren rood en grijs door DPA zijn aangedragen zijn met het gebruik van die kleuren veel verschillende mogelijkheden) de twee horizontale balken boven en onder, het DPA-logo linksboven in beeld, het roze tekstblok onder met daarin de laatste publicaties, de twee afbeelding als button rechts, de zigzag rode lijnen tussen de verschillende divisies van DPA Group links in de bovenste balk en de manier waarop de beurskoers van DPA onder wordt weergegeven in blokjes. Al deze elementen maken dat het ontwerp kan worden aangemerkt als een voortbrengsel van scheppende menselijke arbeid en dus van creatieve keuzes. Op het ontwerp rust derhalve auteursrecht.
4.4. (…) De voorzieningenrechter is, gelet op die totaalindruk van zowel het ontwerp van More-In als de nieuwe website van DPA, van oordeel dat DPA bij het vormgeven van haar nieuwe website te weinig afstand genomen heeft van het ontwerp van More-In. In een aantal afzonderlijke elementen heeft DPA zonder dat de noodzaak daarvoor is gesteld of gebleken precies of nagenoeg dezelfde keuze gemaakt als More-In in haar ontwerpvoorstel, waardoor de totaalindruk in belangrijke mate overeenstemt.
4.6. De conclusie is dat DPA met het gebruik van de website die sinds 16 juni 2010 in de lucht is inbreuk maakt op het auteursrecht van More-In. (…) Wel zal DPA de mogelijkheid gegeven worden de onrechtmatigheid van het gebruik van het ontwerp weg te nemen, door alsnog voor het gebruikte ontwerp te betalen. Het belang van More-In bij haar vordering is er immers in gelegen dat zij schade geleden heeft doordat zij inspanningen heeft verricht waarvoor zij geen vergoeding heeft ontvangen.
4.8. Gelet op het voorgaande zal de veroordeling het huidige gebruik van de website te staken een voorwaardelijke zijn, in die zin dat zal worden bepaald dat More-In aan deze veroordeling geen rechten ontlenen kan indien DPA haar voor het gebruik van het ontwerp €4000,- exclusief BTW betaalt.
Kamervragen Rijks ICT-dashboard geven hoop op verbetering
In navolging van IT 447 en met dank aan Michaël van Leeuwen, ICTRecht
Het in mei gelanceerde Rijks ICT-dashboard heeft een eerste ronde aan Kamervragen te verwerken gekregen. Minister Piet Hein Donner gaat in op de vragen van Pierre Heijnen (PvdA), die van verschillende kanten werden opgeworpen. Niet alleen schreef ik er op 20 mei een bericht over, ook Binnenlands Bestuur wijdde er later een uitgebreid artikel aan getiteld “Rijk lijkt open over ICT-projecten, maar schijn bedriegt.”
Heijnen stelt interessante vragen, bijvoorbeeld:
Deelt u de mening dat er, omdat de kleuren worden vastgesteld op basis van vergelijking met de laatst afgesproken wijziging van het project, een vertekend beeld kan ontstaan over de mate waarin de voortgang van grote ICT projecten onder controle is? Is dit regime niet wat al te soepel? Zou het niet transparanter zijn om de kleuren te baseren op wat de oorspronkelijke kosten en planning van een project waren?”
Donner geeft hierop het volgende antwoord:
Nee, alle herijkingen op een project sinds de start van het project zijn namelijk met toelichting terug te vinden in het ICT-dashboard. Ik beraad me wel op een aanpassing van het ICT-dashboard waarbij de kleur niet alleen wordt vastgesteld op basis van de afwijking ten opzichte van de laatste herijking, maar waarbij ook alle tussenliggende herijkingen in beschouwing worden genomen.
De wijze waarop het dashboard nu met de herijkingen omgaat kan de volgende situatie opleveren: Er wordt een project opgestart met als beoogde einddatum 31 december 2008 en een budget van 56 miljoen euro. Eind 2008 blijkt de beoogde einddatum toch niet haalbaar te zijn en is er ook wat extra budget nodig: 12 miljoen euro. Enkele herijkingen later staat de beoogde einddatum op 1 juli 2010, wordt er een bedrag van 206 miljoen euro genoemd en is het project, op 22 juli 2011, nog altijd niet afgerond.
Klinkt niet bepaald als een vlekkeloos verlopen project, maar het dashboard besluit er toch een “10″ op te plakken. Ongeloofwaardig? Inderdaad, maar helaas is het geen fictie maar een echt bestaand project bij de Belastingdienst voor het vervangen van de toeslagensystemen. Hoe kunnen de doorlooptijd en kosten van dit project de hoogste score halen als de einddatum die genoemd wordt al ruim een jaar verstreken is en de kosten nog altijd doorlopen?
De methode die nu wordt gehanteerd voor het toekennen van scores verdient een aanpassing. Er wordt nu in het geheel niet gekeken naar de actuele kosten versus de oorspronkelijk begrote kosten. De herijking zorgt voor een nieuwe pot met geld en daarmee lijkt in het dashboard de oorspronkelijke zak met geld een afgesloten zaak te zijn. Dit terwijl de herijking miljoenen aan extra kosten kan bevatten voor het onderdeel dat met het initieel vastgestelde budget dus niet volledig was afgerond. Maar bij de beoordeling wordt niet gekeken naar de oorspronkelijke schatting, maar naar de laatste bijstelling. Zoals Donner het toelicht: “Daarbij wordt de meest actuele schatting vergeleken met de laatste door de opdrachtgever vastgestelde herijking. Indien er (nog) geen herijkingen zijn, wordt vergeleken met de initiële schatting.”
Wat het Amerikaanse voorbeeld nu juist enige geloofwaardigheid geeft is dat er een flink aantal projecten wordt weergegeven dat helemaal geen “groene” beoordeling of een tien als totaalscore krijgt. Als dat Amerikaanse dashboard dan zo’n grote inspiratiebron was, neem daar dan ook echt een voorbeeld aan bij volgende versies van het Rijks ICT-dashboard en zorg voor échte transparantie. Verplicht de ministeries tot het geven van regelmatige tussentijdse updates over kosten, voortgang en de beoogde einddatum en laat die ook opnemen in het Rijks ICT-dashboard zodat er een actueel overzicht ontstaat. En hanteer een andere scoringssystematiek dan de huidige.
Slechts een pr-functie
Antwoord kamervragen door BZK over grote ICT-projecten bij het Rijk, 2011-2000297349
Vraag 2
Deelt u de mening die in het artikel naar voren komt dat de website rijksictdashboard tekort schiet wat betreft het geven van informatie over de voortgang van grote ICT projecten bij de overheid omdat ‘de informatie op de site niet up to date is en daardoor ook niet transparant’?
Antwoord 2:
Nee. De informatie gepresenteerd op het Rijks ICT-dashboard is één op één uit de jaarrapportage bedrijfsvoering over de grote en hoogrisico ICT-projecten (TK 32501 nr. 14). De afspraak met uw Kamer is dat de rapportage jaarlijks aan de Tweede Kamer wordt aangeboden. Via het ICT-dashboard is het voor ministeries ook mogelijk om tussentijdse wijzigingen te communiceren. Jaarlijks wordt dan het totaaloverzicht via de jaarrapportage bedrijfsvoering aan de Tweede Kamer aangeboden. Als er tussentijds een brief aan de Tweede Kamer wordt gestuurd over een dergelijk project, dan worden de rapportagegegevens ook tussentijds geactualiseerd op het ICT-dashboard.
Vraag 3
Hoe plaatst u de stelling dat het kabinet ‘het vertrouwen ontbreekt om echt transparant te zijn’? In hoeverre is het waar dat het webpaneel bij bezoekers ten onrechte de indruk kan wekken dat het Rijk meer greep heeft op de voortgang van alle grote ICT projecten dan daadwerkelijk het geval is? Zou meer transparantie een negatiever beeld kunnen geven
over de mate waarin het Rijk de kosten die gepaard gaan met grote ICT projecten onder controle heeft?
Antwoord 3:
In de huidige versie van het ICT-dashboard worden de meerjarige kosten en doorlooptijd van de projecten getoond en de wijzigingen daarop. De kosten en doorlooptijd worden volgens een vast stramien, gelijk voor alle projecten gescoord. Daarbij wordt de meest actuele schatting vergeleken met de laatste door de opdrachtgever vastgestelde herijking.
Indien er (nog) geen herijkingen zijn, wordt vergeleken met de initiële schatting. Herijkingen zijn het gevolg van bijvoorbeeld nieuwe eisen, of mee- of tegenvallende resultaten. Iedere herijking dient te zijn gesanctioneerd door de opdrachtgever. Die formele besluitvorming is op het dashboard transparant gemaakt. Herijkingen vinden dus
alleen plaats op basis van formele besluitvorming en worden dientengevolge dan pas geplaatst op het ICT-dashboard. Op basis van planning en resultaat wordt de kleur bepaald. Indien de procentuele afwijking binnen de 10 procent ligt, kleurt het project groen, is deze groter, dan kleurt het project geel. Indien deze de 40% overschrijdt kleurt het project rood. Dat kan onafhankelijk voor de kosten en doorlooptijd.
Vraag 4
Deelt u de mening dat er, omdat de kleuren worden vastgesteld op basis van vergelijking met de laatst afgesproken wijziging van het project, een vertekend beeld kan ontstaan over de mate waarin de voortgang van grote ICT projecten onder controle is? Is dit regime 1 Binnenlands Bestuur, 1 juli 2001 niet wat al te soepel? Zou het niet transparanter zijn om de kleuren te baseren op wat de oorspronkelijke kosten en planning van een project waren?
Antwoord 4:
Nee, alle herijkingen op een project sinds de start van het project zijn namelijk met toelichting terug te vinden in het ICT-dashboard. Ik beraad me wel op een aanpassing van het ICT-dashboard waarbij de kleur niet alleen wordt vastgesteld op basis van de afwijking ten opzichte van de laatste herijking, maar waarbij ook alle tussenliggende herijkingen in
beschouwing worden genomen.
Vraag 5
Hoe beoordeelt u de stelling dat er in deze een prima kans gemist is om informatie te delen met burgers en met anderen binnen de overheid en dat het risico is dat het webpaneel in de huidige vorm ‘slechts een pr-functie’ vervult?
Antwoord 5:
De publicatie van het ICT-dashboard is juist een vervolgstap in de rapportage aan de Tweede Kamer over de grote en hoogrisico ICT-projecten. Uiteraard is het nog mogelijk daarin verdere vervolgstappen te maken. Ik beraad me nog op zaken als het toevoegen van informatie over contractpartijen en het explicieter onder de aandacht brengen van de
baten van een project.
Vraag 6
Welke acties gaat u ondernemen om de transparantie over de voortgang van ICT projecten bij het Rijk te bevorderen? Wat gaat u doen om de belangrijkste knelpunten die zijn geconstateerd met betrekking tot de rijksictdashboard, namelijk dat het werken met kleuren als verwarrend wordt ervaren, dat er geen duidelijkheid is over wie de opdrachtgevers zijn en dat de site niet continue wordt bijgewerkt, op te lossen?
Antwoord 6:
Zie de antwoorden op 4 en 5.
Wat is toestemming?
Toestemming van degene wiens gegevens worden verwerkt, is een kernbegrip bij de bescherming van persoonsgegevens. Maar wanneer is toestemming vereist? En aan welke voorwaarden moet toestemming voldoen om geldig te zijn? Dat is niet altijd duidelijk. Tegelijkertijd is het belang van toestemming evident. De verwerking van persoonsgegevens speelt immers een prominente rol in de huidige samenleving – zowel in de digitale als in de ‘normale’ wereld. Daarom hebben de Europese privacytoezichthouders, verenigd in de Artikel 29-werkgroep, in een gezamenlijke opinie de criteria voor toestemming in het huidige juridische kader uitgelegd en doen zij verschillende aanbevelingen voor de toekomst.
Een paar van de conclusies (blz. 34 e.v.):
"Individuals who have consented should be able to withdraw their consent, preventing further processing of their data."
"Consent must be specific. Blanket consent without determination of the exact purposes does not meet the threshold. Rather than inserting the information in the general conditions of the contract, this calls for the use of specific consent clauses, separated from the general terms and conditions."
"Consent must be informed. [...] The use of overly complicated legal or technical jargon would not meet the requirements of the law. Second, the information provided to users should be clear and sufficiently conspicuous so that users cannot overlook it. The information must be provided directly to individuals. It is not enough for it to be merely available somewhere."
"express consent cannot be obtained by the presence of a pre-ticked box."
U vindt de opinie hier (pdf) of hier (link).
Zie het oorspronkelijke bericht op de site van het College bescherming persoonsgegevens hier.
In opdracht en voor rekening van
Vzr. Rechtbank Almelo 11 juli 2011, LJN BR1312, (lierenshop.nl; Eiseres tegen Gedaagde)
Domeinnaamrecht. Stukgelopen samenwerking. Eiseres exploiteert de webshop voor takelgereedschappen lierenshop.nl. Deze is opgezet door gedaan en X, schoonzoon gedaagde, in opdracht en voor rekening van eiseres. Echter sites worden op eigen naam geregistreerd: Lierenshop.nl, Lieren-shop.nl (mét koppelteken) en winchshop.be. De tweede linkt naar concurrerende website waarvan schoonzoon vennoot is. Beslag op domeinnaam.
Vorderingen tot overdracht van lierenshop.nl en lieren-shop.nl toegewezen. Nu winchshop.be (nog) niet wordt gebruikt, heeft eiseres echter in kort geding geen evident belang bij de overdracht. Het doorlinken van de domeinnamen acht de voorzieningenrecht onrechtmatig: “Eiseres gebruikt “lierenshop” als handelsnaam. Het gebruik van deze handelsnaam van eiseres, met als doel potentiële klanten door te verwijzen naar LuWe Trading, een concurrerende onderneming, is onrechtmatig.”
lierenshop 4.3 Uit de stukken, waaronder de facturen met betrekking tot de registratie van de domeinnamen en de door [gedaagde] overgelegde bankafschriften, en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de domeinnaam en website lierenshop.nl zijn geregistreerd en ontwikkeld door [gedaagde], maar [eiseres] de kosten voor registratie heeft vergoed en bovendien regelmatig betalingen heeft verricht aan [gedaagde] voor geleverde diensten. Daarmee is in voldoende mate komen vast te staan dat [gedaagde] de desbetreffende werkzaamheden en registraties in opdracht van en voor [eiseres] heeft verricht. Dat [eiseres] mogelijk geen expliciete instructie zou hebben gegeven ten aanzien van de inhoud van de webshop en dat [gedaagde] naar eigen zeggen onvoldoende betaald heeft gekregen voor de ontwikkeling en het bijhouden van de webshop, doet daaraan niet af. De weigering van [gedaagde] om de domeinnaam naar [eiseres] te doen overschrijven maakt daarom naar voorlopig oordeel inbreuk op de rechten die [eiseres] op de website kan doen gelden. Het belang van [eiseres] om over de domeinnaam lierenshop.nl te kunnen beschikken is, gelet op al het voorgaande, evident. De enkele dreiging van [gedaagde] - ook al heeft hij ter zitting gesteld een en ander niet zo bedoeld te hebben - om de website op ‘zwart te zetten’ geeft [eiseres] daartoe reeds voldoende belang. [Eiseres] heeft er immers belang bij om zijn inkomsten uit de webshop te kunnen waarborgen. Gelet hierop zal de voorzieningenrechter de gevorderde overdracht van de domeinnaam lierenshop.nl toewijzen.
Winchshop.be 4.4 Ten aanzien van de domeinnaam winchshop.be heeft [eiseres] ook voldoende aannemelijk gemaakt dat [gedaagde] deze in opdracht en voor rekening van [eiseres] heeft geregistreerd. Echter, nu [eiseres] zelf heeft verklaard dat deze domeinnaam nog niet in gebruik is, maar dat deze enkel is geregistreerd met het oog op een uitbreiding van de onderneming van [eiseres] naar België, heeft [eiseres] thans geen evident belang bij overdracht van die domeinnaam en gaat het gelasten van een dergelijke verregaande ordemaatregel naar het oordeel van de voorzieningenrechter het bestek van dit kort geding te buiten.
Lieren-shop.nl en doorlinksites (bijv. lierenshop.linkhotel.nl) 4.5 Aannemelijk is dat het doorlinken via de domeinnaam waarvan [gedaagde] houder is naar de website van een concurrent van [eiseres], alsmede het gebruik van de naam “lierenshop” op allerlei doorlinksites, waarbij eveneens naar de website van de concurrent van [eiseres] wordt verwezen, het publiek dat die websites bezocht in verwarring kon brengen omtrent de identiteit van de aanbieder van de op die website vermelde producten. Het profiteren van een dergelijke verwarring (en het daarmee mogelijk schaden van de webwinkel van [eiseres]), kan jegens [eiseres] onrechtmatig zijn. Hoewel in het beperkte kader van dit kort geding niet kan worden vastgesteld, dat [gedaagde] betrokken is bij de onderneming van LuWe Trading, is wel komen vast te staan dat [gedaagde] de domeinnaam lieren-shop.nl heeft doorgelinkt naar de website van LuWe Trading, en gebruik maakt van de naam lierenshop in allerlei doorlinksites, waarbij de consument eveneens naar LuWe Trading wordt doorverwezen. [Eiseres] gebruikt “lierenshop” als handelsnaam. Het gebruik van deze handelsnaam van [eiseres], met als doel potentiële klanten door te verwijzen naar LuWe Trading, een concurrerende onderneming, is onrechtmatig. [Eiseres] heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk gemaakt belang te hebben bij de overdracht van de domeinnaam lieren-shop.nl en het gelasten van een ordemaatregel ten aanzien van ieder gebruik van de naam lierenshop, alsmede daarmee op verwarringwekkende wijze overeenstemmende andere namen.
4.6 Tot slot zullen de gevorderde dwangsommen worden gematigd en gemaximeerd als na te melden en zal [gedaagde] als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de onderhavige procedure.
Vondst Advocaten verhuist
Van Buitenveldert naar Oud-Zuid. Per 25 juli 2011 zal Vondst zijn gevestigd op een nieuw adres in Amsterdam:
Jacob Obrechtstraat 56, 1071 KN Amsterdam
Postbus, fax - en telefoonnummers blijven ongewijzigd.
Consultatie inzake praktische regels datalekken
Digitale agenda: de Commissie houdt een raadpleging over praktische regels voor het melden van inbreuken op persoonsgegevens.
Consultatie door de Europese Commissie in verband met datalekken. Vicevoorzitter van de Commissie voor de Digitale Agenda Neelie Kroes zei hierover: "De verplichting om beveiligingsinbreuken te melden is een belangrijk onderdeel van de nieuwe EU-telecomregels. Wij moeten echter in heel de EU consequent zijn zodat bedrijven niet te maken krijgen met een ingewikkelde reeks van onderling afwijkende nationale regelingen. Ik wil ervoor zorgen dat overal gelijke voorwaarden gelden, die de consumenten zekerheid geven en de ondernemingen praktische oplossingen bieden."
Het persbericht:
Digitale agenda: de Commissie houdt een raadpleging over praktische regels voor het melden van inbreuken op persoonsgegevens
Brussel, 14 juli 2011 – De Europese Commissie vraagt telecomexploitanten, aanbieders van internetdiensten, lidstaten, nationale toezichthouders voor gegevensbescherming, consumentenorganisaties en andere belanghebbenden of aanvullende praktische regels nodig zijn om ervoor te zorgen dat inbreuken op de beveiliging van persoonsgegevens overal in de EU consequent worden gemeld. Volgens de herziene ePrivacy-richtlijn (2009/136/EG), die op 25 mei 2011 in werking is getreden als onderdeel van een pakket nieuwe Europese telecomregels, zijn exploitanten en internetaanbieders verplicht de nationale autoriteiten en hun klanten onverwijld op de hoogte te brengen van inbreuken op de beveiliging van gegevens die zij bezitten (zie IP/11/622 en MEMO/11/320). De Commissie wil op basis van de bestaande praktijk en de aanvankelijke ervaring met de nieuwe telecomregels meningen en ideeën verzamelen en kan dan aanvullende praktische regels voorstellen om te verduidelijken wanneer deze inbreuken moeten worden gemeld en welke procedures en formaten daarbij moeten worden gebruikt. Bijdragen voor de raadpleging worden ingewacht tot 9 september 2011.
Vicevoorzitter van de Commissie voor de Digitale Agenda Neelie Kroes zei hierover: "De verplichting om beveiligingsinbreuken te melden is een belangrijk onderdeel van de nieuwe EU-telecomregels. Wij moeten echter in heel de EU consequent zijn zodat bedrijven niet te maken krijgen met een ingewikkelde reeks van onderling afwijkende nationale regelingen. Ik wil ervoor zorgen dat overal gelijke voorwaarden gelden, die de consumenten zekerheid geven en de ondernemingen praktische oplossingen bieden."
In de raadpleging wordt gevraagd naar input over de volgende specifieke onderwerpen:
Omstandigheden: de manier waarop organisaties de nieuwe verplichting van de telecomregels naleven of hoe zij van plan zijn dit te doen; het soort inbreuken dat moet leiden tot toepassing van de verplichte kennisgeving aan de abonnee of de persoon en voorbeelden van beschermingsmaatregelen die gegevens onbegrijpelijk kunnen maken
Procedures: de deadline voor de kennisgeving, de wijze van kennisgeving en de procedure voor een individueel geval
Formaten: de inhoud van de kennisgeving aan de nationale autoriteit en aan de persoon, bestaande standaardformaten en de haalbaarheid van een Europees standaardformaat.
Daarnaast wil de Commissie meer vernemen over grensoverschrijdende inbreuken en de naleving van andere Europese verplichtingen met betrekking tot beveiligingsinbreuken.
Achtergrond
Telecomexploitanten en internetdienstenaanbieders bezitten een reeks gegevens over hun klanten, zoals naam, adres en bankgegevens, alsook informatie over telefoonnummers en bezochte websites. Volgens de ePrivacy-richtlijn zijn telecomexploitanten en internetdienstenaanbieders verplicht deze gegevens vertrouwelijk en veilig te bewaren. Het gebeurt echter dat gegevens gestolen worden of dat personen op ongeoorloofde wijze toegang daartoe verkrijgen. Dergelijke gevallen zijn bekend als 'inbreuken op persoonsgegevens'. Wanneer een inbreuk op persoonsgegevens plaatsvindt, vereist de herziene ePrivacy-richtlijn (2009/136/EC) dat de aanbieder dit meldt aan een specifieke nationale autoriteit, gewoonlijk de nationale autoriteit voor gegevensbescherming of de telecomtoezichthouder. Zo moet de aanbieder de betrokken persoon rechtstreeks op de hoogte brengen.
Om te zorgen voor consistente uitvoering van de regels inzake inbreuken op persoonsgegevens in alle lidstaten kan de Commissie volgens de ePrivacy-richtlijn 'technische uitvoeringsmaatregelen' nemen – dit zijn praktische regels ter aanvulling van de bestaande wetgeving – over de omstandigheden, het formaat en de procedures voor de kennisgeving.
Volgende stappen
Als de Commissie op basis van de ontvangen bijdragen besluit technische uitvoeringsmaatregelen vast te stellen, moet zij het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging (ENISA), de Groep gegevensbescherming artikel 29 en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (EDPS) raadplegen. Toezichthouders voor elektronische communicatie worden ook geraadpleegd omdat zij in sommige lidstaten de bevoegde autoriteit voor inbreuken op persoonsgegevens zijn.
In dat geval nemen de technische uitvoeringsmaatregelen de vorm aan van een besluit van de Commissie dat in de 'regelgevende comitologieprocedure' wordt vastgesteld. Volgens deze procedure moeten lidstaten de voorstellen van de Commissie eerst goedkeuren in het comité voor communicatie (COCOM). Het Europees Parlement heeft daarna drie maanden om de maatregelen te toetsen voordat zij in werking treden.
Deze raadpleging staat los van de stappen die ondernomen worden (zie IP/10/1462 en MEMO/10/542) om de algemene gegevensbeschermingsrichtlijn (95/46/EG) te herzien.
Meer informatie
Het document voor de raadpleging is beschikbaar op:
Website van de Digitale agenda: https://ec.europa.eu/digital-agenda
Website van Neelie Kroes: https://ec.europa.eu/commission_2010-2014/kroes/
Uitdraai computerschermen levert het bewijs
Rechtbank Utrecht (kanton) 1 juni 2011 (Filmclub), LJN BQ7711
Geschil over de vraag of een DVD is verhuurd. Verhuurder, Filmclub, is opgedragen te bewijzen dat de DVD aan gedaagde is verhuurd. Gedaagde ontkent. Ter uitvoering van deze bewijsopdracht heeft Filmclub vijf uitdraaien van de door haar gehanteerde computerprogrammatuur Total Video versie 1.5 in het geding gebracht.
Gedaagde stelt zich op het standpunt dat Filmclub met voornoemde uitdraaien niet heeft bewezen dat hij de DVD heeft gehuurd. Hij stelt daartoe dat op niet één scherm de combinatie van enerzijds zijn naam en/of het klantnummer en anderzijds de betreffende DVD is genoemd. De kantonrechter laat zich echter wel overtuigen door Filmclub, mede vanwege de wijze waarop de programmatuur is ontworpen:
"2.6. Uit de door Filmclub gepresenteerde (sub)schermen van Total Video blijkt dat de subschermen slechts afzonderlijk benaderbaar zijn vanaf het hoofdscherm. Dit blijkt ook uit het feit dat de subschermen geen mogelijkheid hebben door te klikken naar andere subschermen, maar uitsluitend de mogelijkheid bieden terug te gaan. Tevens blijkt dat (deze versie van) dit computerprogramma zodanig is ontworpen dat de naam en/of het klantnummer van de huurder niet op (alle) subschermen wordt getoond, maar wel op het hoofdscherm. Als vaststaand moet daarom aangenomen daarom worden dat de door Filmclub in het geding gebrachteschermen onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, in die zin dat de subschermen alle behoren bij het hoofdscherm waarop de naam en het klantnummer van [gedaagde] getoond worden. Dit betekent dat deze schermen een weergave zijn van de [gedaagde] betreffende administratie van Filmclub.
[...]2.8. De kantonrechter is van oordeel dat uit de door Filmclub in het geding gebrachte uitdraaien– mede gelet op de consistentie van haar stellingen – volgt dat [gedaagde] de DVD met de titel The Amityville Horror op 9 december 2005 heeft gehuurd. Dit oordeel brengt met zich dat Filmclub in haar bewijs is geslaagd."
Broncode website 90-95% overgenomen: inbreuk
Rechtbank 's-Gravenhage sector civiel 12 juli 2011, KG ZA 11-691 (Kamernet B.V. tegen Kamerenzo)
Kamernet exploiteert website die verhuurders en huurders met elkaar in contact brengt. Kamerenzo heeft soortgelijke website. Broncode Kamernet is auteursrechtelijke beschermd want eigen intellectuele schepping. Sprake van inbreuk op auteursrecht, want Kamerenzo gebruikt voor 90 - 95 % dezelfde broncode. Met dank aan Eline Schiebroek, BarentsKrans N.V.
Overgenomen van IE Forum.
Spoedeisend belang want voortdurende inbreuk. Verbod op inbreuk toewijsbaar, website Kamerenzo mag niet meer gebruikt worden in huidige vorm. Blijft in het midden of inbreuk wordt gemaakt op look and feel van website. Dwangsom aan verbod verbonden. Schadevergoeding niet toegewezen. Geen rectificatie, want geen dreiging dat bezoekers Kamerenzo auteursrecht van Kamernet zullen schenden en verbod is voldoende om verwatering look and feel tegen te gaan.
"5.6. Gelet op het voorgaande resteert slechts de vraag of Kamerenzo de broncode van Kamernet zodanig heeft aangepast dat de auteursrechtelijk beschermde trekken daarvan onvoldoende terugkomen. Naar voorlopig oordeel is dat niet het geval. Kamernet heeft namelijk als zodanig onweersproken aangevoerd dat de broncodes van de pagina’s van de beide websites voor 90 tot 95 procent overeenstemmen. Ter onderbouwing daarvan heeft zij de CSS-bestanden en JS-bestanden van beide websites overgelegd, die naar voorlopig oordeel inderdaad een zeer grote overeenstemming vertonen. Kamerenzo heeft een en ander niet steekhoudend bestreden. De toevoegingen in de broncode die Kamerenzo naar voren heeft gebracht zijn zo beperkt, dat het verweer de juistheid van de stelling van Kamernet over de mate van overeenstemming eerder bevestigt, dan ontkracht.
5.12. De gevorderde plaatsing van een “rectificatie” op de website van Kamerenzo en op websites van sociale media wordt afgewezen. Kamernet heeft betoogd dat die rectificatie nodig is om te voorkomen dat derden de auteursrechten zullen schenden. Enige dreiging dat de bezoekers van de genoemde websites dat zullen doen, is echter gesteld noch gebleken. De gevorderde rectificatie kan ook niet worden toegewezen op grond van de “verwatering van de look and feel van de website”. Daargelaten of Kamernet aanspraak kan maken op bescherming tegen de gestelde verwatering, is het uit te spreken verbod naar voorlopig oordeel afdoende om die gestelde verwatering te stoppen."
Lees het gehele vonnis hier (pdf).
Strijd met Wbp: onrechtmatig bewijs?
Gerechtshof Arnhem 24 mei 2011 (Nova Dia), LJN BR1260.
Wet bescherming persoonsgegevens. Geschil tussen detacheringsbureau Nova Dia en gedetacheerde over geschreven uren. Een urenschrijver wordt achteraf geconfronteerd met gegevens uit de aanwezigheidsregistratie van de onderneming waar hij was gedetacheerd (ASR). Zonder dat hij het wist is door middel van zijn werknemerspas precies bijgehouden hoe laat hij aankwam en vertrok. In 4 jaar tijd zou 450 uur meer gedeclareerd zijn dan hij aanwezig was. Gedetacheerde beroept zich erop dat de registratie van zijn aankomst- en vertrektijden strijdig is met de Wbp. Volgens hem is gebruik van deze gegevens onrechtmatig. Het hof oordeelt dat van onrechtmatig bewijs geen sprake is en waarheidsvinding prevaleert.
Het hof overweegt:
"3.6 Het hof oordeelt dat – ook indien het er voor zou moeten worden gehouden dat het door ASR registreren van de aankomst- en vertrektijden van haar werknemers, waaronder [appellant], in strijd is met de Wbp en/of de WOR en dat ASR daarmee onrechtmatig jegens [appellant] heeft gehandeld– zulks nog niet betekent dat Nova Dia onrechtmatig jegens [appellant] heeft gehandeld door de betreffende gegevens in de onderhavige procedure aan haar vordering ten grondslag te leggen. Uitgangspunt is immers dat het gebruik in een civiele procedure van door een ander op onrechtmatige wijze verkregen bewijs niet per definitie onrechtmatig is en zou moeten worden uitgesloten, maar slechts indien daartoe bijzondere omstandigheden aanwezig zijn in het kader van een afweging van de betrokken belangen in het concrete geval. Dergelijke bijzondere omstandigheden zijn door [appellant] niet (voldoende) gesteld dan wel anderszins gebleken. Gelet hierop kan niet worden geoordeeld dat het belang van [appellant] om verschoond te blijven van het gebruik door Nova Dia van het door ASR (veronderstellenderwijs) onrechtmatig verkregen bewijs dient te prevaleren boven het zwaarwegende belangvan Nova Dia bij de waarheidsvinding in de onderhavige procedure. Grief 3 stuit hierop af."
Lees het arrest hier.