Categorisch en generiek uitsluit
HvJ EU 24 november 2011, zaak C-468/10(Asociación Nacional de Establecimientos Financieros de Crédito (ASNEF) en C-469/10 (Federación de Comercio Electrónico y Marketing Directo (FECEMD) tegen Administración del Estado)
Verwerking van persoonsgegevens. Artikel 7, sub f Richtlijn 95/46/EG heeft rechtstreekse werking”.
Artikel 7, sub f, van richtlijn 95/46/EG (...), moet in die zin worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale wettelijke regeling die, bij ontbreken van toestemming van de betrokkene, de mogelijkheid tot verwerking van diens persoonsgegevens, die noodzakelijk is voor de behartiging van een gerechtvaardigd belang van de voor die verwerking verantwoordelijke of van de derde(n) aan wie de gegevens zullen worden meegedeeld, niet alleen afhankelijk stelt van de voorwaarde dat de fundamentele rechten en vrijheden van de betrokkene niet worden geschonden, maar ook van het vereiste dat de gegevens in voor het publiek toegankelijke bronnen zijn opgenomen, en aldus elke verwerking van gegevens die niet in dergelijke voor het publiek toegankelijke bronnen zijn opgenomen, categorisch en generiek uitsluit.
Scarlet Extended / SABAM
HvJ EU 24 november 2011, zaak C-70/10 (Scarlet Extended NV tegen SABAM)
Informatiemaatschappij – Auteursrecht – Internet – ‚Peer-to-peer’-programma’s – Internetproviders – Invoering van systeem waarbij elektronische communicatie wordt gefilterd om met auteursrechten strijdige uitwisseling van bestanden te voorkomen – Geen algemene verplichting van toezicht op doorgegeven informatie”.
Vragen:
1) Staan de richtlijnen 2001/29 en 2004/48, junctis de richtlijnen 95/46, 2000/31 en 2002/58, mede beschouwd in het licht van de artikelen 8 en 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, de lidstaten toe om een nationale rechter die wordt aangezocht in een bodemprocedure, enkel op de grondslag van een wettelijke bepaling inhoudend dat ‚zij [de nationale rechters] [...] eveneens een bevel tot staking [kunnen] uitvaardigen tegenover tussenpersonen wier diensten door derden worden gebruikt om inbreuk op het auteursrecht of op een naburig recht te plegen’, de bevoegdheid te verlenen een internetprovider te bevelen om ten aanzien van al zijn klanten, in abstracto en als preventieve maatregel, op zijn kosten en zonder beperking in de tijd, een systeem toe te passen voor het filteren van alle onder andere via ‚peer-to-peer’-programma’s in‑ en uitgaande elektronische communicatie, teneinde te kunnen vaststellen of op zijn netwerk elektronische bestanden in omloop zijn die een muzikaal, cinematografisch of audiovisueel werk bevatten waarvan de verzoeker beweert de auteursrechthebbende te zijn, en vervolgens de uitwisseling ervan te blokkeren, hetzij bij de opvraging, hetzij bij de verzending ervan?
2) Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, verplichten deze richtlijnen dan de nationale rechter die wordt verzocht om een bevel uit te vaardigen tegen een tussenpersoon waarvan de diensten door derden worden gebruikt om inbreuk op een auteursrecht te maken, toepassing te geven aan het beginsel van evenredigheid, wanneer deze rechter zich dient uit te spreken over de doeltreffendheid en de afschrikkende werking van de verzochte maatregel?”
Antwoord:
De richtlijnen (...) samen gelezen en uitgelegd tegen de achtergrond van de vereisten die voortvloeien uit de bescherming van de toepasselijke grondrechten, moeten aldus worden uitgelegd dat zij eraan in de weg staan dat een internetprovider door de rechter wordt gelast een filtersysteem in te voeren
– voor alle elektronische communicatie via zijn diensten, met name door het gebruik van „peer-to-peer”-programma’s;
– dat zonder onderscheid op al zijn klanten wordt toegepast;
– dat preventief werkt;
– dat uitsluitend door hem wordt bekostigd, en
– dat geen beperking in de tijd kent,
dat in staat is om op het netwerk van deze provider het verkeer van elektronische bestanden die een muzikaal, cinematografisch of audiovisueel werk bevatten waarop de verzoeker intellectuele-eigendomsrechten zou hebben, te identificeren, om de overbrenging van bestanden waarvan de uitwisseling het auteursrecht schendt, te blokkeren.
Wholesale indirecte distributie
Mededingingsrecht. Concentratie op de markt van wholesale van indirecte distributie software, "Value-Added Distribution".e. Art. 6 lid 1 sub b Verordening (EG) nr. 139/2004, grootdistributie van elektronische producten, vooral IT-producten, met name software. Dit is naar Europees recht een toegestane mededingingsrechtelijke concentratie, omdat totale marktaandeel erg laag blijft op de afgebakende markt.
40. Nevertheless, the combined market share of the parties in these markets post transaction will remain relatively low.
41. Furthermore, the increment in market share post-transaction would be minimal in the wholesale market for the indirect distribution to VADs of software in the EEA (+[0-5]%) and the following Member States: Austria (+[0-5]%), Belgium (+[0-5]%), France (+[0-5]%), Germany (+[0-5]%), and the Netherlands (+[0-5]%).
42. The highest combined market share would be reached in the wholesale market for the indirect distribution to VADs of software in Poland. However, the increment in the market share would be relatively low, amounting to only [5-10]%.
43. Finally, there would remain a sufficient number of significant competitors post-transaction, as according to the parties, the major competitors in the wholesale market for the indirect distribution to VADs of software in Poland are ABC Data with an estimated market share of around [20-30]% and Arrow with an estimated market share of around [10-20]%, together with two other competitors holding estimated market shares of around [10-20]%, and four other competitors with estimated market shares of around [0-10]%.
44. In light of the analysis above, the Commission considers that on the markets for the wholesale distribution of software products, the notified operation does not raise serious doubts as to the compatibility with the internal market
Conclusion
For the above reasons, the European Commission has decided not to oppose the notified operation and to declare it compatible with the internal market and with the EEA Agreement. This decision is adopted in application of Article 6(1)(b) of the Merger Regulation
Internetconsultatie Kaderwet zbo´s Cbp
Aanpassing van enige wetten op het terrein van het Ministerie van V&J aan Kaderwet zbo's
Met het wetsvoorstel wordt beoogd de volgende zelfstandige bestuursorganen onder de werking van de Kaderwet te brengen:
1. College bescherming persoonsgegevens; wet
2. College van toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten; wet
3. Stichting donorgegevens kunstmatige bevruchting en
4. Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen.
Toelichting Artikel I van het wetsvoorstel
Het Cbp zal als zelfstandig bestuursorgaan onder de werking van de Kaderwet komen te vallen. In het wetsvoorstel wordt echter rekening gehouden met de onafhankelijke positie van het Cbp (artikel 52, tweede lid, van de Wbp). Waar nodig worden in de Wet bescherming persoonsgegevens voorzieningen getroffen die de onafhankelijkheid van het door het Cbp uit te oefenen toezicht (blijven) waarborgen. Zo blijven op de rechtspositie van de leden van het Cbp de in artikel 54 van de Wbp genoemde bepalingen van de Wet rechtspositie rechterlijke
ambtenaren van toepassing.
In Hoofdstuk 4 van de Kaderwet zijn regels opgenomen betreffende het financieel toezicht van een zelfstandig bestuursorgaan. Alleen de regels die daarop aanvullend zijn, worden opgenomen in de bijzondere wet.
Uit artikel 28, eerste lid, van richtlijn nr. 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PbEG L 281) vloeit voort dat het Cbp strikt onafhankelijk dient te zijn (zie hierover ook onder de onderdelen I en J). De onafhankelijke positie van het Cbp
komt onder meer tot uiting in de regeling van benoeming, schorsing en ontslag voor de leden van het Cbp, die is neergelegd in de artikelen 53 en 54 van de Wbp. Vanwege de onafhankelijkheid van het Cbp dient de huidige regeling gehandhaafd te blijven. Om die reden wordt artikel 12 van de Kaderwet niet van toepassing verklaard op schorsing en ontslag van de leden van het Cbp.[red. enkele bepalingen worden overbodig]
Om de uitvoering van de algemene taakopdracht aan het Cbp mogelijk te maken zijn aan het Cbp verschillende bevoegdheden toegekend. Het Cbp is bevoegd tot het verlenen van ontheffingen van het verbod op het verwerken van bijzondere persoonsgegevens (artikel 23, eerste lid, onder f, van de Wbp), het verlenen van goedkeuring aan gedragscodes (artikel 25 van de Wbp) en het geven van een oordeel na een voorafgaand onderzoek (artikel 32 van de Wbp). Het Cbp is ook bevoegd tot het uitoefenen van bevoegdheden in het kader van het toezicht op de naleving (artikelen 60 en 61 van de Wbp). Daarnaast is het Cbp bevoegd om een last onder bestuursdwang of een bestuurlijke boete op te leggen (artikelen 65 en 66 van de Wbp).
Uw reactie insturen vóór 15 januari 2012: hier.
Producten moeten integreren
Kort geding. Aanbesteding. Terzijdestelling inschrijving. Nu de door de inschrijvers aan te bieden producten moeten integreren op het bestaande platform, waarvan de software (grotendeels) afkomstig is van Genesys, was het logisch dat de aanbestedende dienst dienaangaande garanties vroeg. Niet in strijd met artikel 23 leden 2 en 11 Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten ("Bao") dat die garanties moeten worden afgegeven door Genesys, omdat het voorwerp van de opdracht dat rechtvaardigt en niet kan worden aangenomen dat de mededinging daardoor ongerechtvaardigd wordt belemmerd. Tegenstrijdigheden in inschrijving, onder meer door bijvoeging van een onecht certificaat, komen geheel voor risico van de inschrijvende partij. Deze lenen zich niet voor een eenvoudig herstel. Bijlagen maken onlosmakelijk deel uit van de inschrijving. Geen aanleiding om te bepalen dat (eventueel) hoger beroep tegen het vonnis schorsende werking heeft. Vorderingen van Atos afgewezen
4.4. Tegen de achtergrond van het voorgaande is logisch en ook toelaatbaar dat de Belastingdienst, door het stellen van bepaalde eisen, garanties beoogt te verkrijgen dat de te leveren producten ook daadwerkelijk (vlekkeloos) zullen integreren op het CIM-platform, teneinde te voorkomen dat hij achteraf wordt geconfronteerd met integratie- c.q. implementatieproblemen. Atos kan niet worden gevolgd in haar stelling dat het bepaalde in artikel 23 leden 2 en 11 Bao er aan in de weg staat dat de Belastingdienst die garanties bewerkstelligt door als eis te stellen dat het betreffende product is c.q. zal worden gecertificeerd door Genesys. Allereerst is daarvoor van belang dat - bezien in het licht van het bepaalde onder 2.3.1 en 7.4.2 van het Beschrijvend Document en het zogenaamde "Grossmann-arrest" - aangenomen moet worden dat Atos haar rechten om zich daarop te beroepen heeft verwerkt. Niet gebleken is namelijk dat Atos in een eerder stadium van de aanbestedingsprocedure haar bezwaren dienaangaande kenbaar heeft gemaakt bij de Belastingdienst, hetgeen wel op haar weg lag. Door daarmee voor het eerst in de onderhavige procedure aan te komen, is Atos te laat. Het beroep van Atos op vraag 238 in een (niet overgelegde) Nota van Inlichtingen kan haar niet baten, omdat daarin niet - zonder meer - een beroep op strijd met artikel 23 Bao valt te lezen.
4.5. Overigens zou ook geen sprake zijn van strijd met artikel 23 lid 11 Bao, indien zou moeten worden geoordeeld dat door middel van voormelde vraag, waarin wordt gewezen op bevoordeling van Genesys, wel een beroep op strijd met die bepaling wordt gedaan. Nu het CKTO-produkt probleemloos moet kunnen integreren op het CIM-platform, dat (grotendeels) is opgebouwd met software van Genesys, rechtvaardigt het voorwerp van de opdacht dat gevraagd wordt om certificatie door Genesys. Bezien in het licht van het voorgaande kan evenmin worden aangenomen dat de certificatie door Genesys leidt tot een ongerechtvaardigde belemmering van de mededinging. Te minder nu Genesys klaarblijkelijk niet behoort tot de kring van kandidaat-inschrijvers ter zake van de onderhavige aanbesteding. Bovendien worden alle inschrijvende partijen, die gebruik maken van "third party producten", geconfronteerd met dezelfde kosten. Strijd met artikel 23 lid 2 Bao is dus ook niet aan de orde.
Kruidenierinflight.com
Rechtbank Rotterdam 2 november 2011, LJN BU4847 (samenwerking Kruidenierinflight.com)
Contractrecht. Pre-contractuele fase. Afgebroken onderhandelingen. Afspraken over Corporate Identity: logo, website coördinatie, mededeling aangevraagde domeinnaam kruidenierinflight.com, inhoudsverzorging, verpakkingen, etc..
De onderhandelingen zijn in een zodanig stadium door gedaagde afgebroken dat eiser er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat een samenwerking tussen partijen tot stand zou komen. Nu niet gebleken is van gegronde redenen voor het afbreken van de onderhandelingen en gesteld noch gebleken is dat er sprake was van gewijzigde of onvoorziene omstandigheden, dient beoordeeld te worden welke schade eiser in verband met het ongeoorloofd afbreken van de onderhandelingen heeft geleden.
De door eiser gestelde gemiste inkomsten na het afbreken van de onderhandelingen betreffen niet een voor vergoeding in aanmerking komend positief maar negatief contractsbelang. In het onderhavige geval waarin partijen het tot stand brengen van een gezamenlijke onderneming beoogden, ligt het voor de hand dat het positief contractsbelang met name bestaat uit (een percentage van) de winst die gegenereerd zou worden indien een dergelijke samenwerking tot stand zou zijn gekomen. Hiervan dient eiser zich uit te laten bij akte en mag gedaagde zich bij antwoordakte op reageren.
4.14. In de eerste plaats is (de totstandkoming van) een samenwerking op het gebied van luchtvaartcatering meer dan eens, ook in concrete bewoordingen, tussen partijen aan de orde geweest. Partijen hebben reeds in maart 2010 gesprekken met elkaar gevoerd over de mogelijkheden tot het opzetten van een samenwerking die zich zou gaan richten op de catering van luchtvaartmaatschappijen. Op 26 maart 2010 heeft de eerste bijeenkomst over de ontwikkeling van deze plannen plaatsgevonden waarbij een door [eiseres] opgesteld businessplan is gepresenteerd. Hierin zijn de ideeën en strategieën ten aanzien van de op te richten samenwerking uiteengezet. Op 9 juli 2010 heeft een tweede bijeenkomst plaatsge¬von¬den waarbij een uitgebreider businessplan, inclusief een financiële analyse, voor de beoogde samenwerking is gepresenteerd.
4.15. In de tweede plaats is van belang dat partijen, vooruitlopend op de tot stand te brengen gezamenlijke onderneming, al gedeeltelijk uitvoering hebben gegeven aan hun plannen. Als door [gedaagde] niet, althans onvoldoende betwist, is komen vast te staan (i) dat [eiseres] vanaf juli 2010 gesprekken heeft gevoerd op verschillende afdelingen binnen de organisatie van [gedaagde] teneinde de middelen te inventariseren om de plannen nader te kunnen concretiseren en realiseren, dat hij (ii) met diverse externe partijen gesprek¬ken heeft gevoerd ter zake de ontwikkeling van het logo, de huisstijl, en de website van [bedrijf 1], dat hij zich heeft beziggehouden met de ontwikkeling van verschillende maaltijdconcepten en met (het design van) de verpakkingen van de maaltijden. Vaststaat dat [eiseres] voor de door haar verrichte werkzaamheden en in dat verband gemaakte autokosten facturen naar [gedaagde] heeft verzonden welke (deels) door [gedaagde] zijn betaald. Voorts staat als door [gedaagde] niet betwist vast dat zij zich met de formele oprichting van [bedrijf 1] heeft beziggehouden, zoals de inschrijving van [bedrijf 1] i.o. in de Kamer van Koophandel, en dat zij ten behoeve van deze onderneming relevante domeinnamen heeft laten registreren. Ook uit de als producties 16 tot en met 26 bij dagvaarding overgelegde e-mailberichten, die onder meer betrekking hebben op de inschrijving, het logo, de huisstijl en het assortiment van de op te richten vennootschap, kan worden afgeleid dat beide partijen vooruitlopend op de tot stand te brengen gezamenlijke onderneming, al gedeeltelijk uitvoering hebben gegeven aan hun plannen.
[gedaagde] heeft bij e-mailbericht d.d. 16 oktober 2010 [eiseres] voorzien van een inlognaam en wachtwoord zodat [eiseres] op het netwerk van [gedaagde] zou kunnen inloggen. Voorts is van belang dat, gelet op de (inhoud van de) door [eiseres] als productie 33 bij conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie overgelegde tekst met foto, [gedaagde] voornemens was om [eiseres] binnen haar organisatie te introduce¬ren als businessunit verantwoordelijke voor een nieuwe businessunit "[bedrijf 1]". Volgens [eiseres] betreft dit de tekst voor een intern bericht dat door [gedaagde] op haar intranet zou worden geplaatst. [gedaagde] heeft weliswaar ter comparitie aangegeven dat dit bericht nooit op haar intranet heeft gestaan, doch zij heeft niet, althans onvoldoende, betwist dat het de bedoeling van partijen was om [eiseres] binnen de organisatie van [gedaagde] als businessunit verantwoordelijke voor [bedrijf 1] te introduceren door plaatsing van voornoemd bericht op haar intranet.4.16. Toetsend aan de onder 4.13 weergegeven maatstaf is de rechtbank van oordeel dat het [gedaagde] niet vrij stond om zonder meer de onderhandelingen af te breken en af te zien van het aangaan van een samenwerking op het gebied van luchtvaartcatering. Naast hetgeen hiervoor onder 4.14 en 4.15 is overwogen, moet daarbij het volgende in aanmer¬king worden genomen.
Partijen onderhandelden reeds geruime tijd, van juli tot en met november 2010, over het oprichten van een nieuwe vennootschap ([bedrijf 1]) waarin [gedaagde] 95% van alle aandelen zou krijgen en [eiseres] een belang van 5% en een management¬vergoe¬ding zou ontvangen.
Voorts is ter comparitie het volgende door [eiseres] gesteld:
- dat [gedaagde] in het laatste gesprek in maart 2010 tegen hem heeft gezegd: "Ik geloof er in. Volgende week gaan we spijkers met koppen slaan.";
- dat in mei 2010 de heer [gedaagde] heeft gezegd dat er begonnen kon worden met de salariëring en dat [eiseres] de praktische zaken verder met [persoon 3] moest afhandelen;
- dat hij op 19 juli 2010 met [persoon 3] heeft afgesproken dat er nog één gesprek zou komen met Foodinvest waarna het nieuwe bedrijf gestart zou worden;
- dat dat gesprek op 21 juli 2010 in aanwezigheid van [persoon 3] heeft plaatsgevonden en dat hij de plannen heeft goedgekeurd.
[gedaagde] heeft deze stellingen van [eiseres] niet betwist. Derhalve gaat de rechtbank van de juistheid daarvan uit.4.17. Gelet op hetgeen hiervoor onder 4.13 tot en met 4.16 is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de onderhandelingen tussen partijen in een zodanig stadium door [gedaagde] zijn afgebroken dat [eiseres] er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat een samenwerking tussen partijen tot stand zou komen. Nu voorts niet gebleken is van gegronde redenen voor het afbreken van de onderhandelingen en gesteld noch gebleken is dat er sprake was van gewijzigde of onvoorziene omstandigheden, dient te worden beoordeeld welke schade [eiseres] in verband met het ongeoorloofd afbreken van de onderhandelingen heeft geleden. Bij hetgeen hierbij redelijk is, dient in elk geval rekening te worden gehouden met de stand waarin de onderhandelingen zich bevonden en de kans op succesvol afsluiten indien [gedaagde] niet de onderhande¬lingen zou hebben afgebroken, een en ander bezien in samenhang met hetgeen door [eiseres] wordt gevorderd.
Gevolgen gewijzigde kansspelwet
België. Kansspelwet.
9.15 u: Opening van de academische zitting Etienne Marique (Magistraat/Voorzitter Kansspelcommissie)
9.25 u: Kansspelen via internet: het Belgisch model Paul De Vocht (Internetwerkgroep), Peter Naessens (Kansspelcommissie)
10.15 u: Een gereguleerd kansspelaanbod Sytze F. Kingma (Professor Universiteit Amsterdam)
11.00 u: Koffiepauze
11.15 u: Weddenschappen: stand van zaken Joris Petillon (Stanleybet), Philippe Vlaemminck (Advocaat)
12.15 u: Bescherming van de speler (EPIS), Jean-Christophe Castiaux (Acsone)
12.45 u: Buffet
14.15 u: Kansspelsector aan het woord: vragen & antwoorden
16.00 u: Koffiepauze
16.15 u: Europees kansspelbeleid in de toekomst Pamela Brumter-Coret (Europese Commissie)
16.45 u: Plechtige installatie European Regulatory Platform
Working with pigs, Komplett chaos
Kantonrechter Rechtbank Rotterdam 21 september 2011, LJN BU4848 (Lezen e-mail)
Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens verstoorde arbeidsverhouding. Lezen e-mailberichten van werknemer door werkgever. Geen reglement. E-mailberichten aan een klant van, met daarin: "(..) I can tell you it is impossible tot work with pigs, and that is what I am facing now!”, en ook “(..) Das wissen wir auch night was da los ist, es ist hier ein komplett chaos.(..)”. Inbreuk op privacy werknemer in de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd en proportioneel.
3.4 Volgens [verzoekster] zijn de uitlatingen van [verweerder] zeer beschadigend voor het bedrijf. Daarnaast getuigen de e-mails van dusdanig grensoverschrijdend gedrag aan de zijde van [verweerder], dat van [verzoekster] in redelijkheid niet kan worden verwacht het dienstverband nog langer te laten voortduren.
5.4 In onderhavig geval heeft [verzoekster] ten aanzien van het bestaan van een gerechtvaardigd doel voor controle van de e-mailberichten gesteld, dat er verdenkingen bestonden dat meer werknemers bij de malversaties van [verweerder] betrokken waren en dat daarom controle van de e-mailberichten noodzakelijk was. De kantonrechter overweegt dat het hier om controle van zakelijke e-mailberichten gaat, waarvoor geldt dat de werknemer, eerder dan bij privé e-mailberichten, mag verwachten dat de werkgever van de inhoud van deze e-mails kennis kan nemen. Tegen deze achtergrond en gezien de familiare betrekkingen tussen [verweerder] en zijn vader en het feit dat laatstgenoemde betrokken was bij de misstanden binnen [verzoekster], is de kantonrechter van oordeel dat [verzoekster] in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs heeft kunnen besluiten om tot controle van de e-mailberichten van [verweerder] over te gaan. Derhalve wordt geoordeeld dat [verzoekster] een gerechtvaardig doel had voor controle van de zakelijke e-mailberichten van [verweerder]. De kantonrechter is voorts van oordeel dat het gekozen middel proportioneel is nu een minder belastend middel om de betrokkenheid van [verweerder] te controleren niet voorhanden was.
5.5 Gezien het voorgaande dient de inbreuk van [verzoekster] op de privacy van [verweerder] onder de gegeven omstandigheden als gerechtvaardigd en proportioneel te worden aangemerkt. Derhalve kunnen de door [verzoekster] in het geding gebrachte e-mailberichten worden meegenomen bij de beoordeling of sprake is van een dringende reden dan wel verandering in de omstandigheden.
Vrijdagmiddag bericht
Waar privacy en diefstal bijeenkomen
EU ICT overheidsopdracht
Gerecht EU 15 november 2011, Zaak T-170/10 (Computer task Group Luxembourg tegen HvJ EU)
Overheidsopdrachten voor dienstverlening, Aanbestedingsprocedure: Terbeschikkingstelling van ondersteuning aan de gebruikers van computersystemen. Afwijzing van een offerte voor de late indienen en gunning van de opdracht aan een andere bieder. Beroep tot nietigverklaring. Niet-contractuele verantwoordelijkheid.
Ten eerste wordt gevorderd de nietigverklaring van de beslissing van 9 februari 2010 van de commissie die de offertes moest openen, tot afwijzing, wegens te late indiening, van de offerte die verzoekster heeft ingediend in het kader van de aanbestedingsprocedure betreffende diensten inzake ondersteuning voor gebruikers van IT-systemen van het eerste en tweede niveau, callcenter, beheer van eindgebruikerhardware (PB 2009/S 217-312292) en van de beslissing om de opdracht aan een andere inschrijver te gunnen en ten tweede een vordering tot schadevergoeding. Beroep wordt afgewezen.