IT 4672
14 november 2024
Uitspraak

Geen inbreuk op persuitgeversrecht, auteursrecht en databankenrecht met nieuws-signaleringen

 
IT 4670
14 november 2024
Uitspraak

Uitingsvrijheid hoeft niet te worden beperkt ten behoeve van privacybescherming

 
IT 4669
13 november 2024
Uitspraak

Rabobank moet BKR-registratie verwijderen

 
IT 1035

Internetconsultatie wetsvoorstel afschaffing geschriftenbescherming

Internetconsultatie, wetsvoorstel afschaffing geschriftenbescherming, internetconsultatie.nl 11 februari - 11 april 2012.

Uit't persbericht: De Auteurswet beschermt straks alleen nog geschriften waaraan een creatieve prestatie van de maker ten grondslag ligt. Dit blijkt uit een ontwerp-wetsvoorstel van staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie dat voor internetconsultatie is openbaar gemaakt. Het voorstel is onderdeel van de modernisering van het auteursrecht die in het regeerakkoord is aangekondigd.

Uit de consultatie: De consultatie betreft de afschaffing van de geschriftenbescherming voor niet-oorspronkelijke geschriften. Het wetsvoorstel beoogt de Auteurswet te wijzigen. Het strekt ertoe te bewerkstelligen dat voortaan slechts geschriften met een oorspronkelijk karakter of persoonlijk stempel van de maker bescherming genieten op grond van de Auteurswet. De bescherming van andere geschriften op grond van de zogeheten geschriftenbescherming komt te vervallen.

Concept regeling - Wetsvoorstel afschaffing geschriftenbescherming
Ontwerp toelichting - Wetsvoorstel afschaffing geschriftenbescherming

Verwachte effecten van de regeling
Afschaffing van de geschriftenbescherming brengt meer duidelijkheid. In de rechtspraktijk kan onduidelijkheid bestaan over de reikwijdte van de regeling. Daaraan komt nu een einde. Afschaffing van de geschriftenbescherming leidt tot betere beschikbaarheid van feitelijke informatie. Zij werkt mogelijk ook concurrentiebevorderend.

Doel van de consultatie
De consultatie dient ter verkrijging van meer informatie over de belangen die door de afschaffing van de geschriftenbescherming worden geraakt en de mening van belanghebbenden over het ontwerp-wetsvoorstel.

Doelgroepen die door de regeling worden geraakt
Bedrijven en consumenten. Gebruikers van feitelijke informatie.

Op welke onderdelen van de regeling wordt een reactie gevraagd
Gehele wetsvoorstel

Publicatie reacties
Reacties worden gepubliceerd tijdens de loop van de consultatie. Alleen die reacties worden gepubliceerd waarvan is aangeven, door de inzender, dat deze openbaar mogen zijn. Voordat reacties gepubliceerd worden, worden deze eerst gecontroleerd op beledigende of aanstootgevende uitspraken. Deze controle kan enkele dagen duren.

IT 1034

Inzagerecht strekt zich niet uit over persoonsgegevens uit interne notities

Hoge Raad 8 februari 2013, LJN BY4196 (Verzoekster tegen  THE ROYAL BANK OF SCOTLAND N.V. en ABN AMRO BANK N.V.)

Art. 81 lid 1 RO. Verzoek inzage persoonsgegevens. Art. 35 WBP.  Het gaat in deze zaak om een verzoek om inzage van verwerkte persoonsgegevens (Wbp) op grond van art. 35 van de Wet Bescherming Persoonsgegevens. Tussen verzoekster en ABN AMBRO bestaat er sinds 2001 een arbeidsovereenkomst. Naar het oordeel van de Hoge Raad kunnen de in het middel aangevoerde klachten niet tot cassatie leiden. Het oordeel van de Hoge Raad behoeft gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Conclusie A-G: Verzoekster heeft op grond van art. 35 van de WBP verzocht een overzicht en afschrift van alle haar betreffende persoonsgegevens die door ABN AMRO worden verwerkt. ABN AMRO heeft niet binnen vier weken gereageerd. Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster de rechtbank verzocht om ABN AMRO op de voet van art. 46 Wbp te veroordelen om binnen vier weken de betreffende informatie schriftelijk mede te delen. ABN AMBRO heeft een beroep gedaan op de uitzondering van artikel 43(4) onder e Wbp en gesteld dat deze niet hoeven te worden verstrekt omdat het interne notities/correspondentie zijn die de persoonlijke gedachten van medewerkers bevatten en uitsluitend zijn bedoeld voor persoonlijk gebruik.

Partijen zouden in onderling overleg vaststellen over welke onderwerpen geen discussie meer bestaat en over welke principiële punten nog wel een oordeel van de rechtbank is gewenst. Partijen hebben hier niet op gereageerd waar de rechtbank de conclusie uit heeft getrokken dat er geen onderwerpen meer zijn waarover nog een oordeel van de rechtbank wordt verlangd en heeft het verzoek van verzoekster afgewezen.

Het cassatie beroep, dat drie onderdelen bevat, richt zich tegen het oordeel van het hof dat de door verzoekster verzochte gegevens niet onder het inzagerecht van art. 35 Wbp vallen, blijk geeft van een te beperkte rechtsopvatting van het inzagerecht als bedoeld in art. 35 Wbp en/of een te ruime rechtsopvatting omtrent de uitzonderingsgrond als bedoeld in art. 43 onder e Wbp.

In de onderhavige zaak heeft het hof onderscheid gemaakt tussen, interne notities die de persoonlijke gedachten van medewerkers van de verantwoordelijke bevatten en die uitsluitend zijn bedoeld voor intern overleg en beraad en het definitieve op basis van bedoelde notities opgemaakte rapport. Het hof heeft geoordeeld dat het inzagerecht zich niet uitstrekt tot de notities van de eerste categorie. Dit oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Met betrekking tot de tweede klacht heeft het hof geoordeeld dat de eerste grief (enkel) slaagt voor zover dit betreft de vaststelling van de rechtbank dat er geen geschilpunten zijn en dat het hof vervolgens het door verzoekster aan het hof gerichte verzoek inclusief de grondslag daarvan heeft omschreven en daarop in de thans bestreden rechtsoverwegingen heeft beslist.

Gelet op het partijdebat is het oordeel van het hof voldoende begrijpelijk gemotiveerd. Voor het overige voldoet het onderdeel niet aan de eisen van art. 407 lid 2 Rv. Nu alle klachten falen, dient het principale cassatieberoep te worden verworpen.

3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.

2.2 Onderdeel 1 klaagt in de eerste plaats (paragraaf 4.1.2) dat het oordeel van het hof dat de door [verzoekster] verzochte gegevens niet onder het inzagerecht van artikel 35 Wbp vallen, blijk geeft van een te beperkte rechtsopvatting van het inzagerecht als bedoeld in art. 35 Wbp en/of een te ruime rechtsopvatting omtrent de uitzonderingsgrond als bedoeld in art. 43 onder e Wbp.(...)

2.6 In de onderhavige zaak heeft het hof in aansluiting op deze jurisprudentie in rechtsoverweging 4.5.2 onderscheid gemaakt tussen (i) interne notities die de persoonlijke gedachten van medewerkers van de verantwoordelijke bevatten en die uitsluitend zijn bedoeld voor intern overleg en beraad en (ii) het definitieve op basis van bedoelde notities opgemaakte rapport, en geoordeeld dat het inzagerecht zich niet uitstrekt tot de notities van de eerste categorie. Dit oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting.

2.7 Vervolgens heeft het hof in rechtsoverweging 4.5.3 feitelijk geoordeeld dat de verzochte gegevens zien op correspondentie tussen medewerkers, welke de persoonlijke gedachten van medewerkers van de verantwoordelijke bevatten en die uitsluitend bedoeld zijn voor intern overleg en beraad en daaraan de gevolgtrekking verbonden dat de door [verzoekster] verzochte gegevens niet onder het inzagerecht van art. 35 Wbp vallen. Het hof heeft zich - anders dan het onderdeel tot uitgangspunt neemt - niet uitgelaten over de vraag of de gegevens als persoonsgegevens dienen te worden aangemerkt of dat de gegevens onder de uitzondering van art. 43 onder e Wbp vallen. Omdat de desbetreffende gegevens niet bedoeld zijn om in een bestand te worden opgenomen als bedoeld in art. 1 onder c Wbp en daarmee buiten de reikwijdte van de Wbp vallen (art. 2 Wbp), kon het hof het verzoek reeds op die grond afwijzen en behoefde het het beroep van [verzoekster] op eerdergenoemde aanbeveling niet te bespreken.

IT 1033

OPTA: Veelgestelde vragen over cookiebepaling

OPTA, Veelgestelde vragen over de cookiebepaling, advies 7 februari 2013, opta.nl

OPTA ontvangt regelmatig vragen van bedrijven en (overheids)instellingen over de cookiebepaling. De antwoorden op veelgestelde vragen publiceert OPTA op haar website om duidelijkheid te bieden aan partijen die de wet willen naleven. OPTA vult dit document regelmatig aan met nieuwe veelgestelde vragen en antwoorden. Deze publicatie is een update van de versie van 30 juli 2012.

OPTA geeft geen juridisch advies. Bedrijven en websitebeheerders zijn zelf verantwoordelijk voor de wijze waarop zij praktische invulling geven aan de nieuwe cookiebepaling. Consumenten die meer willen weten over cookies, kunnen terecht op ConsuWijzer.

IT 1032

Hogescholen verbeteren beveiliging studentgegevens na onderzoek CBP

CBP, Hogescholen verbeteren beveiliging studentgegevens na onderzoek CBP, cbpweb.nl 7 februari 2013.

Uit't persbericht: Hogeschool Utrecht (HU) en Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) hebben onvoldoende beveiligingsmaatregelen getroffen om de studentgegevens in interne informatiesystemen te beveiligen tegen verlies of onrechtmatige verwerking. Dat concludeert het College bescherming persoonsgegevens (CBP) na onderzoek. De hogescholen overtreden hiermee de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). De beveiliging van studentgegevens zoals studieresultaten, foto's, informatie over leningen of notities van decanen is juist van groot belang. Studenten moeten erop kunnen vertrouwen dat hun persoonsgegevens bij hun school in goede handen zijn en dat hun privacy is gewaarborgd. Scholen moeten voorkomen dat onbevoegden persoonsgegevens zoals cijfers kunnen wijzigen in het systeem. Beide hogescholen hebben naar aanleiding van het CBP-onderzoek maatregelen genomen om de informatiesystemen beter te beveiligen. Bij de HU missen nog meerdere beveiligingsmaatregelen. De HAN heeft nog één overtreding openstaan.

IT 1031

Digitale mappen geen gestructureerd geheel van persoonsgegevens

Raad van State 30 januari 2013, LJN BY9910 (appellante tegen college B&W Zevenaar)

Bij besluit van 23 december 2009 heeft het college aan [appellante] medegedeeld dat haar betreffende persoonsgegevens worden verwerkt in het kader van haar voormalig dienstverband bij de gemeente Zevenaar en kopieën van documenten met haar betreffende persoonsgegevens uit de personeels- en salarisadministratie verstrekt.

Bij besluit van 23 december 2009 heeft het college aan [appellante] medegedeeld dat haar betreffende persoonsgegevens worden verwerkt in het kader van haar voormalig dienstverband bij de gemeente Zevenaar en kopieën van documenten met haar betreffende persoonsgegevens uit de personeels- en salarisadministratie verstrekt.

Bij besluit van 1 juli 2010 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar, voor zover gericht tegen het niet toevoegen van enkele documenten aan haar personeelsdossier, gegrond verklaard en afschriften van die documenten toegevoegd aan het personeelsdossier van [appellante] en deze alsnog aan [appellante] verstrekt. Bij dat besluit is het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard.

5.3 (...) De rechtbank heeft het college terecht en op goede gronden gevolgd in zijn standpunt dat de hierboven onder 1, 3 tot en met 13 en 15 vermelde documenten geen deel uitmaken van een bestand als bedoeld in de Wbp. [appellante] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de in die documenten opgenomen persoonsgegevens op grond van meer dan één kenmerk een onderlinge samenhang vertonen dan wel dat die persoonsgegevens met de in de personeels- en salarisadministratie verwerkte persoonsgegevens een gestructureerd geheel vormen. Dat het college de onder 8 tot en met 11 vermelde besluitadviezen, onder anonimisering van de daarin vervatte persoonlijke beleidsopvattingen, naar aanleiding van een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur aan [appellante] heeft verstrekt, maakt niet dat de daarin vermelde persoonsgegevens behoren tot een bestand en daarmee onder de Wbp vallen.

De rechtbank heeft de onder 16 vermelde digitale mappen terecht niet aangemerkt als een gestructureerd geheel van persoonsgegevens. Die digitale mappen zijn aangemaakt, gevuld en van informatie voorzien door individuele ambtenaren op de server van de gemeente Zevenaar in het kader van hun dagelijkse werkzaamheden. [appellante] heeft niet aannemelijk gemaakt dat in die mappen opgenomen persoonsgegevens een gestructureerd geheel van persoonsgegevens vormen dat volgens bepaalde criteria toegankelijk is. Gelet hierop wordt [appellante] niet gevolgd in haar standpunt dat de rechtbank voor het geven van haar oordeel gehouden was kennis te nemen van de inhoud en toegankelijkheid van die mappen.

Op andere blogs:
DirkzwagerIEIT

IT 1030

Prejudiciële vragen: telecommunicatiewet en het EU-Handvest

Prejudiciële vragen aan HvJ EU 19 december 2012, zaak C-594/12 (Seitlinger c.s.)

Zie eerder IT 1022. Bescherming persoonsgegevens. Telecommunicatie. Handvest grondrechten.

Richtlijn 2006/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 betreffende de bewaring van gegevens die zijn gegenereerd of verwerkt in verband met het aanbieden van openbaar beschikbare elektronische communicatiediensten of van openbare communicatienetwerken en tot wijziging van richtlijn 2002/58/EG.

In de Oostenrijkse telecommunicatiewet is bepaald dat de exploitant van een netwerk verplicht is bepaalde gegevens te bewaren. In april 2012 is een wijzigingswet in werking getreden waarbij die verplichtingen zijn uitgebreid. Het bestuur van het Land Kärnten gaat in beroep bij het grondwettelijk Hof (de verwijzende rechter in deze zaak) om de nieuwe bepalingen nietig te laten verklaren. Hetzelfde doen vele burgers (er ligt een beroep namens 11 130 verzoekers) die stellen rechtstreeks in hun rechten te worden geschaad door de nieuwe bepalingen. Zij stellen dat met name artikel 8 Handvest geschonden wordt door bewaring van gegevens zonder verdenking of aanleiding. De verwijzingsbeschikking is voor het overgrote deel gewijd aan RL 2006/24 (blz 5 t/m 13) en aan de Telecomwet (blz 13- 18), gevolgd door een pagina (de rest van blz 18) over het grondrecht gegevensbescherming. Pas vanaf blz 19 wordt dieper op de zaak ingegaan. De vraag die hier speelt is met name de geldigheid van RL 2006/24 of dat die RL strijd oplevert met artikelen 7, 8 11 en 20 van het Handvest.

De verwijzende Oostenrijkse rechter stelt het HvJ EU de volgende vragen:

1. Geldigheid van handelingen van instellingen van de Unie: Zijn de artikelen 3 tot en met 9 van [de dataretentierichtlijn 2006/24/EG], verenigbaar met de artikelen 7, 8 en 11 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie?

2. Uitlegging van de verdragen:

2.1 Moeten, gelet op de toelichting op artikel 8 van het Handvest, die overeenkomstig artikel 52, lid 7, daarvan is opgesteld om richting te geven aan de uitlegging van dit Handvest en door het Verfassungsgerichtshof naar behoren acht moet worden genomen, richtlijn 95/46/EG betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en  betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en verordening (EG) nr. 45/2001 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, voor de beoordeling van de toelaatbaarheid van inmengingen, worden beschouwd als gelijkwaardig aan de voorwaarden van artikel 8, lid 2, en artikel 52, lid 1, van het Handvest?

2.2. Hoe verhoudt het in artikel 52, lid 3, laatste zin, van het Handvest genoemde „recht van de Unie” zich tot de richtlijnen op het gebied van het recht inzake gegevensbescherming?

2.3. Moet, gelet op het feit dat richtlijn 95/46/EG en verordening (EG) nr. 45/2001 voorwaarden en beperkingen bevatten voor de uitoefening van het in het Handvest neergelegde fundamentele recht op gegevensbescherming, bij de uitlegging van artikel 8 van het Handvest rekening worden gehouden met wijzigingen tengevolge van afgeleid recht van latere datum?

2.4. Heeft, gelet op artikel 52, lid 4, van het Handvest, het in artikel 53 van het Handvest neergelegde beginsel van handhaving van hogere beschermingsniveaus tot gevolg dat de in het Handvest neergelegde grenzen van de toelaatbare beperkingen door afgeleid recht nauwer moeten worden afgebakend?

2.5. Kunnen, gelet op artikel 52, lid 3, van het Handvest, de vijfde alinea van de preambule en de toelichting op artikel 7 van het Handvest, volgens welke de in artikel 7 gewaarborgde rechten corresponderen met de rechten die in artikel 8 EVRM zijn gewaarborgd, aan de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens inzake artikel 8 EVRM criteria worden ontleend voor de uitlegging van artikel 8 van het Handvest, die de uitlegging van laatstgenoemd artikel beïnvloeden?

IT 1029

Internetconsultatie maximum-tarieven 090x-nummers

Internetconsultatie, Regeling maximum-tarieven 090x-klantenservicenummers en wijziging Nummerplan.

Als randvermelding. Het Ministerie van Economische Zaken verneemt graag de mening van belanghebbenden over de voorgenomen regeling maximum-tarieven klantenservice en bijbehorende wijziging van het Nummerplan telefoon- en ISDN-diensten.

Einddatum consultatie 19-03-2013
Type regeling Ministeriële regeling
Organisatie Economische Zaken

Doel van de regeling
Betere consumentenbescherming bij telefonische klantenservice via 090x-nummers en betere tarieftransparantie bij 090x-nummers. De wijziging van het Nummerplan past de bestemmingen van de reeksen 0900, 0906, 0909 en 0800 aan de bestaande praktijk en regeling maximum-tarieven klantenservice aan.

IT 1028

Reactie CBP op gebruik cookies door Nederlandse Publieke Omroep

Reactie CBP op gebruik cookies door Nederlandse Publieke Omroep, 31 januari 2013, kenmerk z2013-0056.

Onlangs zijn Kamervragen gesteld en beantwoord over het gebruik van cookies op de websites van de Nederlandse Publieke Omroep (NPO). Als reactie hierop geeft het College bescherming persoonsgegevens (CBP) in een brief een toelichting op het toepasselijke wettelijke kader. Het CBP merkt op dat de NPO bezoekers niet de toegang mag weigeren als zij geen toestemming geven voor het laten volgen van hun surfgedrag.

(...)

Analytische cookies
In de beantwoording van de Kamervragen staat dat de NPO analytische cookies, net als functionele cookies, nodig heeft voor het optimaal uitoefenen van zijn mediawettelijke taak. Dit maakt het gebruik van analytische cookies echter niet noodzakelijk in de zin van de Tw en daarom blijft hiervoor toestemming vereist.

Cookies voor reclamedoeleinden en sociale media
Cookies voor reclamedoeleinden en sociale media zijn niet-functionele cookies waarvoor op grond van de Tw toestemming moet worden gevraagd. Sinds 1 januari 2013 geldt bovendien het rechtsvermoeden dat de gegevens die cookies verzamelen, persoonsgegevens zijn. Daarom is ook op grond van de Wbp toestemming vereist voor het verzamelen en verwerken van deze gegevens.

Wat betreft de tracking cookies voor sociale media is er bovendien een eenvoudig alternatief voor de werkwijze van de NPO. Een veelgebruikte publieks- en privacyvriendelijke oplossing is het werken met niet-actieve, ‘grijze’ knoppen voor sociale media. Als een bezoeker met de muis over de knoppen gaat wordt specifieke informatie getoond. Pas nadat een bezoeker actief op een dergelijke knop heeft geklikt, kan het sociale netwerk een cookie plaatsen.

Toestemming voor gebruik cookies
De NPO biedt bezoekers geen andere keuze dan (in een keer) toestemming te geven voor alle soorten cookies, inclusief tracking cookies. Wie deze toestemming weigert, krijgt geen toegang tot de - met publiek geld verspreide - informatie en uitzendingen van de publieke omroepen. Er is echter geen (digitaal) alternatief beschikbaar, waardoor kan worden gesteld dat de NPO een situationele monopoliepositie heeft. Door het afdwingen van toestemming voor tracking cookies betalen bezoekers feitelijk bij elk bezoek met hun persoonsgegevens. Van in vrijheid gegeven, rechtsgeldige toestemming is daarom geen sprake.

IT 1027

Minister sluit mogelijke wetswijziging analytische cookies niet uit

Kamerbrief analytische cookies, 5 februari 2013, DGETM-TM / 13017153.

In navolging van de eerdere brief IT 994. Brief van minister Kamp (EZ) aan de Tweede Kamer over de huidige stand van zaken met betrekking tot de analytische cookies en daarbij specifiek het voorziene tijdpad met betrekking tot eventuele aanpassing van de regels/voorwaarden omtrent cookies.

Mede op verzoek van de Kamer heb ik de afgelopen tijd samen met OPTA bekeken op welke wijze kan worden bereikt dat voor cookies bedoeld om de effectiviteit van de website te verbeteren, de zogenoemde analytische cookies, geen toestemming hoeft te worden gevraagd. Zoals ik al meldde in de brief aan de Kamer van 20 december 2012, werk ik momenteel een dergelijke oplossing uit. Daarbij kijk ik uitdrukkelijk naar een structurele oplossing, waarbij het gebruiksgemak van internet wordt verbeterd en beter recht wordt gedaan aan het doel van de cookiebepaling: bescherming van de privacy van internetgebruikers. Daarbij sluit ik de mogelijkheid van een wetswijziging niet uit.

Ik realiseer mij dat er snel duidelijkheid moet worden geboden, maar ik wil wel met een goed doordacht en toekomstbestendig antwoord komen. Ik wil voorkomen dat we met een ad hoc aanpak straks geen antwoord hebben op nieuwe vragen. Ik verwacht binnen een maand meer duidelijkheid te kunnen bieden.

IT 1026

Kabinet moderniseert arbitrage

Uit't persbericht: Partijen die kiezen voor arbitrage als alternatief voor rechtspraak, moeten ook in de toekomst verzekerd zijn van flexibele geschiloplossing met voldoende waarborgen voor een volwaardige rechtsgang. Daarom is het nodig de regels voor arbitrage te moderniseren. Hierdoor dalen tegelijkertijd de lasten voor burgers en bedrijfsleven. Dit blijkt uit een wetsvoorstel van minister Opstelten van Veiligheid en Justitie, waarmee de ministerraad heeft ingestemd.

In't kort: Procedure bij het gerechtshof enige middel tot vernietiging van arbitraal vonnis, inzet van elektronische middelen en voor consumenten binnen een maand nog beroep bij gewone rechter.

 

Gerechtshof
Om tijd en geld te besparen wordt de procedure tot vernietiging van een arbitraal vonnis teruggebracht tot een rechtsgang in één instantie, namelijk bij het gerechtshof. Daarnaast kunnen partijen zelf afspraken maken over hun arbitrageprocedure. Bijvoorbeeld voor de bewijsvoering en het hoger beroep. Slechts bij uitzondering ligt hier een rol voor de gewone rechter.

Elektronische middelen
Ook zorgt het wetsvoorstel ervoor dat gebruik kan worden gemaakt van elektronische middelen, zoals het versturen van processtukken per e-mail. Verder wordt de mogelijkheid geboden dat een onafhankelijke derde, bijvoorbeeld een arbitrage-instituut, een wrakingsverzoek behandelt. Dit sluit aan bij de internationale praktijk en zorgt voor een snellere behandeling. Daarnaast schaft het kabinet deponering van een vonnis bij de rechtbank af. Straks gebeurt dat alleen als partijen hier zelf voor kiezen.

Gewone rechter
Ten slotte wil het kabinet het vertrouwen van consumenten in arbitrage vergroten. Consumenten kunnen binnen een maand alsnog beslissen naar de gewone rechter te stappen.

De ministerraad heeft ermee ingestemd het wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State te zenden. De tekst van het wetsvoorstel en van het advies van de Raad van State worden openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer.