Boete foute website; Hoofd juridische zaken bestaat niet
Rechtbank Rotterdam 14 juni 2012 (Fotosessie.com), LJN BW8407.
Fotosessie.com heeft een website waarmee van alles mis is en handelt in strijd met het consumentenrecht. Fotosessie.com heeft consumenten onder druk gezet en agressief benadert. Fotosessie.com heeft ook in strijd gehandeld met de wet koop op afstand. Omdat de ambtenaren van de Consumentenautoriteit de indruk hadden gegeven dat hiervoor geen boetes zouden worden opgelegd, ontbreekt verwijtbaarheid van Fotosessie.com.
In haar contacten met consumenten heeft Fotosessie.com flink geblaft, op misleidende wijze. Het vonnis geeft een goedgevulde bloemlezing, onder meer:
"Voorts heeft Fotosessie in brieven en e-mails afdelingen en medewerkers genoemd die in werkelijkheid niet bestonden, waaronder een Hoofd juridische zaken, M. van Diest."
Fotosessie handelde ook in strijd met de wet koop op afstand, ten aanzien van de informatieverplichtingen. Ambtenaren van de Consumentenautoriteit hadden volgens Fotosessie.com echter toegezegd dat daarvoor geen boetes zouden worden opgelegd. De Rechtbank oordeelt dat de betreffende ambtenaren de Consumentenautoriteit niet konden binden, maar dat Fotosessie vanwege het opgewekte vertrouwen de overtredingen desalniettemin niet verweten kunnen worden:
"8.7 Ten tijde van het bedrijfsbezoek op 5 maart 2008 was verweerder op grond van artikel 8.5 van de Whc wel belast met het toezicht op de Wet koop op afstand. Wat betreft de overtredingen van artikel 8.5 van de Whc wegens het niet nakomen van de in artikel 7:46c van het BW neergelegde informatieverplichtingen (overtredingen II en III) moet aan eisers het voordeel van de twijfel worden gegeven dat door de toezichthoudende ambtenaren tijdens dit bedrijfsbezoek uitlatingen zijn gedaan over de manier waarop in de toekomst zou worden omgegaan met vermoedelijke overtredingen van de Wet koop op afstand. Deze gewekte verwachtingen kunnen verweerder echter niet binden, nu de betrokken medewerkers niet bevoegd waren om toezeggingen te doen over het al dan niet handhavend optreden door verweerder. Wel is de rechtbank van oordeel dat de gewekte verwachtingen tot gevolg hebben dat de verwijtbaarheid voor wat betreft overtredingen II en III ontbreekt, zodat voor deze overtredingen geen boete kan worden opgelegd. Hierdoor dient de totale boete te worden verlaagd."
Fotosessie krijgt uiteindelijk een boete van € 77.000.
Vallen mijn cookies onder de cookieregels?
Een bijdrage van Wouter Dammers, ICTRecht.
Zie onderaan voor een praktische lijst. De nieuwe cookieregels vereisen dat specifieke, vrije en op informatie berustende toestemming (de zogenaamde “informed consent”) moet worden verkregen van gebruikers voordat informatie wordt opgeslagen of wordt opgevraagd op de randapparatuur (computer, mobieltje, tablet, e.d.) van de gebruiker.
Echter, niet altijd is deze informed consent vereist. Uitgezonderd zijn de zogenaamde functionele cookies. Functionele cookies? Ja. Functionele cookies. Gelukkig heeft de Article 29 Data Protection Working Party (de “Werkgroep”, een Europees adviesorgaan waar alle Europese toezichthouders op het gebied van privacy zijn aangesloten), inmiddels meer duidelijkheid verschaft over welke cookies onder deze uitzondering valt (overigens heeft zij eerder al meer uitleg gegeven over wat onder “informed consent” moet worden verstaan in twee opinies (deze en deze)).
De Werkgroep omschrijft functionele cookies als cookies die (A) uitsluitend dienen ter uitvoering van communicatie (“Communicatie Cookies”) of (B) dienen ter uitvoering van een “dienst van de informatiemaatschappij” (“Dienst Cookies”).
Communicatie Cookies
Communicatie Cookies moeten noodzakelijk zijn om communicatie mogelijk te maken – enkel het vergemakkelijken of versnellen van communicatie is dus niet voldoende. De Werkgroep noemt drie elementen die als strikt noodzakelijk kunnen worden aangemerkt voor het plaatsvinden van communicatie tussen twee partijen via een netwerk:
De mogelijkheid om informatie te routeren via het netwerk, met name door de eindpunten van de communicatie te identificeren;
De mogelijkheid om gegevens uit te wisselen in de bedoelde volgorde, met name door de data pakketjes te nummeren;
De mogelijkheid om tranmissiefouten of verlies van data te ontdekken.
Overigens hoeft er niet per sé sprake te zijn van een “netwerk”, ook op applicatieniveau kunnen deze Communicatie Cookies voorkomen.
Indien minimaal één van de voornoemde functies worden gebruikt, is er sprake van Communicatie Cookies. De nieuwe cookieregels gelden in dat geval dus niet.
Dienst Cookies
Om als Dienst Cookie te kunnen worden aangemerkt, dient aan de volgende vereisten te zijn voldaan:
De dienst moet uitdrukkelijk zijn verzocht door de betreffende gebruiker – er moet daarvoor een actieve wilsuiting hebben plaatsgevonden (zoals het klikken op een button);
De cookie moet strikt noodzakelijk zijn om die betreffende dienst uit te kunnen voeren: als cookies zijn uitgeschakeld werkt de betreffende dienst niet.
Wordt aan beide vereisten voldaan, dan is er sprake van een Dienst Cookie. De nieuwe cookieregels gelden in dat geval dus niet.
Uitgezonderd? En dan?
Wanneer je uitgezonderd bent van de nieuwe cookieregels, betekent dit nog niet dat er geen verplichtingen voor je gelden. Het Communicatie Cookie of Dienst Cookie moet zodanig ingesteld zijn dat ze niet meer werken wanneer ze niet meer nodig zijn. Een goed moment is wanneer de browser sessie eindigt, en soms zelf eerder (verlaten van de website). Voor winkelwagen cookies (een Dienst Cookie bij uitstek) kan het wenselijk zijn om de cookies ook te houden na beëindiging van de browser sessie – bijvoorbeeld omdat de gebruiker zijn browser per ongeluk kan hebben afgesloten. De redelijke verwachtingen van de gemiddelde gebruiker zijn hierbij van belang – houd dat dus goed in de gaten als criterium.
Praktisch: een tabel om te bepalen of de nieuwe cookieregels gelden:
Allemaal leuk en aardig die regels, maar we hebben natuurlijk veel liever een gemakkelijk en praktisch overzicht waarin we kunnen opzoeken of de nieuwe cookieregels gelden voor het betreffende cookie of niet. Wel nu, bij deze:
Algemene voorbeelden
Soort cookie | Wel/geen vereisten, mitsen/maren? |
First party session cookies | vereisten gelden niet mits aan voornoemde voorwaarden is voldaan |
Third party persistent cookies | informed consent vereist |
Dienst Cookies* | geen vereisten |
Communicatie Cookies* | geen vereisten |
Cookies met meerdere functies | geen vereisten indien álle functies als Dienst Cookie en/of als Communicatie Cookie functioneren |
Zombie cookies | informed consent vereist |
Ever-cookies | informed consent vereist |
Tracking cookies | informed consent vereist |
Third party advertising cookies | informed consent vereist |
*zie definitie hierboven
Specifieke voorbeelden:
Soort cookie | Wel/geen vereisten, mitsen/maren? |
User-id cookies | waarschijnlijk geen vereisten indien enkel gebruikt voor onthouden gebruiksvoorkeuren, wel informed consent vereist indien (ook) gebruikt voor tracking doeleinden |
First party user input session cookies | geen vereisten |
Authentication session cookie | geen vereisten, mits niet gebruikt voor behavioural monitoring of advertising |
Authentication persistent cookie | informed consent vereist (maar: “Remember me (uses cookies)” als begeleidende tekst is volgens de Werkgroep 29 gebruikelijk en voldoende om toch binnen uitzondering te vallen) |
User centric security session cookie voor betreffende website | geen vereisten |
User centric security persistent cookie | informed consent vereist (maar: “Remember me (uses cookies)” als begeleidende tekst is volgens de Werkgroep 29 gebruikelijk en voldoende om toch binnen uitzondering te vallen) |
User centric security cookie voor niet uitdrukkelijk verzochte websites of voor (third party) diensten | informed consent vereist |
Multimedia player session cookie (flash cookie) | geen vereisten (mits uitdrukkelijk verzocht, mits cookie niet meer wordt gebruikt na beëindigen sessie en mits geen extra info wordt opgeslagen die niet strikt noodzakelijk is) |
Load balancing session cookie | geen vereisten |
UI customization cookies | geen vereisten (mits session cookies, of indien noodzakelijk short term cookies) |
Language preference cookies | geen vereisten (mits session cookies, of indien noodzakelijk short term cookies) |
Result display preference session cookies | geen vereisten (mits session cookies, of indien noodzakelijk short term cookies) |
Social plug-in content sharing cookies | geen vereisten voor logged-in gebruikers, mits session-cookie, informed consent vereist voor non-logged-in gebruikers en/of voor non-session cookies (mengeling? Dan beter: informed consent vereist) |
Social plug-in tracking cookies | informed consent vereist |
First party analytics | in principe informed consent vereist, maar mogelijk in de toekomst toch verspoepeld, voor zover het cookie first party geanonimiseerde en geaggregeerde statistieke doeleinden betreft |
Third party analytics | informed consent vereist |
Third party advertising cookies | informed consent vereist |
Third party frequency capping cookies | informed consent vereist |
Third party financial logging cookies | informed consent vereist |
Third party ad affiliation cookies | informed consent vereist |
Third party click fraud detection cookies | informed consent vereist |
Third party research and market analysis cookies | informed consent vereist |
Third party product improvement cookies | informed consent vereist |
Third party debugging cookies | informed consent vereist |
Actualiteitenbijeenkomst: Auteurscontractenrecht het wetsvoorstel
Vorig jaar organiseerde uitgeverij deLex een bijeenkomst over de billijke vergoeding en het auteurscontractenrecht. Zojuist is het Wetsvoorstel, Memorie van Toelichting, Advies RvS en toelichtingen aan de Tweede Kamer gezonden (zie IEF 11458) en organiseren we wederom een bijeenkomst.
Tijdens deze bijeenkomst zal professor Dirk Visser zijn visie hierop met u delen.
En zal er een georganiseerd debat met de zaal plaatsvinden waarin diverse vertegenwoordigers en belanghebbenden standpunten innemen, (onder voorbehoud) Paul Kreijger (Linklaters LLP), Christiaan Alberdingk Thijm (SOLV), Roland Wigman (Versteeg Wigman Sprey advocaten), Erwin Angad-Gaur (Platform Makers) en Michiel Kramer (Nederlands Uitgeversverbond).
Locatie: Holiday Inn (bij Station Amsterdam RAI)
Hier aanmelden
Meer evenementen via IE-Agenda.nl en de deLex-shop: hier.
In deze slechts 2 uur durende lunchbijeenkomst bent u volledig op de hoogte van de actuele ontwikkelingen. Er zijn 2 PO-punten toegekend door de Orde van Advocaten.
Header: CC BY Victor1558 via Flickr
Screenshots bewezen niet dat A de lampen heeft ontworpen
Hof 's-Hertogenbosch 12 juni 2006, LJN BW8525 (Appellante tegen Light Trend v.o.f.)
Auteursrecht op lampen. Overdracht van activa. Makerschapsvermoedens o.b.v. art. 4, 7 en 8. Geen ongeregistreerd modelrecht/slaafse nabootsing. Kommissie Modellenbescherming in de Meubelbranche.
Appellante brengt lampen op de markt, LT brengt daarop gelijkende lampen op de markt. Appellante stelt maakster van de lampen te zijn en beticht LT van auteursrechtinbreuk althans slaafse nabootsing, doordat LT (nagenoeg) identieke lampen aanbiedt. Voorts verwijt zij LT dat deze niet voldoet aan het nader te noemen bindend advies van de Kommissie Modellenbescherming.
De vorm van de lamp is onmiskenbaar het resultaat van scheppende menselijke arbeid en van creatieve keuzes en aldus het voortbrengsel van de menselijke geest. Van een vorm die zo banaal of triviaal is dat daarachter geen creatieve arbeid van welke aard ook valt te aan te wijzen, is evident geen sprake.
Art. 4 vermoeden makerschap Appellant stelt ontwerpster te zijn van de lampen en heeft deze zelf met behulp van een 3D CAD-programma ontworpen. Echter het bewijsvermoeden van art. 4 Aw. gaat niet zover dat elkeen die op enig willekeurig moment stelt maker te zijn, op zijn woord wordt geloofd. Uit de van [F.] Lighting afkomstige brief presenteerde de Commanditaire Vennootschap zich als auteursrechthebbende en niet appellante.
Art. 8 vermoeden makerschap rechtspersoon Een ongedateerde brochure en een verklaring van de fotograaf voor die brochure bewijst onvoldoende de situatie van artikel 8 Aw. Er wordt niets gesteld omtrent de verspreiding van de brochures.
Art. 7. Werk vervaardigd door een persoon in dienstbetrekking
Er wordt middels screenshots niet bewezen dat appellant de lampen heeft ontworpen. Diverse scenario's zijn in dat verband denkbaar:
- de screenshots kunnen afkomstig zijn van een andere computer dan die van [appellante A.];
- de ontwerpen kunnen door een ander vervaardigd zijn op [appellante A.]s computer;
- de afbeeldingen kunnen afkomstig zijn van bestanden welke elders, op een andere computer of door iemand anders, zijn vervaardigd en vervolgens op deze computer zijn gezet en al dan niet (op al dan niet onderge-schikte onderdelen) zijn aangepast,
- ongeacht wie de op de screenshots zichtbare ontwerpen heeft "vervaardigd" kan het ook gaan om het resultaat van een poging om lampen welke degene die achter de computer zat elders had gezien na te maken;
- de datum op de computer kan zijn gemanipuleerd.
Daartegen heeft LT diverse producties en ontwerptekeningen aangedragen als aanwijzing voor de ontlening.
Alles in aanmerking genomen zijn er onvoldoende aanwijzingen die erop wijzen dat [appellante A.] als feitelijke maakster van de werken dient te worden aangeduid. Dat betekent dat ook niet is komen vast te staan dat [appellante A.] auteursrechthebbende is op basis van art. 1 Aw.
Ongeregistreerd modelrecht / Slaafse nabootsing: Appellante A. heeft gesteld dat zij als ontwerpster bescherming van het ongeregistreerde model krachtens de BVIE zou genieten. Nu echter niet is komen vast te staan dat zij de ontwerpster was, komt haar reeds daarom geen bescherming uit dezen hoofde toe. Het hof komt evenmin toe aan de vraag of er sprake is van slaafse nabootsing.
Kommissie Modellenbescherming: aangezien het bindend advies is gegeven tussen twee andere partijen waarbij één van de partijen als licentieneemster dat zou hebben gedaan. Dat betekent echter nog niet dat appellante aan de uitspraak rechten kan ontlenen, nu KF de klacht geheel op eigen naam heeft ingediend.
Nu niet is gebleken dat aan appellante enig voor de beslissing van deze zaak relevant recht toekomt, zijn haar vorderingen terecht door de rechtbank afgewezen. Alle grieven falen. Het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd en [appellante A.] zal worden verwezen in de kosten van het hoger beroep.
Bewijsvermoeden art. 4 Aw:
4.13.2. Wat er van dat laatste verweer van LT zij, de door [appellante A.] overgelegde registraties bewijzen niets meer dan dat [appellante A.] in 2008 en 2010 foto's bij de Belastingdienst heeft gedeponeerd.
Het bewijsvermoeden van art. 4 Aw. gaat - anders dan waarvan [appellante A.] in de memorie van grieven sub 65 lijkt uit te gaan - niet zover dat elkeen die op enig willekeurig moment stelt maker te zijn, op zijn woord wordt ge-loofd. Het gaat om de openbaarmaking van de werken zelf en de bekendmaking van de maker daarbij. Het zenden van de brieven aan de Belastingdienst kwalificeert niet als een openbaarmaking en bewijst dus niet dat bij enige openbaarmaking van de lampen [appellante A.] als ontwerpster is gepresenteerd.
Overigens is de brief uit 2010 betreffende de 8802 afkomstig van [F.] Lighting, zijnde toen de handelsnaam van Fabrianoville c.v.; als er al sprake zou zijn van openbaarmaking presenteerde daarmee niet [appellante A.], doch de cv zich als auteursrechthebbende.
Voorts wordt in geen van beide brieven een maker genoemd: noch [appellante A.], noch [F.] Lighting, noch Fabria-noville.
4.13.3. Andere aanwijzingen waaruit blijkt dat [appellante A.] bij de (eerste) openbaarmaking als "maakster" van de lampen bekend is gemaakt, zijn gesteld noch gebleken.
4.13.4. Het vorenoverwogene voert tot de conclusie dat de situatie dat [appellante A.] op grond van art. 4 Aw. wordt vermoed de maakster te zijn, zich niet voordoet.
Artikel 8
4.14.1. Met betrekking tot de lampen uit de 8802-serie (in de periode waarin deze zouden zijn ontworpen en op de markt zouden zijn gebracht was er nog sprake van een cv) heeft [appellante A.] gesteld, zie memorie van grieven sub 18, dat deze voorkomen in een uit 2008 daterende brochure op naam van [F.] Lighting welke brochure zij heeft laten maken. Zij heeft als productie 11 enkele fotokopieën uit die brochure overgelegd, en als prod. 13 een verkla-ring van de fotograaf.
Dit bewijst echter onvoldoende dat de situatie van art. 8 Aw. aan de orde is. De kopieën zijn ongedateerd, een datum van de brochure is er evenmin op te zien, en een bewijs van openbaarmaking kan aan die fotokopieën niet worden ontleend. Op zichzelf is dat nog overkomelijk, nu LT de aangehaalde stelling van [appellante A.] niet gemo-tiveerd heeft betwist.
Omtrent de verspreiding van die brochures is echter niets gesteld. [appellante A.] stelt enkel dat zij die brochures "in 2008" heeft laten maken en dat daartoe op 17 september 2008 foto's zijn gemaakt. Of die brochures zijn verspreid, [appellante A.]neer en in welk gebied, blijft daarbij geheel in het midden. Dat betekent dat van "openbaarmaking" door of vanwege de cv niet is gebleken, zodat reeds daarom de situatie waarop art. 8 Aw. doelt niet aan de orde is.
Art.7. Feitelijk makerschap
4.16.1. Als prod. 12 in hoger beroep heeft [appellante A.] een aantal screenshots overgelegd. Zeven daarvan dateren blijkens de vermelding rechts onderaan op de statusbalk van 15 september 2011. (...)
4.16.2. Bewijs valt hieraan onvoldoende te ontlenen. Deze screenshots bewijzen niet dat het [appellante A.] was die de 8802 en de 8801 heeft ontworpen. Diverse scenario's zijn in dat verband denkbaar:
- de screenshots kunnen afkomstig zijn van een andere computer dan die van [appellante A.];
- de ontwerpen kunnen door een ander vervaardigd zijn op [appellante A.]s computer;
- de afbeeldingen kunnen afkomstig zijn van bestanden welke elders, op een andere computer of door iemand anders, zijn vervaardigd en vervolgens op deze computer zijn gezet en al dan niet (op al dan niet onderge-schikte onderdelen) zijn aangepast,
- ongeacht wie de op de screenshots zichtbare ontwerpen heeft "vervaardigd" kan het ook gaan om het resultaat van een poging om lampen welke degene die achter de computer zat elders had gezien na te maken;
- de datum op de computer kan zijn gemanipuleerd.
Towards more effective en consistent data protection across the EU
However, let me say very clearly that I consider the proposal for a General Data Protection Regulation as “a huge step forward” towards a more effective and consistent protection of personal data across the EU, but that there is also a need for clarification and improvement on a number of important details.
For further information on both, I would like to refer to the substantial Opinion of the EDPS on the data reform package, submitted on 7 March 2012, and available on our website, with other relevant documentation. This also includes an Opinion of the Article 29 Working Party adopted on 23 March 2012.
Drivers of EU Review
Continuity and change
General scope
User control
Responsibility
Supervision and enforcement
Global Privacy
Final remarks
Brief tot uitnodiging is een besluit
ABRvS 13 juni 2012, LJN BW8137 (appellanten tegen Stichting Openbaar Onderwijs Groep Groningen)
Inzagerecht. Privacy. Algemeen bestuursrecht.
Verzoek tot afschrift van dossiers, stukken en schoolinformatie over zoon van appellanten (ex. artikel 35 Wbp). De brief van de rector waarin appellanten worden uitgenodigd, is een besluit in de zin van de Awb. Het is een uitnodiging en een verwijzing klaarblijkelijk met het doel vast te stellen waarvan afschrift wordt verzocht.
Bij brief van 16 maart 2010 heeft [appellant] het Praedinius Gymnasium te Groningen verzocht afschriften te verstrekken van alle complete dossiers, schoolrapporten, het schoolreglement, alle stukken met betrekking tot de medezeggenschapsraad (hierna: de MR) en schoolinformatie met betrekking tot zijn [zoon].
[appellant] betoogt dat de rechtbank de informatieve brief van de rector van 27 april 2010 ten onrechte als een besluit in de zin van de Awb heeft aangemerkt. Het is een uitnodiging en een verwijzing klaarblijkelijk met het doel vast te stellen waarvan afschrift wordt verzocht. Ook ontbreekt de wettelijk verplichte rechtsmiddelenverwijzing en is de brief ondertekend met de woorden "met vriendelijke groet", waardoor [appellant] mocht menen dat deze brief dan ook geen besluit was, aldus [appellant]. Volgens hem houdt de brief mededelingen van feitelijke handelingen in en is deze niet op rechtsgevolg gericht.
2.6.1. De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat de brief van 27 april 2010 een besluit is op het verzoek van [appellant] van 16 maart 2010. De stichting heeft er terecht op gewezen dat in de brief van 27 april 2010 puntsgewijs is gereageerd op de verschillende gegevens waarom [appellant] heeft gevraagd. Zoals hiervoor is overwogen, diende het verzoek gelet op de bewoordingen te worden opgevat als gedaan ingevolge artikel 35 van de Wbp. Deze wet verplicht niet tot het verstrekken van afschriften van de beschikbare gegevens. De Afdeling deelt daarom het oordeel van de rechtbank dat met het bieden bij brief van 27 april 2010 van de mogelijkheid tot inzage in het schooldossier de rector namens de stichting op de aanvraag van [appellant] heeft beslist. Het al dan niet opnemen van de verplichte rechtsmiddelenverwijzing en de wijze van ondertekening is voor het antwoord op de vraag of de stichting op 27 april 2010 een besluit in de zin van de Awb heeft genomen niet doorslaggevend.
2.6.2. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het beslissen op de aanvraag van [appellant] betekent dat geen beroep meer kon worden ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Daarom heeft de rechtbank het beroep van [appellant] als bedoeld in artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb terecht niet-ontvankelijk verklaard en doorgezonden naar de stichting ter behandeling als bezwaar.
Op andere blogs:
Dirkzwagerieit (Raad van State: aan inzage recht Wbp voldaan door uitnodiging gesprek)
Enkel versturen van nieuwsbrief is geen levering van software
Sector kanton Rechtbank 's-Hertogenbosch 7 juni 2012, LJN BW8396 (Vastgoed Service Center B.V.)
In het tussenvonnis is eiseres in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat een bepaald computerprogramma aan gedaagde was geleverd. Zij heeft hiertoe stukken in het geding gebracht waaruit naar eigen zeggen blijkt dat gedaagde haar nieuwsbrief ontving, dat in die nieuwsbrief op 9 maart 2010 stond vermeld hoe het computerprogramma moet worden geïnstalleerd en dat de nieuwsbrief van 29 maart 2010 slechts bestemd was voor gebruikers van het computerprogramma. Tevens zou het uitleg bevatten over hoe het programma moet worden gebruikt.
Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt uit de stukken niet zonder meer dat gedaagde de nieuwsbrieven ook daadwerkelijk heeft ontvangen. Het enkele versturen van die nieuwsbrieven levert geen levering van het computerprogramma op.
Ingevolge artikel 2 Auteurswet juncto artikel 3:96 BW dienen zulke zaken te worden geleverd door een daartoe bestemde akte. De enkele vermelding van de wijze waarop een computerprogramma kan worden geïnstalleerd in een nieuwsbrief kan niet worden gekwalificeerd als een dergelijke leveringsakte. De vordering (tot betaling voor het computerprogramma) wordt afgewezen.
Niche-advocatenkantoor time.lex 5 jaar
Uit't persbericht: time.lex, het grootste Belgische niche-advocatenkantoor in zijn sector bestaat 5 jaar en breidt nog verder uit.
time.lex is gespecialiseerd in telecommunicatie, IT/IP, media en e-business. In nauwelijks 5 jaar groeide time.lex uit tot het grootste onafhankelijke Belgische niche-kantoor in zijn sector, met een bijzondere nadruk op privacybescherming, begeleiding van IT-projecten en contracten, handhaving van intellectuele eigendomsrechten en media. In al deze materies gaat bijzondere aandacht naar de uitdagingen van de steeds toenemende digitalisering van het zakenleven.
Het kantoor heeft vestigingen in Brussel, sinds kort ook in Kortrijk, en telt momenteel een 20-tal specialisten, allen met achtergrond in grote kantoren en bedrijven. Via een van de oprichters, Prof. Jos Dumortier, is er een nauwe samenwerking met het Interdisciplinair Centrum voor Recht en ICT van de KU Leuven.
Die duidelijke focus geeft het kantoor alles om in te spelen op de echte noden van de markt: een ruime expertise in alle domeinen van het recht, concrete en praktische oplossingen voor de focusdomeinen van het kantoor en een kennis die altijd up-to-date is. Het nichekantoor werkt bovendien kostenefficiënter dan een klassiek georganiseerd internationaal kantoor. Hierdoor vinden cliënten er gespecialiseerde en praktijkgerichte dienstverlening aan haalbare tarieven.
Zo geeft time.lex strategische en operationele juridische ondersteuning aan een nationaal en internationaal cliënteel van multinationals, start-ups, en overheidsdiensten van lokaal tot Europees niveau. Een netwerk van buitenlandse specialisten geeft time.lex bovendien toegang tot lokale expertise in heel Europa en daarbuiten.
Opinion article 29 Cookie Consent Exemption
Artikel 29 data protection working party, Opinion 04/2012 on Cookie Consent Exemption, 00879/12/EN, 7 juni 2012.
In een recente opinie heeft de artikel29-werkgroep een opinie aangenomen inzake de vrijstelling van toestemming voor cookies, zij eindigt met de woorden:
Ultimately, to decide if a cookie is exempt from the principle of informed consent it is important to verify carefully if it fulfils one of the two exemption criteria defined in Article 5.3 of Directive 2009/136/EC. After a careful examination, if substantial doubts remain on whether or not an exemption criterion applies, website operators should closely examine if there is not in practice an opportunity to gain consent from users in a simple unobtrusive way, thus avoiding any legal uncertainty.
Website: Artikel 29 werkgroep
[] lanceert haar nieuwe website
Uit het persbericht: [deJuristen], een juridisch nichekantoor gespecialiseerd in ICT-recht & intellectuele eigendom, kondigt de lancering van haar nieuwe website aan. Met die website wil zij een lans breken voor een moderner recht, ofwel een ‘recht 2.0’. Uit onderzoek bij haar cliënten bleek dat vooral onbegrip over de juridische wereld de grootste ergernis was, en bijdroeg tot het kwalijke imago van de juridische sector. Video bleek de oplossing. Website [red: deJuristen]
“Door korte stukjes per onderdeel te gebruiken, zijn we er in geslaagd om meer duidelijkheid te bieden aan de bezoeker”, zegt Matthias Dobbelaere, partner bij [red: deJuristen]. “Die duidelijkheid was broodnodig, gezien rechtzoekenden al te vaak tegen de muren van een moeilijk jargon oplopen.” Het extensief gebruik van video ter uitlegging is nog niet eerder gezien in Europa, tenminste in de juridische sector. “De video’s zijn absoluut geen ‘gadget’ of loutere aandachtstrekker, maar wel een overtuigde, bewuste keuze om klaarheid te brengen en de bezoeker weldegelijk iets bij te brengen”, vervolgt Dobbelaere. ”Ook het taalgebruik en de schrijfstijl werden geoptimaliseerd om de toegankelijkheid te vergroten. “ In 2012 daalde het vertrouwen in de juridische sector van 69% tot 60% (bron). Een zorgwekkende, en consistente trend. Nochtans dient recht juist een nuttig instrument te zijn.