IT 4739
15 januari 2025
Uitspraak

Vorderingen huisarts afgewezen, naleving nieuwe aansluitovereenkomst bevestigd

 
IT 4736
14 januari 2025
Uitspraak

Disproportionele voorwaarden in aanbestedingsprocedures

 
IT 4735
14 januari 2025
Uitspraak

Verplichte aanspreektitel bij online aankoop in strijd met AVG

 
IT 1102

ICTRecht incasseert €8200 dankzij cookiepopup met incassotoestemming

A. Engelfriet, ICTRecht incasseert €8200 dankzij cookiepopup met incassotoestemming, ICTRecht.nl.

Dankzij het gemak waarmee mensen online akkoord gaan met cookiepopups heeft ICTRecht een bedrag van €8200 mogen incasseren via automatische incasso. Dat maakte het juridisch adviesbureau vandaag bekend. Naast de bekende teksten over Analyticscookies en sociale media bevatte de cookiepopup ook de tekst “Tevens geeft u toestemming €100 van uw bankrekening te laten afschrijven”. Een dergelijke tekst is rechtsgeldig, nu bezoekers expliciet op “Akkoord” moesten klikken.

Lees verder

IT 1101

Verdragen die naar verwachting worden ingediend

Bijlage bij Kamerstukken II 2012/13, 33 400-V, nr. 122 (lijst I - Verdragen die dit jaar naar verwachting ter parlementaire goedkeuring worden ingediend).

Paper pile - April 2011Zie ook een update op IE-Forum.nl en LifeSciencesenRecht.nl.

EEX
Totstandgekomen: 30-10-2007 Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken
Stand van zaken c.q. factoren van belang: Europees Nederland is via de EU aan het verdrag gebonden. Goedkeuringsstukken in voorbereiding.

Telecom
Totstandgekomen: 22-10-2010
Akten van wijziging van het Statuut en het Verdrag van de Internationale Unie voor Telecommunicatie (Genève, 1992)
Stand van zaken c.q. factoren van belang: Overleggen aan het parlement voorzien in januari 2013.

Bijlage bij Kamerstukken II 2012/13, 33 400-V, nr. 122 (Verdragen die naar verwachting eerst op langere termijn ter parlementaire goedkeuring zullen worden ingediend of ten aanzien waarvan nog geen besluit is genomen omtrent de wenselijkheid van partij worden)

18-06-2009 Verdrag inzake toegang tot officiële documenten
Stand van zaken c.q. factoren van belang: (RvE 205) Wenselijkheid van partij worden wordt bestudeerd. Ratificatie is arbeidsintensief en omdat ratificatie niet veel zal wijzigen in de mate van openbaarheid in Nederland en de WOB reeds een goede basis vormt, heeft het verdrag geen prioriteit.

IT 1100

Advies over bescherming natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens

Opinion of the Committee on Legal Affairs on Protection of individuals with regard to the processing of personal data by competent authorities for the purposes of prevention, investigation, detection or prosecution of criminal offences or the execution of criminal penalties, and the free movement of such data, 26 maart 2013 (2012/0010(COD))

Advies van de Commissie Juridische zaken inzake de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de bevoegde autoriteiten met het oog op het voorkomen, onderzoeken, opsporen en vervolgen van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en het vrije verkeer van gegevens.

The EU is rightly seeking to equip itself with a comprehensive, coherent, modern, high-level framework for data protection, since the challenges facing data protection are numerous. They include globalisation, technological development, enhanced online activity, uses related to more and more criminal activities, and security concerns. (...)

The relevant European rules (Article 16 TFEU and the recognition in Article 8 of the Charter of Fundamental Rights of the right to protection of personal data as an autonomous right) must therefore provide individual citizens with legal certainty and confidence in the behaviour of data controllers, and in particular of prosecution and enforcement authorities, since violations of data protection provisions can lead to serious risks for the fundamental rights and freedoms of individuals and the values of the Member States. (...)

data protection in the field of criminal investigation and enforcement must be adapted to other considerations relating to the rule of law and deriving from the state monopoly on the use of force. Data protection legislation in relation to averting risk, establishing and safeguarding public security and investigating crimes and executing criminal penalties must match the tasks to be performed by the state and ensure that it is still able to perform these tasks effectively, in the interests of all its citizens.(...)

In light of these considerations, the rapporteur takes the view that the directive should do no more than set minimum standards. In practice, this renders obsolete the question of 'only cross-border' or 'also domestic' data protection, and a higher level of data protection may in any case be maintained.

However, in order to preserve the balance with data protection as a fundamental right, the directive must at the same time strengthen and give a clear definition of individual rights. The principles of transparency and scrutiny must be enshrined, but they should not run counter to the purpose of averting risks and prosecuting crimes. (...)

IT 1099

Levering van software met bepaalde drempelwaarde

Rechtbank Oost-Nederland 15 februari 2013, LJN BZ3890 (Complan Valens B.V. Stichting Katholieke Universiteit/Netpoint)

Aanbestedingsrecht. Licenties voor software. Complanon is actief op het gebied van ICT-voorzieningen (met name software) voor administratieve doeleinden bij onder andere opleidingen voor tandheelkunde. In 2004 zijn tussen Complanon en SKU licentieovereenkomsten gesloten voor software die door SKU tot 2006 is gebruikt. SKU is vervolgens met Digipractice in zee gegaan. Complanon vordert voor recht dat SKU in stijd met het aanbestedingsrecht heeft gehandeld door onderhands zonder aanbesteding een overeenkomst te sluiten met een derde tot levering van software met een drempelwaarde van € 200.000.

De kantonrechter stelt vast dat SKU in strijd met art. 8 lid 1 onder a Wira een overeenkomst heeft gesloten met een derde, waardoor deze vernietigbaar is. Aangenomen moet worden dat de termijn voor het instellen van die vordering nog niet is verstreken. SKU wordt verboden verdere uitvoering te geven aan de overeenkomst. Volgens de kantonrechter heeft Complanon er belang bij dat in afwachting van de uitkomst van een procedure tot vernietiging de verdere uitvoering van de overeenkomst met de derde wordt opgeschort. Het subsidiair gevorderde wordt toegewezen.

4.4.  Uit het voorgaande volgt dat SKU in strijd met art. 8 lid 1 onder a Wira een overeenkomst met een derde heeft gesloten, dat die overeenkomst daarom vernietigbaar is en dat aangenomen moet worden dat de termijn voor het instellen van die vordering nog niet is verstreken. Complan heeft er belang bij dat in afwachting van de uitkomst van een procedure tot vernietiging de verdere uitvoering van de overeenkomst met de derde wordt opgeschort. Daarom moet wel de voorwaarde worden verbonden dat Complan binnen een termijn van vier weken na dagtekening van dit vonnis in een bodemprocedure een vordering tot vernietiging van deze overeenkomst instelt. Het primair onder a gevorderde is dus te ruim. Daarom zal het subsidiair gevorderde worden toegewezen zoals hierna te melden. Voor een gebod tot aanbesteding zoals primair onder b is gevorderd, is thans geen grond. Eerst zal in de bodemprocedure uitgemaakt moeten worden of de overeenkomst die SKU met een derde heeft gesloten vernietigd moet worden. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als volgt.

IT 1098

Onrechtmatig handelen door benaderen van relaties

Rechtbank Noord-Holland 14 maart 2013, LJN BZ5400 (Medusoft B.V. tegen gedaagden/License IT)

Non-concurrentiebeding. Medusoft is een onderneming die zich bezighoudt met ICT-security. Daartoe verhandelt zij met name McAfee, NOD32 en G-data-licenties, voornamelijk gericht op de beveiliging van werkplekken. Tussen Medusoft en gedaagden is een arbeidsovereenkomst gesloten. Deze overeenkomsten bevatten geen concurrentiebeding. Het dienstverband van gedaagde 1 is per 13 augustus 2011 beëindigd. Hierop hebben gedaagden een bedrijf gestart, genaamd License IT, en hebben een domeinnaam geregistreerd. Het dienstverband met gedaagde 2 is per 1 november geëindigd door opzegging van de gedaagde. Medusoft vordert voor recht dat gedaagden onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld.

De kantonrechter oordeelt dat het een ex-werknemer die niet aan een concurrentiebeding is gebonden, in beginsel vrij staat te bepalen bij wie hij in dienst treedt. Voor de vrije ex-werknemer staat in beginsel ook de mogelijkheid open zich als zelfstandig concurrent te vestigen. In bijzondere omstandigheden kan echter sprake zijn van onrechtmatige concurrentie, indien met gebruikmaking van kennis en gegevens over klanten, stelstelmatig en substantieel actief onder klanten en met een duurzaam karakter van de ex-werkgever wordt verworden. Ook kan sprake zijn van onrechtmatige concurrentie indien de ex-werknemer reeds tijdens het dienstverband een nieuw concurrerend bedrijf heeft opgericht en daarvoor een plan heeft geschreven. De kantonrechter is van oordeel dat gedaagden en License IT onrechtmatig hebben gehandeld jegens Medusoft door relaties van haar te benaderen. Voorts gelet op de afwezigheid van een concurrentiebeding, gaat een algheel verbod zoals gevorderd onder II., III., en IV. te ver, aldus de kantonrechter.

1.  Zoals ook door beide partijen is verwoord dient bij de beoordeling het volgende voorop te staan. Een ex-werknemer die niet aan een non-concurrentiebeding is gebonden, is in beginsel vrij om te bepalen bij wie hij in dienst treedt. Voor de vrije ex-werknemer staat in beginsel ook de mogelijkheid open zich als zelfstandig concurrent van de ex-werkgever te vestigen. In dat kader heeft de ex-werkgever te dulden dat zijn ex-werknemer relaties van hem benadert. In bijzondere omstandigheden kan echter sprake zijn van onrechtmatige concurrentie. In het bijzonder is sprake van onrechtmatige concurrentie indien met gebruikmaking van kennis en gegevens over klanten opgedaan bij de ex-werkgever, stelselmatig en substantieel actief onder klanten met een duurzaam karakter van de ex-werkgever wordt verworden. Ook kan sprake zijn van onrechtmatige concurrentie indien de ex-werknemer reeds tijdens het dienstverband een nieuw concurrerend bedrijf heeft opgericht en/of daarvoor een plan heeft geschreven. Niet vereist is dat de benaderde relaties exclusieve relaties van de ex-werkgever zijn. Het gaat er immers om of de ex-werknemer op basis van het plan, dat met de kennis die hij bij de ex-werkgever heeft opgedaan tot stand is gekomen, stelselmatig vaste klanten van de ex-werkgever wil benaderen.

8.  Op grond van de vorenstaande feiten is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde 1], [gedaagde 2] en Lisense IT onrechtmatig hebben gehandeld jegens Medusoft door relaties van haar te benaderen. De gevorderde verklaring voor recht is in zoverre toewijsbaar.

9.  Gelet op wat in kort geding ook is verwogen en voorts gelet op de afwezigheid van een concurrentiebeding, is de kantonrechter van oordeel dat een algeheel verbod zoals gevorderd onder II., III. en IV. van de dagvaarding te ver gaat. Volstaan moet worden met het in kort geding opgelegde verbod. Ook de daaraan gekoppelde termijn is onder de gegeven omstandigheden redelijk te achten. Met [gedaagde 1], [gedaagde 2] en Lisense IT is de kantonrechter van oordeel dat een termijn tot 1 januari 2014 onredelijk lang is.

14.  De schadeberekening die door Medusoft is gemaakt, gaat echter uit van een ruimer en algemener verbod, zodat die berekening niet als grondslag kan dienen voor het thans vaststellen van schade.

15.  Daarom kunnen de door Medusoft gevorderde bedragen nu niet worden toegewezen, maar zullen partijen, zoals ook gevorderd, naar de schadestaat procedure worden verwezen.

IT 1097

Reactie op bericht NOS: overheid laks na aanval door botnet

Brief van de Minister van Veiligheid en Justitie, Kamerstukken II 2012-2013, 26643, nr. 268

De commissie voor Veiligheid en Justitie heeft mij in haar procedurevergadering d.d. 27 februari verzocht om een reactie te geven op het bericht van de NOS dat de overheid laks is geweest na een aanval door een botnet. Dit in aanvulling op de reeds door de leden Gesthuizen (SP), Oosenbrug en Recourt (beiden PvdA) gestelde vragen. Met deze brief informeer ik u zowel over het handelen van de overheid ten aanzien van het Pobelka-botnet als over de ondernomen acties om botnets te bestrijden en dergelijke aanvallen eerder te detecteren.

In de berichtgeving van de NOS wordt met nadruk aangegeven dat de overheid laks is geweest in de bestrijding van het Pobelka-botnet. Deze kwalificatie acht ik onjuist. De overheid zet meerdere middelen in om botnets, zoals het Pobelka-botnet te bestrijden, en heeft dat ook in dit geval gedaan.

Het Pobelka-botnet is onderdeel van de bredere familie van citadel-botnets. In de afgelopen Cyber Security Beelden is dan ook ingegaan op de problematiek rond botnets. Nederland bezit een uitgebreide ICT-infrastructuur die deels de aanwezigheid van botnets in Nederland verklaart. Deze komt het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) in haar werk vaker tegen, het informeren hierover is dagelijkse praktijk van het NCSC. Op de website van het NCSC is daarom eerder al de factsheet «Verlos me van een botnet» gepubliceerd. Hierin wordt beschreven wat gebruikers kunnen doen als zij besmet zijn met malware en daardoor mogelijk onderdeel zijn van een botnet.

Onderzoek

Naar aanleiding van de uitzending van het NOS-journaal d.d. 14 februari zijn onderdelen van de dataset in de openbaarheid gekomen en daarmee is het risico van misbruik groter geworden. Daarnaast is door een aantal partijen de suggestie gewekt dat hierbij mogelijk grote belangen geschaad zouden zijn. Om deze reden is het van belang om de dataset in een brede context te analyseren om de potentiële impact van gegevens in de dataset in te schatten.


Acties in de komende periode

Ook in de komende periode zal een aantal acties worden ondernomen om blijvend adequaat te kunnen optreden tegen digitale dreigingen zoals botnets. Daarbij gaat het om: 1) het uitvoeren van een juridische verkenning, 2) het op- en uitbouwen van een Nationaal Detectie en Response Netwerk, 3) het i.s.m. de vitale sectoren onverminderd up-to-date houden van IP-ranges en 4) het actualiseren van de Nationale Cyber Security Strategie.

IT 1096

OPTA heeft ten onrechte last onder dwangsom opgelegd

CBB 25 maart 2013, LJN BZ5339 (KPN/OPTA /Tele2)

telephoneOT2010; last onder dwangsom; level playing field / gelijk speelveld; informatievoorsprong en informatieachterstand; aanbesteding.

Nederlands Juridisch Dagblad bericht: Bij de aanbesteding van vaste telefonie door de Staat der Nederlanden onder de naam OT2010, heeft KPN gehandeld in strijd met het marktanalysebesluit Vaste Telefonie. KPN heeft namelijk een kortingsactie intern eerder bekend gemaakt dan aan externe afnemers.

Daardoor ontstond voor het KPN-onderdeel dat deelnam aan de aanbestedingsprocedure een informatievoorsprong ten opzichte van haar concurrenten en was er geen sprake van een gelijk speelveld bij het indienen van het bod. De overtreding was voor OPTA reden om KPN onder dreiging van een dwangsom te gelasten haar bod in te trekken, waardoor de deelname van KPN aan de aanbestedingsprocedure eindigde. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) oordeelt nu dat OPTA op zich bevoegd was om een last onder dwangsom op te leggen, maar dat de last die OPTA in dit geval had opgelegd - een gedwongen intrekking van het bod - onevenredige gevolgen heeft.

Door de intrekking van het bod van KPN wordt namelijk niet bereikt dat alsnog bij het uitbrengen van de biedingen een gelijk speelveld is ontstaan;  integendeel: het leidt tot een situatie waarin de concurrentie vermindert. Bovendien heeft de intrekking ook voor de Staat der Nederlanden als aanbesteder verstrekkende gevolgen. Daarom wordt de last onder dwangsom vernietigd.

3.3.2 OPTA heeft bij het bestreden besluit ervoor gekozen om - na aanvankelijke weigering - alsnog een last onder dwangsom op te leggen, omdat de gevolgen van de overtreding op dat moment nog steeds voortduurden. Door de overtreding beschikte de afdeling Retail van KPN in de dagen voor het sluiten van de biedingstermijn over een informatievoorsprong ten opzichte van haar concurrenten, en beschikten die concurrenten, waaronder Tele2, over een informatieachterstand. Ongeacht of de afdeling Retail van KPN bij de inrichting van haar bod gebruik heeft gemaakt van de WLR actietarieven, en ongeacht de hoogte van het uiteindelijke bod, hebben de informatievoorsprong en de informatieachterstand ervoor gezorgd dat bij de aanbesteding van OT2010 geen sprake was van een gelijk speelveld. Teneinde die gevolgen ongedaan te maken, moest KPN worden gedwongen haar aanbieding in te trekken, aldus OPTA.

3.3.3 Door KPN de last op te leggen haar aanbieding in te trekken, heeft OPTA het voordeel dat KPN mogelijk had van de overtreding weggenomen. Dit laat echter onverlet dat de door OPTA opgelegde last als onevenredig moet worden aangemerkt. De last heeft er niet in geresulteerd dat Tele2 of een andere concurrent van KPN alsnog de kortingsactie heeft kunnen gebruiken voor het uitbrengen van een lager bod. De last heeft niet geleid tot een gelijk speelveld, maar integendeel tot een situatie waarin Tele2 een bevoordeelde positie verkreeg. Door de last is de concurrentie bij de aanbesteding van OT2010 dan ook niet bevorderd, maar juist verminderd. Dit klemt te meer nu de gedwongen intrekking van de aanbieding van KPN ook verstrekkende gevolgen heeft gehad voor een derde, namelijk de Staat der Nederlanden als aanbesteder.

3.4 Het voorgaande leidt het College tot het oordeel dat de last onder dwangsom onevenredige gevolgen heeft in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. Deze last onder dwangsom is daarom in strijd met artikel 3:4, tweede lid, van de Awb.

IT 1095

Staking van hostingproviderdiensten voor namaaksites creëert een juist evenwicht

Ex parte beschikking Vzr. Rechtbank Den Haag 25 maart 2013, KG RK 13-629 (Merkhouders tegen Elcatel Ltd.)

Tip ingezonden door Thomas de Weerd, Houthoff Buruma.

Ex parte. Counterfeit. Namaak. 2.22 lid 6 BVIE. 6:196c BW. REACT, the Anti-Counterfeiting Network.

Uit't verzoekschrift: (aangepaste) verzoek tegen hosting provider Ecatel tot beëindigen van diensten waarmee inbreuk wordt gemaakt op rechten van de Merkhouders. In het bijzonder ziet het verzoek op het afsluiten van een groot aantal websites waarop counterfeit producten worden aangeboden.

Van belang is dat de meeste hosting providers rechten inzake de intellectuele eigendom respecteren en evident inbreukmakende websites na melding afsluiten. Slechts een handvol hosting providers nemen dergelijke meldingen niet serieus. De voorzieningenrechter: De in het verzoekschrift genoemde omstandigheden, waaronder de stelling dat het gaat om counterfeit producten en de aangevoerde problemen bij het aanspreken van de beheerders van de websites op de inbreuken, maken naar voorlopig oordeel dat toepassing van die bevoegdheid in dit geval een juist evenwicht creëert tussen de rechten van verzoeksters, gerekwestreerde en de beheerders van de websites (r.o. 2.4).

Verder uit 't verzoekschrift
Juridisch kader:
III.1. Artikel 2.22 lid 6 BVIE
III.2. Proportionaliteit en subsidiariteit
III.3. Het ontbreken van algemene voorwaarden van Ecatel
III.4. Aansprakelijkheidsbepalingen niet van toepassing bij verbod
III.5. Exparte bevel is mogelijk tegen een tussenpersoon

III.3. Het ontbreken van algemene voorwaarden van Ecatel
76. Tekenend voor de houding van Ecatel is dat het onmogelijk is te achterhalen wat haar algemene voorwaarden zijn. Op haar website biedt zij twee links aan naar haar Terms and conditions. Klikken op zowel de link in het navigatiemenu aan de linkerkant als op de link in de footer levert echter een foutmelding op.

III.4. Aansprakelijkheidsbepalingen niet van toepassing bij verbod
77. Aansprakelijkheid van de hosting provider is in deze zaak niet aan de orde. Artikel 6:196c lid 5 BW staat het verbod tegen de (hosting) provider uitdrukkelijk toe, onafhankelijk van diens aansprakelijkheid. Overigens is Ecatel op de hoogte gesteld van de inbreuken op de Counterfeit Websites en spreken de inbreuken voor zich. Ecatel kan zich zodoende niet beroepen op de uitsluiting van aansprakelijkheid die art. 6:196c lid 4 biedt. Verwezen wordt naar de hierboven reeds genoemde rechtspraak betreffende The Pirate Bay.

De Voorzieningenrechter:
2.4. Ook is voorshands voldoende aannemelijk dat de genoemde websites worden gehost door gerekwestreerde. Dat brengt naar voorlopig oordeel mee dat gerekwestreerde kan worden aangemerkt als een tussenpersoon wiens diensten worden gebruikt om de genoemde inbreuken te maken in de zin van artikel 2.22 lid 6 BVIE en dat dus een bevel kan worden uitgevaardigd tot staking van die diensten. De in het verzoekschrift genoemde omstandigheden, waaronder de stelling dat het gaat om counterfeit producten en de aangevoerde problemen bij het aanspreken van de beheerders van de websites op de inbreuken, maken naar voorlopig oordeel dat toepassing van die bevoegdheid in dit geval een juist evenwicht creëert tussen de rechten van verzoeksters, gerekwestreerde en de beheerders van de websites.

Op andere blogs:
Webwereld (Ex-parte verbod tegen hoster Ecatel om namaaksites)

IT 1094

Procesvertegenwoordiging HvJ EU. De inbreng van de NLse regering in 2012

Jaarbericht 2012. Procesvertegenwoordiging Hof van Justitie van de EU. Inbreng van de Nederlandse regering, Bijlage bij Kamerstukken II 2012/13, 33 400-V, nr. 118.

De rechtspraak van het Hof en het Gerecht is essentieel voor Nederland. Hun uitspraken dragen bij aan de rechtsontwikkeling binnen de Europese Unie en kunnen van invloed zijn op het Nederlandse recht en beleid. Europese jurisprudentie dwingt soms tot aanpassing van de nationale regelgeving of uitvoeringspraktijk. Door actief zijn visie naar voren te brengen in Luxemburg, kiest Nederland ervoor om invloed uit te oefenen op deze rechtsontwikkelingen. Bij elk geselecteerd arrest wordt kort het standpunt van de Nederlandse regering weergegeven.

Consumentenbescherming - Content Services
Intellectueel eigendom - SABAM
Mededinging - Compass-Datenbank
Aanbesteding - vrij verkeer - fairtrade koffie en thee

Consumentenbescherming - Content Services
Arrest van het Hof van 5 juli 2012, Content Services, zaak C-49/11 (Oostenrijk) - [IT 820]
In deze zaak worden prejudiciële vragen gesteld over wat kan worden beschouwd als een ‘duurzame drager’. De richtlijn koop-op-afstand (thans Richtlijn 2011/83) vereist onder meer dat de algemene voorwaarden aan de consument ter beschikking worden gesteld op een ‘duurzame drager’. Een papieren kopie van de algemene voorwaarden is uiteraard een duurzame drager. In dit geval gaat het om een hyperlink door middel waarvan de consument op de website van de verkoper de algemene voorwaarden kan bekijken. Zoals ook de Nederlandse regering heeft betoogd, voldoet een dergelijke hyperlink volgens het Hof niet aan de voorwaarden van de richtlijn. Het is namelijk de bedoeling dat de consument de informatie kan opslaan zodat hij de informatie altijd kan raadplegen en er ook zeker van kan zijn dat deze ongewijzigd blijft. Een hyperlink is dus geen ‘duurzame drager’ in de zin van de richtlijn koop-op-afstand.

Intellectueel eigendom
Arrest van het Hof van 16 februari 2012, SABAM, zaak C-360/10 (België) - [IEF 10920]
In deze zaak gaat het om de vraag of een sociaalnetwerksite verplicht mag worden een filtersysteem te installeren om het illegaal uitwisselen van auteursrechtelijk beschermd materiaal te voorkomen. Het Hof is van oordeel dat het opleggen van een filterverplichting in strijd is met het Unierecht. Een dergelijke verplichting vormt een door de richtlijn elektronische
handel (Richtlijn 2000/31) verboden algemene toezichtverplichting. De nationale wetgever en rechter moeten bij het opleggen van maatregelen aan een internetprovider of een hostingdienstverlener ter bescherming van auteursrechthebbenden de belangen afwegen van bescherming van auteursrechten enerzijds en grondrechten als privacy, bescherming van persoonsgegevens en vrijheid van informatie, zoals gewaarborgd in het Handvest van de Unie, anderzijds. De uitspraak is in lijn met de inbreng van de Nederlandse regering.

Mededinging - Compass-Datenbank
Arrest van het Hof van 12 juli 2012, Compass-Datenbank, zaak C-138/11 (Oostenrijk)
Compass-Datenbank exploiteert een economische databank voor het verstrekken van informatiediensten. Compass-Datenbank heeft toestemming van de Oostenrijkse autoriteiten nodig om gegevens uit het ondernemingsboek te gebruiken. Het gaat onder meer om de reguliere gegevens (adres, telefoon enz.), deelnemingen, (stille) vennoten en andere informatie. Sinds 1999 hebben vijf ondernemingen na een aanbesteding de taak toebedeeld gekregen afwikkelingsinstanties op te zetten voor het bijhouden en tegen betaling verlenen van toegang tot het ondernemingsboek. De Oostenrijkse autoriteiten verbieden vervolgens Compass-Datenbank om nog langer gegevens uit het ondernemingsboek te gebruiken. De Oostenrijkse rechter vraagt om uitlegging van artikel 102 VWEU. Volgens het
Hof verricht een overheidsinstantie geen economische activiteit wanneer zij de gegevens die ondernemingen op grond van een wettelijke meldingsplicht hebben meegedeeld, in een databank opslaat en belanghebbenden inzage daarin verleent en/of voor hen print-outs laat vervaardigden. De overheidsinstantie kan in dit geval daarom niet als een onderneming in de zin van artikel 102 VWEU worden beschouwd. Dat geldt ook wanneer de activiteit erin bestaat afwikkelingsinstanties en hun eindklanten te verbieden informatie die door de overheid is verzameld en in de databank
van een openbaar register als het ondernemingsboek is opgenomen, te hergebruiken om daarmee eigen inlichtingendiensten te verstrekken. Ook wanneer een overheidsinstantie zich daarbij op intellectuele eigendomsrechten
beroept, handelt zij nog niet als een onderneming. Deze uitspraak is in lijn met de inbreng van de Nederlandse regering.

Aanbesteding - vrij verkeer - fairtrade koffie en thee
Arrest van het Hof van 10 mei 2012, Commissie/Nederland, zaak C-368/10 - [IEF 11305]
De provincie Noord-Holland start een Europese aanbesteding voor de levering van koffieautomaten met biologische en fairtrade koffie en thee. De provincie verwijst in haar bestek naar het EKO-keurmerk en het Max Havelaarkeurmerk. Volgens de Commissie zijn deze verwijzingen in strijd met de aanbestedingsrichtlijn (Richtlijn 2004/18). De Commissie krijgt grotendeels gelijk van het Hof. De verwijzing naar het EKO-keurmerk was volgens het Hof een onverenigbare technische specificatie. De provincie mag alleen de onderliggende uitgangspunten van het keurmerk als eis stellen, niet het keurmerk zelf. De uitgangspunten van het Max Havelaar keurmerk zijn volgens het Hof sociale overwegingen die getoetst moeten worden aan het artikel over uitvoeringsvoorwaarden (artikel 26 van Richtlijn 2004/18). Deze
uitgangspunten zijn dus geen technische specificaties van het product, zoals de Commissie stelt. De uitgangspunten van zowel het EKO-keurmerk als het Max Havelaar-keurmerk mogen voorts ook worden gebruikt in de gunningscriteria.
Deze uitgangspunten houden in casu voldoende verband met het voorwerp van de opdracht. Ook hier geldt dus dat het keurmerk zelf niet geëist mag worden. Dit zou in strijd zijn met de beginselen van gelijke behandeling, non-discriminatie en transparantie. Tot slot heeft de provincie ook van leveranciers geëist dat ze inzicht geven in hun activiteiten op het
gebied van duurzaam inkopen en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Deze eis is volgens het Hof in strijd met het gesloten systeem van bekwaamheidseisen en met de transparantieverplichting.

Zie het Jaarbericht van 2011.

IT 1093

Inzage in Gmail-account wellicht onrechtmatig

Gerechtshof 's-Hertogenbosch 19 maart 2013, LJN BZ5206 (Appellant tegen Doco International B.V.)

Op non-actiefstelling. Ontslag op staande voet. Onrechtmatig verkregen bewijs door inzage in Gmail-account? Zakelijk gebruikt emailaccount.

Het hof stelt Doco in de gelegenheid om bedoelde logfiles, voor zover nodig voorzien van een toelichting omtrent de datum en de inhoud/aard van de door [appellant] gedownloade gegevens, in het geding te brengen; duidelijkheid te verschaffen om welke reden het nodig was om inzage te hebben in de laptop/Gmail-account en aan te geven op welke wijze en op welk moment Doco toegang heeft verkregen tot het Gmail-account van mw. [echtgenote van appellant].

Het hof laat Doco toe te bewijzen: dat het Gmail-account van mw. [echtgenote van appellant] zakelijk werd gebruikt en centraal stond in de bedrijfsvoering van Clear Concept; de wijze waarop Doco toegang heeft verkregen tot het Gmail-account van mw. [echtgenote van appellant].

4.4.4. [appellant] heeft in grief 5 bezwaar gemaakt tegen het gebruik van de door Doco overgelegde e-mails als bewijs. Deze dienen volgens [appellant] uitgesloten te worden van bewijs omdat zij onrechtmatig verkregen zijn. [appellant] heeft gesteld dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat het privacybelang van de echtgenote van [appellant], op wiens naam de e-mailaccount stond ([gmailaccount]@gmail.com), zich niet zo ver uitstrekt dat ook derden die die e-mailaccount gebruiken door het sturen van e-mails met de strekking als de in het geding gebrachte mails, daaraan een voldoende zwaarwegend belang kunnen ontlenen, leidend tot bewijsuitsluiting in deze procedure. Doco had geen toestemming om in de met een wachtwoord beveiligde privé-e-mailaccount, waarin zich overwegend privécorrespondentie met banken, een makelaar, het ziekenhuis en de gemachtigde van [appellant] bevindt, te kijken. De account werd slechts af en toe zakelijk gebruikt als de zakelijke mail van Doco niet werkte. Doco heeft ingebroken in deze “brievenbus”. (...)

4.4.6.1. In dit geval betekent dit met betrekking tot de eerste vraag dat thans nog onvoldoende duidelijk is wat de status was van de Gmail-account van de echtgenote van [appellant]. Vast staat dat dit in ieder geval ook een privé-account was/is dat door [appellant] en zijn echtgenote ook als zodanig werd gebruikt. [appellant] heeft gesteld dat die account slechts af en toe zakelijk voor Doco werd gebruikt als de e-mail van Doco in China niet werkte. Doco heeft evenwel betoogd dat de betreffende account - ook - zakelijk werd gebruikt en zelfs centraal stond in de bedrijfsvoering Clear Concept en daardoor van Doco. Zo liep alle communicatie met het trustkantoor Klako via de Gmail-account volgens Doco.
Doco heeft verwezen naar een tweetal schema’s op pagina 30 van de conclusie van repliek. Bedoelde schema’s acht het hof voorshands geen bewijs voor de stelling van Doco. In die schema’s is immers wel de positie van mw. [echtgenote van appellant] aangegeven voor wat betreft de routing van de “purchase orders” en de facturen en betalingen, maar dit zegt op zich niets over het zakelijk gebruik van haar Gmail-account. Doco heeft verder verwezen naar een - kennelijk door haar - opgesteld schema in punt 84 van de memorie van grieven waarin onder meer is vermeld “Rep. office China [roepnaam echtgenote van appellant] mail”. Ook dit zegt naar het oordeel van het hof - vooralsnog - niets omtrent het zakelijk gebruik van de bedoelde account. Doco heeft betoogd haar voormelde stelling te kunnen aantonen. Het hof zal Doco toelaten tot het bewijs van die stelling.
Het hof is in dat verband voorshands van oordeel dat - in ieder geval bij slechts sporadisch zakelijk gebruik - niet met recht kan worden betoogd dat de Gmail-account onder het Doco Bedrijfsreglement 1-1-2008 (hierna: het Bedrijfsreglement) viel. Uit bijlage 1 bij het Bedrijfsreglement, “Protocol voor het gebruik van e-mail- en internetfaciliteiten”, kan niet anders worden afgeleid dan dat dit protocol alleen van toepassing is op (onder andere e-mailverkeer via) het Doco-netwerk.

4.4.6.3. Doco heeft verder betoogd dat zij zich met medeweten en instemming van mw. [echtgenote van appellant] vaker toegang had verschaft tot de Gmail-account, dat het wachtwoord was opgeslagen op de computer van [algemeen directeur] op het Doco-kantoor in Sittard en dat Windows de instellingen en het wachtwoord onthoudt. Het hof acht voor de beoordeling van de gestelde onrechtmatige bewijsgaring van belang dat vast komt te staan op welke wijze en op welk moment Doco toegang heeft gekregen tot de Gmail-account. Het is aan Doco daar duidelijkheid over te verschaffen en bewijs bij te brengen. Het hof merkt daarbij voorshands op dat, indien komt vast te staan dat het wachtwoord ‘[wachtwoord B.]’ aan Doco door mw. [echtgenote van appellant] ter beschikking is gesteld, dit nog niet betekent dat daarmee tevens toestemming is gegeven voor het monitoren van al het e-mailverkeer dat via de Gmail-account liep.