Door geen werkaanbod te aanvaarden heeft appellant zich maatregelwaardig gedragen
Centrale Raad van Beroep 27 november 2012, LJN BY4749 (afgewezen bijstand)
Als randvermelding. Afwijzing aanvraag bijstand. Niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die hadden moeten leiden tot verlening van bijstand. Oplegging maatregel omdat appellant heeft geweigerd passende arbeid te aanvaarden. In het kader van dat traject heeft het college aan WorkOut toestemming gegeven om voor appellant een tweejarige beroepsopleiding in de ICT in te kopen. Indien appellant was ingegaan op het werkaanbod van het college, had appellant in ieder geval bij Promen betaalde arbeid kunnen verrichten en was hij niet afhankelijk geweest van bijstand. Door van dit aanbod geen gebruik te maken heeft appellant zich maatregelwaardig gedragen.
4.6. Dat, zoals de rechtbank in het kader van de beoordeling van de maatregel heeft overwogen, de DAI na het eindigen van het contract van appellant met WorkOut nalatig is geweest bij het aansturen van appellant en bij het geven van uitleg over diens positie, vormt geen bijzondere omstandigheid die een eerdere ingangsdatum van de bijstand dan de datum van melding rechtvaardigt. Daarbij is van belang dat appellant in juni 2007 voor twee jaar bij WorkOut in een re-integratietraject is geplaatst. In het kader van dat traject heeft het college aan WorkOut toestemming gegeven om voor appellant een tweejarige beroepsopleiding in de ICT in te kopen. Tussen appellant en WorkOut is echter met ingang van 1 september 2007 een arbeidsovereenkomst voor de duur van een jaar gesloten. Bij brief van 18 augustus 2008 heeft WorkOut appellant meegedeeld dat zijn jaarcontract op 1 september 2008 van rechtswege eindigt. Voor appellant kon daarom niet onduidelijk zijn dat hij vanaf 1 september 2008 geen salaris meer zou ontvangen. Dat appellant vanaf de datum waarop hij zich bij het CWI heeft gemeld voor het aanvragen van een WW-uitkering alles in het werk heeft gesteld om het tweede jaar van zijn ICT studie/stage af te mogen ronden door middel van een verlenging van zijn contract met WorkOut en dat hij in het licht van het in 2007 afgesproken re-integratietraject in de veronderstelling verkeerde dat het college gehouden was hem een passend werkaanbod te doen, betekent niet dat appellant zich niet eerder dan op 10 november 2008 bij het CWI kon melden om een bijstandsaanvraag te doen.
4.8. Appellant kan voorts niet worden gevolgd in zijn standpunt dat, gelet op de hiervoor onder 4.6 vermelde feiten en omstandigheden, voor opleggen van een maatregel geen plaats meer was. Indien appellant was ingegaan op het werkaanbod van het college van 11 november 2008, had appellant in ieder geval vanaf 12 november 2008 bij Promen betaalde arbeid kunnen verrichten en was hij niet afhankelijk geweest van bijstand. Door van dit aanbod geen gebruik te maken heeft appellant zich maatregelwaardig gedragen. Zoals de rechtbank terecht heeft geoordeeld, was dit in de gegeven omstandigheden niet geheel aan appellant te verwijten. Echter, anders dan appellant kennelijk meent, was het college na de eenzijdige beëindiging van alle contacten met WorkOut niet verplicht appellant een arbeidscontract met een ICT-stage bij Promen aan te bieden. Het college was, gelet op het met appellant in 2007 ingezette re-integratietraject, wel gehouden zich ervoor in te spannen dat appellant zijn tweejarige ICT-opleiding kon voortzetten. Het college heeft zijn verantwoordelijkheid daarvoor genomen door appellant een baan bij Promen aan te bieden die hem niet zou belemmeren zijn studie af te maken. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat een maatregel van 50% van de bijstandsnorm over een periode van vier weken recht doet aan de omstandigheden en de ontwikkelingen die zich in dit geval vanaf 1 september 2008 hebben voorgedaan en dat een dergelijke maatregel ook voldoet aan het in artikel 2, tweede lid, van de Afstemmingsverordening neergelegde afstemmingsvereiste. De rechtbank heeft het college dan ook terecht opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van haar uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak;-verklaart het beroep tegen het besluit van 4 augustus 2010 ongegrond;