Filter
  • Datum
  • Dossier
  • Instantie
zoeken

Dossiers

 
 
4.672 artikelen gevonden
IT 788

Totstandkoming koopovereenkomst via marktplaats.nl

Rechtbank Amsterdam 14 maart 2012, LJN BW6669 (Driesprong tegen gedaagde)

Totstandkoming koopovereenkomst via marktplaats. Valselijk bewijs. Onverschuldigde betaling.

In het tussenvonnis (LJN BW6665) is overwogen dat tussen partijen een overeenkomst tot verkoop van twee horloges tot stand is gekomen en dat de – op onverschuldigde betaling dan wel ongerechtvaardigde verrijking gebaseerde – vordering van Driesprong in beginsel moet worden afgewezen. Dit wordt - vanwege valselijk opgemaakte emails die van marktplaats.nl (lijken te) komen - in dit eindarrest omgekeerd. (afbeelding slechts ter illustratie)

 

Driesprong heeft vervolgens gesteld dat (uit mededelingen van Marktplaats.nl blijkt dat) de door gedaagde aangevoerde advertentienummers corresponderen met advertenties voor een meisjesjas en een zoomlens. Hieraan heeft Driesprong de conclusie verbonden dat gedaagde de twee horloges niet ten verkoop heeft aangeboden en dat gedaagde daarom niet gerechtvaardigd erop mocht vertrouwen dat een koopovereenkomst tussen partijen tot stand was gekomen. Driesprong verzoekt het tussenvonnis te heroverwegen en haar vordering op grond van onverschuldigde betaling dan wel ongerechtvaardigde verrijking alsnog toe te wijzen.

Gedaagde heeft zich beroepen op een email van marktplaats aan zijn advocaat, waaruit, volgens gedaagde, kan worden afgeleid dat de door hem geplaatste advertenties niet meer in de systemen van Marktplaats.nl te vinden zijn omdat een migratie van databases bij Marktplaats.nl niet vlekkeloos is verlopen. Deze email is, aldus gemotiveerd door Driesprong, valselijk opgemaakt en niet door marktplaats.nl verzonden.

De rechter neemt aan dat dat het geval is en nu gedaagde, ter toelichting van het door hem gestelde aanbod, uitsluitend een beroep heeft gedaan op die advertentienummers, volgt hieruit dat Driesprong onverschuldigd heeft betaald.

2.6. (...) Daarom moet worden aangenomen dat de e-mail van 11 januari 2011 valselijk is opgemaakt en niet door Marktplaats.nl is verzonden. Deze e-mail levert dan ook geen gemotiveerde betwisting op van de stelling van Driesprong dat de door [gedaagde] genoemde advertentienummers advertenties voor een meisjesjas en een zoomlens betreffen. Deze stelling is, nu niets anders ter betwisting daarvan is aangevoerd, onvoldoende weersproken. Dit betekent dat de volgende stelling van Driesprong, dat [gedaagde] de twee horloges (voor zover deze al hebben bestaan) niet ten verkoop heeft aangeboden, eveneens onvoldoende is weersproken; [gedaagde] heeft immers ter toelichting van het door hem gestelde aanbod uitsluitend een beroep gedaan op die advertentienummers.

2.7.  Het voorgaande betekent dat, indien eindvonnis zou worden gewezen op de grondslag van het tussenvonnis, sprake zou zijn van een onaanvaardbare feitelijke of juridische misslag. Immers, in dat geval zou tot uitgangspunt worden genomen dat tussen partijen een overeenkomst tot koop en verkoop van de twee horloges tot stand is gekomen, terwijl na het tussenvonnis uit al het voorgaande duidelijk is geworden dat een dergelijke overeenkomst niet kan worden aangenomen. Daarom zal, in afwijking van het tussenvonnis en gelet op al het voorgaande, het beroep van Driesprong op onverschuldigde betaling alsnog worden gehonoreerd.

2.8.  De primaire vordering van Driesprong zal dan ook worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente is op zichzelf niet bestreden en zal zoals gevorderd worden toegewezen vanaf 28 januari 2010.

IT 787

Verslag van Conferentie ICT & Recht 2012 van IIR

V.D. Schönfeldt, Verslag van Conferentie ICT & Recht 2012 van IIR, 19 en 26 april 2012, ITenRecht, IT-nr: 787.

Donderdag 19 en donderdag 26 april jl. vond voor de vierde keer de tweedaagse conferentie ‘ICT&Recht’ van het Institute for International Research (IIR) plaats. De eerste dag van deze tweedaagse conferentie stond in het teken van ‘ICT aanbestedingen’ en ‘ICT contracten’. In totaal gaven acht sprekers hun visie over actuele ontwikkelingen op het gebied van aanbestedingen en contracteren binnen de ICT-sector. Donderdag 26 april stond in het teken van ‘Cybersecurity’ en ‘Internetrecht’. Tijdens deze tweede conferentiedag kwamen naast zowel de juridische als technische aspecten rondom Cybersecurity en de ontwikkelingen op het gebied van merkgebruik op het internet, ook enkele primeurs op het gebied van geschillenbeslechting aan bod.

Voor een volledig verslag van de IIR Conferentie ICT&Recht 2012, klik hier.

IT 786

Software en gegevens uit bedrijfsinformatie ex-werkgever

Rechtbank Utrecht 16 mei 2012, IEF 11359 (geanonimiseerd). - LJN BW7088

Uitspraak ingezonden door Theo Bosboom en Mark Jansen, Dirkzwager advocaten & notarissen.

Uit het dictum: De gedaagde wordt veroordeeld om de inbreuk op de aan (ex-werkgever) toebehorende auteursrechten en databankenrechten te staken en gestaakt te houden. Gedaagde wordt bevolen tot afgifte van alle opgevraagde gegevens uit de databanken. Voorts wordt onrechtmatig handelen vastgesteld voor het in bezit hebben van vertrouwelijke informatie en toespelen van deze informatie aan derden. Het bezit, verspreiden en gebruik van software en gegevens uit de bedrijfsinformatie van eiser dient te worden gestaakt.

Vanwege de bijzondere veelheid aan onderwerpen een leesschema van de beoordeling:

Bezwaar tegen overlegging productie (r.o. 4.1)
Auteursrecht (r.o. 4.7)
- Auteursrechtelijke bescherming
-- offertes
-- Overeenkomst
-- Ontwerptekeningen
-- presentaties
-- notities
-- werkaantekeningen en gespreksverslagen
-- Gebruikshandleidingen
-- Software
- Maker
- Inbreuk
- Tussenconclusie
Databankenrecht (4.36 e.v.)
- Databank
-- invoeren van gegevens
-- controle van gegevens
-- presentatie van gegevens
-- tussenconclusie
- Databankgerechtigde

- Inbreuk
- Tussenconclusie
Onrechtmatige daad (r.o. 4.57)
- bezit vertrouwelijke gegevens
- Handelen in strijd met het geheimhoudingsbeding
-- tussenconclusie
- Actieve betrokkenheid bij de oprichting van een concurrent
-- Schending exclusiviteitsbeding
-- onrechtmatige daad
-- non-concurrentiebeding
-- bijkomende omstandigheden
- Verspreiden van geruchten en foutieve informatie over [eiser]
- Frustreren van de bedrijfsvoering van [eiser]
- Tussenconclusie
Verwijzing naar schadestaatprocedure (r.o. 4.99)
Voorschot (r.o. 4.101)
Dwangsom (r.o. 4.102)
Proceskosten (r.o. 4.103)

Door de inzendende advocaat getipt:
 - in het kader van inzage ex. artikel 843a Rv is het denkbaar dat in verband met de omvang het gelegde beslag (3 terrabyte) de bewaarder informatie krijgt van de eiser (r.o. 4.3);
 - het is denkbaar dat op grond van een inzage ex. 843a Rv meer feiten boven tafel komen dan voorheen bekend en dat die nieuwe feiten in de procedure worden betrokken (r.o. 4.5);
 - ook werkaantekeningen ("krabbels") komen voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking (r.o. 4.18);
 - in het kader van artikel 7 Auteurswet komen de auteursrechten toe aan de materiële en niet aan de formele werkgever (r.o. 4.28);
 - kosten voor invoer van gegevens zijn andere kosten dan kosten voor het creëren van die gegevens, dit in het kader van de substantiële investering in het databankenrecht (r.o. 4.43);
 - softwareontwikkelingskosten kunnen meetellen voor de substantiële investering in het databankenrecht (r/o 4.46);
 - om te onderzoeken wie als producent van een databank is aan te merken is relevant welke partij uiteindelijk, eventueel na interne verrekening, het risico draagt (r.o. 4.50);
 - het geheimhoudingsbeding strekt zich uit over het hele concern (r.o. 4.65);
 - door het verstrekken van vertrouwelijke gegevens aan derden die bezig waren een concurrerende onderneming op te richten is onrechtmatig gehandeld (r.o. 4.87);

Rechtspraak.nl: Schending intellectuele eigendomsrechten en geheimhoudingsplicht door voormalig medewerker Gedaagde in deze bodemprocedure is een voormalig werknemer van de failliete onderneming van de eisende partij. De rechtbank Utrecht heeft in haar vonnis van 16 mei 2012 bepaald dat gedaagde inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten en databankrechten van eiseres en heeft gehandeld in strijd met zijn geheimhoudingsplicht.

Auteursrecht
De rechtbank stelt vast dat gedaagde – in de periode dat hij werkzaamheden voor eiseres heeft verricht – een aanzienlijke hoeveelheid digitale bestanden (die offertes, ontwerptekeningen, presentaties, gespreksverslagen, werkaantekeningen, gebruikshandleidingen en software van het concern bevatten) heeft overgebracht naar zijn privé harde schijven. Daarmee heeft gedaagde in strijd gehandeld met de auteursrechten van eiseres met betrekking tot die bestanden. Eiseres moet als ‘maker’ van die bestanden in de zin van artikel 7 Auteurswet worden aangemerkt. Deze wettelijke bepaling moet in die zin worden uitgelegd, dat indien de materiële werkgever (eiseres) en de formele werkgever (KIA) niet samenvallen, zoals bij een detacheringsrelatie als de onderhavige, de auteursrechten op werken die ten behoeve van de materiële werkgever zijn gemaakt, op grond van die bepaling (behoudens andersluidende afspraak) bij de materiële werkgever (eiseres) komen te rusten, en niet bij de formele werkgever (zie overweging 4.28). Gedaagde had voor het overbrengen van de bestanden naar privé harde schijven geen (stilzwijgende) toestemming van eiseres. In het kader van diens werkzaamheden bestond geen noodzaak tot het overbrengen van die informatie, omdat gedaagde van afstand toegang kon verkrijgen tot het systeem van eiseres. Gelet op de door eiseres gehanteerde beveiligingsmiddelen mocht gedaagde er ook niet op vertrouwen dat het hem was toegestaan om buiten de beveiligde laptop die hem door eiseres was verstrekt, auteursrechtelijke beschermde werken van het concern op te slaan.

Databankrecht
Door het overbrengen van de bedrijfsinformatie naar zijn privé harde schijven heeft gedaagde voorts in strijd gehandeld met de databankrechten van eiseres met betrekking tot haar bedrijfsinformatie. Naar het oordeel van de rechtbank kan ook aanspraak bestaan op een databankrecht in het geval dat de totstandkoming van de databank een gevolg is van de hoofdactiviteit van de producent van de databank, mits de producent de investeringen voor het creëren van de betreffende gegevens niet meetelt bij de onderbouwing van het bestaan van een substantiële investering in de zin van de Databankenrichtlijn en de Databankenwet. De in de jurisprudentie gehanteerde spin-off theorie is dan ook een te absoluut uitgangspunt. Eiseres heeft een substantiële investering (ruim 1,1 miljoen euro) gedaan in het invoeren, controleren en presenteren van gegevens in haar databank, zodat haar een beroep toekomt op het databankenrecht. Gedaagde heeft niet, althans onvoldoende gemotiveerd, betwist dat (het overgrote deel van) de aanzienlijke hoeveelheid bij hem aangetroffen informatie (111 gigabyte) afkomstig is uit de databank van eiseres. Daarmee is de conclusie gerechtvaardigd dat eiseres een substantieel deel van de databank heeft “opgevraagd” in de zin van artikel 1 sub c van de Databankenwet.

Geheimhouding
Door het verstrekken van vertrouwelijke bedrijfsgegevens van het concern aan derden die bezig waren om een concurrerende onderneming op te zetten, heeft gedaagde gehandeld in strijd met het geheimhoudingsbeding dat is opgenomen in de arbeidsovereenkomst tussen KIA en gedaagde. Dat beding geldt in het onderhavige geval als een derdenbeding waaraan ook de andere vennootschappen van het -concern (waaronder eiseres zelf) recht op geheimhouding kunnen ontlenen.

Concurrentie
Eiseres komt geen beroep toe op het in de arbeidsovereenkomst opgenomen non-concurrentiebeding. Dat beding leent zich – vanwege haar bijzondere aard (het beperkt de werknemer in de wijze waarop hij na het einde van het dienstverband in zijn levensonderhoud voorziet) – niet voor extensieve interpretatie (als derdenbeding). Zie overweging 4.76. Wel heeft gedaagde door vertrouwelijke gegevens van het concern aan derden te verstrekken in het kader van de oprichting van een concurrent onrechtmatig jegens eiseres gehandeld.

Beslissing
De rechtbank veroordeelt gedaagde om het maken van inbreuk op de auteursrechten en databankrechten van eiseres te staken en de gekopieerde bedrijfsinformatie aan eiseres terug te geven. Als gedaagde daaraan niet voldoet, verbeurt hij een dwangsom die kan oplopen tot 1 miljoen euro. Daarnaast moet gedaagde de schade vergoeden die eiseres door diens handelwijze heeft geleden. De omvang van die vergoeding zal in een aparte procedure worden vastgesteld. Gedaagde wordt ten slotte ook veroordeeld in de proceskosten (een bedrag van ruim 24.000 euro). Uit de zinsnede “in afwijking van artikel 843a, eerste lid,” en de parlementaire geschiedenis met betrekking tot artikel 1019a Rv leidt de rechtbank af dat de in het ongelijk gestelde partij in intellectuele eigendomszaken ook kan worden veroordeeld in de kosten die worden gemaakt voor het verkrijgen van inzage in of afschrift van bescheiden ingevolge artikel 843a Rv, zodat de daarmee verband houdende kosten worden toegewezen.

Op andere blogs:
SOLV (Werkdocumenten (digitaal) meenemen naar huis is inbreuk?)

IT 785

Toelichting algemene verordening gegevensbescherming

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (algemene verordening gegevensbescherming)

In deze toelichting wordt nader ingegaan op het nieuwe EU-rechtskader voor persoonsgegevensbescherming dat wordt voorgesteld in Mededeling COM(2012) 9 definitief. Het voorgestelde rechtskader omvat twee wetgevingsvoorstellen:
– een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (Algemene
verordening gegevensbescherming); en

– een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke sancties, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens 2.

Deze toelichting heeft betrekking op het wetgevingsvoorstel voor een algemene verordening gegevensbescherming.

 

IT 784

Gedragscode slimme meter goedgekeurd

Via CBPWeb:

Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) heeft de Gedragscode Verwerking van Persoonsgegevens door Netbeheerders in het kader van Installatie en Beheer van Slimme Meters bij Kleinverbruikers van Netbeheer Nederland goedgekeurd. In het besluit van 9 mei 2012 heeft het CBP verklaard dat de Gedragscode een juiste uitwerking vormt van de Wet bescherming persoonsgegevens en andere wettelijke bepalingen betreffende de verwerking van persoonsgegevens.

De goedkeuring geldt voor een termijn van vijf jaar na de datum van bekendmaking in de Staatscourant.

IT 783

Belangrijke wijzigingen in het nieuwe arbitragereglement SGOA

Via ICT~Office:

Het bestuur van de Stichting Geschillenoplossing Automatisering (SGOA) heeft onlangs een nieuw arbitragereglement vastgesteld. Een arbitrage is een juridische procedure waarbij een particulier scheidsgerecht een voor de strijdende partijen bindende beslissing neemt in de vorm van een arbitraal vonnis. Arbitrage is een in de wet geregelde vorm van geschilbehandeling die met heel veel waarborgen is omgeven. Die waarborgen zijn verder uitgewerkt in het arbitragereglement.

Meer hier

IT 782

Hof Stokke vs. Marktplaats: Een tweede leven

Hof Leeuwarden 22 mei 2012, zaaknr. 107.001.948/01 (Stokke tegen Marktplaats)

Uitspraak ingezonden door Tobias Cohen Jehoram en Marjolein Bronneman, De Brauw Blackstone Westbroek en Christiaan Alberdingk Thijm en Vita Zwaan, SOLV advocaten.

Richtlijn elektronische handel. Auteursrechtrichtlijn. Handhavingsrichtlijn. Auteurswet. BVIE. Wet bescherming persoonsgegevens.

In't kort: Het hof bekrachtigt de tussen partijen gewezen vonnissen van de Rechtbank Zwolle-Lelystad van 3 mei 2006 (IEF 2011)  en 14 maart 2007 (IEF 3685).

In het eerdere tussenvonnis heeft de rechtbank overwogen dat de Auteursrecht Richtlijn en de Wbp,  het verzamelen en registreren door Marktplaats van de NAW-gegevens van haar adverteerders, niet in de weg staan. Dit betekent overigens niet zonder meer dat Marktplaats gehouden is om deze gegevens van adverteerders, die de aanduidingen STOKKE of TRIPP TRAPP gebruiken, te verzamelen. Marktplaats is daartoe alleen gehouden wanneer zij, in het licht van de door de rechtbank in het tussenvonnis omschreven toetsingskader, onzorgvuldig handelt door registratie na te laten.

In onderhavige arrest wordt Marktplaats als een neutrale hostingdienst bestempeld, die zich met succes kan beroepen op de vrijwaring uit 6:196c lid 4 BW. Marktplaats pleegt zelf geen auteursrechtinbreuk. De betrokkenheidsvorderingen worden ook afgewezen, omdat o.a. het belang van het voordeel gering is, terwijl Marktplaats geen profijt trekt van de advertenties geplaatst door haar klanten-adverteerders. Indien de vordering wordt toegewezen, bespaart Stokke minder dan €700 per jaar. Marktplaats zal, bij aanpassing van haar bestaande systemen, een veelvoud van deze kosten moeten aanwenden, daarom wordt ook de gevorderde maatregel om 'herplaatsen' tegen te gaan als niet evenredig gezien.

Er is geen reden om prejudiciële vragen te stellen (er wordt veelvuldig naar L'Oréal/eBay verwezen), de overige vorderingen worden eveneens afgewezen en Stokke wordt veroordeeld in de proceskosten.

In citaten:

Hostingdienst?

5.11. De conclusie is dat Marktplaats geen actieve, maar een neutral rol speelt tussen haar klanten-verkoper en de potentiële kopers en dat zij derhalve een hosting-dient levert als bedoeld in artikel 6:196c lid 4 BW.

5.16 Nu niet op andere gronden is betwist dat Marktplaats prompt handelt om inbreukmakende Stokke-advertenties (te) verwijderen zodra zij daarvan kennis heeft gekregen of had behoren te krijgen, moet worden geconcludeerd dat Marktplaats als host in de zin van artikel 6:196c lid 4 BW (artikel 14 Reh) met vrucht op de vrijwaring van dat artikel kan beroepen.

Pleegt Marktplaats zelf auteursrechtinbreuk?
6.2 (...). Dat een tussenpersoon als Marktplaats niet zelf een mededeling aan het publiek verricht is tevens af te leiden uit artikel 8 lid 3 Auteursrechtlijn, artikel 11, 3e volzien, Handhavingsrichtlijn en artikel 26d Aw, die bepalen dat de rechthebbende een verbod/bevel kunnen verzoeken tegen tussenpersonen als Marktplaats wier diensten worden gebruik om inbreuk te maken. Deze bepalingen zouden overbodig zijn wanneer de tussenpersoon zelf inbreuk zou maken (zie ook punten 127 - 129 van het L'Oréal-eBay-arrest). Marktplaats pleegt kortom zelf geen auteursrechtinbreuk. Voor zover de vorderingen van Stokke op deze stelling zijn gebaseerd, zijn zij niet toewijsbaar.

Betrokkenheids-vorderingen
A-C: leestip r.o. 8.9 en 8.11
D,E: leestip r.o. 9.2.
E,F (herplaatsen): 10.5
I,J naw-gegevens): 11.13

Op andere weblogs:
Quafi (1019h Burgerlijke rechtsvordering: verliezer betaalt 1300.000 euro proceskosten)

 

IT 781

Handtekeningsvereiste is geen digitale handtekening

Vzr. Rechtbank Rotterdam 16 april 2012, LJN BW5991 (Melspring tegen Evides, tussenkomende partij: Kemira Rotterdam)

De onderhavige aanbesteding betreft de levering van ijzerchloride voor diverse locaties van Evides. Gunningscriterium is de economisch meest voordelige inschrijving (EVI). De vraag is of er sprake is van een ondertekende inschrijving bij digitaal indienen van de inschrijving. De wijze van indienen betreft slechts de digitale communicatie van Evides met de geselecteerde gegadigden ten aanzien van de processtappen die zij moeten nemen.

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter blijkt de handtekeningsvereiste genoegzaam uit het bestek. Daarin staat immers dat de inschrijving "dient te bestaan uit de volgende onderdelen: volledig ingevulde en of alle gevraagde en waar nodig rechtsgeldig getekende bijlagen" en wordt uitleg gegeven dat een tekenbevoegde moet tekenen. Over een digitale of elektronische handtekening wordt ook niet gerept in de Nota van Inlichting en begeleidende brief.

De voorzieningenrechter wijst de vordering van Melspring af.

 

De voorzieningenrechter passeert de stelling van Melspring dat het vereiste van een handtekening niet duidelijk was. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter blijkt dit genoegzaam uit paragraaf 3.7 van het bestek. Daarin staat immers dat de inschrijving "dient te bestaan uit de volgende onderdelen: volledig ingevulde en of alle gevraagde en waar nodig rechtsgeldig getekende bijlagen". Daarnaast staat in genoemde paragraaf dat de inschrijving dient te bestaan uit een rechtsgeldig ondertekende begeleidende brief waarmee de inschrijving wordt aangeboden. Vervolgens wordt nog eens uitgelegd wat met een "rechtsgeldig ondertekende begeleidende brief" wordt bedoeld ("een brief die is ondertekend door de bij de Kamer van Koophandel geregistreerde tekenbevoegde, of een gelijkwaardig document waaruit blijkt dat de ondertekenaar bevoegd is de onderneming te vertegenwoordigen en binden"). Daar komt bij dat in de Nota van Inlichtingen vragen zijn gesteld over (het ondertekenen van) de bijlagen en de begeleidende brief. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter blijkt ook uit de antwoorden op die vragen voldoende dat de inschrijving, prijslijsten en begeleidend schrijven moeten worden ondertekend. Over een elektronische handtekening wordt daarin niet gerept, noch wordt dit gefaciliteerd in de te nemen stappen.


Niet nodig is dat gedurende de te nemen stappen de inschrijver er nog eens extra op moet worden gewezen dat een handtekening op de begeleidende brief en de bijlagen vereist is. Voor een normaal oplettende inschrijver moeten de tekst van paragraaf 3.7.1 en de antwoorden op de in dit kader gestelde vragen duidelijk zijn. Het is de eigen verantwoordelijkheid van de inschrijver om de aanbestedingsstukken in onderlinge samenhang goed te lezen.

Tegen deze achtergrond is het enkele geautomatiseerd opgemaakte bericht van C-SOURCE dat "Uw respons is ondertekend en ingediend op do 19 jan 2012 13:54." onvoldoende om tot het oordeel te komen dat Melspring er vanuit mocht gaan dat haar inschrijving daadwerkelijk was ondertekend. Gelet op de e-mail van13 december 2011 (13:22 uur) moet het er, anders dan Melspring meent, voor worden gehouden dat daarmee wordt bedoeld dat de indiending correct is verlopen ("U kunt op twee manieren controleren of uw indiening correct is verlopen") en niet dat de inschrijving rechtsgeldig is ondertekend.

Nu uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel blijkt dat de heer [X] alleen bevoegd was Melspring rechtsgeldig te vertegenwoordigen tot een bedrag van € 50.000 per handeling, is geen sprake van een rechtsgeldig ondertekende aanbestedingsbrief, zoals vereist in het bestek.

Op andere blogs:
SOLV ('natte' handtekening vereist in digitale aanbesteding)

IT 780

Opneming in incidentenregister: bewijsaanbod

Hof Amsterdam 1 mei 2012, LJN BW5596 (Appellanten tegen ING Bank N.V.)

Persoonsgegevens. Hypotheekfraude. Bewijsaanbod wordt geaccepteerd. Opneming door bank van persoonsgegevens hypotheekadviseur in haar incidentenregister en daaraan gekoppelde verwijzingsregisters als bedoeld in artikel 16 Wet bescherming persoonsgegevens. Onschuldpresumptie. Toereikende grond(vgl HR 29 mei 2009 LJN BH4720). (Continuering) opneming in registers onrechtmatig? Bewijslevering.

Feiten / rechtbank:
4.1.5 ING heeft de persoonsgegevens van [appellant sub 1]op 7 april 2008 opgenomen in het incidentenregister. Bij brief van 8 april 2008 heeft ING dat aan [appellant sub 1]medegedeeld.
De persoonsgegevens van [appellant sub 1]zijn opgenomen in het EVR, zodat deze voor alle financiële instellingen raadpleegbaar zijn. Het bedrijf van [appellant sub 1]is niet EVR geregistreerd.
Verder is het algemeen deel van de paraplu-aangifte door ING opgenomen in het incidentenregister.

4.1.6 [appellanten] ondervinden, zo stellen zij, schadelijke gevolgen van de opneming van bovengenoemde gegevens in het incidentenregister, IVR en EVR. Zij willen dat de gegevens die op hen betrekking hebben door ING daaruit worden verwijderd. Omdat ING hiertoe niet bereid bleek, hebben zij ING in rechte betrokken. Zij verwijten ING dat zij onrechtmatig jegens hen handelt door bovengenoemde gegevens niet uit de registers te verwijderen.

4.1.7 De rechtbank heeft onderzocht of toereikende grond bestaat voor opneming van de persoonsgegevens van [appellant sub 1]in het EVR en van het algemene deel van de parapluaangifte in het incidentenregister.

De rechtbank heeft tot uitgangspunt gekozen dat het gaat om verwerking van strafrechtelijke persoonsgegevens als bedoeld in artikel 16 van de Wet bescherming persoonsgegevens alsmede dat verwerking van dergelijke gegevens in het incidentenregister en de verwijzingsregisters slechts is toegestaan indien de opgenomen strafbare gedragingen in voldoende mate vaststaan. Dat is het geval, aldus de rechtbank, wanneer sprake is van zodanige concrete feiten en omstandigheden dat deze een als strafbaar feit te kwalificeren bewezenverklaring – in de zin van artikel 350 Wetboek van Strafvordering – kunnen dragen. De rechtbank is tot het oordeel gekomen dat de opneming van de naam-adres-woonplaats gegevens van [appellant sub 1]in het EVR gerechtvaardigd is. Hetzelfde geldt voor de opneming in het incidentenregister van de betrokkenheid van [appellanten] bij, kortweg, de fraudekwestie [M.]. Voor de rest van de hypotheekfraude waarvan ING [appellanten] verdenkt, heeft de rechtbank onvoldoende aanwijzing gevonden, zodat de in het incidentenregister opgenomen gegevens die daarop betrekking hebben in dat register niet mogen worden gehandhaafd. Daarom mocht ING ook de zakelijke relatie met [appellanten] verbreken. Aldus is door de rechtbank beslist.

Hof / bewijsmateriaal strafbaar feit
4.7 Het hof is van oordeel dat dit bewijsmateriaal een als strafbaar feit te kwalificeren bewezenverklaring kan dragen, in het bijzonder een bewezenverklaring die oplevert het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als ware het echt en onvervalst dan wel opzettelijk zodanig geschrift afleveren, terwijl hij weet of redelijkerwijze moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor zodanig gebruik, strafbaar gesteld in artikel 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht.

Hof / Onrechtmatig
4.9. Het ligt op de weg van [appellanten] die zich beroepen op dit onrechtmatig handelen door ING, om de door hen gestelde toedracht van de hypotheekaanvraag van het echtpaar [M.] te bewijzen. Daarbij heeft het hof nog in aanmerking genomen dat [appellanten] geen gebruik hebben gemaakt van de rechtsbescherming die is voorzien in de Wet bescherming persoonsgegevens.


Hof / bewijsaanbod
4.10 [appellanten] hebben aangeboden om hun lezing van de toedracht van de hypotheekaanvraag van het echtpaar [M.] te bewijzen door getuigen en door het in het geding brengen van geschriften waaruit de doorbetaling door RB van provisie aan [D.] kan blijken.

Het hof zal [appellanten] de gelegenheid bieden om het van hen verlangde bewijs te leveren. Het hof tekent wat betreft het door [appellanten] aangeboden schriftelijke bewijs reeds nu aan dat [appellanten] niet kunnen volstaan met overlegging van een deel van hun boekhouding. Noodzakelijk is ook overlegging van een bewijsstuk van de onderliggende betaling.

In zoverre hebben [appellanten] succes met hun negende grief.

IT 779

Minder coderegels en gebaseerd op generieke software

Rechtbank Amsterdam 9 mei 2012, HA ZA 10-1922 (Moog B.V. tegen E2M Technologies)

Uitspraak ingezonden door Helmer Klingenberg, NautaDutilh N.V..

Auteursrecht op software. Know How-bescherming. Non-concurrentie. Moog is ontwerper en fabrikant van bewegingsgecontroleerde producten en systemen in het bijzonder elektrische en hydraulische bewegingssystemen (vluchtsimulaties). Gedaagden zijn werkzaam bij Fokker en  worden later als extern adviseur ingeschakeld. Nog later volgt inschrijving van hun bedrijf. Moog stelt dat E2M c.s. inbreuk maakt op de software oplossingen, die belichaamd zijn in een broncode en ingebedde software.

Moog heeft niet gespecificeerd op welke (onderdelen van de) software de gestelde inbreuk betrekking heeft, zodat E2M nu niet kan nagaan of voldaan is aan het vereiste van oorspronkelijkheid. E2M heeft haar eigen software ontwikkeld die bestaat uit veel minder coderegels en gebaseerd is op generieke software die is terug te vinden in alle computers en apparaten waarin software aanwezig is. Moog heeft onvoldoende gesteld en geen concrete aanwijzingen verstrekt op basis waarvan kan worden aangenomen dat van een auteursrechtelijk relevante ontlening sprake is. Dat de ontwikkelperiode kort is en dat E2M niet wil meewerken aan een onafhankelijk onderzoek is onvoldoende aanwijzing hiervoor.

Bedrijfsgeheimen: Op het verweer van gedaagden dat de SPA alle eerdere overeenkomsten en dus ook de individuele arbeidsovereenkomsten verving, is door Moog niet meer inhoudelijk gereageerd, terwijl dat wel van haar mocht worden verwacht. De rechtbank acht in het licht hiervan de stelling dat er nog een geheimhoudingsverplichting bestond, gebaseerd op de individuele arbeidsovereenkomsten, onvoldoende nader onderbouwd, zodat deze faalt. Moog heeft gesteld dat er emails zijn gestuurd naar privé-adressen. Slechts bij drie berichten is ook een bijlage overlegd, zonder toelichting. Daarom valt er ook niet af te leiden of deze bijlagen bedrijfsgeheimen bevatten en welke dat dan zijn.

Non-concurrentiebeding: Gelet op de SPA is het non-concurrentiebeding niet van toepassing. Moog heeft nagelaten aan te geven welke activiteiten in strijd met dit beding zouden zijn (de ontwikkelde Superbus is een heel ander product en dus niet concurrerend). Als al sprake zou zijn van concurrerende activiteiten gedurende het dienstverband, dan heeft Moog haar rechten verwerkt. Tijdens het dienstverband is volledige openheid van zaken betracht en er is nooit bezwaar tegen gemaakt. Moog kan niet achteraf stellen dat die activiteiten in strijd zijn met de SPA. De vorderingen op basis van goed werknemerschap, onrechtmatige concurrentie, onrechtmatig handelen en slaafse nabootsing falen omdat ze niet voldoende zijn geadstrueerd in het licht van de betwisting.

Kortom: alle vorderingen worden afgewezen en Moog wordt veroordeeld in de proceskosten, waarvan 10% voor auteursrechteninbreuk ex 1019h Rv wordt toegewezen en 90% aan de hand van het liquidatietarief uit Rapport Voorwerk II.